Setting
Surah The night journey [Al-Isra] in Dutch
سُبْحَٰنَ ٱلَّذِىٓ أَسْرَىٰ بِعَبْدِهِۦ لَيْلًۭا مِّنَ ٱلْمَسْجِدِ ٱلْحَرَامِ إِلَى ٱلْمَسْجِدِ ٱلْأَقْصَا ٱلَّذِى بَٰرَكْنَا حَوْلَهُۥ لِنُرِيَهُۥ مِنْ ءَايَٰتِنَآ ۚ إِنَّهُۥ هُوَ ٱلسَّمِيعُ ٱلْبَصِيرُ ﴿١﴾
Geloofd zij hij, die zijn dienaar des nachts van den geheiligden tempel van Mekka naar den meer verwijderden tempel van Jeruzalem heeft overgebracht, waarvan wij den omtrek hebben gezegend, om hem sommige onzer teekenen te doen zien; want God hoort en ziet alles.
Heilig is Degene Die 's nachts Zijn dienaar (Moehammad) van de Masdjid al Harâm (de Gewijde Moskee te Mekkah) naar de Masdjid al Aqsha heeft gebracht, waarvan Wij de omgeving hebben gezegend, opdat Wij hem van Onze Tekenen lieten zien. Voorwaar, Hij is de Alhorende, de Alziende.
Heilig is Degene Die 's nachts Zijn dienaar (Moehammad) van de Masdjid al Harâm (de Gewijde Moskee te Mekkah) naar de Masdjid al Aqsha heeft gebracht, waarvan Wij de omgeving hebben gezegend, opdat Wij hem van Onze Tekenen lieten zien. Voorwaar, Hij is de Alhorende, de Alziende.
وَءَاتَيْنَا مُوسَى ٱلْكِتَٰبَ وَجَعَلْنَٰهُ هُدًۭى لِّبَنِىٓ إِسْرَٰٓءِيلَ أَلَّا تَتَّخِذُوا۟ مِن دُونِى وَكِيلًۭا ﴿٢﴾
En wij gaven aan Mozes het boek der wet en bepaalden dat die tot leiddraad zou dienen voor de kinderen Israëls, zeggende: Neemt u in acht, dat gij geen anderen schuts buiten mij kiest.
En Wij hebben aan Môesa de Schrift (de Taurat) gegeven en Wij maakten deze als Leiding voor de Kinderen van Israël: \"Neemt geen helper naast mij.\"
En Wij hebben aan Môesa de Schrift (de Taurat) gegeven en Wij maakten deze als Leiding voor de Kinderen van Israël: \"Neemt geen helper naast mij.\"
ذُرِّيَّةَ مَنْ حَمَلْنَا مَعَ نُوحٍ ۚ إِنَّهُۥ كَانَ عَبْدًۭا شَكُورًۭا ﴿٣﴾
O gij, nakomelingen van hen, welke wij met Noach in de ark hebben bewaard! waarlijk, hij was een dankbare dienaar.
O nakomelingen van degenen die Wij met Nôeh (in de ark) gedragen hebben, voorwaar, hij (Noeh) was een dankbare dienaar!
O nakomelingen van degenen die Wij met Nôeh (in de ark) gedragen hebben, voorwaar, hij (Noeh) was een dankbare dienaar!
وَقَضَيْنَآ إِلَىٰ بَنِىٓ إِسْرَٰٓءِيلَ فِى ٱلْكِتَٰبِ لَتُفْسِدُنَّ فِى ٱلْأَرْضِ مَرَّتَيْنِ وَلَتَعْلُنَّ عُلُوًّۭا كَبِيرًۭا ﴿٤﴾
En wij verklaarden opzettelijk aan de kinderen Israëls in het boek der wet, zeggende: Gij zult zekerlijk tweemaal op de aarde kwaad bedrijven, en gij zult u met een mateloozen hoogmoed verhoovaardigen.
