عربيEnglish

The Noble Qur'an Encyclopedia

Towards providing reliable exegeses and translations of the meanings of the Noble Qur'an in the world languages

The Cow [Al-Baqara] - Dutch translation

Surah The Cow [Al-Baqara] Ayah 286 Location Madanah Number 2

1. Alief, Lam, Miem.[1]

2. Dit is het Boek, waarover geen twijfel bestaat, een leidraad voor degenen die godvrezend zijn.

3. Die in het onzichtbare geloven en de gebeden volmaakt verrichten en datgene, waar Wij hen van voorzien hebben besteden [1].

4. En die geloven in datgene dat aan jou is neergezonden. En wat vóór jou is neergezonden. En zij geloven met zekerheid in het hiernamaals.

7. Allah heeft een zegel op hun harten en op hun gehoor geplaatst en over hun gehoor en over hun ogen is er een bedekking. Hun zal een grote bestraffing ten deel vallen.

8. En in de mensheid zijn een aantal die zeggen: “Wij geloven in Allah en de laatste dag” terwijl zij daar eigenlijk niet in geloven.

9. Zij (denken) dat zij Allah en degenen die geloven bedriegen, terwijl zij slechts zichzelf bedriegen en zij beseffen (het) niet.

10. In hun harten is een ziekte en Allah heeft de ziekte doen toenemen. En er is voor hen een pijnlijke bestraffing, vanwege wat zij plachten te loochenen.

11. En wanneer er tegen hen gezegd werd: "Zaai geen verderf op aarde", dan zeggen zij: "Wij zijn slechts vredestichters."

18. Zij zijn doof, stom en blind en keren dus niet terug [1].

24. Maar als jullie dat niet doen, en jullie kunnen dat nooit doen, vrees dan het vuur dat door een brandstof gevoed wordt die uit mensen en stenen bestaat, voorbereid voor de ongelovigen.

25. En breng degenen die geloven (en hierin standvastig blijven) blijde tijding en goede daden verrichten, dat zij in de tuinen zullen zijn waar rivieren onderdoor stromen. Elke keer als zij daarvan fruit ontvangen zullen zij zeggen: “Dit is wat wij al eerder hebben gekregen [1],” en zij zullen zaken krijgen die overeen lijken te komen en zij zullen daar reine echtgenotes hebben en zij zullen daar voor altijd verblijven.

28. Hoe kun je niet in Allah geloven! Jullie zagen toch dat jullie dood waren en Hij jullie het leven heeft gegeven. Toen gaf Hij jullie de dood en opnieuw bracht Hij jullie tot leven en tot Hem zullen jullie terugkeren.

29. Hij is Degene die alles, wat zich op aarde bevindt, voor jullie heeft geschapen. Daarna verhief Hij zich (op de manier die bij hem past) naar de Hemel en vormde deze tot zeven Hemelen. En Hij is op de hoogte van alles.

30. En (gedenk) toen jullie Heer tegen de engelen zei: “Ik zal de mens generatie na generatie op aarde plaatsen.” Zij zeiden: “Zult U daar iemand plaatsen die misdaden pleegt en bloed laat vloeien – terwijl wij U verheerlijken, U prijzen en danken en U heilig maken.” Hij (Allah) zei: “Ik weet wat jullie niet weten.”

32. Zij (de engelen) zeiden: “Verheerlijkt bent U, wij hebben geen kennis behalve van wat U ons onderwezen heeft. U bent de Alwetende, de Alwijze.

34. En toen Wij tot de engelen zeiden: “Buig (jullie hoofden) voor Adam!” Daarop bogen zij allen (het hoofd), behalve Iblies. Hij weigerde hoogmoedig (daar hij zich beter vond dan Adam) en werd zo één van de (ongehoorzame) ongelovigen.

35. En Wij zeiden: “O Adam! Woon tezamen met jouw vrouw in het paradijs en eet beiden vrijelijk met plezier en genot van de zaken daarvan, zoveel als je maar wilt, maar kom niet bij deze boom of jullie beiden zullen tot de zondaren behoren.”

36. Toen liet Shaytaan hen daaruit (het paradijs) glijden en verwijderde hen van waar zij waren. Wij zeiden: “Ga naar beneden, allemaal, met vijandigheid tussen jullie. Op de aarde zal een woonplaats voor jullie zijn en voor een zekere tijd vermaak.”

37. Daarop ontving Adam van zijn Heer (nieuwe) woorden (woorden van eerlijke berouw), waarop zijn Heer hem vergaf (door zijn berouw te aanvaarden). Waarlijk, Hij is Degene Die vergeeft, de Genadevolle.

38. Wij zeiden: “Gaan jullie allemaal van deze plaats naar beneden, en als er van Mij leiding tot jullie komt en iedereen die Mijn leiding volgt, zij zullen niet vrezen, noch zullen zij bedroefd zijn.

40. O Kinderen van Israël! Gedenk Mijn gunst die Ik jullie gegeven hebt, en vervul jullie verplichtingen voor Mijn verbond zodat Ik (Mijn verplichtingen) van jullie verbond (met jullie vervul) en vrees geen ander dan Mij.

42. En vermeng de waarheid niet met de leugen, en verberg de waarheid ook niet terwijl jullie (de waarheid) kennen.

44. Jullie gebieden vroomheid en rechtvaardigheid en dat alle daden voor de gehoorzaamheid van Allah zijn van de mensen maar jullie vergeten het zelf, terwijl jullie de Geschriften reciteren. Hebben jullie dan geen verstand?

45. En vraag hulp middels (het vermogen om) geduld (op te brengen in en om) het gebed (door de lusten en verlangens van de ego te bedwingen). En voorzeker, dit (gebed) is bijzonder zwaar en moeilijk behalve voor de khaashi’ien (degene die vrees hebben voor Allah gebaseerd op kennis, vandaar dat ze hun gebeden op tijd verrichten waar ze ook zijn)

46. (Zij zijn degenen) die er zeker van zijn dat zij hun Heer zullen ontmoeten en dat zij tot Hem zullen terugkeren.

48. En vrees de dag (van het oordeel) wanneer niemand een ander kan helpen, noch zal inmenging geaccepteerd worden van hem, noch zal er een vergoeding van hem genomen worden, noch zal hij hulp krijgen.

50. En (herinner je) dat Wij de zee voor jullie splitsten en jullie redden en de mensen van de Farao lieten verdrinken, terwijl jullie toekeken.

53. En (herinner je) dat Wij Moesa de geschriften gaven en het onderscheid (tussen goed en kwaad) zodat jullie rechtgeleid zijn.

54. En (herinner je) wanneer Moesa tegen zijn mensen zei: “O mijn mensen! Waarlijk jullie hebben jezelf onrecht aangedaan door het kalf te aanbidden. Keren jullie je dus in berouw tot jullie Schepper en dood elkaar in het zicht van jullie Schepper dan is dat beter voor jullie.” Toen accepteerde Hij jullie berouw, waarlijk, Hij is Degene Die het berouw accepteert, de Genadevolle.

55. En (herinner je) wanneer jullie zeiden: “O Moesa! Wij zullen je nooit geloven totdat wij Allah duidelijk zien.” Maar jullie werden door de bliksem gegrepen toen jullie keken.

56. En vervolgens deden wij jullie na jullie dood opstaan, opdat jullie dankbaar zouden zijn.

57. En Wij zorgden ervoor dat de wolken schaduw voor je wierpen en de Manna (zoet water) en de Salwa (vlees van duiven) naar beneden stuurden (zeggende): “Eet van de goede en wettige zaken, waarin Wij jullie hebben voorzien.” En zij hebben Ons geen onrecht aangedaan, maar hebben zichzelf onrecht aangedaan.

58. (En herinner je) toen Wij zeiden: “Ga deze stad binnen en eet daar met plezier en genot zoveel als jullie willen en ga de poort in en kniel neer en zeg: “Vergeef ons” en Wij zullen jullie jullie zonden vergeven en zullen de (beloning) voor de weldoeners doen toenemen.”

59. Maar degenen die gezondigd hadden veranderden de woorden die ze tegen elkaar spraken, zodat Wij een bestraffing op de zondaren van de hemel toezonden, want zij rebelleerden tegen Allah Zijn gehoorzaamheid.

