Setting
Surah Stoneland, Rock city, Al-Hijr valley [Al-Hijr] in Dutch
الٓر ۚ تِلْكَ ءَايَٰتُ ٱلْكِتَٰبِ وَقُرْءَانٍۢ مُّبِينٍۢ ﴿١﴾
E. L. R. Dit zijn de teekens van het boek en van den duidelijken Koran.
Alif Lam Ra. Dit zijn Verzen van het Boek, en een duidelijke Koran.
Alif Lam Ra. Dit zijn Verzen van het Boek, en een duidelijke Koran.
رُّبَمَا يَوَدُّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ لَوْ كَانُوا۟ مُسْلِمِينَ ﴿٢﴾
De tijd zal komen, waarop de ongeloovigen zullen wenschen, dat zij Moslems mochten zijn geweest.
Misschien zullen degenen die ongelovig zijn wensen dat zij Moslims waren.
Misschien zullen degenen die ongelovig zijn wensen dat zij Moslims waren.
ذَرْهُمْ يَأْكُلُوا۟ وَيَتَمَتَّعُوا۟ وَيُلْهِهِمُ ٱلْأَمَلُ ۖ فَسَوْفَ يَعْلَمُونَ ﴿٣﴾
Sta hun toe te eten en te genieten in deze wereld, en laat hun hoop voeden; doch hierna zullen zij hunne dwaasheid kennen.
Lad hen eten en zich vermaken en worden afgeleid door de (valse) hoop, later ze zullen (het) weten.
Lad hen eten en zich vermaken en worden afgeleid door de (valse) hoop, later ze zullen (het) weten.
وَمَآ أَهْلَكْنَا مِن قَرْيَةٍ إِلَّا وَلَهَا كِتَابٌۭ مَّعْلُومٌۭ ﴿٤﴾
Wij hebben geene stad verwoest, zonder dat een vastgestelde tijd van berouw voor haar bepaald werd.
En Wij hebben nooit een stad vernietigd, behalve op een vastgestelde tijdstip.
En Wij hebben nooit een stad vernietigd, behalve op een vastgestelde tijdstip.
مَّا تَسْبِقُ مِنْ أُمَّةٍ أَجَلَهَا وَمَا يَسْتَـْٔخِرُونَ ﴿٥﴾
Geen volk zal gestraft worden voordat zijn tijd zal zijn gekomen, en deze zal niet worden verschoven.
Er is geen gemeenschap die haar tijdstip kan verhaasten of vertragen.
Er is geen gemeenschap die haar tijdstip kan verhaasten of vertragen.
وَقَالُوا۟ يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِى نُزِّلَ عَلَيْهِ ٱلذِّكْرُ إِنَّكَ لَمَجْنُونٌۭ ﴿٦﴾
De bewoners van Mekka zeggen tot Mahomet: O gij! wien de vermaning werd nedergezonden, gij zijt zekerlijk door den duivel bezeten.
Zij zeiden: \"O jij, aan wie de vermaning (Koran) is neergezonden: voorwaar, jij bent zeker bezeten.
Zij zeiden: \"O jij, aan wie de vermaning (Koran) is neergezonden: voorwaar, jij bent zeker bezeten.
لَّوْ مَا تَأْتِينَا بِٱلْمَلَٰٓئِكَةِ إِن كُنتَ مِنَ ٱلصَّٰدِقِينَ ﴿٧﴾
Zoudt gij niet met een gevolg van engelen tot ons zijn gekomen, indien gij de waarheid hadt gesproken?
Waarom heb jij de Engelen niet naar ons gebracht, als jij tot de waarachtigen behoort?\"'
Waarom heb jij de Engelen niet naar ons gebracht, als jij tot de waarachtigen behoort?\"'
مَا نُنَزِّلُ ٱلْمَلَٰٓئِكَةَ إِلَّا بِٱلْحَقِّ وَمَا كَانُوٓا۟ إِذًۭا مُّنظَرِينَ ﴿٨﴾
Antwoord: Wij zenden geene engelen neder, dan bij eene voegzame gelegenheid. Dan zullen de ongeloovigen niet meer worden uitgesteld.
Wij sturen de Engelen niet, behalve met de Waarheid. En zij zouden dan geen uitstel (van hun bestraffing) hebben gekregen.
Wij sturen de Engelen niet, behalve met de Waarheid. En zij zouden dan geen uitstel (van hun bestraffing) hebben gekregen.
إِنَّا نَحْنُ نَزَّلْنَا ٱلذِّكْرَ وَإِنَّا لَهُۥ لَحَٰفِظُونَ ﴿٩﴾
Waarlijk, wij hebben den Koran nedergezonden, en wij zullen dien zekerlijk voor vervalsching behoeden.
Voorwaar, Wij zijn het Die de Vermaning (de Koran) hebben neergezonden. En voorwaar, Wij zijn daarover zeker de Wakers.
Voorwaar, Wij zijn het Die de Vermaning (de Koran) hebben neergezonden. En voorwaar, Wij zijn daarover zeker de Wakers.
وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا مِن قَبْلِكَ فِى شِيَعِ ٱلْأَوَّلِينَ ﴿١٠﴾
Wij hebben vroeger, vóór u, gezanten tot de oude secten gezonden.
En voorzeker, Wij hebben (Boodschappers) voor jou gezonden naar de vroegere volkeren.
En voorzeker, Wij hebben (Boodschappers) voor jou gezonden naar de vroegere volkeren.
وَمَا يَأْتِيهِم مِّن رَّسُولٍ إِلَّا كَانُوا۟ بِهِۦ يَسْتَهْزِءُونَ ﴿١١﴾
En er kwam geen gezant tot hen, dien zij niet tot het voorwerp hunner spotternijen maakten.
En er kwam nooit een Boodschapper tot hen of zij dreven de spot met hen.
En er kwam nooit een Boodschapper tot hen of zij dreven de spot met hen.
كَذَٰلِكَ نَسْلُكُهُۥ فِى قُلُوبِ ٱلْمُجْرِمِينَ ﴿١٢﴾
Evenzoo zullen wij de harten der zondige bewoners van Mekka er toe brengen, hunnen profeet te bespotten.
Op deze wijze doen wij het (ongeloof) in de harten van de misdadigers binnengaan.