En Wij hebben de Kinderen van Israel op de hoogte gebracht in de Schrift: \"Jullie zullen zeker twee maal verderf zaaien op aarde en jullie zullen je zeker hoogmoedig gedragen, met grote hoogmoed.\"
En Wij hebben de Kinderen van Israel op de hoogte gebracht in de Schrift: \"Jullie zullen zeker twee maal verderf zaaien op aarde en jullie zullen je zeker hoogmoedig gedragen, met grote hoogmoed.\"
فَإِذَا جَآءَ وَعْدُ أُولَىٰهُمَا بَعَثْنَا عَلَيْكُمْ عِبَادًۭا لَّنَآ أُو۟لِى بَأْسٍۢ شَدِيدٍۢ فَجَاسُوا۟ خِلَٰلَ ٱلدِّيَارِ ۚ وَكَانَ وَعْدًۭا مَّفْعُولًۭا ﴿٥﴾
En toen de straf, voor de eerste dezer zonden bedreigd, tot uitvoering kwam, vaardigden wij onze dienaren, met buitengewone oorlogskracht begiftigd, tegen u af; zij drongen in de binnenste vertrekken uwer huizen door, en de voorzegging werd vervuld.
En toen (de vervulling) van de eerste van de twee beloften kwam, stuurden Wij jullie dienaren van Ons, bezitters van verschrikkelijke macht, die daarop de huizen binnendirongen: het was een vervulde belofte.
En toen (de vervulling) van de eerste van de twee beloften kwam, stuurden Wij jullie dienaren van Ons, bezitters van verschrikkelijke macht, die daarop de huizen binnendirongen: het was een vervulde belofte.
ثُمَّ رَدَدْنَا لَكُمُ ٱلْكَرَّةَ عَلَيْهِمْ وَأَمْدَدْنَٰكُم بِأَمْوَٰلٍۢ وَبَنِينَ وَجَعَلْنَٰكُمْ أَكْثَرَ نَفِيرًا ﴿٦﴾
Daarna gaven wij u, op uwe beurt, de overwinning over hen en wij schonken u vermeerdering van welvaart en kinderen, en wij maakten u tot een talrijker volk.
Vervolgens gaven Wij jullie de overhand over hen en vemeerderden Wij voor jullie de bezittingen en zonen en maakten Wij jullie tot de grootste groep.
Vervolgens gaven Wij jullie de overhand over hen en vemeerderden Wij voor jullie de bezittingen en zonen en maakten Wij jullie tot de grootste groep.
إِنْ أَحْسَنتُمْ أَحْسَنتُمْ لِأَنفُسِكُمْ ۖ وَإِنْ أَسَأْتُمْ فَلَهَا ۚ فَإِذَا جَآءَ وَعْدُ ٱلْءَاخِرَةِ لِيَسُۥٓـُٔوا۟ وُجُوهَكُمْ وَلِيَدْخُلُوا۟ ٱلْمَسْجِدَ كَمَا دَخَلُوهُ أَوَّلَ مَرَّةٍۢ وَلِيُتَبِّرُوا۟ مَا عَلَوْا۟ تَتْبِيرًا ﴿٧﴾
Zeggende: Indien gij goed doet, zult gij omtrent uwe eigene zielen wel handelen, en indien gij kwaad doet, doet gij dit mede nopens uwe eigen zielen. Toen de straf, voor de latere zonde bedreigd, tot uitvoering kwam, zouden wij vijanden tegen u, om u te bedroeven en den tempel binnen te treden, zooals zij dien den eersten keer binnentraden, en om daarna te verwoesten wat zij hadden veroverd.
Als jullie goed deden, deden jullie goed voor julliezelf: en als jullie kwaad deden, dan was dat voor jullie. En toen de laatste belofte vervuld werd (stuurden Wij vijanden) om jullie gezichten te verminken en de gebedsruimte binnen te gaan, zoals zij daar de eerste keer binnengingen, en om volledig te vernietigen wat zij veroverd hadden.
Als jullie goed deden, deden jullie goed voor julliezelf: en als jullie kwaad deden, dan was dat voor jullie. En toen de laatste belofte vervuld werd (stuurden Wij vijanden) om jullie gezichten te verminken en de gebedsruimte binnen te gaan, zoals zij daar de eerste keer binnengingen, en om volledig te vernietigen wat zij veroverd hadden.
عَسَىٰ رَبُّكُمْ أَن يَرْحَمَكُمْ ۚ وَإِنْ عُدتُّمْ عُدْنَا ۘ وَجَعَلْنَا جَهَنَّمَ لِلْكَٰفِرِينَ حَصِيرًا ﴿٨﴾
Misschien zal uw Heer hierna genadig omtrent u zijn; maar indien gij voor de derde maal zondigt en dus terugkeert, zullen wij mede terugkeeren en u kastijden; en wij hebben de hel tot gevangenis voor de ongeloovigen bestemd.