61. En (herinner je) toen jullie zeiden: “O Moesa! Wij verdragen het niet om maar één soort voedsel te eten. Vraag je Heer daarom om voor ons voort te brengen wat op de aarde groeit: haar kruiden, komkommers, graan, knoflook, linzen en uien.” Hij zei: “Willen jullie dat wat beter voor jullie is, inruilen voor wat minder is? Ga naar wat voor stad dan ook en jullie zullen vinden wat jullie willen!” En zij waren met vernedering en ellende bedekt en zij riepen de toorn van Allah over zich af omdat zij niet in de tekenen geloofden, de profeten valselijk omgebracht hadden, omdat zij ongehoorzaam waren en de grenzen overschreden hadden.

62. Waarlijk! Degenen die geloven en die van de joden en christenen en Sabijnen zijn (zij geloven allen in slechts één God, namelijk Allah, en geen deelgenoten naast hem), die in Allah en de laatste dag geloven en goede daden verrichten, zullen hun beloning bij hun Heer hebben, bij hen zal geen angst zijn, noch zullen zij bedroefd zijn.

63. En (herinner je o kinderen van Israël) toen Wij het verbond aangingen en Wij boven jullie de berg Thoer lieten oprijzen (zeggende): “Houd jullie vast aan wat Wij jullie gegeven hebben en gedenk de inhoud op zo’n manier dat jullie godvrezend worden.

65. En waarlijk jullie kenden degenen onder jullie die de regels van de Sabbath (de zaterdag) overtraden. Wij zeiden tegen hen: “Wees apen, veracht en verworpen.”

66. Dus hebben we deze bestraffing als een voorbeeld voor henzelf gemaakt en voor de latere generatie een les voor degenen die godvrezend zijn.

67. En (herinner je) dat Moesa tegen zijn mensen zei: “Waarlijk Allah heeft jullie bevolen dat jullie een koe moeten slachten. ”Zij zeiden: “Steek je de draak met ons?” Hij zei: “Ik neem mijn toevlucht tot Allah om niet tot de onwetenden te behoren.”

68. Zij zeiden: “Roep je Heer voor ons aan, zodat Hij voor ons duidelijk maakt hoe het is!” Hij zei: “Hij zegt: “Waarlijk het is een koe die niet te oud of te jong moet zijn, maar zij moet hiertussen in zijn, doe dus wat jullie bevolen is.”

69. Zij zeiden: “Roep je Heer voor ons aan om duidelijkheid te krijgen over haar kleur.” Hij zei: “Hij zegt, het is een gele koe, helder van kleur, een plezier voor de degene die naar haar kijkt.”

70. Zij zeiden: “Roep je Heer voor ons aan om duidelijk te maken hoe ze (de koe) er uit ziet. Waarlijk voor ons zijn alle koeien gelijk. En zeker, als Allah het wil, worden wij geleid.”

71. Hij (Moesa) zei: “Waarlijk, Hij zegt: “Het moet een koe zijn die niet getraind is om het land te ploegen noch om de velden te irrigeren, gezond, en geen andere kleur hebbend dan het heldere geel. ”Zij zeiden: “Nu heb je de waarheid gesproken.” Dus slachtten zij het hoewel zij het bijna niet hadden gedaan.

72. En (herinner je) toen jullie een man hadden gedood en je een ander daarvoor beschuldigden. Maar Allah liet alles zien wat jullie verborgen.

73. Dus zeiden Wij: “Raak hem aan met een stuk daarvan (van de geslachte koe). Dus Allah brengt de doden tot leven en laat jullie Zijn tekenen zien (zowel de tekenen van zijn grootheid in de schepping als zijn tekenen in de openbaring), zodat jullie zullen begrijpen.

75. Smachten jullie ernaar dat zij in jullie godsdienst zullen geloven, ondanks het feit dat een deel van hen naar het woord van Allah luisterde en het dan veranderde, nadat zij het hadden begrepen terwijl zij het weten?

76. En als zij degenen die geloven ontmoeten, zeggen zij: “Wij geloven,” maar als zij elkaar privé ontmoeten zeggen zij: “Zullen jullie hun vertellen wat Allah aan jullie geopenbaard heeft zodat zij met jullie zullen discussiëren voor jullie Heer?” Hebben jullie dan geen verstand?”

78. En onder hen zijn ongeletterde mensen, die het boek niet kennen, maar zij leggen hun hoop in valse verlangens en zij doen niet anders dan gissen.

80. En zij zeggen: “Het vuur zal ons niet anders raken dan voor een paar vastgestelde dagen. "Zeg: “Heb je een verbond met Allah gesloten, zodat Allah Zijn verbond niet zal verbreken? Of zeggen jullie iets over Allah waar je niets van af weet?

81. Welzeker! Iedereen die het kwaad verdient en waarvan de zonden hem omringt, zullen de bewoners van het vuur zijn; zij zullen daarin voor altijd verblijven.

82. En degenen die geloven en goede daden verrichten, zij zullen de bewoners van het paradijs zijn, zij zullen daarin voor altijd verblijven.

84. En (herinner je) dat Wij het verbond met jullie afsloten (zeggende): “Vergiet geen bloed van jullie mensen, noch ban jullie mensen uit hun huizen. Bekrachtig dit dan en wees (hier) getuige van.

88. En zij zeggen: “Onze harten zijn ingepakt.“ Nee, Allah heeft jullie voor jullie ongeloof vervloekt, zo weinig is het dat zij geloven.

89. En toen er tot hen een boek kwam van Allah dat bevestigde wat al bij hen is, daarvoor hebben zij Allah aangeroepen om zo de overwinning over degenen die niet geloven te krijgen, maar toen tot hen datgene kwam wat zij herkenden, geloofden zij het niet. Laat dus de vloek van Allah over de ongelovigen zijn.

90. Slecht is het dat zij zichzelf hebben verkocht, dat zij ongelovig zijn in wat Allah geopenbaard heeft, Zij vinden het onterecht dat Allah hun Zijn gunsten moet openbaren aan wie Hij wil van Zijn slaven. Zij hebben zo dus de toorn over zichzelf afgeroepen. En voor de ongelovigen is er een vernederende bestraffing.

91. En als er tegen hen gezegd wordt: “Geloof in wat Allah aan jullie neer heeft gezonden”, zeggen zij: “Wij geloven in wat aan ons is neergezonden.” En zij zijn ongelovig aan wat daarna is gekomen terwijl dat de Waarheid is, wat bevestigt wat reeds bij hen is. Zeg: “Waarom hebben jullie al eerder de profeten van Allah gedood, als jullie echt gelovigen waren?”

92. En waarlijk Moesa kwam tot jullie met duidelijke bewijzen, maar jullie aanbaden het kalf nadat hij vertrokken was, en jullie werden de onrechtvaardigen.

93. En (herinner je) toen Wij het verbond met jullie afsloten en Wij de berg Thoer boven jullie verhieven (zeggende): “Houd je stevig vast aan wat Wij jullie gegeven hebben en luister (naar Ons woord). Zij zeiden: “Wij hebben gehoord en waren ongehoorzaam.” En hun harten (namen) de aanbidding van het kalf (op) vanwege hun ongeloof. Zeg: “Het slechtste is waarlijk dat wat jullie geloof doet loochenen, als jullie echt gelovigen zijn.”

94. Zeg tegen (hen): “Als de laatste verblijfplaats in het hiernamaals met Allah echt voor jullie is en niet voor anderen van de mensheid, verlang dan naar de dood als jullie waarachtig zijn.”

95. Maar zij zullen er nooit naar verlangen vanwege wat hun handen vooruit hebben gestuurd. En Allah is alwetend over de onrechtvaardigen.

96. En waarlijk, jullie zullen ontdekken dat zij het hebzuchtigst voor het leven zijn van de hele mensheid. Ieder van hen wenste dat hem een leven van duizend jaar gegeven zou worden. Maar de gave van zo’n leven redt hen niet het minste van de bestraffing. En Allah ziet alles wat zij doen.

97. Zeg: “Iedereen die een vijand van Jibriël is, waarlijk hij heeft het (de Koran) gebracht, door Allah Zijn toestemming, recht naar je hart, bevestigend wat vóór was en als Leiding en goed nieuws voor de gelovigen.

100. Is het niet het geval dat elke keer wanneer Wij een verbond afsluiten een deel van hen het terzijde gooit? Nee! De waarheid geloven de meesten van hen niet.

101. En toen er een boodschapper van Allah (nl. Mohammed) tot hen kwam, bevestigend van wat zij (reeds) bezaten (aan kennis). (Maar toch) keerde een groep van hen – die de geschriften waren gegeven – het boek van Allah (nl. de Thaura) de rug toe. Alsof zij (de waarheid) niet kenden!