Op deze wijze doen wij het (ongeloof) in de harten van de misdadigers binnengaan.
لَا يُؤْمِنُونَ بِهِۦ ۖ وَقَدْ خَلَتْ سُنَّةُ ٱلْأَوَّلِينَ ﴿١٣﴾
Zij zullen niet in hem gelooven niettegenstaande de straf der volkeren reeds vroeger werd uitgevoerd.
Zij geloven er niet in, hoewel de gebruikelijke handelwijze (de bestraffing van Allah) van de vroegeren wazlijk heeft plaatsgevonden.
Zij geloven er niet in, hoewel de gebruikelijke handelwijze (de bestraffing van Allah) van de vroegeren wazlijk heeft plaatsgevonden.
وَلَوْ فَتَحْنَا عَلَيْهِم بَابًۭا مِّنَ ٱلسَّمَآءِ فَظَلُّوا۟ فِيهِ يَعْرُجُونَ ﴿١٤﴾
Indien wij hun de poorten der hemelen zouden ontsluiten, en zij reeds gereed zouden zijn daar binnen te gaan.
En als Wij voor hen een poort van de hemel zouden openen, wardoor zij dan zouden kunnen blijven opstijgen.
En als Wij voor hen een poort van de hemel zouden openen, wardoor zij dan zouden kunnen blijven opstijgen.
لَقَالُوٓا۟ إِنَّمَا سُكِّرَتْ أَبْصَٰرُنَا بَلْ نَحْنُ قَوْمٌۭ مَّسْحُورُونَ ﴿١٥﴾
Zouden zij veeleer uitroepen: Onze oogen zijn slechts verblind door dronkenschap, of wij bevinden ons onder den indruk eener zinsbeguicheling.
(Dan) zouden zij zeker zeggen: \"Voorwaar, ons gezichtsvermogen is beneveld; wij zijn zelfs een betoverd volk.\"
(Dan) zouden zij zeker zeggen: \"Voorwaar, ons gezichtsvermogen is beneveld; wij zijn zelfs een betoverd volk.\"
وَلَقَدْ جَعَلْنَا فِى ٱلسَّمَآءِ بُرُوجًۭا وَزَيَّنَّٰهَا لِلنَّٰظِرِينَ ﴿١٦﴾
Wij hebben de twaalf teekens in den hemel geplaatst en die in verschillende vormen voorgesteld voor hen, die acht geven.
En voorzeker, Wij hebben in de hemel sterrenstelsels aangebracht en Wij hebben haar versierd voor de aanschouwers.
En voorzeker, Wij hebben in de hemel sterrenstelsels aangebracht en Wij hebben haar versierd voor de aanschouwers.
وَحَفِظْنَٰهَا مِن كُلِّ شَيْطَٰنٍۢ رَّجِيمٍ ﴿١٧﴾
Wij verdedigen deze tegen de aanslagen van iederen duivel welke met steenworpen werd teruggedreven.
En Wij hebben haar bewaakt tegen elke vervloekte Satan.
En Wij hebben haar bewaakt tegen elke vervloekte Satan.
إِلَّا مَنِ ٱسْتَرَقَ ٱلسَّمْعَ فَأَتْبَعَهُۥ شِهَابٌۭ مُّبِينٌۭ ﴿١٨﴾
Behalve hij, die aansluipt om te luisteren, en op wien dan eene zichtbare vlam wordt afgeschoten.
Behalve degene die (de Satan) heeft afgeluisterd, dan achtervolgd wordt door een heldere vlam.
Behalve degene die (de Satan) heeft afgeluisterd, dan achtervolgd wordt door een heldere vlam.
وَٱلْأَرْضَ مَدَدْنَٰهَا وَأَلْقَيْنَا فِيهَا رَوَٰسِىَ وَأَنۢبَتْنَا فِيهَا مِن كُلِّ شَىْءٍۢ مَّوْزُونٍۢ ﴿١٩﴾
Wij hebben ook de aarde uitgespreid en vaste bergen daarop geplaatst, en wij hebben alle planten in eene bewonderingswaardige orde daaruit doen spruiten.
En Wij hebben de aarde uitgestrekt en Wij hebben daarop bergen geplaatst en Wij hebben daarop van alles doen groeien volgens een evenwichte maat.
En Wij hebben de aarde uitgestrekt en Wij hebben daarop bergen geplaatst en Wij hebben daarop van alles doen groeien volgens een evenwichte maat.
وَجَعَلْنَا لَكُمْ فِيهَا مَعَٰيِشَ وَمَن لَّسْتُمْ لَهُۥ بِرَٰزِقِينَ ﴿٢٠﴾
En wij hebben daarop levensbehoeften voor u geplaatst en voor de wezens, welke gij niet onderhoudt.
En Wij hebben voor jullie daar levensonderhoud gemaakt, (ook voor) degene voor wie jullie niet de voorzieners zijn.
En Wij hebben voor jullie daar levensonderhoud gemaakt, (ook voor) degene voor wie jullie niet de voorzieners zijn.
وَإِن مِّن شَىْءٍ إِلَّا عِندَنَا خَزَآئِنُهُۥ وَمَا نُنَزِّلُهُۥٓ إِلَّا بِقَدَرٍۢ مَّعْلُومٍۢ ﴿٢١﴾
Er is geene zaak, waarvan de voorraadschuren niet in onze handen zijn, en wij deelen die slechts in eene bepaalde mate uit.
Er is geen ding waarvan de schatten niet bij Ons zijn, en Wij zenden deze slechts volgens een vastgestelde maatgeving neer.
Er is geen ding waarvan de schatten niet bij Ons zijn, en Wij zenden deze slechts volgens een vastgestelde maatgeving neer.
وَأَرْسَلْنَا ٱلرِّيَٰحَ لَوَٰقِحَ فَأَنزَلْنَا مِنَ ٱلسَّمَآءِ مَآءًۭ فَأَسْقَيْنَٰكُمُوهُ وَمَآ أَنتُمْ لَهُۥ بِخَٰزِنِينَ ﴿٢٢﴾
Wij zenden ook de winden, die de bezwangerde wolken voortstuwen en wij zenden water van den hemel waarvan wij u geven te drinken, en hetwelk gij niet bewaart.
