عربيEnglish

The Noble Qur'an Encyclopedia

Towards providing reliable exegeses and translations of the meanings of the Noble Qur'an in the world languages

The Believers [Al-Mumenoon] - Dutch translation

Surah The Believers [Al-Mumenoon] Ayah 118 Location Maccah Number 23

1. (Absoluut) succesvol zijn de gelovigen (in Allah en Zijn boodschapper doordat zij handelen naar Zijn geboden en wegblijven van Zijn verboden).

2. (Dit zijn) degenen die volle ghoesjoe (vrees: een hoge staat van het geloof, dit komt middels nuttige kennis opblijven doen tot je sterft) hebben in hun gebeden.

3. En degenen die zich van de schadelijke woorden afkeren [1].

8. Degenen die oprecht trouw zijn aan datgene wat hun toegewezen is en aan hun verbond;

11. Die het paradijs zullen beërven. Zij zullen daarin voor altijd verblijven.

13. Vervolgens maakten Wij hem als een waterdruppel (en brachten het onder) in een veilig verblijfplaats (de baarmoeder).

14. Vervolgens vormden Wij de waterdruppel tot een klonter, daarna maakten Wij van de klonter een kleine vleesklomp, vervolgens maakten Wij uit die kleine vleesklomp beenderen, vervolgens bekleedden Wij die beenderen met vlees en dan brachten Wij het voort als een andere schepping. Gezegend dus is Allah, de beste der Scheppers.

17. En voorwaar Wij hebben boven jullie zeven hemelen geschapen, en Wij zijn nooit onachtzaam tegenover de schepping (maar van alles alwetend).

18. En Wij stuurden uit de hemel water neer in (afgeweten) hoeveelheid, en Wij gaven het een plaats op de aarde en waarlijk, Wij zijn in staat om het weg te nemen.

24. Maar de stamhoofden van degenen die onder zijn volk ongelovig waren, zeiden: “Hij is niet meer dan een mens zoals jullie, hij probeert zichzelf boven jullie te stellen. Als Allah het gewild had, dan had Hij beslist engelen neergezonden; nog nooit hebben wij zoiets gehoord van de vaders van de ouderen.

26. (Noeh) zei: “O mijn Heer! Help mij vanwege wat zij mij verloochenen.”

27. Dus openbaarden Wij hem (zeggende): “Bouw een schip onder Onze ogen en volgens Onze openbaring. Dan als Ons bevel komt, en de oven overloopt, neem dan aan boord van elk soort twee en jouw familie, behalve degenen waar het Woord al tegen is uitgevaardigd. En spreek Mij niet aan om gunsten te verlenen voor degenen die gezondigd hebben. Waarlijk zij zullen verdrinken.

28. En als jullie ingescheept zijn, jij en iedereen die met jou is, zeg dan: “Alle lofbetuigingen en dank zijn voor Allah, Die ons van het volk dat onrechtvaardig is, gered heeft.”

29. En zeg: “Mijn Heer! Laat mij op een gezegende landingsplaats aankomen, want U bent de beste van degenen Die aan land brengen.”

30. Waarlijk, hierin zijn er zeker tekenen voor mensen van begrip, want zeker Wij hebben (de mens) aan een beproeving onderworpen.

32. Toen Wij hebben een Boodschapper van onder hen zelf naar hen gestuurd (zeggende): “Aanbid Allah! Jullie hebben geen andere God dan Hij. Vrezen jullie dan niet?”

34. Als jullie een mens moeten gehoorzamen zoals jullie zelf, dan waarlijk! Jullie zouden zeker verliezers zijn.

35. Belooft hij jullie dat wanneer jullie gestorven zijn en tot stof en botten geworden zijn, jullie weer levend zullen worden?

39. Hij Noeh zei: “O mijn Heer! Help mij vanwege dat wat zij verloochenen.”

40. (Allah) zei: “Over een poosje zullen zij zeker spijt hebben.”

41. Vervolgens kwam er een afschuwelijke schreeuw die hen overmande met rechtvaardigheid en Wij hebben hen als afval van dode planten gemaakt. Weg dus met het volk dat onrechtvaardig is.