102. Zij volgden (en sympathiseerden met) wat de duivels (valselijk) hadden uitgegeven (aan toverkunst en zwarte magie) in de regeringstijd van Soelaymaan. Soelaymaan was niet ongelovig (en kon dus onmogelijk ‘sihr’ hebben bedreven), maar het waren de duivels die ongeloof pleegden door de mens ‘sihr’ te onderwijzen. Alsook de zaken die te Baabil (nl. Sawaad of het platteland van Irak) aan de twee engelen Haaroot en Maaroot werden bekendgemaakt (door een andere engel). Geen van beiden (engelen) onderwees iemand (zulke zaken) totdat zij hen van advies hadden gediend: “Wij zijn slechts een beproeving (van Allah voor de mens), dus wees niet ongelovig (en laat jullie niet beetnemen)!” En van deze engelen leerden de mensen hoe een man van zijn vrouw te scheiden (m.b.v. onderlinge haatgevoelens). Maar hiermee (nl. ‘sihr’) konden (de tovenaars) niemand schade berokkenen, tenzij met Allah Zijn toestemming. (In feite) leerden zij slechts datgene wat hun schade zal toebrengen (in het hiernamaals) en dat (zwarte magie) hen van generlei voordeel kon zijn. En waarlijk, (de joden) wisten dat de bedrijvers (van ‘sihr’) geen aandeel zouden hebben aan (de tuinen van het paradijs in) het hiernamaals (doordat ze ‘sihr’ verkozen boven het Boek van Allah). En hoe slecht was het, dat zij hun zielen (aan de duivel) verkochten? Hadden zij het maar geweten.

103. En als zij geloofd zouden hebben en zichzelf behoed tegen het kwaad en hun plicht ten opzichte van Allah zouden hebben vervuld, zou de beloning van hun Heer veel beter zijn, als zij dat maar wisten!

104. O jullie die geloven! Zeg niet, luister naar ons, dan luisteren wij naar jou maar zeg: “Laat ons begrijpen en hoor.” En voor de ongelovigen is er een pijnlijke bestraffing.

110. En verricht je gebeden correct en geef zakaat en wat dan ook van het goede jullie naar voren sturen is voor jullie zelf, en dat zullen jullie bij Allah vinden. Voorwaar Allah is de Alziende over wat jullie doen.

112. Inderdaad! Eénieder die (zichzelf) in volle overgave aan Allah onderwerpt en een moehsin is, zal zijn beloning bij zijn Heer aantreffen. Zij zullen niet vrezen noch zullen zij bedroefd zijn.

114. En wie is er onrechtvaardiger dan degenen die verbieden dat Allah Zijn Naam verheerlijkt wordt en veel wordt genoemd in Allah Zijn moskeeën en naar hun eigen ondergang streven? Het was niet passend dat zij hen zouden betreden anders dan in vrees. Voor hen is de schande in deze wereld en zij zullen een grote bestraffing in het hiernamaals hebben.

115. En aan Allah behoort het oosten en het westen, dus waar jullie jezelf ook naar wenden, daar is het aangezicht van Allah. Allah is voldoende voor de behoefte van Zijn schepselen. Alwetend.

116. En zij zeggen: “Allah heeft een zoon gekregen." Verheerlijkt is Hij. Nee, aan Hem behoort alles wat in de hemelen is en wat op aarde is en allen onderwerpen zich in gehoorzaamheid aan Hem.

118. En degenen die geen kennis hebben zeggen: “Waarom spreekt Allah niet tot ons of waarom komt er geen teken tot ons?” Zo spraken ook de mensen vóór hen, met dezelfde soort bewoording. Hun harten zijn hetzelfde, Wij hebben beslist de tekenen voor de mensen die geloven gemaakt.

119. Waarlijk, Wij hebben jou met de waarheid gestuurd, een brenger van goed nieuws en een waarschuwer. En jij zult niet ondervraagd worden over de bewoners van het laaiende vuur.

121. Degenen aan wie Wij het boek hebben gegeven (de ware volgelingen van de profeten die niet hun geloof niet hebben vervalst, zij waren allen moslims), reciteren het zoals het gereciteerd behoort te worden. Zij zijn degenen die daar in geloven. En degenen die daar niet in geloven, dat zijn degenen die de verliezers zijn.

123. En vrees de Dag (des Oordeels) waarop geen mens iets voor een ander kan betekenen. Losgeld zal van hem niet geaccepteerd worden en bemiddeling zal hem van geen nut zijn. En hulp (tegen de bestraffing) zal er nooit komen.

124. En (herinner je) dat de Heer van Ibraahiem hem met enige bevelen beproefde, welke hij vervulde. Hij (Allah) zei (tot hem): “Waarlijk Ik zal van jou een leider maken van de mensheid.” Ibraahiem zei: “En ook mijn nageslacht?” Allah zei: “Mijn verbond (profeetschap) heeft geen onrechtvaardigen onder zich.

125. En (herinner je) dat Wij het Huis (de Ka’ba in Mekka) tot een plaats van toevlucht en tot een veilige plaats gemaakt hebben. En neem voor jouw (mensen) de plek van Ibraahiem als een gebedsplaats en Wij hebben Ibraahiem en Ismaël bevolen dat zij Mijn huis moeten reinigen voor degenen die daar om heen lopen of daar verblijven of daar buigen en neerknielen.

126. En (herinner je) toen Ibraahiem zei: “Mijn Heer, maak van deze stad een veilige plaats en voorzie haar bevolking, die in Allah en de laatste dag geloven van fruit.” Hij antwoordde: “De ongelovigen zal Ik een tijdje tevredenheid geven, en dan zal Ik hen aan de bestraffing van het vuur onderwerpen, en dat is zeker de ergste bestemming.”

127. En (herinner je) toen Ibraahiem en (zijn zoon Ismaël) de funderingen van het huis (de Ka’ba in Mekka) legden (zeggende): “Onze Heer, accepteer (deze dienst) van ons. Waarlijk! U bent de Alhorende, de Alwetende.

128. Onze Heer! En laat ons aan U onderwerpen en ons nageslacht een natie van degenen zijn die zich aan U onderwerpen en laat aan ons onze rituelen van de hadj en accepteer ons berouw. Waarlijk, U bent de Ene Die berouw accepteert, de Genadevolle.

129. Onze Heer! Stuur onder hen een boodschapper van henzelf die aan hen Uw verzen zal reciteren en hen in het boek en volledige kennis van de Islamitische wet en jurisprudentie zal onderrichten en de wijsheid (de soennah). Waarlijk! U bent de Almachtige, de Alwijze.

130. En wie keert zich van de godsdienst van Ibraahiem af anders dan hij die zichzelf voor de gek houdt? Waarlijk, Wij hebben hem in deze wereld uitgekozen en waarlijk, in het hiernamaals zal hij onder de rechtvaardigen zijn.

131. Toen zijn Heer tegen hem zei: “Onderwerp je!” zei hij: “Ik heb mijzelf onderworpen aan de Heer van de wereldwezens.”

132. En dit was door Ibraahiem aan zijn zonen opgelegd (en dat deed) Jacoeb (ook, zeggende): “O mijn zonen! Allah heeft voor jullie de ware godsdienst uitgekozen en sterf niet tenzij je moslim bent.”

134. Dat is een natie die nu uitgestorven is. Zij zullen de beloning krijgen van wat zij verdiend hebben en jullie van wat jullie verdiend hebben. En jullie zullen niet ondervraagd worden over wat zij gewoonlijk deden.

135. En zij zeggen: “Wees joden of christenen, dan zullen jullie geleid zijn.” Zeg: “Nee (wij volgen) de godsdienst van Ibraahiem, ‘Hanifan (het zuivere monotheïsme)’ en hij was nooit onder degenen die deelgenoten aan Allah toekenden!”

137. En als zij (de mensen in algemeenheid) geloven in hetzelfde als waarin jullie [1] geloven, (pas) dan zijn zij recht geleid. Maar als zij zich afwenden, dan zijn ze slechts in vijandschap. Allah (belooft) dat Hij voor jullie voldoende zal zijn tegen hen (die zich vijandig opstellen tegenover de waarheid waarmee Mohammed is gekomen). En Hij is de Alhorende, de Alwetende.

138. Onze godsdienst is de godsdienst van Allah en welke godsdienst is beter dan die van Allah. En wij zijn Zijn aanbidders.

139. Zeg: “Redetwisten jullie met ons over Allah terwijl Hij onze Heer en jullie Heer is? En wij zullen voor onze daden beloond worden en jullie voor jullie daden. En wij zijn in onze aanbidding en gehoorzaamheid voor Hem oprecht.