En Wij hebben de winden gezonden als bestuivers en Wij hebben regen neergezonden uit de hemel, waarmee wij jullie te drinken geven. En jullie zijn daar niet de bewaarders van.
En Wij hebben de winden gezonden als bestuivers en Wij hebben regen neergezonden uit de hemel, waarmee wij jullie te drinken geven. En jullie zijn daar niet de bewaarders van.
وَإِنَّا لَنَحْنُ نُحْىِۦ وَنُمِيتُ وَنَحْنُ ٱلْوَٰرِثُونَ ﴿٢٣﴾
Waarlijk, wij geven leven en doen sterven, en wij zijn de erfgenamen van alle dingen.
Voorwaar, Wij zijn het Die doen leven en doen sterven. En Wij zijn de erfgenamen.
Voorwaar, Wij zijn het Die doen leven en doen sterven. En Wij zijn de erfgenamen.
وَلَقَدْ عَلِمْنَا ٱلْمُسْتَقْدِمِينَ مِنكُمْ وَلَقَدْ عَلِمْنَا ٱلْمُسْتَـْٔخِرِينَ ﴿٢٤﴾
Wij kennen hen die vooruit gaan, en wij kennen hen die achterblijven.
En voorzeker, Wij kennen de mensen die jullie zijn voorgegaan (in de dood). En voorzeker, Wij kennen de achterblijvers.
En voorzeker, Wij kennen de mensen die jullie zijn voorgegaan (in de dood). En voorzeker, Wij kennen de achterblijvers.
وَإِنَّ رَبَّكَ هُوَ يَحْشُرُهُمْ ۚ إِنَّهُۥ حَكِيمٌ عَلِيمٌۭ ﴿٢٥﴾
En uw Heer zal hen op den laatsten dag verzamelen; want hij is alwetend en wijs.
En voorwaar, jouw Heer is het Die hen verzamelt. Voorwaar, Hij is Alwijs, Alwetend.
En voorwaar, jouw Heer is het Die hen verzamelt. Voorwaar, Hij is Alwijs, Alwetend.
وَلَقَدْ خَلَقْنَا ٱلْإِنسَٰنَ مِن صَلْصَٰلٍۢ مِّنْ حَمَإٍۢ مَّسْنُونٍۢ ﴿٢٦﴾
Wij schiepen den mensch van gedroogde klei, van zwart slijk, in een vorm gebracht.
En voorzeker, Wij hebben de mens (Adam) geschapen uit klei, van zwart slijk gevormd.
En voorzeker, Wij hebben de mens (Adam) geschapen uit klei, van zwart slijk gevormd.
وَٱلْجَآنَّ خَلَقْنَٰهُ مِن قَبْلُ مِن نَّارِ ٱلسَّمُومِ ﴿٢٧﴾
Vóór hem hadden wij reeds de geniussen uit een fijn vuur gemaakt.
En Wij hebben daarvoor de Djinn's geschapen uit een gloeiend vuur.
En Wij hebben daarvoor de Djinn's geschapen uit een gloeiend vuur.
وَإِذْ قَالَ رَبُّكَ لِلْمَلَٰٓئِكَةِ إِنِّى خَٰلِقٌۢ بَشَرًۭا مِّن صَلْصَٰلٍۢ مِّنْ حَمَإٍۢ مَّسْنُونٍۢ ﴿٢٨﴾
En gedenk, toen de Heer tot de engelen zeide: Waarlijk, ik heb den mensch geschapen van gedroogde klei, van zwart slijk, in een vorm gebracht.
(Gedenkt) toen jouw Heer tot de Engelen zei: \"Voorwaar, Ik zal een mens scheppen van klei, uit zwart slijk gevormd.\"
(Gedenkt) toen jouw Heer tot de Engelen zei: \"Voorwaar, Ik zal een mens scheppen van klei, uit zwart slijk gevormd.\"
فَإِذَا سَوَّيْتُهُۥ وَنَفَخْتُ فِيهِ مِن رُّوحِى فَقَعُوا۟ لَهُۥ سَٰجِدِينَ ﴿٢٩﴾
Als ik hem dus volkomen gevormd en mijn geest in hem geblazen zal hebben zult gij dan voor hem nedervallen en hem aanbidden?
Toen Ik hem vervolmaakt had en Mijn (geschapen) Geest erin geblazen had, toen knielden zij (de Engelen) voor hem.
Toen Ik hem vervolmaakt had en Mijn (geschapen) Geest erin geblazen had, toen knielden zij (de Engelen) voor hem.
فَسَجَدَ ٱلْمَلَٰٓئِكَةُ كُلُّهُمْ أَجْمَعُونَ ﴿٣٠﴾
En al de engelen baden Adam gezamenlijk aan.
Toen knielden de Engelen allen gezamenlijk.
Toen knielden de Engelen allen gezamenlijk.
إِلَّآ إِبْلِيسَ أَبَىٰٓ أَن يَكُونَ مَعَ ٱلسَّٰجِدِينَ ﴿٣١﴾
Behalve Eblis, die weigerde met hen te zijn, welke hem aanbaden.
Behalve Iblis, bij weigerde te behoren tot de knielenden.
Behalve Iblis, bij weigerde te behoren tot de knielenden.
قَالَ يَٰٓإِبْلِيسُ مَا لَكَ أَلَّا تَكُونَ مَعَ ٱلسَّٰجِدِينَ ﴿٣٢﴾
En God zeide tot hem: Wat verhindert u met degenen te zijn, die Adam aanbidden?
Hij (Allah) zei: \"O Iblis, wat is er met jou dat jij niet bij de knielenden behoort?\"
Hij (Allah) zei: \"O Iblis, wat is er met jou dat jij niet bij de knielenden behoort?\"
قَالَ لَمْ أَكُن لِّأَسْجُدَ لِبَشَرٍ خَلَقْتَهُۥ مِن صَلْصَٰلٍۢ مِّنْ حَمَإٍۢ مَّسْنُونٍۢ ﴿٣٣﴾
Hij antwoordde: Ik zal den mensch niet aanbidden; dien gij gevormd hebt van gedroogde klei, van zwart slijk, in een vorm gekneed.
