عربيEnglish

The Noble Qur'an Encyclopedia

Towards providing reliable exegeses and translations of the meanings of the Noble Qur'an in the world languages

The Table Spread [Al-Maeda] - Dutch translation

Surah The Table Spread [Al-Maeda] Ayah 120 Location Madanah Number 5

1. O jullie die geloven! Kom jullie verbonden na. Wettig voor jullie zijn al het vee behalve wat (nu) wordt aangekondigd, wild is (ook) onwettig voor jullie wanneer jullie van plan zijn om de hadj of kleine bedevaart te verrichten. Waarlijk, Allah beveelt jullie wat Hij wil.

2. O jullie die geloven! Ontwijd de heilige symbolen van Allah niet, noch de heilige maand, noch de dieren die als offer gebracht worden, noch de versierde dieren, noch de mensen die naar het Heilige Huis komen, om de overvloed en het genoegen van hun Heer te zoeken. Maar als jullie niet meer in de gewijde staat zijn, mogen jullie jagen, en laat niet de haat van sommige mensen je tegenhouden van de Masdjied al-Haram en je naar overtredingen leiden. Help elkaar in gehoorzaamheid en gehoorgeving (aan Allah en Zijn boodschapper), maar help elkaar niet in zondes en (grensoverschrijdend) onrecht. En vrees Allah, waarlijk, Allah is streng in de bestraffing.

3. Verboden voor jullie zijn: de dode dieren, bloed, het vlees van het varken, en vlees dat als offer voor een ander dan Allah geslacht is, of voor afgodsbeelden etc. geslacht is, of waar Allah Zijn naam niet over uitgeroepen is terwijl het geslacht werd, en dat wat door wurging gedood is of door een gewelddadige klap, of door een diepe val, – en dat wat (gedeeltelijk) gegeten is door wilde dieren – tenzij jullie in staat zijn om het te slachten vóór zijn dood – en datgene wat op steenaltaren geofferd is. (Verboden) is ook het gebruik van pijlen voor het zoeken van geluk of het maken van een besluit, dit alles is verdorven (want alles is in Allah Zijn hand). Op deze dag hebben de ongelovigen alle hoop op jullie godsdienst opgegeven, vrees hen dus niet, maar vrees Mij. Deze dag heb Ik de godsdienst voor jullie voltooid en Mijn gunst voor jullie volmaakt en heb de Islam voor jullie als godsdienst gekozen. Maar voor hem die door erge honger gedreven is en die niet wil zondigen, Allah is de Vaak-Vergevende, de Genadevolle.

4. Zij vragen je wat wettig voor hen is. Zeg: “Wettig voor jullie is het goede, die Allah voor jullie wettig heeft gemaakt. En die roofdieren die jullie afgericht hebben zoals jachthonden; getraind en onderricht om (te vangen) op een manier die Allah jullie onderricht heeft." Eet dus van wat zij voor jullie vangen, maar spreek de naam van Allah daarover uit, en vrees Allah. Waarlijk, Allah is snel in de berekening.

5. Wat op deze dag wettig is gemaakt is al goede wat Allah wettig heeft gemaakt. Het voedsel van de mensen van het boek is jullie toegestaan en jullie zijn wettig voor hen. (Wettig om te huwen) zijn kuise vrouwen van de gelovigen en kuise vrouwen van degenen die het boek is gegeven vóór jullie tijd, als jullie hen hun voorgeschreven bruidsschat geven, kuisheid wensend en geen overspel plegend, noch hen als maîtresse nemend. En iedereen die ongelovig aan de eenheid van Allah is en in de andere geloofsbepalingen diens werk is vruchteloos en in het hiernamaals zal hij onder de verliezers zijn.

6. O jullie die geloven! Als jullie willen overgaan tot het gebed, was (dan eerst) jullie gezichten en jullie handen (en onderarmen) inclusief de ellebogen, wrijf (met natte handen) over jullie hoofden en (was) jullie voeten, inclusief de enkels. En als jullie in toestand van seksuele onreinheid [1] zijn, reinig jullie zelf dan (en doe ghoesl). Maar als jullie ziek zijn of op reis zijn, of één van jullie zijn behoefte heeft gedaan (naar de wc), of als jullie (intiem) contact hebben gehad met (jullie) vrouwen en geen water (kunnen) vinden, reinig jullie dan met zuivere aarde en wrijf (daarmee) over jullie gezichten en jullie handen (inclusief de polsen). (Want) Allah wil het jullie (absoluut) niet moeilijk maken, maar Hij wil jullie reinigen (van onzuiverheden en zonden), en Zijn gunsten voor jullie vervolmaken (op basis van de Islam), opdat jullie (hiervoor) dankbaar zullen zijn.