141. Dat is een volk dat uitgestorven is. Zij zullen de beloning krijgen die zij verdienden, en jullie zullen krijgen wat jullie verdienden. En jullie zullen niet ondervraagd worden wat zij deden.

142. De dwazen onder het volk zullen zeggen: “Wat heeft hen van de gebedsrichting richting Jeruzalem af laten keren, waartoe zij gewend waren zich te richten.” Zeg: “Aan Allah behoort zowel het Oosten als het Westen toe, Hij leidt wie Hij wil op het rechte pad.”

143. Dus hebben Wij van jullie een rechtvaardig volk gemaakt (de oemmah van Mohammed), dat je getuige zal zijn voor de mensheid en de boodschapper is de getuige voor jullie. En We hebben de gebedsrichting richting Jeruzalem slechts gemaakt om degene die de boodschapper volgt te onderscheiden van degene die op zijn hielen terugkeert. Waarlijk, het was groot behalve voor degene die Allah heeft geleid. En Allah zal jullie geloof nooit verloren laten gaan. Waarlijk, Allah is vol vriendelijkheid, de meest Genadevolle voor de mensheid.

144. Waarlijk! Wij hebben gezien dat jij je gezicht naar de hemel toe keerde. Zeker, Wij zullen je tot een gebedsrichting laten keren waar je tevreden over bent, richt je gezicht dus in de richting van de Masdjied al-Haram. En waar je mensen ook zijn, richt jullie gezichten in die richting. Waarlijk de mensen die het schrift is gegeven, weten goed wat de waarheid van jullie Heer is. En Allah is niet onachtzaam overwat jullie doen.

147. Dit is de Waarheid van jullie Heer. Behoor dus niet bij degenen die twijfelen.

152. Gedenk Mij (o.a. in jullie gebeden), (dan) zal Ik jullie gedenken, en wees Mij dankbaar (voor de gunsten door gehoorzaamheid) en wees Mij nooit ondankbaar (door zondigheid).

155. En waarlijk, Wij zullen jullie beproeven met wat angst, honger; (maar ook) verlies van rijkdommen, levens (nl. tijdens veldslagen, de dood en ziektes) en vruchten (die voortvloeien uit jullie arbeid), maar verkondig blijde tijdingen (van het paradijs) aan de geduldigen (met hun beproevingen).

156. En als zij door een (beproevende) ramp worden getroffen, zeggen zij: “Waarlijk, aan Allah behoren wij (dus doet Hij met ons wat Hij wenst), en het is tot Hem dat wij zullen terugkeren (in het hiernamaals).”

157. Het zijn zij die vergiffenis worden geschonken door hun Heer, en Zijn genade (en gunsten) ontvangen. Zij zijn de rechtgeleiden.

158. Waarlijk! As-Safa en Al-Marwa zijn symbolen van Allah. Het is dus geen zonde voor degenen die Hadj of Oemra verrichten van het huis om het lopen daartussen te verrichten. En ieder die vrijwillig goed doet, dan waarlijk, Allah is de Herkenner van alles, de Alwetende.

159. Waarlijk, degenen die duidelijke bewijzen verhullen, en de aanwijzingen en de leiding die Wij naar beneden hebben gezonden, nadat Wij het voor de mensen van het boek duidelijk hebben gemaakt, zij zijn degenen die door Allah vervloekt zijn en vervloekt door de vervloekers.

160. Behalve degenen die berouw hebben en goede daden verrichten en openlijk verklaren. Van dezen zal Ik het berouw aanvaarden. En Ik ben degenen Die het berouw aanvaardt, de Genadevolle.

162. Zij zullen daarin verblijven (onder de vervloeking van de hel) hun bestraffing zal niet verlicht worden, noch zullen zij kwijtschelding krijgen.

163. En jullie God is één God, er is geen Die het recht tot aanbidding heeft behalve Hij, de Barmhartigste, de Genadevolle.

164. Waarlijk! In de schepping van de hemelen en de aarde, in de afwisseling van de nacht en de dag, en de schepen die op zee zeilen en die tot nut van de mensheid zijn, en in de regen die Allah uit de hemel naar beneden stuurt en de aarde tot leven brengt, nadat zij dood was. En in de beweging van allerlei soorten schepselen die Hij verspreid heeft en in het draaien van de wind en de wolken die tussen de hemel en de aarde dienstbaar zijn gemaakt, zijn zeker tekenen voor de mensen met verstand.

168. O jullie mensen! Eet op aarde van al wat toegestaan en goed is, en volg in geen geval de ‘verfraaide’ wegen van de duivelse manipulator. Want waarlijk, zijn vijandschap t.o.v. jullie is zonneklaar.

169. Waarlijk, (Shaytaan) beveelt jullie slechts het kwade en onzedelijke, en dat jullie over Allah zullen zeggen wat jullie niet weten (nl. door te verbieden wat Hij heeft toegestaan en andersom).

171. En het voorbeeld van degenen die ongelovig zijn is net als degenen die naar (een kudde schapen) schreeuwt die niets hoort behalfe naar een roep. (Zij zijn) doof, dom en blind. Daarom begrijpen zij niet.

173. Hij heeft jullie slechts de dode dieren en bloed verboden en het vlees van het varken en dat wat is geslacht als offer voor een ander dan Allah. Maar als iemand gedwongen is door noodzaak, zonder vrijwillige ongehoorzaamheid, noch om de grenzen te overtreden, dan is er geen zonde voor hem. Waarlijk, Allah is de vaak Vergevende, de Genadevolle.

175. Zij zijn degenen die dwaling hebben gekocht tegen de prijs van de leiding en de marteling tegen de prijs van de Vergiffenis. Hoe geduldig zullen zij zijn in het vuur.

177. Het is niet vroomheid dat jullie, jullie gezichten naar het oosten en (of) het westen laten keren, maar vroomheid is (het niveau) van degene die in Allah gelooft, in de laatste dag, de engelen, het boek, de profeten en zijn rijkdommen geeft ondanks de liefde daarvoor, aan zijn verwanten, aan de wezen en aan de armen die bedelen en aan de reiziger en aan degenen die daarom vragen en die slaven bevrijden en de gebeden volmaakt verrichten en de zakaat betalen en die hun belofte nakomen nadat zij dat overeengekomen zijn, en die in uitzonderlijke armoede en ziekten geduldig zijn en tijdens de gevechten. Dit zijn de mensen van de waarheid en zij zijn de godvrezenden.

178. O jullie die geloven! De vergelding is jullie voorgeschreven in het geval van moord: een vrije voor een vrije, een slaaf voor een slaaf en een vrouw voor een vrouw. Maar als de verwanten van de vermoorde (persoon) hun broeder iets vergeven, dan moeten de verwanten (van de vermoorde persoon) op een redelijke manier het bloedgeld eisen, en de moordenaar moet dat vrijgevig betalen. Dit is een verlichting en een Genade van jullie Heer. Als hierna iemand de grenzen overtreedt, zal hij een pijnlijke bestraffing krijgen.

179. En in de vergelding is (het sparen van) een leven, o mensen van begrip, dat jullie godvrezend zullen worden.

180. Het is jullie voorgeschreven dat als de dood één van jullie benadert, als hij weelde bezit, hij op een redelijke manier een testament voor zijn ouders en naaste verwanten maakt. (Dit is) een plicht voor de godvrezenden.

181. Als iemand het testament dan verandert, nadat hij het gehoord heeft, zal de zonde zijn bij degenen die de verandering maakten. Waarlijk, Allah is de Alhorende, de Alwetende.

182. Maar hij die bang is dat de maker van het testament onrechtmatig handelt of iets verkeerd doet, en daarna vrede sluit tussen de betreffende partijen, zal geen zonde gepleegd hebben. Zeker, Allah is de Vaak-Vergevende, de Genadevolle.

184. (Vast) het bepaald aantal dagen (van Ramadhaan), maar als één van jullie ziek is of zich op reis bevindt, dan kan hetzelfde aantal dagen (worden ingehaald) op andere dagen. En voor degenen die het niet aankunnen (door ouderdom of ziekte), hebben (een keuze om al dan niet te vasten maar hij moet wel voor elke dag dat niet vast een arme voeden). (Zo niet, hoort men voor elke gegeten dag) een arme te voeden. Maar diegene die meer doet (dan slechts de aflossing), (weet) dat dit beter is voor hem. En dat jullie vasten (i.p.v. te eten en nadien te moeten aflossen) is beter voor jullie, als jullie het hadden geweten.

