عربيEnglish

The Noble Qur'an Encyclopedia

Towards providing reliable exegeses and translations of the meanings of the Noble Qur'an in the world languages

The cave [Al-Kahf] - Dutch translation

Surah The cave [Al-Kahf] Ayah 110 Location Maccah Number 18

1. Alle lofprijzingen en dank is aan Allah, Die Zijn dienaar het Boek neer heeft gezonden en daar geen enkele bochten in heeft geplaatst.

2. (Hij heeft de weg van geluk) recht gemaakt om degene die geloven en goede daden verrichten te waarschuwen voor een strenge bestraffing van Hem en om het goede nieuws te brengen, dat zij een mooie beloning zullen verkrijgen.

3. Zij zullen daarin voor altijd verblijven.

4. En diegenen waarschuwen die zeggen: “Allah heeft een zoon genomen.”

5. Zij hebben geen kennis over zulke zaken, noch hadden dat hun vaderen. Slecht zijn de (godslasterlijke) woorden die zij in hun monden durven nemen! Zij vertellen niets anders dan leugens.

7. Waarlijk! Wij hebben datgene wat er zich op aarde bevindt (zoals dieren, planten, bomen, waterbronnen, e.a.) als haar versiering gemaakt, opdat Wij kunnen testen wie van hen uitblinkt in goede daden.

8. En waarlijk! Wij zullen alles wat daarop is tot droge aarde maken (als alles gestorven is).

11. Daarom bedekten Wij hun gehoor (daardoor sliepen zij zo lang) gedurende een aantal jaren in een grot.

12. Toen lieten Wij hen herrijzen, zodat Wij hen konden testen wie van de twee partijen het beste was in het berekenen van de tijd die zij hadden verbleven.

13. Wij vertellen aan jou in waarheid hun verhaal: Waarlijk! Zij waren jonge mannen die in hun Heer geloofden, en Wij vermeerderden de leiding voor hen.

14. En Wij maakten hun harten standvastig en sterk, toen zij opstonden [1] en zeiden: “Onze Heer is de Heer van de hemelen en de aarde, nooit zullen wij een andere god behalve Hem aanroepen; als wij dat deden zouden wij zeker een enorm ongeloof uitspreken."

15. Dit volk van ons hebben anderen goden in de aanbidding aangenomen dan Allah. Waarom komen zij niet met duidelijk bewijs voor hun valse goden? En wie maakt een grotere fout dan degene die leugens over Allah verzint.

16 “En als jullie je van hen terugtrekken en van dat wat zij aanbidden naast Allah, en jullie vervolgens naar de grot vluchten, dan zal jullie Heer jullie van Zijn genade schenken jullie zaak voor jullie gemakkelijk maken.”

17. En wellicht heb je de zon gezien, toen die opkwam rechts van de Grot verwijderend en als zij ondergaat, keert zij zich af van hen naar de linkerkant, terwijl zij zich aan de binnenkant van de Grot lagen. Dat is (één) van de tekenen van Allah. Degene die Allah leidt, is rechtgeleid maar degene die Hij laat dwalen – voor hem vinden jullie geen gids om hem (op het rechte pad) te leiden.

18. En (als je hen had gezien) dan zou je hebben gedacht dat zij wakker waren, maar (in werkelijkheid) sliepen zij (met hun ogen wijd geopend). En Wij draaiden hen op hun rechterkant en (dan weer) op hun linkerkant (om decubitus tegen te gaan), en hun (jacht)hond (die hen had vergezeld, lag daar op de binnenplaats van de grot) met gestrekte voorpoten in (de richting van) de ingang. Als je hen had zien liggen (met hun wijd gesperde ogen), dan was je in volle angst van hen weggevlucht, en (bovendien) zou je (hart zich) voor hen zeker met een gevoel van angst (hebben gevuld).

19. Dus deden Wij hen ontwaken zodat zij elkaar konden ondervragen. Een spreker van hen zei: “Hoe lang zijn jullie (hier) geweest? ” Zij zeiden: “Wij zijn hier misschien een dag geweest of een deel van een dag.” Zij zeiden: “(Alleen) jullie Heer weet het beste hoe lang jullie hier geweest zijn. Stuur dus één van jullie met een zilveren munt van jullie naar de stad en laat hem zoeken wat wettig goed voedsel is en daarvan wat naar jullie brengen. En laat hem voorzichtig zijn en laat niemand weet van jullie hebben.