7. En gedenk Allah Zijn gunsten voor jullie en Zijn verbond wat Hij met jullie afgesloten heeft toen jullie zeiden: “Wij hoorden en wij gehoorzaamden.” Vrees Allah. Waarlijk, Allah is de alwetende van de geheimen van (jullie) harten.

8. O jullie die geloven! Sta stevig voor Allah en wees een goede getuige En laat jullie vijandschap en nijd t.o.v. de anderen (nl. de ongelovigen) er niet toe leiden dat jullie de rechtvaardigheid zullen mijden. Wees rechtvaardig (voor zowel vriend als vijand), want dat leunt dichter bij godsvrees. Vrees daarom Allah! Waarlijk, Allah is Zich goed bewust van wat jullie doen.

10. Zij die ongelovig zijn en Onze tekenen ontkennen, zijn degenen die de bewoners van het hellevuur zullen zijn.

13. Omdat zij het verbond verbroken hebben, vervloeken Wij hen en laten hun harten hard worden. Zij hebben de woorden van hun (juiste) plaats verwisseld en hebben een goed gedeelte van de boodschap die naar hen gestuurd was, verworpen. En jij zal steeds bedrog bij hen vinden, met uitzondering van een paar van hen. Maar vergeef hen, en negeer (hun fouten). Waarlijk, Allah houdt van de weldoeners.

18. En de joden en de christenen zeggen: “Wij zijn de kinderen van Allah en Zijn geliefden.” Zeg: “Waarom straft Hij jullie dan voor jullie zonden? Nee, jullie zijn niets dan mensen, van degenen die Hij geschapen heeft, Hij vergeeft wie Hij wil en Hij straft wie Hij wil. En aan Allah behoort het rijk van de hemelen en de aarde en alles wat daar tussen is en tot Hem keren (allen) terug.

19. O mensen van het boek! Nu is tot jullie Onze boodschapper gekomen en maakt (zaken) duidelijk voor jullie, na een breuk in (de opvolging) van boodschappers, zodat jullie niet zeggen: “Tot ons kwam geen brenger van goed nieuws en geen waarschuwer." Maar nu is tot jullie een boodschapper van goed nieuws gekomen en een waarschuwer. En Allah is tot alles in staat.

20. En (gedenk) dat Moesa tot zijn mensen zei: “O mijn volk! Gedenk de gunsten die Allah jullie heeft gegeven, toen Hij profeten onder jullie maakte en onder jullie koningen heeft gemaakt en hij jullie geschonken heeft wat Hij niet aan anderen van de wereldwezens heeft gegeven.

23. Twee mannen van hen die (Allah) vreesden en aan wie Allah Zijn gunsten had gegeven zeiden: “Val hen door de poort aan, want als jullie daar zijn, zal de overwinning aan jullie zijn en leg jullie vertrouwen (volledig) in Allah als jullie ware gelovigen zijn.”

26. (Allah) zei: “Daarom is het (dit Heilige land voor hen voor veertig jaar) verboden; in verwarring zullen zij door het land trekken. Heb geen medelijden met de mensen die verdorven zijn."

27. En reciteer voor hen in waarheid het verhaal van de twee zonen van Adam, toen ieder een offer (aan Allah) bracht. Van één werd het geaccepteerd maar niet van de ander. De laatste zei tegen de eerste: “Ik zal jou zeker doden." De eerste zei: “Waarlijk, Allah accepteert slechts van degenen die godvrezend zijn.

29. Waarlijk, mijn bedoeling is het om mijn zonden op jou te laten overgaan evenals de jouwe, zodat jij één van de bewoners van het vuur wordt, en dat is de vergoeding voor de onrechtvaardigen."

30. Dus liet zijn slechte ego (nafs) de ander hem aanmoedigen en liet de moord op zijn broeder hem eerlijk lijken; hij vermoordde hem en werd één van de verliezers.