185. De maand Ramadhaan (is de maand) waarin de Koran, een leiding voor de mensheid en duidelijke bewijzen voor de leiding en het onderscheid, geopenbaard is. Dus wie van jullie de (nieuwe maan van de eerste nacht) van de maand Ramadhaan ziet, moet die maand vasten en iedereen die ziek is of op reis, moet hetzelfde aantal dagen (inhalen) op andere dagen. Allah heeft het gemakkelijke met jullie voor, en Hij wil voor jullie de dingen (absoluut) niet bemoeilijken. (Hij wil dat jullie) hetzelfde aantal dagen volmaken en dat jullie Allah moeten verheerlijken bij het zien van de nieuwe maan, omdat Hij jullie zo heeft geleid opdat jullie dankbaar mogen zijn.

186. (O Mohammed, als jouw metgezellen) en dus Mijn dienaren jou over Mij ondervragen (aangaande de manier van aanroeping, antwoord hen dan) dat Ik (de Alhorende) zeker in de buurt ben (d.m.v. Mijn allesomvattende kennis). (Dus alleen) Ik verhoor de smeekbeden van de aanbidder wanneer hij Mij aanroept. Laat hen dus Mij gehoorzamen en in Mij geloven, zodat velen recht geleid zullen zijn.

187. Het is voor jullie wettig gemaakt om seksueel contact met jullie echtgenoten te hebben in de nachten van het vasten. Zij zijn lichaamsbedekking (of levensvreugde) voor jullie en jullie zijn hetzelfde voor hen. Allah wist dat jullie jezelf bedriegen, dus Hij wendt zich tot jullie en vergaf jullie. Heb (vanaf) nu dus wel omgang (met jullie vrouwen tijdens de nachten van Ramadhaan) en zoek naar datgene wat Allah voor jullie heeft bepaald (en hoop op de verwekking van een kind), en eet en drink totdat je de witte draad van de ochtendstond van de zwarte draad kan onderscheiden, voltooi dan jullie vasten tot de schemering. En heb geen omgang met hen als jullie jezelf geheel afzonderen voor gebeden en smeekbeden in de moskee en de wereldlijke activiteiten achter zich laten, dit zijn de grenzen die door Allah (gesteld zijn), kom dus niet in hun buurt. Allah maakt dus in Zijn tekenen aan de mensheid duidelijk, zodat zij godvrezend kunnen worden.

189. Zij vragen jou over de nieuwe manen. Zeg: “Het zijn tekenen om een bepaalde tijdsperiode voor de mensheid en voor de bedevaart te markeren. Het is niet vroom dat jullie de huizen van de achterkant binnengaan, maar het is vroom dat men Allah vreest. Treed de huizen dus door de juiste deur binnen, en vreest Allah zodat jullie succes mogen hebben.

190. (Zuiver je intentie om Allah Zijn woord te verheffen) en bestrijd op het pad van Allah – (dat naar Zijn tevredenheid leidt) – degenen die jullie (provoceren en vervolgens) bestrijden, maar overtreedt de grenzen niet (door ook hun vrouwen en kinderen het leven te ontnemen). Waarlijk, Allah houdt niet van de overtreders.

192. Maar als zij zich overgeven, dan is Allah de Alvergevende, de Genadevolle.

193. En bestrijd hen totdat er geen fitnah (ongeloof en polytheïsme) meer is en dat (alle) aanbidding voor Allah (alléén) is. Maar als zij zich overgeven laat er dan geen overschrijding zijn behalve tegen de onrechtvaardigen.

194. De heilige maand is voor de heilige maand en voor de verboden zaken is er de Wet van Gelijkheid. Wie dan ook (tijdens de verboden maanden) in overtreding is met jullie (door jullie te bestrijden), beantwoord hun (overtreding) dan in gelijke mate. En vrees Allah en weet dat Allah met de godvrezenden is.

196. En verricht de hadj en de oemra voor Allah. Maar als je wordt weerhouden (om hem te voltooien) offer dan een offerdier dat je je kan veroorloven, en scheer jullie hoofden niet voordat het offerdier de slachtplaats bereikt. En iedereen van jullie die ziek is of aan een kwaal lijdt aan het hoofd moet losgeld betalen of drie dagen vasten of het geven van aalmoes of een offerdier brengen. Als jullie dan in veiligheid zijn en iedereen die de oemra verricht in de maanden van de hadj voordat de hadj (verricht wordt) moet een offerdier slachten wat hij zich kan veroorloven, maar als hij het zich niet kan veroorloven moet hij drie dagen tijdens de hadj vasten en zeven dagen bij zijn thuiskomst, om de tien dagen vol te maken. Dit geldt voor degene wiens gezin niet aanwezig is in de Masdjied al-Haram. En vrees Allah diep en weet dat Allah streng is in de bestraffing.

197. De hadj is in de bekende (maan) maanden. Iedereen die zich dus voorgenomen heeft om de hadj te verrichten, zal geen geslachtsgemeenschap hebben, noch een zonde begaan, noch vijandigheid koesteren tijdens de hadj. En van al het goede dat je doet, (zeer zeker) heeft Allah daar weet van. En neem proviand mee voor de reis, maar de beste proviand is godsvrees. Vrees Mij dus, o mensen met (gezond) verstand!

199. Verlaat deze plaats wanneer alle mensen het verlaten en vraag Allah om Zijn vergeving. Waarlijk, Allah is de Vaak-vergevende, de Genadevolle.

201. En van hen is hij die zegt: “Onze Heer, schenk ons de goede (gunsten) in dit leven en de goede (gunsten) in het hiernamaals, en bescherm ons tegen de kwellingen van het vuur.”

202. Voor hen zal een deel toegekend worden van wat zij verdiend hebben. En Allah is snel in de berekening.

204. En onder de mensheid is er degene wiens spraak je zult verblijden in het wereldse leven en hij roept Allah tot getuige voor wat in zijn hart is [1], maar hij is van alle tegenstanders de ergste.

205. En wanneer hij zich afkeert, is zijn inspanning om het meeste verderf in het land te zaaien en om de oogst te vernietigen en het vee, en Allah houdt niet van het verderf.

206. En als tegen hem gezegd wordt: “Vrees Allah”, pleegt hij in zijn arrogantie nog meer misdaden. Voor hem is de hel genoeg, en dat is zeker de slechtste rustplaats!

207. En onder de mensen is er degene die zichzelf verkopen wil, om de tevredenheid van Allah te zoeken. En Allah is vol vriendelijkheid voor (Zijn) slaven.

208. O jullie die geloven! Ga de Islam in zijn volledigheid binnen [1], en treed (vooral) niet in de voetstappen van Shaytaan (de duivel). Want waarlijk, hij is een duidelijke vijand voor jullie.

209. Als jullie terugvallen nadat de duidelijke tekenen (van de waarheid) jullie hebben bereikt, weet dan dat Allah de Almachtige, de Alwijze is.

211. Vraag de Kinderen van Israël hoeveel duidelijke tekenen Wij hen gegeven hebben. En iedereen die Allah Zijn gunsten hierna veranderd, nadat zij tot hen gekomen zijn, dan zeker, Allah is streng in de bestraffing.

212. Het leven voor degenen die niet geloven is in deze wereld prachtig, en zij bespotten degenen die geloven. Maar degenen die zich aan Allah Zijn bevelen houden en wegblijven van wat Hij verboden heeft, zullen boven hen staan op de dag der opstanding. En Allah geeft grenzeloos aan wie Hij wil.

214. Denken jullie dat jullie het Paradijs zullen binnentreden zonder dat zulke (beproevingen) tot jullie komen zoals zij tot degene die vóór jullie zijn heengegaan, zijn gekomen? Zij werden getroffen door zware armoede en ziekten en waren zo geschokt dat zelfs de Boodschapper en degenen die ook met hem geloofden zeiden: “Wanneer (komt) de Hulp van Allah?” Jazeker! De hulp van Allah is nabij!

216. Het vechten [1] is aan jullie (moslims) opgelegd, hoewel jullie daar een afkeer van hebben en het kan zo zijn dat jullie een afkeer hebben van iets terwijl het jullie juist goed voor jullie is, maar het kan ook zo zijn dat jullie van iets houden terwijl dat slecht voor jullie is. (En omdat) Allah deze dingen weet en jullie niet [2].

217. Zij vragen jullie over het vechten in de heilige maanden. Zeg: “Vechten daarin is een grote (overtreding) maar een grotere (overtreding) in het Aangezicht van Allah is de mensheid te weerhouden het pad van Allah te volgen, niet in Hem te geloven, te voorkomen dat men de Madjied al-Haram (in Mekka) binnentreedt en zijn inwoners verdrijven en de verzoeking is erger dan doden. En zij zullen nooit stoppen jullie te bevechten totdat zij jullie van jullie religie hebben doen afkeren, als zij dat kunnen. En ieder van jullie die zich van de religie afkeert en als ongelovige sterft daarvan zullen zijn daden in dit leven en in het hiernamaals verloren gaan en zij zullen de bewoners van het vuur zijn. Zij zullen daarin voor altijd verblijven.

