عربيEnglish

The Noble Qur'an Encyclopedia

Towards providing reliable exegeses and translations of the meanings of the Noble Qur'an in the world languages

Joseph [Yusuf] - Dutch translation

Surah Joseph [Yusuf] Ayah 111 Location Maccah Number 12

1. Alif, Lam, Ra.[1] Dit zijn de Verzen van een duidelijk Boek.

2. Waarlijk, Wij hebben een Arabische Qor’aan neergezonden zodat jullie het kunnen begrijpen.

8. Toen zij zeiden: “Waarlijk, onze vader houdt meer van Yoesoef en zijn broer dan ons, maar wij zijn een sterke groep. Werkelijk verkeert onze vader in duidelijke dwaling."

9. "Dood Yoesoef of verban hem naar een ander land, zodat de liefde van jullie vader aan alleen jullie wordt gegeven en hierna zullen jullie een rechtgeleid volk zijn.”

10. Eén van hen zei: “Dood Yoesoef niet, maar als jullie echt iets willen doen, gooi hem dan in de bodem van een put, hij zal er dan door een karavaan reizigers uit worden gehaald als jullie serieus zijn."

11. Zij zeiden: “O onze vader! Waarom vertrouw je Yoesoef niet aan ons toe – als wij inderdaad het beste met hem voor hebben?”

12. Stuur hem morgen met ons mee om zichzelf te vermaken en te spelen en waarlijk zullen wij voor hem zorgen.”

13. (Ja’qoeb, vervuld van liefde voor zijn zoon) zei (in een bui van bezorgdheid): “Waarlijk, het bedroeft mij dat jullie hem meenemen. Ik ben bang dat een wolf hem zal verslinden, zodra jullie hem in een moment van onachtzaamheid (uit het oog verliezen).”

14. Zij zeiden (in volle overtuiging tegen hun vader): “Als een wolf hem kan verslinden terwijl wij een sterke en moedige groep vormen, dan (zijn we een groep van niks en) behoren we zeker tot de verliezers.”

15. Dus namen zij hem mee, zij waren het allemaal eens dat zij hem op de bodem van de put zouden gooien en Wij openbaarden aan hem (Yoesoef) : “Voorwaar, je zal hen over deze zaak vertellen, terwijl zij dit niet beseffen.”

16. En zij kwamen huilend in de vroege uren van de nacht bij hun vader.

17. Zij zeiden: “O, mijn vader! Wij hielden een wedloop met elkaar en lieten Yoesoef bij onze bezittingen achter en een wolf heeft hem verslonden; maar je zult ons nooit geloven zelfs al spreken wij de waarheid.”

18. En zij brachten zijn kleiding (shirt) waar valse bloedvlekken op zaten. Hij zei (de vader van Yoesoef genaamd Yacoeb): “Nee, jullie verzinnen maar een verhaal. Dus er rust voor mij niks anders dan mooi geduld (want dat) is passender. En het is slechts Allah Wiens hulp gezocht kan worden tegen wat jullie beweren.”

19. En er kwam een karavaan reizigers; zij stuurden hun waterhaler en hij liet zijn emmer neer. Hij zei: “Wat een goed nieuws! Hier is een jongen.” Dus zij namen hem als koopwaar. En Allah was Alwetend van wat zij deden.

20. En zij verkochten hem voor een lage prijs – voor een paar dirham. En zij behoorden tot degenen die hem onbelangrijk vonden.

23. En zij, in wiens huis hij was, probeerde hem te verleiden, zij sloot alle deuren en zei: “Kom op, jij (om overspel te plegen)." Hij zei: "Ik zoek mijn toevlucht bij Allah. Waarlijk, hij is mijn Meester! Hij maakt mijn verblijf aangenaam! Waarlijk, de onrechtvaardigen zullen nooit slagen.”

24. En voorwaar, zij verlangde naar hem. Als hij geen bewijs van zijn Heer had gezien, zou hij ook naar haar verlangd hebben. Dus was het, dat Wij het kwaad en het overspel van hem afkeerden. Zeker, hij was één van Onze uitverkorene, pure (puur in de tawhied, in het geloof, in de aanbidding) slaven.

25. Dus renden zij het hardst naar de deur en zij scheurde zijn kleding (shirt) van achteren. Beiden vonden haar man (de koning) bij de deur. Zij zei: “Wat is de straf voor degene die het kwade met jouw echtgenote voor heeft, behalve dan dat hij in de gevangenis komt of een pijnlijke bestraffing krijgt?”

26. Hij zei: “Zij was het die mij probeerde te verleiden.” – en een getuige uit haar huishouding getuigde (zeggende): “Als zijn kleding (shirt) aan de voorkant gescheurd was dan is haar verhaal waar en is hij een leugenaar!"