31. En nadat (Qaabil geen raad wist met het lijk van Haabil) stuurde Allah een raaf die (met zijn poten en snavel een gat) in de grond groef om hem te tonen hoe hij het dode lichaam van zijn broeder (en zijn wandaad) moest verbergen. (Qaabil) zei: “Wee mij! Ben ik zelfs niet in staat om het dode lichaam van mijn broeder te verbergen, zoals deze kraai (met zijn dode broeder heeft gedaan)?” Daarop behoorde hij tot degenen die spijt hadden (door berouw te tonen).

32. Hierom hebben Wij de Kinderen van Israël bevolen dat als iemand een ander doodt, behalve als het een moord betreft of voor het verspreiden van ellende over het land – het is alsof hij de hele mensheid gedood heeft en als iemand een leven redt, het is alsof hij het leven van de hele mensheid heeft gered. En zeker, tot hen kwam Onze boodschapper met duidelijke bewijzen en tekenen, en zelfs hierna overtraden velen nog de grenzen in het land!

34. Behalve voor degenen die terugkomen met spijt voordat zij onder jouw macht komen, in dat geval, weet dan dat Allah de Vaak-vergevende, de Genadevolle is.

35. O jullie die geloven! Verricht jullie plichten voor Allah en vrees Hem. Zoek de middelen om Hem te benaderen en werk hard voor Zijn zaak, zoveel jullie maar kunnen. Zodat jullie mogen slagen.

36. Waarlijk, als degenen die ongelovig zijn, de hele aarde hadden gehad en nog evenzoveel daarbij om losgeld voor zichzelf te betalen tegen de bestraffing op de dag der opstanding, zou dat nooit van hen geaccepteerd worden, en voor hen zal een pijnlijke bestraffing zijn.

39. Maar degenen die berouw toont nadat hij zijn misdaad heeft begaan en goede daden verricht, dan voorwaar, Allah zal hem vergeven. Waarlijk, Allah is de Vaak-Vergevende, de Genadevolle.

41. O boodschapper!! Laat degenen die zich haasten om tot het ongeloof te komen je niet bedroeven, van die, die zeggen: “Wij geloven!” met hun monden maar hun harten hebben geen geloof. En onder de joden zijn mannen die veel en aandachtig naar leugens luisteren – luisteren naar anderen die niet tot jou zijn gekomen. Zij verwisselen de woorden van hun plaats, zij zeggen: “Als je dit is gegeven, neem het, maar als je het niet is gegeven, hoed je dan!” En bij iedereen die Allah in Al-Fitnah laat verkeren kun je niets doen tegen Allah. Dit zijn degenen wiens harten Allah niet wenst te reinigen, voor hen is er een vernedering in deze wereld en in het hiernamaals een grote bestraffing.

42. (Zij houden van) het luisteren naar leugens, om al het verbodene te verslinden. Als zij dus naar jou komen, oordeel dan tussen hen, of keer je van hen af. Als je je van hen afkeert, kunnen zij jou tenminste niet kwetsen. En als je oordeelt, oordeel dan met rechtvaardigheid tussen hen. Waarlijk, Allah houdt van degenen die rechtvaardig zijn.

43. Maar waarom komen zij voor een besluit naar jou terwijl zij de Thora hebben, waarin een (duidelijk) besluit van Allah staat; maar zelfs hierna, keren zij zich af. Want zij zijn geen (ware) gelovigen.

48. En Wij hebben aan jou het boek in waarheid gestuurd, de boeken die vóór jou kwamen bevestigend. Oordeel dus met datgene wat Allah geopenbaard heeft en volg niet hun zelfingenomen wensen, die hen van de waarheid die tot jou gekomen is wegleiden. Aan ieder van jullie hebben Wij een wet voorgeschreven en een duidelijke weg. Als Allah het gewild had, zou Hij jullie tot een volk smeden, maar dat (Hij) jullie moge testen met dat wat Hij jullie gegeven heeft; wedijver dan in goede daden. De terugkeer van jullie (allen) is tot Allah, dan zal Hij jullie inlichten over datgene waarin jullie van mening verschilden.

49. (O Mohammed) oordeel tussen hen o.b.v. wat Allah heeft geopenbaard (zelfs al zijn het joden of andersgelovigen), en niet o.b.v. hun zelfingenomen wensen (en begeerten), maar hoed je voor hen, zodat zij zich niet afkeren van iets dat Allah aan jou gestuurd heeft. En als zij zich afkeren, weet dan dat het Allah Zijn wil is om hen te straffen voor een paar zonden. En waarlijk, de meeste mensen zijn echt verdorven.