Hij (Iblis) zei: \"Ik zal niet knielen voor een mens die U heeft geschapen uit klei, uit zwarte slijk gevormd.\"
Hij (Iblis) zei: \"Ik zal niet knielen voor een mens die U heeft geschapen uit klei, uit zwarte slijk gevormd.\"
قَالَ فَٱخْرُجْ مِنْهَا فَإِنَّكَ رَجِيمٌۭ ﴿٣٤﴾
God zeide: Ga dus heen; want gij zult met steenen verdreven worden.
Hij (Allah) zei: \"Ga eruit (het Paradijs), voor- waar, jij bent een vervloekte!
Hij (Allah) zei: \"Ga eruit (het Paradijs), voor- waar, jij bent een vervloekte!
وَإِنَّ عَلَيْكَ ٱللَّعْنَةَ إِلَىٰ يَوْمِ ٱلدِّينِ ﴿٣٥﴾
En een vloek zal op u rusten tot op den dag des oordeels.
En voorwaar, de vervloeking rust op jou tot aan de Dag des Oordeels.\"
En voorwaar, de vervloeking rust op jou tot aan de Dag des Oordeels.\"
قَالَ رَبِّ فَأَنظِرْنِىٓ إِلَىٰ يَوْمِ يُبْعَثُونَ ﴿٣٦﴾
De duivel zeide: O Heer! geef mij uitstel tot den dag der opstanding.
Hij (Iblis) zei: \"Mijn Heer, schenk mij dan uitstel tot de Dag waarop zij zullen worden opgewekt.\"
Hij (Iblis) zei: \"Mijn Heer, schenk mij dan uitstel tot de Dag waarop zij zullen worden opgewekt.\"
قَالَ فَإِنَّكَ مِنَ ٱلْمُنظَرِينَ ﴿٣٧﴾
God antwoordde: Waarlijk, gij zult tot hen behooren, die uitstel hebben verkregen.
Hij (Allah) zei: \"Voorwaar, jij behoort tot degenen die uitdel kregen.
Hij (Allah) zei: \"Voorwaar, jij behoort tot degenen die uitdel kregen.
إِلَىٰ يَوْمِ ٱلْوَقْتِ ٱلْمَعْلُومِ ﴿٣٨﴾
Tot den dag van den bepaalden tijd.
Tot de Dag van het vastgestelde tijdstip.\"
Tot de Dag van het vastgestelde tijdstip.\"
قَالَ رَبِّ بِمَآ أَغْوَيْتَنِى لَأُزَيِّنَنَّ لَهُمْ فِى ٱلْأَرْضِ وَلَأُغْوِيَنَّهُمْ أَجْمَعِينَ ﴿٣٩﴾
De duivel (Eblis) antwoordde: Omdat gij mij hebt nedergeworpen, zal ik het kwade behagelijk voor den mensch maken, en hen allen verleiden.
Hij (Iblis) zei. \"Mijn Heer, omdat U mij heeft doen dwalen, zal ik voor ben (hun slechte daden) zeker schoonschijnend maken op de aarde, en ik zal hen zeker allen doen dwalen.
Hij (Iblis) zei. \"Mijn Heer, omdat U mij heeft doen dwalen, zal ik voor ben (hun slechte daden) zeker schoonschijnend maken op de aarde, en ik zal hen zeker allen doen dwalen.
إِلَّا عِبَادَكَ مِنْهُمُ ٱلْمُخْلَصِينَ ﴿٤٠﴾
Uwe oprechte dienaren zullen alleen gespaard worden.
Behalve Uw dienaren, onder hen die oprecht zijn.\"
Behalve Uw dienaren, onder hen die oprecht zijn.\"
قَالَ هَٰذَا صِرَٰطٌ عَلَىَّ مُسْتَقِيمٌ ﴿٤١﴾
God zeide: Dit is de rechte weg.
Hij (Allah) zei: \"Dit is een recht Pad, op Mij rust (het waken erover).
Hij (Allah) zei: \"Dit is een recht Pad, op Mij rust (het waken erover).
إِنَّ عِبَادِى لَيْسَ لَكَ عَلَيْهِمْ سُلْطَٰنٌ إِلَّا مَنِ ٱتَّبَعَكَ مِنَ ٱلْغَاوِينَ ﴿٤٢﴾
Wat mijne dienaren betreft, gij zult geene macht over hen hebben; maar alleen over hen, die verleid zullen worden en die u zullen volgen.
Voorwaar, jij hebt geen macht over Mijn dienaren, behalve (over) degene die jou volgt van de dwalenden.\"
Voorwaar, jij hebt geen macht over Mijn dienaren, behalve (over) degene die jou volgt van de dwalenden.\"
وَإِنَّ جَهَنَّمَ لَمَوْعِدُهُمْ أَجْمَعِينَ ﴿٤٣﴾
De hel is zekerlijk voor hen allen bestemd.
En voorwaar, de Het is aan hen allen zeker toegezegd.
En voorwaar, de Het is aan hen allen zeker toegezegd.
لَهَا سَبْعَةُ أَبْوَٰبٍۢ لِّكُلِّ بَابٍۢ مِّنْهُمْ جُزْءٌۭ مَّقْسُومٌ ﴿٤٤﴾
Zij heeft zeven ingangen; voor iederen ingang zal een bijzonder aantal hunner worden aangewezen.
Zij heeft zeven poorten. Aan iedere poort is een deel van hen toegewezen.
Zij heeft zeven poorten. Aan iedere poort is een deel van hen toegewezen.
إِنَّ ٱلْمُتَّقِينَ فِى جَنَّٰتٍۢ وَعُيُونٍ ﴿٤٥﴾
Maar zij, die God vreezen, zullen in tuinen wonen, te midden van fonteinen.
Voorwaar, de Moettaqoen zullen in de Tuinen (het Paradijs) en bij bronnen vertoeven.
Voorwaar, de Moettaqoen zullen in de Tuinen (het Paradijs) en bij bronnen vertoeven.
ٱدْخُلُوهَا بِسَلَٰمٍ ءَامِنِينَ ﴿٤٦﴾
De engelen zullen tot hen zeggen: Treedt hier binnen in vrede en zekerheid.