20. Want als zij er achter komen wie jullie zijn, zullen zij jullie stenigen of jullie wenden je opnieuw tot hun godsdienst en op die manier zullen jullie nooit slagen."

21. En dus maakten Wij hun geval aan de mensen bekend, zodat zij weten dat de belofte van Allah waar is en dat er geen twijfel over het Uur kan bestaan. (Gedenk) wanneer zij onder elkander redetwisten over het geval, zij zeiden: “Zet een gebouw over hen, hun Heer weet het, het beste over hen (toen) zeiden degenen die de bovenhand hadden: “Wij zullen zeker een plaats van aanbidding over hen heen bouwen (hierom wordt een graf niet in een moskee geplaatst)."

22. (Sommigen) zeiden dat het er drie waren, de hond onder hen was de vierde; (anderen) zeiden dat het er vijf waren en de hond de zesde – gissend naar het onwaarneembare; (en weer anderen) zeiden dat het er zeven waren en de hond de achtste. Zeg: “Mijn Heer kent het aantal het beste; niemand behalve slechts een paar weet over hen.” Debateer dus niet behalve met duidelijke bewijzen. En raadpleeg geen van hen over de mensen van de Grot.

24. Behalve (met de uitspraak): “Als Allah het wil! En gedenk jullie Heer wanneer jullie (het zijn) vergeten (maar het jullie weer te binnen schiet): “Het kan zo zijn dat mijn Heer mij leidt naar een weg met meer succes dan dit."

26. Zeg: “Allah weet het beste hoe lang zij daar verbleven. Bij Hem is (de kennis van) het onwaarneembare van de hemelen en de aarde. Er is geen betere ziende en horende dan Allah (alles)! Zij hebben geen helper anders dan Hem en Hij laat niemand delen in het maken van Zijn besluiten en Zijn regels.”

27. En reciteer wat aan jou geopenbaard is van het Boek van jouw Heer. Niemand kan Zijn woorden veranderen, en niemand kan een andere toevlucht dan Hem vinden.

28. En wees geduldig (op de weg van Allah, dus kennis opdoen en dat omzetten in aanbidding, standvastig blijven, als je een fout maakt; Tawwba verrichten, en daar mee geduld hebben) samen met degenen die hun Heer in de ochtend en de avond aanroepen, zodoende (slechts) Zijn aangezicht zoekend. En wend jouw ogen niet van hen af, omdat je de pracht en praal van het leven op aarde verlangt. Gehoorzaam niet degenen wiens harten Wij achteloos voor Onze gedenking hebben gemaakt. Hij die zijn eigen lusten volgt in buitensporige zaken (dit vers is ook het bewijs dat het verplicht is om goede vrienden te hebben als ze er zijn).

29. En zeg: “De waarheid is van jullie Heer.” Ieder die wil, laat hem geloven en ieder die niet wil, kan ongelovig zijn. Waarlijk, Wij hebben voor de onrechtvaardigen een vuur voorbereid waarvan de muren hen zullen omringen. En als zij om hulp schreeuwen dan worden zij te hulp geschoten water krijgen als kokende olie, dat hun gezichten zal wegbranden. Vreselijk om te drinken en een kwade verzamelplaats.

30. Waarlijk! Voor degenen die geloven en goede daden verrichten – zeker! Wij zullen de beloning van iedereen die (goede) daden op de beste manier verricht niet verloren laten gaan.

32. En geef hen het voorbeeld van de twee mannen; aan één van hen hadden Wij twee tuinen met druivenstokken gegeven en Wij hadden beiden omringd met dadelpalmen; en hadden daartussen bewerkte velden geplaatst.

33. Elk van deze twee tuinen bracht haar vruchten voort, en deed niet in het minst daarin tekort en Wij zorgden voor een rivier die tussen hen doorstroomde.

35. En hij keerde terug naar zijn tuin terwijl hij in een onrechtmatige staat verkeerde. Hij zei: “Ik denk niet dat dit ooit zal verdwijnen.