50. Zoeken zij dan het oordeel van onwetendheid? En wie is er beter in het oordelen dan Allah voor de mensen die een stevig geloof hebben.

53. En degenen die geloven zullen zeggen: “Zijn dit de mannen die de plechtigste eed bij Allah hebben gezworen dat zij tot jullie behoren?” Alles wat zij deden was in zelfingenomenheid en zij zijn de verliezers geworden.

54. O jullie die geloven! Iedereen van jullie die zijn rug tot zijn godsdienst keert, Allah zal mensen voortbrengen die Hij liefheeft en zij hebben Hem lief; nederig ten opzichte van gelovigen, ferm ten opzichte van ongelovigen, vechtend op de weg van Allah en nooit bang voor de schande van degenen die tot schande maken. Dat is de Gunst van Allah die Hij degenen die Hij wil, heeft gegeven. En Allah is Voldoende voor de noden van Zijn schepselen, Alwetend.

56. En iedereen die Allah, Zijn boodschapper en degenen die geloven als beschermers neemt, zij maken de partij van Allah tot overwinnaars!

60. Zeg: “Zal ik jullie iets vertellen dat erger is dan dat met betrekking tot de vergoeding van Allah; degenen die de vloek van Allah verkregen en Zijn woede, daarvan zal Hij (enkelen) in apen en varkens veranderen, degenen die de afgoden aanbidden, die zijn de slechtste in rang en veel verder van het rechte pad.”

61. Toen zij tot jou kwamen zeiden zij: “Wij geloven.” Maar eigenlijk komen zij binnen met de bedoeling van ongeloof en zij gaan met hetzelfde naar buiten. En Allah weet alles wat zij verbergen.

64. De joden zeggen: “Allah Zijn hand is vastgebonden.” Maar hun handen zijn vastgebonden en zij zijn vervloekt voor wat zij gezegd hebben. Nee, Zijn beiden handen zijn wijd uitgestrekt [1]. Hij besteedt zoals Hij wil. Waarlijk, de openbaring die voor jou gekomen is van Allah, doet de meesten van hen toenemen in hun opstandig gedrag en ongeloof. Wij hebben haat en vijandigheid onder hen geplaatst tot de dag der opstanding. Ieder maal ontsteken zij een oorlogsvuur. Allah blust het en zij streven (altijd) hard om ellende over de aarde te verspreiden. En Allah houdt niet van de verderfzaaiers.

65. En als de Mensen van het boek maar geloofd hadden en het kwaad afgeweerd hadden en godvrezend geworden waren, zouden Wij zeker hun zonden uitgewist hebben en hen tot de tuinen der genoegens verwezen hebben.

68. Zeg: “O, Mensen van het boek! Jullie hebben niet tot jullie in overeenkomst met de Thora en de Indjiel gehandeld en wat (nu) voor jullie neer is gezonden van jullie Heer.” Waarlijk, datgene wat voor jou is neergezonden van jouw Heer doet velen van hen toenemen in hun obstinate opstandigheid en ongeloof. Wees dus niet bedroefd over de mensen die ongelovig zijn.

70. Waarlijk, Wij hebben een verbond afgelegd met de kinderen van Israël en hen boodschappers gestuurd. Elke keer als er tot hen een boodschapper kwam, wat zij niet wensten – een groep van hen noemden hen leugenaars en anderen onder hen doodden hen.

72. Zeker, degenen die zeiden: “Allah is de messias (Isa), de zoon van Maryam” zijn ongelovig. Maar de messias (Isa) zei: “O kinderen van Israël, aanbid Allah, mijn Heer en jullie Heer.” Waarlijk, iedereen die deelgenoten aan Allah toekent in de aanbidding, daarvoor heeft Allah het paradijs verboden en voor hem zal het vuur zijn verblijfplaats zijn. En voor de onrechtvaardigen zullen er geen helpers zijn.

74. Zullen zij geen spijt bij Allah betonen en om Zijn vergiffenis vragen? Want Allah is de Vaak-Vergevende, de Genadevolle.

75. De Messias (Isa), zoon van Maryam was niet meer dan een boodschapper, vele boodschappers zijn er voor hem heengegaan. Zijn moeder was een oprechte vrouw. Beiden waren zij gewend om voedsel te eten. Kijk hoe Wij de tekenen voor hem duidelijk hebben gemaakt, kijk ook hoe zij misleid waren.