220. In dit wereldse leven en het hiernamaals. En zij vragen jullie over de wezen. Zeg: “Het beste is om eerlijk hun eigendommen te beheren en als jullie jullie zaken met hun zaken vermengen, dan zijn zij jullie broeders. En Allah kent degenen die bedrog voor ogen heeft en degene die het goed bedoelt. En als Allah het gewild had, had Hij jullie moeilijkheden kunnen bezorgen. Waarlijk, Allah is de Almachtige, de Alwijze.

221. En trouw niet met de afgodaanbidsters tot zij geloven. En waarlijk, een slavin die gelooft is beter dan een (vrije) afgodaanbidster, zelfs als zij jullie aanstaat. En geef (jullie dochters) niet ten huwelijk (wel met hun goedkeuring, uithuwelijken is streng verboden binnen de Islam) aan (afgodenaanbidders) tot zij geloven en waarlijk, een gelovige slaaf is beter dan een (vrije) afgodenaanbidder zelfs als hij jullie aanstaat. Zij nodigen jullie uit tot het vuur maar Allah nodigt (jullie) uit tot het paradijs en (en Hij geeft) Vergiffenis door Zijn verlof en maakt Zijn tekenen duidelijk voor de mensheid, zodat zij het zich herinneren.

222. Zij vragen jullie over de menstruatie. Zeg: “Dat is een vervelende aangelegenheid (voor de man en de vrouw bij de gemeenschap). Blijf daarom tijdens de menstruatie van de vrouwen weg, tot zij zich gereinigd hebben. En als zij zich gereinigd hebben, kom dan tot hen zoals Allah jullie dat verordend heeft. Waarlijk, Allah heeft degenen lief die zich in berouw tot Hem keren en die zich reinigen.

223. Jullie vrouwen zijn een akker voor jullie, kom dus naar jullie akker (seksueel contact met jullie vrouwen), wanneer en hoe jullie maar willen en stuur voor jullie goede daden vooruit. En vrees Allah en weet dat jullie Hem zullen ontmoeten en geef het goede nieuws aan de gelovigen.

224. En neem Allah (Zijn naam) niet als excuus aan in jullie eden om geen goede daden te verrichten en vroom te handelen, en vrede onder de mensheid te stichten. En Allah is de Alhorende, de Alwetende.

225. En Allah zal jullie niet ter verantwoording roepen voor datgene wat jullie onbedoeld in jullie eden afleggen, maar Hij zal jullie ter verantwoording roepen voor datgene wat jullie harten verdiend hebben. En Allah is de Vaak-Vergevende, de Genadevolle.

226. Degenen die een eed afleggen om geen geslachtsgemeenschap met hun vrouwen te hebben, moeten vier maanden wachten. Als zij dan terugkeren, waarlijk, Allah is de Vaak-Vergevende, de Genadevolle.

227. En als zij tot echtscheiding besluiten, dan is Allah de Alhorende, de Alwetende.

229. De echtscheiding is tweemaal, hierna houden jullie haar onder redelijke voorwaarden of laten jullie haar in vriendelijkheid los(In de Islam heeft de vrouw zelf na de scheiding rechten voor haar zelf en haar kinderen de rede daarvoor is dat de vrouw binnen de Islam een hooge belangrijke status heeft). En het is niet wettig voor jullie (mannen) om iets van jullie bruidsschat (van jullie vrouwen) van wat jullie gegeven hebben terug te nemen, behalve als beide partijen vrezen dat jullie niet in staat zijn om de grenzen die Allah gesteld heeft te handhaven. Als jullie vrezen dat jullie de grenzen die Allah gesteld heeft, niet kunnen handhaven, dan is het geen zonde voor jullie beiden als zij het teruggeeft voor haar echtscheiding, (aangevraagd door de vrouw). Dit zijn de grenzen die Allah gesteld heeft, overtreed hen niet. En iedereen die de grenzen overtreedt die Allah gesteld heeft, die behoort tot de onrechtvaardigen.

230. En als hij van haar gescheiden is, dan is zij niet meer wettig voor hem tot zij een andere man getrouwd heeft. Als dan de andere man van haar scheidt is het geen zonde voor hen beiden als zij zich verenigen, mits zij voelen dat zij zich aan de grenzen die Allah gesteld heeft, kunnen houden. Dit zijn de grenzen van Allah, die Hij duidelijk maakt voor de mensen die kennis hebben.

232. En als jullie gescheiden vrouwen hebben en zij hebben de periode die hen voorgeschreven is vervuld, weerhoud hen er dan niet van hun echtgenoten te huwen, als zij gezamenlijk op redelijke basis hiertoe besluiten. Deze aanwijzing is een waarschuwing voor degenen onder jullie die in Allah en in de laatste dag geloven. Dat is deugdzamer en zuiverder voor jullie. Allah weet het en jullie weten het niet.

233. De moeders zullen hun kinderen twee volle jaren zogen, (dat is) voor die (ouders) die de zoogtijd willen voltooien, maar de vader van het kind moet de kosten van de voeding en kleding van de moeder dragen op een redelijke basis. Niemand zal een last zwaarder te dragen hebben dan hij kan. Geen moeder zal oneerlijk behandeld worden voor haar kind, noch een vader voor zijn kind. En op de erfgenamen rust dezelfde plicht. Als zij beiden tot het spenen besluiten, door gezamenlijke overeenstemming en goed overleg, dan berust daar geen zonde voor hen in. En als jullie beslissen tot een minimum (zoogmoeder) voor jullie kinderen is daar geen zonde voor jullie in, mits jullie (het minimum) redelijk betalen wat jullie overeengekomen zijn (om haar te geven). En vrees Allah en weet dat Allah de Alziende is van wat jullie doen.

237. En als jullie hen scheiden voordat jullie hen hebben aangeraakt en jullie de bruidsschat hebben bepaald, betaal daar de helft van tenzij zij besluiten om daarvan af te zien of hij in wiens handen de huwelijksband ligt, besluit om daarvan af te zien en haar de hele mahr te betalen. En er van af zien en haar de hele bepaalde bruidsschat te betalen, is dichter bij vroomheid. En vergeet niet de vrijgevigheid tussen elkaar. Waarlijk, Allah is de Alziende van wat jullie doen.

239. En als jullie voor een (vijand) vrezen, bid te voet of rijdend. En als jullie weer in veiligheid verkeren verricht het gebed op de manier zoals Hij jullie dat geleerd heeft wat jullie niet wisten.

241. En voor de gescheiden vrouwen (moet) redelijk onderhoud (verzorgd worden). Dit is een plicht voor godvrezenden.

245. Wie is degene die aan Allah een goede lening leent (goede daden zoals uitgeven op de weg van Allah), zodat Hij hem het in veelvoud terug zal geven. En het is Allah die vermindert of vermeerdert, en tot Hem zullen jullie terugkeren.

246. Hebben jullie niet gedacht aan de groep van de Kinderen van Israël na Moesa? Toen zij tegen een profeet van hen zeiden: “Wijs voor ons een koning aan en wij zullen op het pad van Allah strijden.” Hij zei: “Zullen jullie je dan van het strijden afhouden, als het strijden jullie voorgeschreven is?” Zij zeiden: “Waarom zullen wij niet op het pad van Allah strijden als wij uit onze huizen zijn verdreven en van onze kinderen?” Maar toen het strijden hen geboden was, keerden zij zich ervan af, allen behalve een paar van hen. En Allah is zich goed bewust van de onrechtvaardigen.

247. En hun profeet zei tegen hen: “Waarlijk Allah heeft Taloet voor jullie als koning aangewezen.” Zij zeiden: “Hoe kan hij een koning voor ons zijn als wij beter voor het koningsschap geschikt zijn dan hij en hem is niet genoeg weelde gegeven.” Hij zei: “Waarlijk, Allah heeft hem boven jullie uitverkoren en heeft hem overvloedig in kennis en lichaamskracht laten toenemen. En Allah geeft Zijn koningschap aan wie Hij wil. En Allah is wel voldoende voor de noden van Zijn schepselen, de Alwetende.

