عربيEnglish

The Noble Qur'an Encyclopedia

Towards providing reliable exegeses and translations of the meanings of the Noble Qur'an in the world languages

Saba [Saba] - Dutch translation

Surah Saba [Saba] Ayah 54 Location Maccah Number 34

1. Alle lofprijzingen en dankbetuigingen zijn voor Allah, aan Wie alles wat in de hemelen en wat op aarde is toebehoord. Aan Hem zijn alle lofprijzingen en dank in het hiernamaals en Hij is de Alwijze, de Alwetende.

3. Degenen die ongelovig zijn zeggen: “Het Uur zal niet tot ons komen.” Zeg: “Jazeker, bij mijn Heer, het zal tot jullie komen.” (Allah is) de Alwetende van het onzichtbare, zelfs niet het gewicht van een atoom of minder dan dat of groter dan dat ontsnapt aan Zijn kennis in de hemelen en de aarde, Of het staat in een Duidelijk Boek.

5. Maar degenen die tegen Onze tekenen streven om hen te dwarsbomen – die, voor hen zal er een zware, pijnlijke bestraffing zijn.

7. Degenen die ongelovig zijn, zeggen: “Zullen wij jullie naar een man verwijzen die jullie zal vertellen (dat) wanneer jullie volledig tot stof zijn geworden jullie dan (opnieuw) geschapen zullen worden?”

10. En voorwaar Wij gaven van Ons een gunst aan Dawoed (zeggende): “O jullie bergen en vogels Verheerlijk (Allah) samen met hem". En Wij maakten het ijzer voor hem zacht.”

11. Zeggende: “Maken jullie perfecte maliënkolders, de ringen van het geklonken werk goed uitgebalanceerd, en verricht goede daden. Waarlijk, Ik ben Alziende van wat jullie doen.”

12. En aan Soeleiman (hebben Wij) de winden (onderworpen), haar ochtend was een (reis van een) maand en haar middag was een (reis van een) maand. En Wij zorgden voor een bron van brons om voor hem te stromen, en er waren djinn die voor hem (Soeleiman) werkten, met de goedkeuring van zijn Heer. En elke (djinn) die zich van Ons bevel afkeert, zullen Wij (in het hiernamaals) de bestraffing van het laaiende vuur laten proeven.

13. Zij verrichtten voor hem werken die hij wenste: (toren) hoge gebouwen, beelden (van zilver, glas en marmer), schalen zo groot als vijvers (waaruit wel duizend man konden eten) en onverplaatsbare (kook)potten (als bewijs voor hun krachten). “Werken jullie in dankbaarheid!” Maar weinig van Mijn dienaren waren dankbaar.

14. Nadat Wij voor (Soelaymaan) de dood hadden bepaald, werd (zijn heengaan) voor niemand duidelijk (en dus bleven de djinn hun afmattende taken uitvoeren). Totdat een houtworm aan zijn staf begon te knagen (die zijn levenloos lichaam steunde). Daarom viel hij neer en werd (opeens alles) duidelijk voor de djinn. (Want) als zij (werkelijk) kennis van het ongeziene hadden, dan zouden ze nooit zó lang in die vernederende bestraffing zijn gebleven.

15. Voorwaar, er was voor (voor de inwoners) Saba een teken in hun woonplaats, - twee tuinen aan de rechterhand en aan de linker (en er werd tegen hen gezegd): “Eet van de voorziening van jullie Heer en wees Hem dankbaar, een welvarend land en meest vergevende Heer.”

16. Maar zij keerden zich ervan af, dus stuurden Wij aan hen een vloed die van de dam werd losgelaten en Wij veranderden hun twee tuinen in tuinen die bitter, slecht fruit voortbrachten en tamarinden en een paar lotusbomen.

17. Zo zetten Wij het hun betaald omdat zij ondankbare ongelovigen waren. En nooit zetten Wij het op deze manier betaald tenzij zij ondankbaren zijn.

18. En Wij plaatsen tussen hen en de steden die Wij gezegend hadden, steden die gemakkelijk te zien waren en Wij maakten de stappen (van de reis) tussen hen gemakkelijk (zeggende): “Reis veilig in hen in zowel de nacht als de dag.”

19. Maar zij zeiden: “Onze Heer! Maak de stappen tussen onze reis langer,” en zij deden zichzelf onrecht aan, dus maakten Wij hen tot verhalen en Wij vernietigden hen allen volledig. Waarlijk hierin zijn zeker tekenen voor iedere geduldige, dankbare persoon.

20. Voorzeker, de vermoedens van Iblies (dat hij hen zou misleiden) werden bewaarheid en dus volgden (de ongelovigen) hem allen, behalve een groep gelovigen. En voorzeker, Iblies heeft zijn gedachten over hen waar gemaakt. En allen volgden hem, behalve een groep gelovigen.

21. En hij (Iblies) had geen gezag noch autoriteit over hen – behalve dat Wij hen zouden kunnen beproeven, wie van hen in het hiernamaals gelooft en wie daarover twijfelt. En jullie Heer is een Alwetende over alles.

23. Bemiddeling met Hem brengt geen voordeel behalve voor hem die Hij toestaat. Tot de angst uit hun harten is verbannen, zij vragen: “Wat is dat wat jullie Heer gezegd heeft?” Zij zeiden: “De waarheid. En Hij is de Allerhoogste, de Allergrootste.”