27. "Maar als zijn kleding (shirt) aan de achterkant gescheurd is, dan heeft zij een leugen verteld en heeft hij de waarheid gesproken!”

28. Dus toen hij zag dat zijn kleding (shirt) aan de achterkant gescheurd was; zei (haar echtgenoot): "Waarlijk het is een samenzwering van jullie vrouwen! Zeker jullie samenzwering is machtig!” (gemeen en oneerlijk).

29. "O Yoesoef!! Keer je hiervan af! (O vrouw!) Vraag vergiffenis voor je zonden. Waarlijk, jij behoort tot de zondaren.”

32. Zij zei: “Dit is hij waarover jullie mij beschuldigden en ik heb hem geprobeerd te verleiden, maar hij weigerde. En als hij nu weigert mijn bevel te gehoorzamen, zal hij zeker in de gevangenis worden geworpen en zal iemand zijn die vernederd wordt.”

33. Hij zei: “O mijn Heer. De gevangenis is mij liever dan datgene waarvoor zij mij uitnodigen. Tenzij U hun samenzwering van mij doet afwenden, dan zal ik mij tot hen aangetrokken voelen en één van de onwetenden zijn."

34. Dus overhoorde zijn Heer zijn smeekbede en keerde hem van de samenzwering af. Waarlijk, Hij is de Alhorende, de Alwetende.

35. Toen leek het voor hen, (een goed plan) nadat zij de bewijzen hadden gezien hem een tijd gevangen te zetten.

36. En met hem kwamen twee jonge mannen in de gevangenis. Eén van hen zei: “Waarlijk, ik zag mijzelf (in een droom) druiven uitpersen.” De ander zei: “Waarlijk ik zag mijzelf (in een droom) brood dragen op mijn hoofd en de vogels aten daarvan.” Zij zeiden: “Vertel ons de betekenis hiervan. Waarlijk, Voorwaar wij zien jouw als een van de weldoeners."

41. O twee medegevangenen! Eén van jullie zal wijn voor zijn meester uitschenken om te drinken, en voor de ander, hij zal gekruisigd worden en de vogels zullen zijn hoofd eten. Dit is de beoordeling over de zaak waarover jullie beiden mij ondervraagd hebben.”

42. En hij zei tegen degenen van wie hij (zeker) wist dat die zou vrijkomen: “Vermeld mij bij jouw meester (en zeg hem dat ik onterecht werd opgesloten).” Maar Shaytaan deed hem vergeten om (Joesoef) bij zijn meester te vermelden. Dus bracht hij (zeven tot twaalf) jaar langer door in de gevangenis.

47. (Yoesoef) zei: “Gedurende zeven opeenvolgende jaren zullen jullie als gewoonlijk zaaien en de (oogst) die jullie maaien zullen jullie opslaan in aren behalve een beetje daarvan dat jullie kunnen eten.

48. Dan zullen er zeven moeilijke (jaren) komen waarin jullie alles opeten wat jullie vooraf weg hebben bewaard, behalve een beetje wat jullie opgeslagen hebben.

50. En de koning zei: “Breng hem (Yoesoef) naar mij.” Maar toen de boodschapper bij hem kwam zei (Yoesoef): “Keer terug naar jullie heer en vraag hem: “Wat is er met de vrouwen gebeurd die in hun handen hebben gesneden? Zeker, mijn Heer (Allah) is op de hoogte van hun samenzwering.”

51. (De koning) zei (tegen de vrouwen): “Wat waren jullie van plan toen jullie Yoesoef probeerden te verleiden?” De vrouwen zeiden: “Allah is degene die beschermt! Wij weten geen kwaad over hem (Yoesoef)." De vrouw van Al-‘Aziz zei: “Nu is de waarheid tot het licht gekomen, dat ik het was die hem probeerde te verleiden, en hij is zeker van de waarachtigen.”

52. (Toen) zei de vrouw van de koning: “Dit zodat Yoesoef weet dat ik hem niet in het geheim bedrogen hebt. En waarlijk! Allah leidt niet de samenzwering van de verraders.

53. “En ik vrijwaar mijzelf niet. Waarlijk, de (mens) zelf is geneigd naar het slechte, behalve als zijn Heer hem Zijn genade schenkt [1]. Waarlijk, mijn Heer is de meest Genadevolle, de meest Barmhartige.”

54. En de koning zei: “Breng hem bij mij zodat ik hem in dienst kan nemen.” Toen hij met hem sprak zei hij: “Waarlijk, deze dag ben je bij ons hoog in rang en volledig vertrouwd.”