(Tegen hen wordt gezegd:) \"Treedt deze binnen in vrede en veiligheid.\"
(Tegen hen wordt gezegd:) \"Treedt deze binnen in vrede en veiligheid.\"
وَنَزَعْنَا مَا فِى صُدُورِهِم مِّنْ غِلٍّ إِخْوَٰنًا عَلَىٰ سُرُرٍۢ مُّتَقَٰبِلِينَ ﴿٤٧﴾
Wij zullen alle valschheid uit hunne harten wegnemen. Zij zullen als broeders zijn, en tegen over elkander zitten op rustbanken.
En Wij nemen weg wat er in hun harten aan wrok is, (zij zijn daarin) als broeders, op rustbanken zitten zij tegenover elkaar.
En Wij nemen weg wat er in hun harten aan wrok is, (zij zijn daarin) als broeders, op rustbanken zitten zij tegenover elkaar.
لَا يَمَسُّهُمْ فِيهَا نَصَبٌۭ وَمَا هُم مِّنْهَا بِمُخْرَجِينَ ﴿٤٨﴾
Geene vermoeienis zal hen kwellen, en nimmer zullen zij uit die woonplaats worden geworpen.
Daarin raakt hen geen vermoeidheid en zij worden daaruit niet verdreven.
Daarin raakt hen geen vermoeidheid en zij worden daaruit niet verdreven.
۞ نَبِّئْ عِبَادِىٓ أَنِّىٓ أَنَا ٱلْغَفُورُ ٱلرَّحِيمُ ﴿٤٩﴾
Verklaar mijne dienaren, dat ik de genadige, de barmhartige God ben.
Bericht mijn dienaren (O Moehammad:) \"Voorwaar, ik ben de Vergevensgezinde, de meest Barmhartige.
Bericht mijn dienaren (O Moehammad:) \"Voorwaar, ik ben de Vergevensgezinde, de meest Barmhartige.
وَأَنَّ عَذَابِى هُوَ ٱلْعَذَابُ ٱلْأَلِيمُ ﴿٥٠﴾
En dat mijne straf eene gestrenge straf is.
En dat Mijn bestraffing een pijnlijke bestraffing is.\"
En dat Mijn bestraffing een pijnlijke bestraffing is.\"
وَنَبِّئْهُمْ عَن ضَيْفِ إِبْرَٰهِيمَ ﴿٥١﴾
En verhaal hun de geschiedenis van de gasten van Abraham.
En bericht hun over de gasten van Ibrâhîm.
En bericht hun over de gasten van Ibrâhîm.
إِذْ دَخَلُوا۟ عَلَيْهِ فَقَالُوا۟ سَلَٰمًۭا قَالَ إِنَّا مِنكُمْ وَجِلُونَ ﴿٥٢﴾
Toen zij bij hem binnentraden en hem groetten, zeide hij: Gij hebt ons bevreesd gemaakt.
Toen zij bij hem binnenkwamen, zeiden zij: \"Salam.\" (Vrede) Ibrâhîm zei: \"Voorwaar, wij zijn bang voor jullie.\"
Toen zij bij hem binnenkwamen, zeiden zij: \"Salam.\" (Vrede) Ibrâhîm zei: \"Voorwaar, wij zijn bang voor jullie.\"
قَالُوا۟ لَا تَوْجَلْ إِنَّا نُبَشِّرُكَ بِغُلَٰمٍ عَلِيمٍۢ ﴿٥٣﴾
En zij antwoordden: Vrees niets: wij brengen u de belofte van een wijzen zoon.
Zij zeiden: \"Wees niet bang. Voorwaar, wij geven jou een verheugende tijding over (de geboorte van) een jongen, die kennis bezit.\"
Zij zeiden: \"Wees niet bang. Voorwaar, wij geven jou een verheugende tijding over (de geboorte van) een jongen, die kennis bezit.\"
قَالَ أَبَشَّرْتُمُونِى عَلَىٰٓ أَن مَّسَّنِىَ ٱلْكِبَرُ فَبِمَ تُبَشِّرُونَ ﴿٥٤﴾
Hij zeide: Brengt gij mij de belofte van een zoon, nu ik oud geworden ben? Wat verhaalt gij mij derhalve?
Hij (Ibrâhîm) zei: \"Geven jullie mij een verheugende tijding, terwijl de ouderdom mij heeft bereikt? Waarover geven jullie mij dan een verheugende tijding?\"
Hij (Ibrâhîm) zei: \"Geven jullie mij een verheugende tijding, terwijl de ouderdom mij heeft bereikt? Waarover geven jullie mij dan een verheugende tijding?\"
قَالُوا۟ بَشَّرْنَٰكَ بِٱلْحَقِّ فَلَا تَكُن مِّنَ ٱلْقَٰنِطِينَ ﴿٥٥﴾
Zij zeiden: Wij hebben u de waarheid verhaald; wanhoop dus niet.
Zij zeiden: \"Wij hebben jou in waarheid een verheugende tijding gegeven, behoor daarom niet tot de wanhopigen.\"
Zij zeiden: \"Wij hebben jou in waarheid een verheugende tijding gegeven, behoor daarom niet tot de wanhopigen.\"
قَالَ وَمَن يَقْنَطُ مِن رَّحْمَةِ رَبِّهِۦٓ إِلَّا ٱلضَّآلُّونَ ﴿٥٦﴾
Hij antwoordde: En wie wanhoopt aan Gods genade, behalve zij die dwalen?
Hij (Ibrâhîm) zei: \"Niemand wanhoopt aan de Barmhartigheid van zijn Heer dan de dwalenden.\"
Hij (Ibrâhîm) zei: \"Niemand wanhoopt aan de Barmhartigheid van zijn Heer dan de dwalenden.\"
قَالَ فَمَا خَطْبُكُمْ أَيُّهَا ٱلْمُرْسَلُونَ ﴿٥٧﴾
En hij zeide: Wat is dus uwe zending, o gezanten van God?
Hij (Ibrâhîm) zei: \"Wat is jullie zaak, O, gezanten?\"
Hij (Ibrâhîm) zei: \"Wat is jullie zaak, O, gezanten?\"
قَالُوٓا۟ إِنَّآ أُرْسِلْنَآ إِلَىٰ قَوْمٍۢ مُّجْرِمِينَ ﴿٥٨﴾
Zij antwoordden: Waarlijk, wij werden gezonden om een zondig volk te verdelgen.
Zij (de Engelen) zeiden: \"Voorwaar, wij zijn gezonden tot een misdadig volk.