249. Toen Taloet met zijn leger optrok, zei hij: “Waarlijk! Allah zal jullie bij een rivier beproeven. Wie daarvan drinkt, behoort niet tot mij en wie daarvan niet proeft, behoort tot mij, behalve degene die daarvan neemt in de holte van zijn hand.” Maar toch dronken zij daarvan, behalve een paar van hen. Dus toen hij het (de rivier) was overgestoken, hij en degenen die hem geloofden, zeiden zij: “Deze dag hebben wij geen macht tegen Djaloet en de zijnen.” Maar degenen die met zekerheid wisten dat zij hun Heer zouden ontmoeten, zeiden: “Hoe vaak heeft een kleine groep al een machtig leger verslagen met Allah Zijn hulp?” En Allah staat aan de kant van de geduldigen (want Zijn hulp komt samen met geduld).

251. Dus versloegen zij hen met Allah Zijn hulp en Dawoed doodde Djaloet en Allah gaf hem het koninkrijk en wijsheid en onderwees hem in wat Hij wilde. En als Allah niet een groep mensen door middel van een ander controleert, zal de aarde waarlijk vol ellende zijn. Maar Allah is vol Gave is de bezitter van gunsten voor de wereldwezens.

252. Dit zijn de verzen van Allah, Wij reciteren het aan jou met waarheid en waarlijk, jij bent één van de boodschappers.

253. Dat zijn de Boodschappers! Wij hebben sommigen van hun boven de anderen uitverkoren; tegen sommigen van hen heeft Allah gesproken; anderen heeft Hij in graden verheven; en aan Isa, de zoon van Maryam hebben Wij duidelijke bewijzen gegeven, en hem met de geest der heiligheid ondersteund de heilige geest; hiermee wordt de engel Gabriel bedoel die Allah naar elke profeet gestuurd heeft met de openbaring. En als Allah het gewild had, dan hadden opeenvolgende generaties niet met elkaar gevochten nadat de duidelijke verzen van Allah tot hen gekomen waren, maar zij verschillen van mening – sommigen van hen geloven en anderen geloven niet. Als Allah het gewild had dan hadden zij niet tegen elkaar gevochten, maar Allah doet wat Hij wil.

255. Allah! Er is geen godheid dan Hij (die het recht heeft aanbeden te worden), de eeuwig Levende, de Zelfstandige. Sluimer noch slaap overmant Hem. Hij is de Bezitter van de hemelen en de aarde, en al wat er zich in bevindt. Wie kan bij Hem bemiddelen zonder Zijn toestemming? Hij is niet alleen op de hoogte van hun openlijke daden maar ook van hun stiekem gedrag. Zij kunnen niets van Zijn kennis onthullen, tenzij Hij dat wil. Zijn troon strekt zich uit (ver) over de hemelen en de aarde, (maar) het waken hierover vermoeit Hem helemaal niet. Hij is de meest Verhevene, de Almachtige.

256. Er is geen dwang in de godsdienst. Waarlijk, het rechte pad is duidelijk te onderscheiden van het pad dat doet afdwalen. Iedereen die niet in afgoden gelooft, en in Allah gelooft heeft het waardevolste handvat gegrepen dat nooit zal afbreken. En Allah is de Alhorende, de Alwetende.

257. Allah is de behoeder van degenen die geloven. Hij brengt hen uit de duisternis naar het licht. (En voor) de ongelovigen zijn er bondgenoten van de taaghoet. Zij leiden hen van het licht naar de duisternis (zoals de joden die Mohammed niet erkenden). Zij zijn de bewoners van het hellevuur, waarin zij eeuwig en altijd zullen verblijven.

258. Hebt u niet nagedacht over degene die met Ibraahiem redetwistte over zijn Heer, omdat Allah hem het koninkrijk gegeven had? Toen Ibraahiem tegen hem zei: “Mijn Heer is Degene Die het leven geeft en de dood veroorzaakt.” Hij zei: “Ik geef het leven en veroorzaak de dood.” Ibraahiem zei: “Waarlijk! Allah laat de zon in het oosten opkomen, laat u hem dan van het westen opkomen.” De ongelovige werd zo dus verpletterend verslagen. En Allah leidt niet de mensen die onrechtvaardig zijn.

259. Of (gedenk) degene die langs een (verlaten) stad kwam die volledig uit ruïnes bestond. Hij zei: “Oh! Hoe zal Allah (deze stad) doen herleven na haar dood?” Daarop liet Allah hem sterven voor honderd jaar, waarna Hij hem deed herleven. Vervolgens vroeg de engel hem: “Hoe lang heb je hier doorgebracht?” Hij antwoordde: “Misschien was ik hier een dag of een deel van de dag.” Hij zei: “Wel nee, jij hebt hier honderd jaar doorgebracht. Kijk (maar) naar je eten en drinken (nl. een mand vijgen en wat druivensap) – (en toch) zijn ze (na een volle eeuw) niet bedorven (noch van kleur veranderd). En kijk naar je ezel (waarvan enkel nog het geraamte rest, een duidelijk bewijs van het wonder) en zo hebben Wij van jou een teken (van de heropstanding) gemaakt voor de mensen. Kijk naar de beenderen (van jouw ezel), hoe Wij ze (terug) samenbrengen en met vlees bedekken.” Zodra hem alles duidelijk werd, zei hij: “(Nu) ben ik vast en zeker overtuigd dat Allah tot alle dingen in staat is.”

260. En (gedenk) toen Ibraahiem (zonder argwaan of twijfels) zei: “Mijn Heer! Toon mij (in levenden lijve) hoe U de doden weer tot leven wekt.” Hij zei: “Geloof je dan niet (met je hart)?” Hij zei: “Zeker wel (want ik weet best dat U tot alles in staat bent), maar (ik vraag dit enkel) om sterker in mijn geloof te worden (en mijn hart rust in te boezemen).” Hij zei: “Neem vier (verschillende) vogels: slacht ze, snij (de dode vogels) in stukken, (haal ze door elkaar en maak er vier porties van). Verdeel hen vervolgens over (vier verschillende) bergen. Roep hen op (met de vogelkoppen in de hand), en (de verschillende stukken) zullen zich haasten en naar jou toekomen (om zich aan de kop te hechten en weer een volledige levende vogel te vormen). En weet dat Allah Almachtig is, Alwijs (aan wie niets of niemand kan tippen).

261. De gelijkenis van degenen die van zijn rijkdommen uitgeeft op het pad van Allah is als de gelijkenis van een graankorrel; het groeit in zeven aren en iedere aar heeft honderd korrels. Allah geeft het veelvoudige aan degenen waarover Hij tevreden is. En Allah is voldoende voor de noden van Zijn schepselen, Alwetend.

263. Vriendelijke woorden en de vergeving van zonden zijn beter dan een liefdadigheid die door kwetsen gevolgd wordt. En Allah is Rijk en Hij is de Verdraagzaamste.

264. O jullie die geloven. Overhandig niet in verwaandheid jullie liefdadigheid door jullie vrijgevendheid te gedenken of door te kwetsen, zoals degene die zijn weelde uitgeeft om door de mensen gezien te worden. En hij gelooft niet in Allah, noch in de laatste dag. Zijn gelijkenis is de gelijkenis van een gladde rots waar een beetje aarde op ligt, daarop valt een zware regenbui, die hem kaal achterlaat. Zij zijn niet in staat om iets te doen met wat zij verdiend hebben. En Allah leidt de ongelovige mensen niet.

265. En de gelijkenis van degenen die hun welvaart besteden om Allah Zijn genoegen te zoeken, terwijl zij er van overtuigd zijn dat Allah hen zal belonen, is als de gelijkenis van een tuin op een hoogte, zware regen valt daarop en laat de oogst verdubbelen. En als het geen zware regen ontvangt, is lichte regen voldoende. En Allah is de Alziende (weet goed) wat jullie doen.

266. Zou één van jullie wensen een tuin te bezitten met dadelpalmen en druivenstokken, met rivieren die daar onderdoor stromen, en met allerlei soorten fruit voor hem daarin, terwijl hij een hoge leeftijd heeft behaald en zijn kinderen zwak zijn, terwijl het dan door een hevige wervelwind wordt getroffen met daarin vuur [1], zodat het verbrand. Zo maakt Allah Zijn tekenen duidelijk aan jullie zodat jullie moge nadenken!

268. Sjaitaan bedreigt jullie met armoede (tijdens het geven van liefdadigheid) en spoort jullie aan tot onzedelijkheid (nl. gierigheid door de zakaat achter te houden) Terwijl Allah jullie (vanwege jullie uitgaven) vergeving belooft (voor jullie zonden), alsook overvloedige voorzieningen Zijnerzijds. En de overvloed en Allah is voldoende voor de noden van al Zijn schepselen, Alwetend.