76. Zeg: “Hoe aanbidden jullie naast Allah iets wat geen macht heeft, noch jullie kan schaden of jullie voordeel kan geven?" Maar het is Allah Die Alhorend, Alwetend is.

77. Zeg: “O, Mensen van het boek! Overtreed niet de grenzen van jullie godsdienst dat anders dan de waarheid is en volg niet de zelfingenomen wensen van de mensen die in voorbij gaande tijden afgedwaald zijn en die velen misleid hebben en van het Rechte Pad zijn afgedwaald.”

79. Zij weerhielden elkaar niet van de ‘moenkar’ (nl. onrecht, zonden, misdaden, afgoderij, ongeloof, e.a.) die zij bedreven (en verbraken de verdragen). Hoe slecht was hetgene dat zij verrichtten?

80. Je hebt velen van hen gezien, die de ongelovigen als hun bondgenoten namen. Slecht is het wat zij zelf vooruit hebben gestuurd, daarom is Allah Zijn toorn op hen gevallen en zij zullen in de bestraffing verblijven.

83. En als zij luisteren naar datgene wat aan de boodschapper neer is gezonden, zien jullie dat hun ogen met tranen gevuld zijn, vanwege de waarheid die zij herkend hebben. Zij zeggen: “Onze Heer! Wij geloven, noteer ons onder de getuigen.

84. En waarom moeten wij niet in Allah en datgene wat voor ons naar beneden is gekomen, geloven? En wij wensen dat onze Heer ons zal verwijzen onder de rechtgeleiden.”

85. Dus Allah beloont hen met tuinen waar rivieren onderdoor stromen zij zullen daar voor altijd verblijven, vanwege wat zij zeiden. Dat is de beloning voor degenen die het goede doen.

87. O jullie die geloven! Verklaar de goede dingen niet onwettig, die Allah voor jullie wettig heeft verklaard en overschrijd (Allah Zijn bevelen) niet. Waarlijk, Allah houdt niet van de overschrijders.

90. O jullie die geloven! Voorwaar, (alle) bedwelmende middelen (alcohol), het gokken, de afgodsbeelden en de lotspijlen zijn de walgelijke makelij van Shaytaan (maar het is slechts verfraaiing door verdraaiing). Vermijd daarom (elke vorm van) deze dingen, zodat jullie zullen slagen.

91. En hij (Shaytaan) wil slechts vijandigheid en haat zaaien (door jullie tegen elkaar op te zetten) met behulp van bedwelmende middelen en het gokken. (Op die manier houdt hij jullie ‘zoet’) en weerhoudt hij jullie niet alleen om Allah te gedenken maar ook om het gebed te verrichten. Weten jullie dan nooit van ophouden?

92. En gehoorzaam Allah en Zijn boodschapper en hoed je en vrees Allah. Als jullie je dan afkeren, dan moeten jullie weten dat het de plicht van onze boodschapper is om op de duidelijkste manier te verkondigen.

95. O jullie die geloven! Dood geen wild als jullie in de gewijde staat zijn voor de hadj of de kleine bedevaart en ieder die onbedoeld doodt: diens boetedoening is een offer dat bij de Ka’ba gebracht wordt van een eetbaar dier gelijk aan dat wat gedood is, zoals door twee rechtvaardige mannen onder jullie bepaald wordt of als boetedoening moet hij armen voeden of in gelijkwaardige tred vasten, zodat hij het gewicht van zijn daad voelt. Allah vergeeft wat reeds gebeurd is, maar wie het weer doet, daarvan zal Allah een vergelding nemen. En Allah is Almachtig, zeer goed tot de Vergelding in staat.

97. Allah heeft de Ka’ba, het Heilige Huis, als toevluchtsoord gemaakt; en de hadj en kleine bedevaart voor de mensheid en ook de Heilige Maanden en de offerdieren en de versierden. Dat jullie mogen weten dat Allah kennis heeft van wat er in de hemelen is en wat op aarde is en dat Allah Alwetend is van iedere zaak.

99. De plicht van de boodschapper die Wij jullie hebben gestuurd is om te verkondigen. En Allah weet alles wat jullie openbaren en wat jullie verbergen.

101. O jullie die geloven! Vraag niet over zaken die als zij voor jullie duidelijk worden gemaakt, moeilijkheden veroorzaken. Maar als jullie daarover vragen, terwijl de Koran geopenbaard wordt, dan worden zij jullie duidelijk. Allah heeft dat vergeven, en Allah is de Vaak-Vergevende, de Verdraagzame.