43. Geen volk kan de vastgestelde tijd overschrijden (om dood te gaan) noch kunnen zij het uitstellen.

44. Vervolgens stuurden Wij in opeenvolging Onze boodschappers. Elke keer een boodschapper tot zijn volk kwam, werd hij ontkend. Daarom lieten Wij ze elkaar opvolgen (in hun vernietiging), en maakten We van hen ware (levens) verhalen. Weg dus met het ongelovige volk!

46. Naar de Farao en zijn gezagdragers, maar zij gedroegen zich hoogmoedig en zij waren een aanmatigend volk.

47. Zij zeiden: “Zullen wij in twee mensen zoals onszelf geloven, en hun volk is ons gehoorzaam in nederigheid.”

48. Dus zij ontkenden hen beiden en werden degenen die vernietigd werden.

50. En Wij hebben de zoon van Maryam en zijn moeder als een teken gemaakt, en Wij gaven hen een toevluchtsoord op hoge gronden, een rustplaats, zekerheid en stromende rivieren.

51. O boodschapper!s! Eet van het wettige en goede voedsel, en verricht goede daden (zowel de verplichte als de vrijwillige). Waarlijk! Ik ben Alwetend over datgene wat jullie doen.

54. Laat hen dus in dwaling verkeren tot een bepaalde moment.

56. Wij bespoedigen Ons tot hen met goede zaken. Nee, maar zij zien dat niet (omdat het hart ziek is of zelfs blind is).

60. En degenen die dat geven wat zij geven terwijl hun harten vol vrees omdat zij er zeker van zijn dat zij tot hun Heer terugkeren (en daar gaat het om wat er gebeurd met het hart tijdens de aanbidding).

62. En Wij belasten niemand behalve volgens zijn vermogen en met Ons is een boek (rapport) dat de waarheid spreekt en hun zal geen onrecht aangedaan worden.

65. Roep deze dag niet luid aan! Zeker, jullie zullen door Ons niet geholpen worden.

68. Hebben zij niet over het Woord (van Allah) nagedacht of is er tot hen gekomen wat niet tot hun voorvaderen is gekomen?

69. Of is het dat zij hun Boodschapper niet herkennen zodat zij hem verloochenen?

70. Of zeggen dat: “Er krankzinnigheid in hem is?” Nee, maar hij heeft hun de waarheid gebracht maar de meesten van hen zijn afkerig van de waarheid.

71. En als de waarheid in overeenstemming met hun lusten was, waarlijk, de hemelen en de aarde en alles wat zich daar in bevindt dan zou het verdorven raken! Nee, Wij hebben hun een vermaning gebracht, maar zij keren zich van de vermaning af.

72. Of is het zo dat jij hun om een vergoeding? Maar de beoning van jouw Heer is beter en Hij is de beste onder de voorzieners.

75. En als Wij genade met hen zouden hebben en hun ellende die zij ondergaan van hen zouden verwijderen, toch zijn zij koppig en houden vast aan hun (tirannie) overtreding, lopen blind rond.

76. En voorwaar, Wij grepen hen met bestraffing, maar zij stelden zichzelf niet nederig op voor hun Heer noch riepen zij (Allah) aan in onderwerping aan Hem.

77. Tot Wij een poort van zware bestraffing voor hen openden en zie! Zij worden in de vernietiging gestort met diepe spijt, berouw en wanhoop.

79. En Hij is het Die jullie op aarde geschapen heeft en tot Hem zullen jullie verzameld worden.

80. En Hij is het Die het leven geeft en de dood veroorzaakt, en aan Hem is de afwisseling van de nacht en de dag. Zullen jullie het dan niet begrijpen?

81. Nee, maar zij zeggen hetzelfde als wat de mensen van vroeger zeiden.

82. Zij zeiden: “Als wij dood zijn en tot stof en beenderen geworden zijn, zullen wij dan echt herrezen worden?

84. Zeg: “Aan wie behoort de aarde toe en wat zich daarin bevindt toe? Als jullie het maar weten!”

85. Zij zullen zeggen: “Het is van Allah!” Zeg: “Zullen jullie daar dan niet aan denken?”

87. Zij zullen zeggen: ”Allah.” Zeg: “Zullen jullie Allah dan niet vrezen?”

88. Zeg: “In wiens handen is de heerschappij van alles. En Hij beschermt (alles) terwijl er tegen Hem geen beschermer is als jullie weten.”