36. En ik denk niet dat het Uur ooit zal aanbreken, En als ik daadwerkelijk tot mijn Heer word teruggebracht (op de Dag der Opstanding), dan zal mijn terugkeer tot Hem (zelfs) beter zijn dan het huidige.”

37. Zijn metgezel zei tijdens het praatje tegen hem: “Ben jij ongelovig aan jouw Heer die jou uit stof geschapen heeft, daarna uit gemengde zaaddruppels van de mannelijke en vrouwelijke afscheiding en Die je daarna als mens geschapen heeft?”

38. “Maar in mijn geval (geloof ik) dat Hij Allah is, mijn Heer en geen zal ik met Hem verenigen als deelgenoot aan mijn Heer.

39. Het was beter voor jou geweest om te zeggen toen jij je tuin binnenging: 'Datgene wat Allah wil (zal gebeuren)! Er is geen macht buiten Allah! Als jij mij ziet met minder welvaart en kinderen.'

41. Of het water daarvan verdwijnt diep in de aarde zodat je het nooit kan bereiken.”

42. Dus zijn fruit was omringd. En hij bleef achter van spijt in zijn handen klappend over wat hij had uitgegeven, terwijl het latwerk was vernietigd, kon hij slechts zeggen: “Had ik maar geen deelgenoten aan mijn Heer toegeschreven.”

43. En er was geen groep mensen die hem tegen Allah kon helpen, noch kon hij zichzelf verdedigen of redden.

44. Daar zal de beschermende macht, het gezag en het koninkrijk voor Allah (alleen) zijn, de ware god. Hij (Allah) is het Beste als beloner en (bij Hem is) de beste eindbestemming.

45. En geef aan hen het voorbeeld van het leven van deze wereld, het is als water dat Wij van de hemel naar beneden sturen en de plantengroei van de aarde mengt zich daarmee en wordt fris en groen. Maar (later) wordt het droog en breekt in stukken wanneer de wind het verspreidt. En Allah is tot alles in staat.

46. Welvaart en kinderen zijn als een versiering van het leven. En de blijvende goede oprechte daden leiden bij jouw Heer tot een betere beloning en een betere verlangen.

47. En (gedenk) de Dag (de Dag des oordeels) waarop Wij de bergen zullen laten verdwijnen en jullie de aarde zullen zien als een opgeheven egale vlakten Wij zullen hen allen verzamelen en niet één van hen zal achterblijven.

48. En zij zullen voor jullie Heer in rijen neer worden gezet (en Allah zal zeggen): “Nu zijn jullie zeker tot Ons gekomen op de manier waarop Wij jullie het eerste geschapen hadden. Nee, maar jullie hadden gedacht dat Wij geen ontmoeting van jullie (met Ons) hadden vastgesteld.”

49. En het Boek (waar alle daden van de mens in staan) zal geplaatst worden en jullie zullen de misdadigers angstig zien vanwege wat daarin is opgeschreven. Zij zullen zeggen: “Wee voor ons! Wat voor soort verslag is dit dat niets kleins of niets groots verzwijgt maar het zelfs genummerd heeft!” En zij zullen ontdekken dat al hun daden voor hen worden geplaatst en jullie Heer behandelt niemand onrechtvaardig.

50. En denk ook aan toen, toen Wij tegen de engelen zeiden: “Buig (jullie hoofden) voor Adam.” Dus bogen zij, behalve Iblies. Hij behoorde tot de djinn en weigerde gehoor te geven aan het bevel van zijn Heer. Zullen jullie hem en zijn nageslacht als bondgenoten verkiezen boven Mij, terwijl zij jullie (aarts)vijanden zijn? Wat slecht is deze ruil voor de onrechtvaardigen (van gehoorzaamheid aan Allah naar gehoorzaamheid aan de duivel).

51. (Allah) maakte hen niet tot getuige van de schepping van de hemelen en de aarde en (zelfs) niet hun eigen schepping noch zou hij de misleiders als helpers nemen.

52. En (gedenk) de Dag dat Hij zal zeggen: “Roep mijn zogenaamde deelgenoten aan die jullie hebben bedacht.” Dan zullen zij hun aanroepen, maar zij zullen hen niet antwoorden en Wij zullen een barrière tussen hen plaatsen.