55. (Yoesoef) zei: “Geef mij het beheer over de opslagruimtes van het land; ik zal hen zeker met volledige kennis beheren."

56. Dus gaven Wij het volledige gezag aan Yoesoef in het land, om daarin bezittingen te nemen wanneer en waar hij maar wenste. Wij schonken Onze Genade aan wie Wij wilden en Wij lieten de beloning van de weldoeners niet verloren gaan.

57. En waarlijk, de beloning van het hiernamaals is beter voor degenen die geloven en gehoorzaam aan Allah zijn.

60. Maar als jullie hem niet bij mij brengen, zal er geen maat (van graan) voor jullie zijn van mij, noch zullen jullie mij kunnen naderen.”

61. Zij zeiden: “Wij zullen proberen om toestemming te krijgen van zijn vader en waarlijk, wij zullen het doen.”

63. Zij keerden dus bij hun vader terug en zij zeiden: “O vader! Wij zullen geen maat graan krijgen. Stuur dus ons broertje met ons mee en wij zullen onze maat krijgen en waarlijk wij zullen hem beschermen.”

64. Hij zei: “Kan ik hem aan jullie toevertrouwen zoals ik zijn broer aan jullie vroeger heb toevertrouwd (Yoesoef)? En Allah is de beste Beschermer en Hij is de Barmhartigste onder de barmhartigen.”

65. En toen zij hun tassen openden zagen zij dat hun spullen aan hen waren teruggegeven. Zij zeiden: “O vader! Wat kunnen wij nog (meer) wensen? Dit, onze spullen zijn aan ons teruggegeven, dus nu kunnen wij (meer) voedsel voor onze familie krijgen en wij zullen ons broertje beschermen en er nog een kameellading aan toevoegen. Deze hoeveelheid is gemakkelijk.”

66. Hij zei: “Ik zal hem niet met jullie meesturen tot jullie een plechtige eed voor mij in Allah Zijn naam afleggen dat jullie hem mee terug zullen nemen tenzij jullie zijn omsingeld (door onmacht).” En toen zij hun plechtige eed zwoeren, zei hij: “Allah is de getuige van wat wij gezegd hebben.”

68. En toen zij op de manier naar binnenkwamen die hun vader hen had aangeraden, baatten het hen niet het minste (tegen de wil van) Allah, het was slechts een behoefte die uit Yacoeb zelf voortkwam. En waarlijk hij was begiftigd met kennis omdat Wij hem onderwezen hadden, maar de meeste mensen weten het niet.

72. Zij zeiden: “Wij missen de schaal van de koning en voor degene die het terugbrengt is (de beloning) een kameelvracht; ik sta daar gerant voor.”

73. Zij zeiden: “Bij Allah! Voorwaar jullie weten dat wij hier niet kwamen om verder in het land te zaaien en wij zijn geen dieven!"

74. Zij zeiden: “Wat zal dan zijn straf zijn, als jullie leugenaars zijn.”

75. Zij zeiden: “De straf zou zijn dat degene in wiens tas het gevonden wordt vast moet worden gehouden voor de straf. Dus wij straffen de onrechtvaardigen."

76. Dus hij (Yoesoef) begon tas voor tas van zijn broeders (te doorzoeken). Toen nam hij het uit de tas van zijn broertje. Zo hebben Wij het voor Yoesoef gepland. Hij kon zijn broertje niet door de wet van de koning te eigenen, tenzij Allah het gewild had. Wij verheffen degenen die Wij willen in rang maar over allen die met kennis begiftigd zijn is de Alwetende.

77. Zij zeiden (de broeders van Yoesoef): “Als hij heeft gestolen, dan zal zijn broer hiervoor ook gestolen hebben.” Maar deze zaken hield Yoesoef voor zichzelf, en onthulde de geheimen niet voor hen. Hij zei: “Jullie hebben de slechtste plaats en Allah kent van wat jullie beweren de waarheid het beste."

78. Zij zeiden: “O Heerser van het land! Waarlijk, hij heeft een oude vader; neem dus één van ons in zijn plaats. Voorwaar, wij denken dat u één van de weldoeners bent."

79. Hij zei: “Ik zoek toevlucht bij Allah dat ik iemand anders dan hij waar wij onze bezitting bij vonden nemen. Voorwaar (als wij dat doen) dan zullen wij tot de onrechtvaardigen behoren.”

80. Toen zij dus de hoop opgaven hielden zij met elkaar een beraadslaging. De oudste onder hen zei: “Weten jullie niet dat jullie vader een eed van jullie in Allah Zijn naam heeft afgenomen en hiervoor hebben jullie je plicht verzaakt met betrekking tot Yoesoef? Daarom zal ik dit land niet verlaten tot mijn vader het mij toestaat, of dat Allah over mijn geval besluit en Hij is de beste van de Rechters.

