The Noble Qur'an Encyclopedia

1. Bij degenen (de engelen) die met grote kracht (de slechte ziel) eruit trekken.

2. Bij degenen die dat zachtjes doen (bij de goede zielen).

3. En bij degenen die zweven.

4. En bij degenen die altijd als eerste aankomen.

5. En bij hen die de bevelen van hun Heer opvolgen.

6. Op de dag zullen de aarde en de bergen heftig bewegen.

7. Wat gevolgd wordt door een tweede.

8. Op die dag zullen harten trillen van angst.

9. Hun ogen zullen neergeslagen zijn.

10. Zij zeggen: “Zullen wij waarlijk terugkeren naar onze eerste staat?”

11. "Zelfs nadat wij verpulverde botten zijn geweest?”

12. Zij zeggen: “In dat geval is de terugkeer een verlies!”

13. Maar het is slechts een enkele roep.

14. Ziedaar! Zij zullen zichzelf levend op aarde treffen na hun dood.

15. Is het verhaal van Moesa tot jou gekomen?

16. Toen zijn Heer hem in de heilige Toewadal tot zich riep?

17. Ga naar de Farao, waarlijk hij heeft alle grenzen overschreden (in misdaad, zonden, polytheïsme, ongeloof).

18. En zeg tegen hem: “Zou je jezelf willen reinigen (van de zonde van ongeloof door een gelovige te worden),”

19. En dat ik je naar je Heer zal leiden, zodat je Hem zal vrezen?”

20. Toen toonde (Moesa) hem de grote tekenen (de wonderen).

21. Maar hij verloochende (hen) en was ongehoorzaam.

22. Toen keerde hij zijn rug toe en hard (tegen Allah) vechtend.

23. Toen verzamelde hij mensen en riep luid:

24. Zeggende: “Ik ben jullie heer, de hoogste.”

25. Daarom greep Allah hem met een bestraffing voor deze laatste overtreding.

26. Waarlijk, hierin is een instructieve vermaning voor ieder die Allah vreest.

27. Zijn jullie moeilijker te scheppen, of is dat de hemel die Hij gebouwd heeft?

28. Hij heeft haar (de hemel) hoog opgetrokken en perfekt gemaakt.

29. De nacht daarvan bedekt Hij met duisternis en in haar ochtend brengt Hij (het licht).

30. Daarna heeft Hij de aarde uitgespreid.

31. En heeft daaruit haar water en weiden voortgebracht.

32. En de bergen heeft Hij stevig vastgezet.

33. Om een genieting en een nut voor jullie en jullie vee te zijn.

34. Maar als de grootste ramp aanbreekt (het begin van de dag des oordeels).

35. De dag waarop de mens zich zal herinneren waarnaar hij heeft gestreefd.

36. En het hellevuur zal voor iedereen die ziet duidelijk worden.

37. Dan, voor degenen die de grenzen overtreden.

38. En de voorkeur aan het wereldse leven gaven.

39. Waarlijk, hun verblijfplaats zal het hellevuur zijn.

40. Maar voor degenen die angst hadden om voor hun Heer te staan, en zichzelf verre hielden van onreine, kwade wensen en lusten.

41. Waarlijk, hun verblijfplaats is het paradijs.

42. Zij vragen jou over het uur – wanneer is de aangewezen tijd?

43. Jij (o Mohammed) hebt geen kennis om hierover iets te zeggen.

44. Aan jouw Heer behoort (de kennis van) de termijn hiervan.

45. Jij bent slechts een waarschuwer voor degenen die ervoor vrezen.

46. De dag dat zij het aanschouwen, (zal het lijken) alsof zij niet langer (in het wereldse leven) verbleven dan een avond of een ochtend.