53. En de misdadigers zullen het vuur zien en vrezen dat zij daar in zullen vallen. En zij zullen geen ontsnappingsweg voor zichzelf kunnen vinden.

55. En niets weerhoudt de mens van het geloven nu de leiding tot hen gekomen is, en van het vragen van vergiffenis van hun Heer behalve dat het voorbeeld van de mensen van vroeger hen overkwam of zij komen oog in oog met de bestraffing te staan?

56. En Wij hebben de boodschappers niet gezonden behalve als brengers van goed nieuws en waarschuwers. Maar degenen die niet geloven redetwisten met valse argumenten om zo daarmee de waarheid te weerleggen. En zij behandelen Mijn tekenen als grap en spotternij!

57. En wie is er meer onrechtvaardiger dan degene die aan de tekenen van zijn Heer herinnerd wordt maar zich daarvan afkeert en vergeet welke (daden) zijn handen vooruit hebben gestuurd. Waarlijk, Wij hebben sluiers over hun harten geplaatst zodat zij dit niet zouden begrijpen en dat in hun oren doofheid is. En als jij hen oproept voor leiding, zelfs dan zullen zij nooit geleid worden.

58. En jullie Heer is de meest Vergevingsgezinde, Eigenaar van Genade. Als Hij hen ter verantwoording roept voor wat zij verdiend hebben, dan zeker, zou Hij zich met hun bestraffing haasten. Maar zij hebben hun vastgestelde termijn waarna zij geen ontsnapping hebben.

59. En deze steden hebben Wij vernietigd toen zij zondigden. En Wij hebben een bepaalde termijn voor hun vernietiging vastgesteld.

60. (En gedenk) toen Moesa tegen zijn jonge knecht zei: “Ik zal het (reizen) niet opgeven tot ik de samenvloeiing van de twee zeeën bereik of (tot) ik jaren en jaren reizend heb doorgebracht.”

62. En toen zij verder waren gegaan, zei Moesa tegen zijn jonge knecht: “Breng ons ons ontbijt, waarlijk, wij zijn erg moe geworden in deze zware reis.”

63. Hij zei: “Weet je nog dat wij onszelf bij die rots hebben neergelegd? Waarlijk, ik was de vis beslist vergeten en niemand anders dan Shaytaan heeft mij doen vergeten om mij hem te herinneren. Het heeft zijn weg op een vreemde (manier) naar de zee gevonden!"

64. (Moesa) zei: “Dat is waar wij naar gezocht hebben.” Dus keerden zij op hun voetsporen terug.

65. Toen vonden zij één van Onze dienaren (Dhoel-Qarnain, een rechtschapen man), die Wij Onze genade hadden gegeven, en die Wij in Onze kennis onderwezen hadden.

66. Moesa zei tegen hem (Khidr): “Mag ik je volgen zodat u mij iets van die kennis wat u onderwezen is kan leren [1]?

67. Hij (Khidr) zei: “Waarlijk! Jij zou niet in staat zijn om geduld met mij te hebben!

68. En hoe kun je nu geduld hebben over iets waar je geen kennis van hebt?”

69. Moesa zei: “Als Allah het wil zult u mij geduldig vinden en ik zou u niet in het minste ongehoorzaam zijn.”

72. Hij zei: “Heb ik je niet verteld dat je geen geduld met mij zou kunnen hebben?”

73. (Moesa) zei: “Roep mij niet ter verantwoording voor wat ik vergeten ben, en wees niet streng voor mij in mijn zaak (met u).”

74. Toen gingen zij beiden verder, tot zij een jongen tegenkwamen, hij doodde hem. Moesa zei: “Heeft u een onschuldig persoon gedood die niemand vermoord heeft? Waarlijk, u heeft een vreselijke daad verricht.”

76. (Moesa) zei: “Als ik u hierna iets vraag, houd mij niet in uw gezelschap, u heeft een verontschuldiging van mij gekregen.”

77. Toen gingen zij beiden verder tot zij bij de inwoners van een stad kwamen, zij vroegen hen om eten, maar zij weigerden hen te vermaken. Toen vonden zij een muur die bijna omviel en hij (Khidr) repareerde hem (Moesa) zei: “Als u gewild had, waarlijk u had daar loon voor kunnen vragen!”