88. Toen zij toen bij hem (Yoesoef) kwamen, zeiden zij: “O heerser van het land. Wij en onze familie zijn door moeilijke tijd getroffen, en wij hebben maar een klein kapitaal meegebracht, geef ons dus de volle maat en geef ons liefdadigheid. Waarlijk, Allah beloont de liefdadigheid.”

89. Hij zei: “Weten jullie wat jullie met Yoesoef en zijn broeder hebben gedaan, toen jullie onwetend waren?”

90. Zij zeiden: “Ben jij werkelijk Yoesoef?” Hij zei: “Ik ben Yoesoef en dit is mijn broertje. Allah is ons zeker genadig geweest. Waarlijk, degene die Allah vreest met gehoorzaamheid aan Hem en geduldig is, dan zeker, Allah zorgt ervoor dat de beloning van de weldoeners niet verloren gaat.”

91. Zij zeiden: “Bij Allah! Voorwaar, Allah heeft jou boven ons uitverkoren en wij zijn zeker zondaren geweest.”

92. Hij zei: “Op deze dag is er voor jullie geen verwijt, moge Allah jullie vergeven en Hij is de Genadevolle van degenen waarvoor Hij genade toont!

97. Zij zeiden: “O vader! Vraag om vergiffenis (van Allah) voor onze zonden, wij zijn inderdaad zondaren geweest.”

98. Hij zei: “Ik zal mijn Heer om vergeving voor jullie vragen, waarlijk Hij! Alleen Hij is de meest Genadevolle, de meest Barmhartige.”

100. En hij verhief zijn ouders bij de troon en zij vielen knielend voor hem neer. En hij zei: “O vader! Dit is de interpretatie van mijn oude droom! Mijn Heer heeft het in vervulling gebracht! (Allah) heeft me zeker goed behandeld toen Hij mij uit de (waterput) heeft bevrijd (nadat jullie mij daarin hadden achtergelaten) en jullie uit het bedoeïenenleven (tot bij mij) heeft gebracht. (Zelfs) nadat Shaytaan tussen mij en mijn broers vijandigheid had gezaaid. Zeker, mijn Heer is de zachtaardig voor wie Hij wil. Waarlijk Hij! Alleen Hij is de Alwetende, de Alwijze.

101. Mijn Heer! U heeft inderdaad het gezag aan mij gegeven en mij de betekenis van de dromen onderwezen. De Schepper van de hemelen en de aarde! U bent mijn helper(beschermer) in deze wereld en in het hiernamaals, laat mij sterven als een moslim en voeg mij bij de rechtvaardigen.”

102. Dit is het nieuws van het onwaarneembare wat Wij aan jou openbaren. Jij was niet bij hen aanwezig toen zij hun plan tegen jou bedachten en (ook terwijl) zij samenzwoeren.

103. En de meeste mensen zullen niet geloven, zelfs al had je het zo graag gewenst.

104. En jij vraagt hen daarvoor geen beloning, het is niets minder dan een herinnering en een advies voor de wereldwezens.

106. En de meesten van hen geloven niet in Allah behalve dat wat zij aan deelgenoten (aan Hem) toekennen.

107. Voelen zij zich dan veilig tegen de komst van de straf van Allah die hen als een sluier bedekt, of van de komst van het uur, plotseling wanneer zij dat niet verwachten?

108. Zeg: “Dit is mijn weg, ik nodig jullie uit tot Allah met zekere kennis, ik en iedereen die mij volgt met zekere kennis. En verheerlijkt en uitmuntend is Allah. En ik behoor niet tot de afgodenaanbidders."

109. En Wij hebben voor jou slecht mannen gezonden aan wie wij openbaarden, (andere profeten vóór de Profeet Mohammed vrede zij met hem) onder de bewoners van de steden. Hebben zij niet over de aarde gereisd en het einde gezien van degenen die voor hen waren? En waarlijk, het huis in het hiernamaals is het beste voor degenen die Allah vrezen en Hem gehoorzamen. Begrijpen jullie dan niet?

110. Tot de Boodschappers bijna de hoop hebben opgegeven en dachten dat zij ontkend werden, toen kwam tot hen Onze hulp en iedereen die Wij wilden werd gered. En Onze bestraffing kan niet door de mensen die misdadigers zijn afgewend worden.

111. Voorwaar, in hun verhalen is er een les voor de mensen van begrip. Het is niet een verzonnen uitspraak maar een bevestiging van dat wat daarvoor (aan Boeken van Allah) is geopenbaard en een nauwkeurige uitleg van alles en een leiding en een genade voor de mensen die geloven.