عربيEnglish

The Noble Qur'an Encyclopedia

Towards providing reliable exegeses and translations of the meanings of the Noble Qur'an in the world languages

Stoneland, Rock city, Al-Hijr valley [Al-Hijr] - Dutch translation

Surah Stoneland, Rock city, Al-Hijr valley [Al-Hijr] Ayah 99 Location Maccah Number 15

1. Alif, Lam, Ra.[1] Dit zijn de verzen van het Boek en een duidelijke Koran.

3. Laat hen eten en zichzelf vermaken, en laat hen vooringenomen zijn met (valse) hoop. Zij zullen er spoedig achter komen!

8. Wij sturen de engelen niet naar beneden, behalve met de waarheid en in dat geval zullen zij geen uitstel hebben!

9. Waarlijk! Wij waren het die de ‘Dzikr’ (de Koran) naar beneden stuurden, dus zullen ook Wij er over waken [1]!

10. Voorwaar, Wij hebben Boodschappers voor jou gestuurd onder de voorafgaande gemeenschappen.

12. Dus laten Wij het (ongeloof) in de harten van de misdadigers binnentreden.

16. En voorwaar, Wij hebben de grote sterren in de hemel geplaatst en Wij hebben het voor toeschouwers daarvan versierd.

18. Behalve hij die het gehoor krijgt door diefstal, hij wordt door een duidelijk vlammend vuur achtervolgd.

20. En Wij hebben daarin voorzien van levensonderhoud, voor jullie en ook voor degenen die jullie niet voorzien.

22. En Wij sturen bevruchtende winden, dan laten wij het water uit de hemel neerdalen, en Wij geven het jullie te drinken, en jullie zijn het niet die de eigenaars zijn van die schatten daarvan.

23. En zeker Wij! Wij zijn het Die het leven geven en nemen en Wij zijn de Erfgenamen.

24. En voorwaar, Wij kennen de eerste generatie van jullie die overleden is, en voorwaar Wij kennen de huidige generatie van jullie, en ook degenen die hierna zullen komen.

25. En waarlijk, jullie Heer zal hen verzamelen. Waarlijk. Hij is Alwijs, Alwetend.

27. En de djinn ( Iblies) hebben Wij (vóór de schepping van Adam) uit een rookloos vuur geschapen.

29. Toen Ik hem dus volledig vorm gaf en in hem (Adam) blies Ik de ziel die Ik voor hem geschapen had, vallen (jullie) dan neer en knielen voor hem.”

33. (Iblies) zei: “Ik ben niet degene die voor een mens neerknielt die U uit harde klei van zachte aarde heeft gemaakt.”

34. (Allah) zei: “Ga hier weg, want waarlijk, jij bent een verworpenen.”

36. (Iblies) zei: “O mijn Heer! Geef mij uitstel tot de dag dat (de doden) worden opgewekt.”

37. (Allah) zei: “Waarlijk jij behoort tot diegenen die Ik uitstel heb verleend.

38. Tot aan de dag waarvan het tijdstip vaststaat (en de eerste bazuinstoot zal weerklinken).”

39. (Iblies) zei: “O mijn Heer! Omdat U mij hebt laten dwalen [1] zal ik voor hen (hun zondes) verfraaien en zal ik ze allen misleiden.

40. Behalve Uw zuivere de (op-rechte) dienaren onder hen [1]"

41. (Allah) zei: “Dit is de weg die recht naar Mij leidt.”

42. Voorzeker, jij zal geen gezag hebben over Mijn (oprechte) dienaren, behalve degene die jou (al dwalende) volgen [1].

45. Waarlijk! De godvrezenden zullen tussen de tuinen en bronnen zijn.

46. (Er zal tegen hen gezegd worden): “Treed daarin binnen in vrede en veiligheid.”