78. (Khidr) zei: “Dit is het moment tussen mij en jou om afscheid te nemen en waarop ik je de interpretatie van (die) zaken geef waarover je geen geduld kon hebben.

80. Wat de (vermoorde) jongen betreft, zijn ouders waren gelovigen en wij waren bang dat hij (op latere leeftijd door zijn onwetendheid) hen zou overhalen tot opstandigheid en ongeloof.

81. Onze bedoeling (voor zijn moord) was dat hun Heer hem zou vervangen door een (zoon) die rechtvaardiger en godvrezender is, en (daarmee) onder Onze genade valt (ten gunste van zijn ouders).

82. Wat de (bouwvallige) muur betreft, deze behoorde toe aan de twee weesjongens (Asram & Sariem woonachtig) in de stad. Onder (deze muur) bevond zich een (verborgen) schat (bestaande uit goud, zilver én een boek met nuttige kennis) die hen (rechtmatig) toebehoorde; en (vanwege het feit dat) hun vader een rechtschapen man was (zorgde Allah niet alleen voor de bescherming van de kinderen maar ook voor het geheim van de schat want) het was de bedoeling van jouw Heer dat zij zouden opgroeien tot ze de volwassenheid hadden bereikt (om dan vervolgens) de schat op te graven als een genade van jullie Heer. Ik deed het niet op eigen gezag. Dit is de bedoeling van die (zaken) waarvoor je geen geduld kon opbrengen.”

87. Hij zei: “Wat betreft degene die zondigt, zullen wij bestraffen en dan zal hij tot zijn Heer teruggebracht worden; Die hem met een vreselijke bestraffing zal straffen.

88. Maar voor degene die gelooft en goede werken verricht, die zal de beste beloning hebben en wij zullen in vriendelijke bewoording tot hem spreken."

95. Hij zei: “Datgene wat mijn Heer mij heeft in staat gesteld is beter. Help mij dus met de kracht dan zal ik tussen jullie een barrière oprichten.

96. Geef mij stukken ijzer", en toen hij het gat tussen de twee bergen opgevuld had, zei hij: “Blaas.” Tot hij het zo (rood als) vuur had gemaakt, (toen) zei hij: “Breng mij gesmolten koper om erover heen te gieten.”

98. (Dhoel-Qarnain) zei: “Dit is een genade van mijn Heer, maar wanneer de belofte van mijn Heer komt, zal Hij het met de grond verpluveren. En de belofte van mijn Heer is waarheid”

99. En op die Dag, laten Wij hen als golven over elkaar spoelen, en de bazuin zal geblazen worden en Wij zullen hen allen verzamelen.

100. En op die Dag zullen Wij de hel aan de ongelovigen presenteren, duidelijk te zien.

101. (Voor) degenen wiens ogen onder een gedenking van Mij Overdenking zaten en die het niet konden verdragen het aan te horen.

103. (O Mohammed,) zeg: “Zullen wij jullie inlichten over de grootste verliezers met betrekking tot de daden?”

104. Dat zijn degenen van wie de daden tijdens het wereldse leven werden tenietgedaan, terwijl zij dachten dat hun daden beloning zouden opleveren [1].

106. Dat zal hun vergoeding zijn, hel: omdat zij ongelovig waren en Mijn tekenen en Mijn Boodschappers voor de gek hielden en bespotten.

108. Daarin zullen zij voor altijd verblijven. Zij zullen niet wensen daar verwijderd van te worden.

109. Zeg: “Als de zee inkt was (waarmee je) de woorden van mijn Heer (kan opschrijven) dan zou de zee eerder uitgeput raken dan de woorden van mijn Heer, zelfs als Wij (een andere) zee die daar op lijkt daar brachten als hulp.”

110. Zeg: “Ik ben slechts een mens zoals jullie. Ik heb de openbaring gekregen dat jullie god één God is. Dus iedereen die op de ontmoeting met zijn Heer hoopt, laat hem goede werken verrichten en geen deelgenoten in de aanbidding aan zijn Heer toekennen (dus de pure Tawhied en de soennah volgen).