Mog ejullie Heer jullie begenadigen. En als jullie terugkeren (naar jullie zonden) zullen Wij terugkeren (naar het bestraffen van jullie). En Wij maakten de Hel voor de ongelovigen tot een gevangenis.
Mog ejullie Heer jullie begenadigen. En als jullie terugkeren (naar jullie zonden) zullen Wij terugkeren (naar het bestraffen van jullie). En Wij maakten de Hel voor de ongelovigen tot een gevangenis.
إِنَّ هَٰذَا ٱلْقُرْءَانَ يَهْدِى لِلَّتِى هِىَ أَقْوَمُ وَيُبَشِّرُ ٱلْمُؤْمِنِينَ ٱلَّذِينَ يَعْمَلُونَ ٱلصَّٰلِحَٰتِ أَنَّ لَهُمْ أَجْرًۭا كَبِيرًۭا ﴿٩﴾
Waarlijk deze Koran leidt op den meest rechten weg, en verkondigt den geloovigen. Die goede werken verrichten dat zij eene groote belooning zullen ontvangen.
Voorwaar, deze Koran leidt naar wat rechter is en brengt goede tijdingen aan de gelovigen die goede werken verrichten. Voorwaar, er is voor hen een grote beloning.
Voorwaar, deze Koran leidt naar wat rechter is en brengt goede tijdingen aan de gelovigen die goede werken verrichten. Voorwaar, er is voor hen een grote beloning.
وَأَنَّ ٱلَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِٱلْءَاخِرَةِ أَعْتَدْنَا لَهُمْ عَذَابًا أَلِيمًۭا ﴿١٠﴾
Want hun, die niet in het volgende leven gelooven, hebben wij eene gestrenge straf bereid.
En voor degenen die niet in het Hiernamaals geloven, voor hen hebben Wij een pijnlijke bestraffing voorbereid.
En voor degenen die niet in het Hiernamaals geloven, voor hen hebben Wij een pijnlijke bestraffing voorbereid.
وَيَدْعُ ٱلْإِنسَٰنُ بِٱلشَّرِّ دُعَآءَهُۥ بِٱلْخَيْرِ ۖ وَكَانَ ٱلْإِنسَٰنُ عَجُولًۭا ﴿١١﴾
De mensch bidt voor het kwade zooals hij voor het goede bidt, want de mensch is haastig.
En de mens smeekt om het kwade, net zoals hij om het goede smeekt. En de mens is haastig (van aard).
En de mens smeekt om het kwade, net zoals hij om het goede smeekt. En de mens is haastig (van aard).
وَجَعَلْنَا ٱلَّيْلَ وَٱلنَّهَارَ ءَايَتَيْنِ ۖ فَمَحَوْنَآ ءَايَةَ ٱلَّيْلِ وَجَعَلْنَآ ءَايَةَ ٱلنَّهَارِ مُبْصِرَةًۭ لِّتَبْتَغُوا۟ فَضْلًۭا مِّن رَّبِّكُمْ وَلِتَعْلَمُوا۟ عَدَدَ ٱلسِّنِينَ وَٱلْحِسَابَ ۚ وَكُلَّ شَىْءٍۢ فَصَّلْنَٰهُ تَفْصِيلًۭا ﴿١٢﴾
Wij hebben den nacht en den dag bevolen, als twee teekens van onze macht; daarna bluschten wij het teeken van den nacht uit, en wij deden het teeken van den dag voortschijnen, opdat gij zoudt trachten, weldaden van uwen Heer te verkrijgen door het vervullen uwer plichten, en opdat gij het getal jaren en de berekening van den tijd zoudt kennen, en wij hebben iedere noodige zaak door eene duidelijke uitlegging verklaard.
En Wij hebben de nacht en de dag tot twee Tekenen gemaakt. En het Teken van de nacht hebben Wij donker gemaakt en het Teken van de dag hebben Wij verlichtend gemaakt opdat jullie de gunst van jullie Heer zoeken en opdat jullie de jaartelling en de berekening ervan kennen. En alle zaken hebben Wij met een duidelijke uitleg uiteengezet.