Zij (de Engelen) zeiden: \"Voorwaar, wij zijn gezonden tot een misdadig volk.
إِلَّآ ءَالَ لُوطٍ إِنَّا لَمُنَجُّوهُمْ أَجْمَعِينَ ﴿٥٩﴾
Maar wat de leden van Lots gezin betreft, zullen wij allen redden.
Uitgezonderd de volgelingen van Loeth. Voorwaar, wij zullen hen (in opdracht van Allah) zeker allen redden.
Uitgezonderd de volgelingen van Loeth. Voorwaar, wij zullen hen (in opdracht van Allah) zeker allen redden.
إِلَّا ٱمْرَأَتَهُۥ قَدَّرْنَآ ۙ إِنَّهَا لَمِنَ ٱلْغَٰبِرِينَ ﴿٦٠﴾
Uitgenomen zijne vrouw. Wij hebben besloten, dat zij zal achterblijven om met de ongeloovigen te worden verwoest.
Behalve zijn vrouw, wij hebben besloten dat zij tot de achterblijversi zal behoren.\"
Behalve zijn vrouw, wij hebben besloten dat zij tot de achterblijversi zal behoren.\"
فَلَمَّا جَآءَ ءَالَ لُوطٍ ٱلْمُرْسَلُونَ ﴿٦١﴾
En toen de boodschappers tot het gezin van Lot kwamen,
En toen de gezanten tot de volgelingen van Loeth kwamen.
En toen de gezanten tot de volgelingen van Loeth kwamen.
قَالَ إِنَّكُمْ قَوْمٌۭ مُّنكَرُونَ ﴿٦٢﴾
Zeide hij tot hen: Waarlijk, gij zijt een volk, dat mij onbekend is.
Hij (Loeth) zei: \"Jullie zijn een onbekend volk.\"
Hij (Loeth) zei: \"Jullie zijn een onbekend volk.\"
قَالُوا۟ بَلْ جِئْنَٰكَ بِمَا كَانُوا۟ فِيهِ يَمْتَرُونَ ﴿٦٣﴾
Zij antwoordden: Maar wij zijn tot u gekomen om de straf uit te voeren, waaromtrent uwe medeburgers in twijfel verkeeren.
De gezanten (de Engelen) zeiden: \"Eigenlijk zijn wij tot jou gekomen, met dat waarover zij plachten te twijfelen (de bestraffing).
De gezanten (de Engelen) zeiden: \"Eigenlijk zijn wij tot jou gekomen, met dat waarover zij plachten te twijfelen (de bestraffing).
وَأَتَيْنَٰكَ بِٱلْحَقِّ وَإِنَّا لَصَٰدِقُونَ ﴿٦٤﴾
Wij verhalen u eene zekere waarheid, en wij zijn gezanten der waarheid.
En wij zijn tot jou gekomen met de Waarheid. En voorwaar, wij zijn zeker waarachtigen.
En wij zijn tot jou gekomen met de Waarheid. En voorwaar, wij zijn zeker waarachtigen.
فَأَسْرِ بِأَهْلِكَ بِقِطْعٍۢ مِّنَ ٱلَّيْلِ وَٱتَّبِعْ أَدْبَٰرَهُمْ وَلَا يَلْتَفِتْ مِنكُمْ أَحَدٌۭ وَٱمْضُوا۟ حَيْثُ تُؤْمَرُونَ ﴿٦٥﴾
Breng dus uw gezin gedurende den nacht weg, en volg gij achter hen; en laat zich niemand uwer omkeeren, maar ga waarheen men u beveelt.
Dus vertrek daarom met jouw familie in het laatste gedeelte van de nacht. En volg achter hen (jouw familie) en laat niemand van jullie omkijken en vervolg (de reis) zoals jullie bevolen is.\"
Dus vertrek daarom met jouw familie in het laatste gedeelte van de nacht. En volg achter hen (jouw familie) en laat niemand van jullie omkijken en vervolg (de reis) zoals jullie bevolen is.\"
وَقَضَيْنَآ إِلَيْهِ ذَٰلِكَ ٱلْأَمْرَ أَنَّ دَابِرَ هَٰٓؤُلَآءِ مَقْطُوعٌۭ مُّصْبِحِينَ ﴿٦٦﴾
En wij gaven hem dit bevel, daar dit volk, tot op den laatsten man, vóór den volgenden dag moest zijn verdelgd.
En Wij openbaarden aan hem (Loeth) die zaak: dat zij in de ochtend zullen worden uitgeroeid.
En Wij openbaarden aan hem (Loeth) die zaak: dat zij in de ochtend zullen worden uitgeroeid.
وَجَآءَ أَهْلُ ٱلْمَدِينَةِ يَسْتَبْشِرُونَ ﴿٦٧﴾
En de bewoners der stad kwamen tot Lot, zich verblijdende in het nieuws der aankomst van vreemdelingen.
En de bewoners van de stad (Sodom) verheugden zich.
En de bewoners van de stad (Sodom) verheugden zich.
قَالَ إِنَّ هَٰٓؤُلَآءِ ضَيْفِى فَلَا تَفْضَحُونِ ﴿٦٨﴾
En hij zeide tot hen: Waarlijk, dit zijn mijne gasten; doe mij dus niet in ongenade vervallen, door hen te misbruiken.
Hij (Loeth) zei: \"Voorwaar, dit zijn mijn gasten; maakt mij dus niet te schande.
Hij (Loeth) zei: \"Voorwaar, dit zijn mijn gasten; maakt mij dus niet te schande.
وَٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ وَلَا تُخْزُونِ ﴿٦٩﴾
Maar vreest God en bedekt mij niet met schande.
En vreest Allah en vernedert mij niet.\"
En vreest Allah en vernedert mij niet.\"
قَالُوٓا۟ أَوَلَمْ نَنْهَكَ عَنِ ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿٧٠﴾
Zij antwoordden: Hebben wij u niet verboden een mensch te ondersteunen?
Zij zeiden: \"Hebben wij jou niet verboden (over ons te praten) tegen de mensen?\"
Zij zeiden: \"Hebben wij jou niet verboden (over ons te praten) tegen de mensen?\"
قَالَ هَٰٓؤُلَآءِ بَنَاتِىٓ إِن كُنتُمْ فَٰعِلِينَ ﴿٧١﴾
Lot hernam: Dit zijn mijne dochters, maak dus eerder van haar gebruik, indien gij vast besloten hebt nopens hetgeen gij wilt doen.
