The Noble Qur'an Encyclopedia

1. Bij de dageraad.

2. Bij de tien nachten (de eerste tien van Dhul Hidjah).

3. Bij even en oneven.

4. En bij de nacht wanneer deze verdwijnt.

5. Zijn er in de genoemde eden genoeg bewijzen voor wie verstand heeft.

6. Heb jij (o Mohammed) niet gezien hoe jouw Heer met de Aad heeft gehandeld?

7. De stad Iram met haar hoge pilaren.

8. Zoals nog nooit in het land geschapen zijn?

9. En (met) de Thamoed, die rotsen uithieuwen in het dal?

10. En (met) de Farao die pinnen had.

11. Die in het land de grenzen overschreden.

12. En veel ellende daarin veroorzaakten.

13. Aldus heeft jullie Heer verschillende soorten martelingen over hen uitgestort.

14. Waarlijk, jullie Heer is meest waakzaam (over hen).

15. Voor de mens, wanneer zijn Heer hem beproeft met eer en met gunsten dan zegt hij (trots): “Mijn Heer heeft mij geëerd.”

16. Maar als Hij hem beproeft door zijn levensmiddelen te verminderen, zegt hij: “Mijn Heer heeft mij vernederd.”

17. Nee! Maar jullie behandelen de wezen niet met vriendelijkheid en vrijgevigheid.

18. En jullie sporen niet aan om de armen te voeden!

19. En jullie verspillen de erfenis, hebzuchtig,

20. En jullie hebben de weelde met veel liefde lief!

21. Nee! Als de aarde tot poeder vermalen is!

22. En jullie Heer komt, met de engelen in rijen.

23. En op die dag zal de hel in de nabijheid worden gebracht. Op die dag zal de mens zich herinneren. Maar hoe zal de herinnering hem bevallen?

24. Hij zal zeggen: “Wee! Had ik maar (iets) vooruit gestuurd voor (dit) leven!”

25. Op die dag zal dan niemand straffen zoals Hij zal straffen.

26. En niemand zal vastbinden zoals Hij vastbindt.

27. (En er zal tegen de vromen gezegd worden): “O ziel vol rust (door Iman).

28. Keer terug naar jouw Heer, tevreden over Zijn welbehagen!

29. Voeg je bij Mijn (rechtgeaarde) dienaren toe.

30. En treed Mijn paradijs binnen!