47. En Wij zullen uit hun borsten alle gevoelens van kwetsuren halen, broeders (en zusters) tegenover elkaar op tronen.

48. Geen gevoel van vermoeidheid zal hen raken en zij zullen het paradijs nooit verlaten.

49. Geef door aan Mijn dienaren dat waarlijk Ik de meest Vergevende, de Genadevolle ben.

50. En dat Mijn bestraffing zeker de pijnlijkste bestraffing is.

52. Toen zij op hem toetraden en zeiden: “Vrede voor u!" (Ibraahiem) zei: “Voorwaar! Wij zijn bang voor jullie.”

53. Zij zeiden: “Wees niet bang! Wij verkondigen goed nieuw van (de geboorte van een) zoon die veel wijsheid en kennis bezit.”

54. (Ibraahiem) zei: “Brengen jullie mij goed nieuws terwijl ik zo oud ben! Waar is jullie goede nieuws dan?”

55. Zij zeiden: “Wij brengen jou goed nieuws met de waarheid. Behoor dus niet tot de wanhopigen.”

56. (Ibraahiem) zei: “En wie wanhoopt van de genade van zijn Heer behalve die afgedwaald is!"

57. (Ibraahiem) zei: “Wat is die zaak waarvoor jullie zijn gekomen, o Boodschappers?”

59. (Allen) behalve de familie van Loet. Hen zullen wij allen beslist redden.

60. Behalve zijn vrouw, voor wie Wij besloten hebben dat zij onder degenen zal zijn die achterblijven."

61. Toen, wanneer de Boodschappers naar de familie van Loet kwamen.

62. Hij zei: “Waarlijk! Jullie zijn onbekenden voor mij.”

63. Zij zeiden: “Nee, wij zijn tot jullie gekomen met dat waarover zij twijfelden.

64. En wij hebben jou de waarheid gebracht en zeker, wij spreken de waarheid.

65. Reis dan af in een deel van de nacht met je familie en jij sluit de achterhoede af, en laat niemand onder jullie achterom kijken, en ga naar de plaats waar je bevolen bent te gaan.”

66. En Wij maakten dit besluit aan hem bekend, dat de wortels van degenen in de vroege ochtend zouden worden afgesneden.

68. (Loet) zei: “Waarlijk! Dit zijn mijn gasten, beschaam mij dus niet.”

69. "En vrees Allah en breng geen schande over mij.”

70. Zij zeiden: “Hebben wij jou niet verboden om gasten te ontvangen."

71. (Loet) zei: “Dit [1] zijn mijn dochters als jullie zo moeten handelen.”

72. Waarlijk, bij jouw leven (o Mohammed) [1] Zij verkeren werkelijk in afdwaling die hun verwarring vergroot.

73. Vervolgens werden zij bij zonsopkomst getroffen door een afschuwelijke scheeuw.

76. En waarlijk! Zij (de steden) zijn precies op een duidelijke weg.

79. Wij namen dus wraak op hen. Zij waren beiden op een openlijke weg, goed te zien.

80. En waarlijk, de bewoners van de rotsvallei ontkenden de boodschappers.

83. Maar een (vreselijke) schreeuw overmanden hen in de vroege ochtend.

88. Kijk niet verlangend met jullie ogen naar datgene wat Wij bepaalde groepen van hen hebben geschonken noch wees bedroefd over hen. En verlaag jouw vleugels neer voor de gelovigen.

89. En zeg: “Ik ben zeker een duidelijke waarschuwer.”

90. Zoals Wij de bestraffing over de verdelers hebben neergezonden.

92. Dus, bij je Heer, Wij zullen hen zeker tot de verantwoording roepen.

94. Verkondig daarom openlijk, dat wat je opgedragen is en keer je af van afgodenaanbidders.

95. Waarlijk! Wij zullen voor jouw voldoende zijn tegen de bespotters!

98. Verheerlijk dus jouw Heer met lofuitingen en wees één van degenen die (voor Hem) knielen.

99. En aanbid jouw Heer totdat de zekerheid jouw neemt (de dood).