Ilij (Loeth) zei: \"Dit zijn mijn dochters (vrouwen uit mijn volk), als jullie (iets op toegestane wijze willen) doen.\"
Ilij (Loeth) zei: \"Dit zijn mijn dochters (vrouwen uit mijn volk), als jullie (iets op toegestane wijze willen) doen.\"
لَعَمْرُكَ إِنَّهُمْ لَفِى سَكْرَتِهِمْ يَعْمَهُونَ ﴿٧٢﴾
Zoo waar gij leeft, zij dwaalden in beschonkenheid.
Bij jouw leven (O Moehammad): voorwaar, zij verkeren onrustig in hun dwaling.
Bij jouw leven (O Moehammad): voorwaar, zij verkeren onrustig in hun dwaling.
فَأَخَذَتْهُمُ ٱلصَّيْحَةُ مُشْرِقِينَ ﴿٧٣﴾
Daarom overviel hun een vreeselijke storm van den hemel, bij het opgaan der zon.
Toen trof de donderslag hen bij zonsopgang.
Toen trof de donderslag hen bij zonsopgang.
فَجَعَلْنَا عَٰلِيَهَا سَافِلَهَا وَأَمْطَرْنَا عَلَيْهِمْ حِجَارَةًۭ مِّن سِجِّيلٍ ﴿٧٤﴾
En wij keerden de stad ten onderste boven en lieten er een regen op nedervallen van steenen uit gebakken klei.
Toen keerden Wij haar (de stad) ondersteboven en deden Wij op hen stenen van harde klei neerkomen.
Toen keerden Wij haar (de stad) ondersteboven en deden Wij op hen stenen van harde klei neerkomen.
إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَءَايَٰتٍۢ لِّلْمُتَوَسِّمِينَ ﴿٧٥﴾
Waarlijk, daarin zijn teekens voor de menschen, die deze aandachtig nagaan.
Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor degenen die er lering uit trekken.
Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor degenen die er lering uit trekken.
وَإِنَّهَا لَبِسَبِيلٍۢ مُّقِيمٍ ﴿٧٦﴾
En deze steden werden gestraft, tot het banen van een rechten weg voor den mensch, om dien te bewandelen.
En voorwaar, zij (de stad) ligt aan een (nog) bestaande weg.
En voorwaar, zij (de stad) ligt aan een (nog) bestaande weg.
إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَءَايَةًۭ لِّلْمُؤْمِنِينَ ﴿٧٧﴾
Waarlijk, hierin is een teeken voor de ware geloovigen.
En voorwaar, daarin is zeker een Teken voor de gelovigen.
En voorwaar, daarin is zeker een Teken voor de gelovigen.
وَإِن كَانَ أَصْحَٰبُ ٱلْأَيْكَةِ لَظَٰلِمِينَ ﴿٧٨﴾
De bewoners van het bosch van Midian waren mede goddeloos.
en voorwaar, de bewoners van Aikah waren zeker onrechtplegers.
en voorwaar, de bewoners van Aikah waren zeker onrechtplegers.
فَٱنتَقَمْنَا مِنْهُمْ وَإِنَّهُمَا لَبِإِمَامٍۢ مُّبِينٍۢ ﴿٧٩﴾
Daarom namen wij wraak op hen. En zij werden beide verdelgd, om als een duidelijk voorbeeld te dienen voor de menschen, ten einde daarnaar hunne daden te richten.
Toen hebben Wij hen vernietigd. En voorwaar, de beide steden liggen aan een duidelijke weg.
Toen hebben Wij hen vernietigd. En voorwaar, de beide steden liggen aan een duidelijke weg.
وَلَقَدْ كَذَّبَ أَصْحَٰبُ ٱلْحِجْرِ ٱلْمُرْسَلِينَ ﴿٨٠﴾
En de bewoners van Al Hedjr beschuldigden Gods gezanten eveneens van bedrog.
En voorzeker, de bewoners van Hidjr loochenden de Boodschappers.
En voorzeker, de bewoners van Hidjr loochenden de Boodschappers.
وَءَاتَيْنَٰهُمْ ءَايَٰتِنَا فَكَانُوا۟ عَنْهَا مُعْرِضِينَ ﴿٨١﴾
En wij toonden hun onze teekens; maar zij wendden zich ver daarvan af.
En Wij hebben ben Onze Tekenen gegeven, maar zij plachten zich daarvan af te wenden.
En Wij hebben ben Onze Tekenen gegeven, maar zij plachten zich daarvan af te wenden.
وَكَانُوا۟ يَنْحِتُونَ مِنَ ٱلْجِبَالِ بُيُوتًا ءَامِنِينَ ﴿٨٢﴾
Zij hieuwen huizen in de bergen uit om zich te beveiligen.
En zij hieuwen de rotsen uit tot veilige woningen.
En zij hieuwen de rotsen uit tot veilige woningen.
فَأَخَذَتْهُمُ ٱلصَّيْحَةُ مُصْبِحِينَ ﴿٨٣﴾
Maar een vreeselijk onweder van den hemel overviel hen des morgens.
Toen trof de donderslag hen in de ochtend.
Toen trof de donderslag hen in de ochtend.
فَمَآ أَغْنَىٰ عَنْهُم مَّا كَانُوا۟ يَكْسِبُونَ ﴿٨٤﴾
Wat zij gedaan hadden, was volstrekt niet voordeelig voor hen.
Toen baatte wat zij plachten te verrichten hen niet.
Toen baatte wat zij plachten te verrichten hen niet.
وَمَا خَلَقْنَا ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضَ وَمَا بَيْنَهُمَآ إِلَّا بِٱلْحَقِّ ۗ وَإِنَّ ٱلسَّاعَةَ لَءَاتِيَةٌۭ ۖ فَٱصْفَحِ ٱلصَّفْحَ ٱلْجَمِيلَ ﴿٨٥﴾
Wij hebben de hemelen en de aarde, en wat zich daartusschen bevindt, niet dan in onrechtvaardigheid en niet te vergeefs geschapen, en het uur des oordeels zal zekerlijk komen. Vergeef dus uw volk, o Mahomet! met eene barmhartige vergiffenis.