102. Vóór jullie heeft een gemeenschap zulk soort vragen gesteld, vervolgens werden zij ongelovig.

103. Allah heeft niet zaken als kamelenmerrie met gespleten oren of over de losgelaten kamelenmerrie of over de ooi die met de ram een tweeling vormt of over de niet meer te belasten kamelenhengst ingesteld (omdat de ongelovigen zelf regels verzonnen betreft hun dieren die ze hadden). Maar de ongelovigen verzinnen leugens over Allah en de meeste van hen hebben geen begrip.

105. O jullie die geloven! waak over jullie eigen (ziel en waak over haar deugdzaamheid). Degene die afdwaalt, kunnen jullie geen schade berokkenen als jullie de leiding blijven volgen. De terugkeer van jullie allen is tot Allah, dan zal Hij jullie vertellen over alles wat jullie gedaan hebben.

107. Als het dan bekend wordt dat deze twee een zonde hebben begaan, laat dan twee anderen hun plaats innemen, de dichtste verwanten onder hen die het recht hiervan beweren te hebben. Laat hen dan bij Allah zweren: “Wij bevestigen dat onze getuigenis waarachtiger is dan dat van die twee anderen en wij hebben de waarheid geen geweld aangedaan, want dan zouden wij waarlijk tot de zondaren behoren.”

109. Op de dag dat Allah alle boodschappers zal verzamelen en tegen hen zal zeggen: “Wat was de reactie die jullie ontvingen? (dat zal gevraagd worden aan de profeten)” dan zullen zij zeggen: “Wij hebben geen kennis, waarlijk, alleen U bent de Alwetende van alles wat verborgen is.”

110. (Gedenk) dat Allah zal zeggen: “O, ‘Isa, zoon van Maryam! Gedenk Mijn (veelzijdige) gunsten over jou en jouw moeder, toen Ik je met de heilige geest (Djibriel) heb versterkt en ondersteund, zodat je in de wieg (als baby) tot de mensen kon spreken maar ook als volwassene. En (gedenk) toen Ik je de Schrift en de wijsheid onderrichtte: de Thora (van Moesa) en de Indjiel (als openbaring). En (gedenk) toen je (door de joden werd uitgedaagd) om een kleipop (in de vorm) van een vogel te maken, met Mijn toestemming. Vervolgens blies je daarin en het werd een (levende) vogel, met Mijn toestemming. En (gedenk) toen je de blinden (zonder ogen) en de melaatsen genas, met Mijn toestemming. En (gedenk) toen je de doden (tot leven wekte en hen uit hun graven) deed herrijzen, met Mijn toestemming. En (gedenk) toen Ik de zonen van Israël (die jou van het leven wilden beroven) bij jou vandaan hield, (enkel) omdat je tot hen kwam met duidelijke bewijzen. En de ongelovigen onder hen zeiden: “Dit is niets anders dan duidelijke tovenarij.”

114. Isa, de zoon van Maryam zei: “O Allah, onze Heer! Zend uit de hemel voor ons een gedekte tafel dat er voor ons - voor de eerste en de laatste van ons – een feest zou zijn en een teken van U; en geef ons onderhoud, want U bent de Beste van de Onderhouders."

116. En (gedenk) dat Allah zal zeggen: “O Isa, zoon van Maryam! Heb jij tegen de mensen gezegd: “Aanbid mij en mijn moeder als twee goden naast Allah?” Zal hij zeggen: “Verheerlijkt zij U! Het was niet aan mij om te zeggen waartoe ik geen recht had. Als ik zo iets gezegd had, dan zou U dat zeker geweten hebben. U weet wat in Mijn binnenste is, terwijl ik niet weet wat in U is, waarlijk, U en alleen U bent de Alwetende van alles wat verborgen en onzichtbaar is.

119. Allah zal zeggen: “Dit is de dag waarop de waarachtigen (in hun geloof) van hun waarachtigheid zullen profiteren (van de geneugten in de eeuwige tuinen): voor hen zijn de tuinen waar rivieren onderdoor stromen – zij zullen daarin voor altijd verblijven. Allah is tevreden over hun (verrichte daden) en zij over Hem (vanwege de paradijselijke beloningen). Dat is het grote succes.

120. Aan Allah behoort het rijk van de hemelen en de aarde en alles wat daartoe behoort en Hij is tot alle zaken in staat.