89. Zij zullen zeggen: “ (Alles behoort) aan Allah.” Zeg: “Hoe komt het dan dat jullie bedrogen zijn en je van de waarheid afkeren?”

90. Nee, maar Wij hebben hen de waarheid gebracht en waarlijk zij zijn leugenaars.

91. Geen zoon heeft Allah genomen noch is er een andere god naast Hem; dan zou iedere god weggenomen hebben wat hij geschapen had en sommigen zouden geprobeerd hebben anderen te overwinnen! Verheerlijkt is Allah boven al wat zij Hem hebben toegekend!

92. Alwetende van het onwaarneembare en het waarneembare! Verheven is Hij over alles wat zij Hem als deelgenoten toegekend hebben!

93. Zeg: “Mijn Heer! Als U mij laat zien waarmee zij bedreigd worden, -

94. Mijn Heer! (Red mij) dan en plaats mij niet tussen de mensen die onrechtvaardig zijn."

95. En voorwaar, Wij zijn in staat om jou te laten zien waarmee Wij hen bedreigd hebben.

97. En zeg: “Mijn Heer, ik zoek mijn toevlucht bij U tegen de influisteringen van de duivels.

98. En ik zoek toevlucht bij U, mijn Heer! Opdat zij mij niet (met hun slechtheden) zullen naderen (tijdens mijn handelingen).”

99. Maar wanneer de dood tot één van hen komt, zegt hij: “Mijn Heer! Laat mij terugkeren[1].

100. Zodat ik goede daden (denk aan kennis op doen over het geloof, vervolgens erna handelen met hart en ledematen, tauwbah, ect) kan doen in datgene wat ik heb achtergelaten!” Nee! Het is slechts een woord dat hij spreekt, en achter hem een barrière tot de Dag dat zij zullen herrijzen.

101. Dan, als de bazuin geblazen wordt, zal er geen verwantschap meer zijn onder hen op die Dag noch zullen zij elkander vragen.

102. Degenen wiens weegschalen zwaar zijn (alles waar Allah van houdt zowel door daden met het hart en de ledenmaten) zij zijn de geslaagden.

104. Het vuur zal hun gezichten verbranden en daarin zullen zij betrokken gezichten hebben (bescherm daarom jouw gezicht van zondes, want zo bescherm je jouw gezicht.)

106. Zij zullen zeggen: “Onze Heer! Onze slechtheid (van onze nafs) heeft ons overwonnen en wij waren een dwalend volk.

107. Onze Heer! haal ons hier uit; als wij dan ooit weer naar het slechte terugkeren, dan zijn wij zeker onrechtvaardigen.” (zoals zij ook onzin spraken tijdens hun leven, doen ze dat ook in de hel).

108. Allah zal zeggen: "Verblijf daarin, en spreek niet tot Mij!”

109. Waarlijk! Er was een deel van Mijn dienaren die plachten te zeggen: “Onze Heer! Wij geloven, vergeef ons en wees ons genadig met ons, want U bent de Beste onder de barmhartigen”

110. Maar jullie hielden hen voor de gek, en wel zo veel dat jullie Mij vergaten te gedenken (denk aan de plichten, en het vallen in zondes zonder berouw te tonen) terwijl jullie om hen lachten!

112. Allah zal zeggen: “Hoeveel jaren brachten jullie door op aarde" [1]?

113. (Vertwijfeld) zullen zij zeggen: “Wij verbleven (daar) een dag... Of was het een gedeelte van de dag? Vraag het aan (de engelen) die (onze daden tot in het kleinste detail) bijhielden.”

114. (Allah zal zeggen): “(In verhouding tot jullie verblijf in de hel) was jullie verblijf (op en in de aarde) maar van korte duur. Hadden jullie dat maar geweten!”

115. Denken jullie (nou echt) dat Wij jullie (zomaar) hebben geschapen zodat (jullie jezelf in onachtzaamheid) kunnen vermaken, zonder dat jullie niet tot ons zullen terugkeren?”

116. Verheven is Allah (boven deze misvatting), de ware koning. Geen heeft het recht om aanbeden te worden behalve Hij, de Heer van de verheven troon!

118. En zeg: “Mijn Heer! Vergeef en heb genade, want U bent de beste die genade toont!”