En Wij hebben de hemelen en de aarde en wat er tussen is niet geschapen behalve met de Waarheid. En voorwaar, het Uur zal zeker komen, geeft daarom em passende kwijtschelding.
En Wij hebben de hemelen en de aarde en wat er tussen is niet geschapen behalve met de Waarheid. En voorwaar, het Uur zal zeker komen, geeft daarom em passende kwijtschelding.
إِنَّ رَبَّكَ هُوَ ٱلْخَلَّٰقُ ٱلْعَلِيمُ ﴿٨٦﴾
Waarlijk, uw Heer is de schepper van u en van hen, en weet wat het nuttigste is.
Voorwaar, jouw fleer is de Schepper, de Alwetende.
Voorwaar, jouw fleer is de Schepper, de Alwetende.
وَلَقَدْ ءَاتَيْنَٰكَ سَبْعًۭا مِّنَ ٱلْمَثَانِى وَٱلْقُرْءَانَ ٱلْعَظِيمَ ﴿٨٧﴾
Wij hebben u reeds zeven verzen gebracht, die dikwijls moesten worden herhaald, en den heerlijken Koran.
En voorzeker, Wij hebben jou de zeven vaak herhaalde (Verzen) gegeven en de geweldige Koran.
En voorzeker, Wij hebben jou de zeven vaak herhaalde (Verzen) gegeven en de geweldige Koran.
لَا تَمُدَّنَّ عَيْنَيْكَ إِلَىٰ مَا مَتَّعْنَا بِهِۦٓ أَزْوَٰجًۭا مِّنْهُمْ وَلَا تَحْزَنْ عَلَيْهِمْ وَٱخْفِضْ جَنَاحَكَ لِلْمُؤْمِنِينَ ﴿٨٨﴾
Werp uwe blikken niet op de goede dingen, welke wij aan onderscheidenen der ongeloovigen hebben geschonken, en begeer die niet. Wees nimmer bedroefd over hen. Gedraag u zachtmoedig omtrent de ware geloovigen.
Kijk niet verlangend uit naar de genietingen die Wij aan een groep van hen (de ongelovigen) hebben gegeven. En treur niet over hen, en wees nederig tegenover de gelovigen.
Kijk niet verlangend uit naar de genietingen die Wij aan een groep van hen (de ongelovigen) hebben gegeven. En treur niet over hen, en wees nederig tegenover de gelovigen.
وَقُلْ إِنِّىٓ أَنَا ٱلنَّذِيرُ ٱلْمُبِينُ ﴿٨٩﴾
Zeg hun: Waarlijk, ik ben een openbaar prediker.
En zeg (O Moehammad): \"Voorwaar, ik ben de duidelijke waarschuwer.\"
En zeg (O Moehammad): \"Voorwaar, ik ben de duidelijke waarschuwer.\"
كَمَآ أَنزَلْنَا عَلَى ٱلْمُقْتَسِمِينَ ﴿٩٠﴾
Indien zij niet gelooven, zullen wij hun eene gelijke straf opleggen, als aan de verdeelers.
Zoals Wij (de bestraffing) hebben neergezonden naar de verdelers.
Zoals Wij (de bestraffing) hebben neergezonden naar de verdelers.
ٱلَّذِينَ جَعَلُوا۟ ٱلْقُرْءَانَ عِضِينَ ﴿٩١﴾
Die den Koran in verschillende deelen onderscheiden.
Degenen die de Koran hebben opgedeeld.
Degenen die de Koran hebben opgedeeld.
فَوَرَبِّكَ لَنَسْـَٔلَنَّهُمْ أَجْمَعِينَ ﴿٩٢﴾
Want door uw Heer, o Mahomet! zullen wij hen ondervragen.
Bij jouw Heer, Wij zullen hen zeker allen ondervragen.
Bij jouw Heer, Wij zullen hen zeker allen ondervragen.
عَمَّا كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿٩٣﴾
Nopens al hunne daden.
Over wat zij plachten te doen.
Over wat zij plachten te doen.
فَٱصْدَعْ بِمَا تُؤْمَرُ وَأَعْرِضْ عَنِ ٱلْمُشْرِكِينَ ﴿٩٤﴾
Openbaar dus wat u werd bevolen en, wend u af van de afgodendienaars.
Verkondig daarom wat bevolen is, en wend je af van de veelgodenaanbidders.
Verkondig daarom wat bevolen is, en wend je af van de veelgodenaanbidders.
إِنَّا كَفَيْنَٰكَ ٱلْمُسْتَهْزِءِينَ ﴿٩٥﴾
Wij zullen u zekerlijk bijstaan tegen de spotters.
Voorwaar, Wij hebben jou beschermd (tegen het kwaad) van de spotters.
Voorwaar, Wij hebben jou beschermd (tegen het kwaad) van de spotters.
ٱلَّذِينَ يَجْعَلُونَ مَعَ ٱللَّهِ إِلَٰهًا ءَاخَرَ ۚ فَسَوْفَ يَعْلَمُونَ ﴿٩٦﴾
Die een anderen God met God vereenigen. Zij zullen zekerlijk hunne dwaasheid kennen.
Degenen die naast Allah een andere god plaatsen, later zullen zij (het) te weten komen.
Degenen die naast Allah een andere god plaatsen, later zullen zij (het) te weten komen.
وَلَقَدْ نَعْلَمُ أَنَّكَ يَضِيقُ صَدْرُكَ بِمَا يَقُولُونَ ﴿٩٧﴾
En wij weten, dat gij diep gegriefd zijt door het verhaal van hetgeen zij zeggen.
En voorzeker, Wij weten dat jouw borst benauwd is wegens wat zij zeggen.
En voorzeker, Wij weten dat jouw borst benauwd is wegens wat zij zeggen.
فَسَبِّحْ بِحَمْدِ رَبِّكَ وَكُن مِّنَ ٱلسَّٰجِدِينَ ﴿٩٨﴾
Maar verheerlijk den lof van uwen Heer en aanbid hem.
Heilig daarom jouw Heer met een lofprijzing en behoor tot hen die zich neerknielen.
Heilig daarom jouw Heer met een lofprijzing en behoor tot hen die zich neerknielen.