271. Als jullie het geven van liefdadigheid laten zien, is dat goed, maar als jullie het verbergen en het aan de armen geven, is dat beter voor jullie. (Allah) zal jullie wat van jullie zonden vergeven. En Allah is zich welbewust van wat jullie doen.

272. Niet aan jou is hun leiding, maar Allah leidt hen die Hij wil. En al het goede dat je besteedt is voor jezelf, als je het niet anders besteedt dan voor het zoeken van Allah Zijn goedkeuring. En al het goede dat je besteedt zal jullie volledig terugbetaald worden en jullie zal geen onrecht aangedaan worden.

275. Degenen die rente verteren, zullen op geen andere wijze (uit hun graven) herrijzen dan als iemand die door de duivel werd bezeten, die hen in waanzin leidt. Dat is omdat zij zeggen: “Handel is als rente” maar Allah heeft de handel toegestaan en de rente verboden. Iedereen die dus een vermaning van zijn Heer ontvangt en stopt met het verteren van rente, zal niet voor het verleden gestraft worden; zijn zaak ligt voor Allah, maar iedereen die terugkeert, zijn de bewoners van het vuur – zij zullen daarin altijd verblijven.

276. Allah zal de rente verwoesten en zal daden van liefdadigheid doen toenemen. En Allah houdt niet van de ongelovigen, de zondaren.

279. En als jullie dat niet doen, hoed jullie dan voor de aankondiging van oorlog van Allah en Zijn boodschapper, maar als jullie berouw hebben, zullen jullie je geldelijke som behouden. Handel niet onrechtmatig en jullie zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.

280. En als de schuldenaar in moeilijkheden verkeert, geef hem dan uitstel van betaling totdat hij wél kan betalen. Maar als jullie het als liefdadigheid kwijtschelden is dat beter voor jullie, als jullie dat maar wisten.

281. En vrees de dag waarop jullie tot Allah worden teruggebracht. Dan zal elk persoon betaald krijgen wat hij verdiend heeft en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.

يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓاْ إِذَا تَدَايَنتُم بِدَيۡنٍ إِلَىٰٓ أَجَلٖ مُّسَمّٗى فَٱكۡتُبُوهُۚ وَلۡيَكۡتُب بَّيۡنَكُمۡ كَاتِبُۢ بِٱلۡعَدۡلِۚ وَلَا يَأۡبَ كَاتِبٌ أَن يَكۡتُبَ كَمَا عَلَّمَهُ ٱللَّهُۚ فَلۡيَكۡتُبۡ وَلۡيُمۡلِلِ ٱلَّذِي عَلَيۡهِ ٱلۡحَقُّ وَلۡيَتَّقِ ٱللَّهَ رَبَّهُۥ وَلَا يَبۡخَسۡ مِنۡهُ شَيۡـٔٗاۚ فَإِن كَانَ ٱلَّذِي عَلَيۡهِ ٱلۡحَقُّ سَفِيهًا أَوۡ ضَعِيفًا أَوۡ لَا يَسۡتَطِيعُ أَن يُمِلَّ هُوَ فَلۡيُمۡلِلۡ وَلِيُّهُۥ بِٱلۡعَدۡلِۚ وَٱسۡتَشۡهِدُواْ شَهِيدَيۡنِ مِن رِّجَالِكُمۡۖ فَإِن لَّمۡ يَكُونَا رَجُلَيۡنِ فَرَجُلٞ وَٱمۡرَأَتَانِ مِمَّن تَرۡضَوۡنَ مِنَ ٱلشُّهَدَآءِ أَن تَضِلَّ إِحۡدَىٰهُمَا فَتُذَكِّرَ إِحۡدَىٰهُمَا ٱلۡأُخۡرَىٰۚ وَلَا يَأۡبَ ٱلشُّهَدَآءُ إِذَا مَا دُعُواْۚ وَلَا تَسۡـَٔمُوٓاْ أَن تَكۡتُبُوهُ صَغِيرًا أَوۡ كَبِيرًا إِلَىٰٓ أَجَلِهِۦۚ ذَٰلِكُمۡ أَقۡسَطُ عِندَ ٱللَّهِ وَأَقۡوَمُ لِلشَّهَٰدَةِ وَأَدۡنَىٰٓ أَلَّا تَرۡتَابُوٓاْ إِلَّآ أَن تَكُونَ تِجَٰرَةً حَاضِرَةٗ تُدِيرُونَهَا بَيۡنَكُمۡ فَلَيۡسَ عَلَيۡكُمۡ جُنَاحٌ أَلَّا تَكۡتُبُوهَاۗ وَأَشۡهِدُوٓاْ إِذَا تَبَايَعۡتُمۡۚ وَلَا يُضَآرَّ كَاتِبٞ وَلَا شَهِيدٞۚ وَإِن تَفۡعَلُواْ فَإِنَّهُۥ فُسُوقُۢ بِكُمۡۗ وَٱتَّقُواْ ٱللَّهَۖ وَيُعَلِّمُكُمُ ٱللَّهُۗ وَٱللَّهُ بِكُلِّ شَيۡءٍ عَلِيمٞ [٢٨٢]

282. O jullie die geloven! Als jullie een overeenkomst van een schuld voor een bepaalde tijd vastleggen, schrijf het dan op. Laat een schrijver het op een rechtvaardige manier tussen jullie opschrijven. Laat de schrijver niet weigeren het te noteren zoals Allah hem onderwezen heeft, laat het hem dus noteren. Laat hij, die aansprakelijk is, dicteren, en hij moet Allah, zijn Heer vrezen en niet iets van zijn bezit achterhouden. Maar als de schuldenaar zwak van begrip is, of zwak, of niet in staat is om het zelf te dicteren, laat dan zijn voogd het in rechtvaardigheid dicteren. En jullie nemen twee getuigen van jullie eigen mannen. En als er geen twee mannen (beschikbaar zijn) neem dan een man en twee vrouwen, zoals jullie voor de getuigenis eens zijn, als één (van de twee vrouwen) zich vergist kan de ander haar corrigeren. En de getuigen mogen niet weigeren wanneer zij worden opgeroepen. Jullie moeten niet nalatig worden om het te noteren, of het nu klein of groot is, want het is een vaste voorwaarde, dat is rechtvaardiger in het Aangezicht van Allah; een beter bewijs, en passender om twijfel onder jullie te voorkomen behalve als het een handel is die jullie op de plaats tussen elkaar afsluiten, dan begaan jullie geen zonden als jullie het niet noteren. Maar neem getuigen als jullie een handelscontract afsluiten. Laat de schrijver of de getuigen geen schade leiden, maar als jullie hen schaden, dan is dat valsheid van jullie. Vrees Allah dus; en Allah onderricht jullie. En Allah is de Kenner van alle zaken.

284. Aan Allah behoort alles wat in de hemelen is en wat op aarde is. Of jullie laten zien wat jullie denken of jullie dat verbergen, Allah zal jullie daarvoor ter verantwoording roepen. Dan vergeeft Hij wie Hij wil en straft degenen die Hij wil. En Allah is tot alle zaken in staat.

285. De boodschapper Mohammed (bevestigt) en gelooft in (de Koran) die naar hem werd gezonden door zijn Heer. En dit doen de gelovigen ook. Ieder van hen gelooft in Allah, Zijn engelen, Zijn boeken en Zijn boodschappers. Zij zeggen: “Wij maken geen onderscheid tussen Zijn boodschappers (i.t.t. de joden en de christenen).” En zij zeggen: “Wij geven gehoor (aan hun bevelen) en aanvaarden het gehoorzaam. Wij vragen om Uw vergeving, onze Heer. En tot U zullen (allen) terugkeren (nl. na de Wederopstanding).”

286. Allah belast niemand boven zijn vermogen. Hij ontvangt beloning voor het (goede) wat hij verricht heeft en (alléén) hij wordt belast met de zondes die hijzelf heeft begaan. “Onze Heer! Straf ons niet voor wat wij (onopzettelijk) vergaten of wat wij fout hebben gedaan. Onze Heer! Leg ons geen last op zoals U wel hebt gedaan bij diegenen die ons zijn voorgegaan. Onze Heer! Leg ons geen lasten (en beproevingen) op groter dan de kracht die wij hebben om het te (ver)dragen. Wis onze zonden uit en schenk ons vergiffenis op basis van Uw barmhartigheid. U bent onze Beschermer en Behoeder. Laat ons (daarom) de overwinning behalen op de ongelovigen, (in woord en daad).”