25. Zeg: “Jullie zullen niet over onze zonden ondervraagd worden, noch zal ons gevraagd worden wat jullie doen.”

26. Zeg: “Onze Heer zal ons allen tezamen verzamelen en Hij zal in waarheid over ons oordelen. En Hij is de Alwetende, Degene die de deuren van goedheid opent (voor zijn dienaar).

27. Zeg: “Laat mij degenen zien die jullie met Hem verenigd als deelgenoten hebben.” Nee! Maar Hij is Allah, de Almachtige, de Alwijze.”

29. En zij zeggen: “Wanneer zal deze belofte vervuld worden als jullie waarachtig zijn?”

30. Zeg: “De verwijzing voor jullie is voor een Dag die jullie nog geen uur kunnen vertragen nog kunnen bespoedigen.”

31. En degenen die ongelovig zijn zeggen: “Wij geloven niet in deze Koran noch in wat daarvoor was,” maar als jullie konden zien wanneer de onrechtplegers voor hun Heer moeten staan en hoe zij elkaar beschuldigen! Degenen die zwak beoordeeld werden zeggen tegen degenen die arrogant (mensen die status hadden) waren: “Als het niet door jullie was geweest, dan waren wij zeker gelovigen!”

32. En degenen die arrogant waren zullen tegen degenen die zwak beoordeeld zijn, zeggen: “Hebben wij jullie van de leiding weerhouden nadat het tot jullie was gekomen? Nee, maar jullie waren ook misdadigers.”

33. Degenen die zwak beoordeeld werden zeggen tegen degenen die arrogant waren: “Nee, maar jullie smeden in de nacht en de dag plannen, toen jullie ons bevalen om ongelovig aan Allah te zijn en rivalen tegen Hem op te zetten!” En ieder van hen zal zijn eigen spijt verbergen als zij de bestraffing zien. En Wij zullen ijzeren kettingen rond de nek leggen van degenen die ongelovig waren. Zullen zij voor iets anders vergolden worden dan wat zij gedaan hebben?”

34. En Hebben Wij niet een waarschuwer naar de stad gestuurd, of degenen die de wereldlijke rijkdom en de luxe onder hen was gegeven zeiden: “Wij geloven niet in de (Boodschap) waarmee jij gestuurd bent.”

37. En het is niet jullie weelde, noch jullie kinderen die jullie nader tot Ons brengen, maar slechts degenen die gelooft en goede daden verricht; voor hen zal er een tweevoudige beloning zijn voor wat zij deden en zij zullen in de hoge plaatsen in vrede en veiligheid verblijven.

39. Zeg: “Waarlijk, mijn Heer vergroot de voorziening van wie Hij wil van Zijn dienaren, en beperkt (het ook) voor hen en alles wat jullie van iets uitgeven, zal Hij vergoeden. En Hij is de beste van de voorzieners.”

40. En (gedenk) de dag waarop Hij alle (polytheïsten) zal verzamelen en de engelen zal vragen: “Waren zij degenen die (het waagden om) jullie te aanbidden?”

41. Zij zullen zeggen: “Verheven bent U! U bent onze beschermer in plaats van hun. Zeker niet! Zij aanbaden de (duivelse) djinn (gewillig) en geloofden (hetgeen de duivels hen voorlogen).”

43. En als Onze duidelijke verzen voor hen gereciteerd worden, zeggen zij: “Dit is niets anders dan een man die jullie van datgene wat jullie vaderen aanbaden wil weerhouden.” En zij zeggen: “Dit is niets anders dan een verzonnen leugen.” En degenen die ongelovig zijn, zeggen van de waarheid als die tot hen komt: “Dit is niets anders dan duidelijke toverkunst!”

45. En degenen voor hen verloochenden; zij hebben nog geen tiende ontvangen van wat Wij aan hen hebben geschonken, toch verloochenen zij Mijn boodschappers, hoe vreselijk is dan Mijn afkeuring!

46. Zeg (o Mohammed): “Ik vermaan jullie met slechts een zaak, dat jullie voor Allah opstaan (het staan van het hart want dan pas staat ook het lichaam, dat door middel van kennis opdoen en dat omzetten in daden en in aanbidding); dat jullie voor Allah in paren en alleen opstaan en nadenken; er is geen krankzinnigheid in jullie metgezel; hij is slechts een waarschuwer voor jullie voor een zware bestraffing.”

48. Zeg: “Waarlijk! Mijn Heer werpt de waarheid (aan zijn Profeet), de Alwetende van het onwaarneembare."

49. Zeg: “De waarheid is gekomen en de leugen kan nooit iets beginnen noch het doen herrijzen.”

50. Zeg: “Als (zelfs) ik dwaal, zal ik slechts voor mijn eigen verlies dwalen. Maar als ik geleid blijf, dan is dat vanwege de openbaring (kennis) van mijn Heer. Waarlijk, Hij is de Alhorende, altijd in de nabijheid.”

51. En als je maar kon zien, wanneer zij geschokt zijn zonder ontsnapping (voor hen). En zij zullen van een nabije plaats gegrepen worden.

52. En zij zullen zeggen (als zij de bestraffing zien): “Wij geloven (nu)”, maar hoe kunnen zij terugkeren van een plaats die zo ver is?

54. En er zal een barrière geplaatst worden tussen hen en hun verlangens, zoals het in het verleden gedaan is met de allerlei soorten mensen. Waarlijk, zij verkeerden in grote twijfel.