En Wij hebben de nacht en de dag tot twee Tekenen gemaakt. En het Teken van de nacht hebben Wij donker gemaakt en het Teken van de dag hebben Wij verlichtend gemaakt opdat jullie de gunst van jullie Heer zoeken en opdat jullie de jaartelling en de berekening ervan kennen. En alle zaken hebben Wij met een duidelijke uitleg uiteengezet.
وَكُلَّ إِنسَٰنٍ أَلْزَمْنَٰهُ طَٰٓئِرَهُۥ فِى عُنُقِهِۦ ۖ وَنُخْرِجُ لَهُۥ يَوْمَ ٱلْقِيَٰمَةِ كِتَٰبًۭا يَلْقَىٰهُ مَنشُورًا ﴿١٣﴾
Het noodlot van iederen mensch hebben wij om zijn hals bevestigd, en op den dag der opstanding zullen wij hem een boek toonen, waarin zijne daden zijn vermeld en dat hem geopend zal worden aangeboden.
En voor ieder mens hebben Wij zijn lotsbestemming aan zijn hals vastgemaakt. En Wij voorzien hem op de Dag der Opstanding van een boek dat bij opengeslagen aantreft.
En voor ieder mens hebben Wij zijn lotsbestemming aan zijn hals vastgemaakt. En Wij voorzien hem op de Dag der Opstanding van een boek dat bij opengeslagen aantreft.
ٱقْرَأْ كِتَٰبَكَ كَفَىٰ بِنَفْسِكَ ٱلْيَوْمَ عَلَيْكَ حَسِيبًۭا ﴿١٤﴾
Lees uw boek, (zullen de engelen dan tot hem zeggen), uwe ziel zal heden eene voldoende rekening tegen u opmaken.
(Er wordt tegen hem gezegd:) \"Lees jouw boek.\" Op deze Dag is jouw eigen ziel voldoende als berekenaar tegen jou.
(Er wordt tegen hem gezegd:) \"Lees jouw boek.\" Op deze Dag is jouw eigen ziel voldoende als berekenaar tegen jou.
مَّنِ ٱهْتَدَىٰ فَإِنَّمَا يَهْتَدِى لِنَفْسِهِۦ ۖ وَمَن ضَلَّ فَإِنَّمَا يَضِلُّ عَلَيْهَا ۚ وَلَا تَزِرُ وَازِرَةٌۭ وِزْرَ أُخْرَىٰ ۗ وَمَا كُنَّا مُعَذِّبِينَ حَتَّىٰ نَبْعَثَ رَسُولًۭا ﴿١٥﴾
Hij die op den rechten weg zal worden geleid, zal alleen ten voordeele van zijne eigene ziel worden geleid, en hij die dwaalt, zal alleen tegen zijne eigene ziel, met de last van eene andere worden bezwaard. Wij straffen nooit een volk dan nadat wij eerst een gezant hadden afgevaardigd, om hen te waarschuwen.
Wie Leiding volgt, volgt de Leiding waarlijk voor zichzelf, en wie dwaalt, dwaalt waarlijk tegen zichzelf en niemand kan de zonde van iemand anders dragen. En Wij bestraffen niet voordat Wij een Boodschapper hebben gestuurd.
Wie Leiding volgt, volgt de Leiding waarlijk voor zichzelf, en wie dwaalt, dwaalt waarlijk tegen zichzelf en niemand kan de zonde van iemand anders dragen. En Wij bestraffen niet voordat Wij een Boodschapper hebben gestuurd.
وَإِذَآ أَرَدْنَآ أَن نُّهْلِكَ قَرْيَةً أَمَرْنَا مُتْرَفِيهَا فَفَسَقُوا۟ فِيهَا فَحَقَّ عَلَيْهَا ٱلْقَوْلُ فَدَمَّرْنَٰهَا تَدْمِيرًۭا ﴿١٦﴾
En als wij besloten hadden eene stad te verwoesten, gelastten wij hare in overvloed levende inwoners, onzen gezant te gelooven; maar zij handelden misdadig; daarom werd dat vonnis tegen die stad rechtvaardig uitgesproken en wij verdelgden haar.
En als Wij een (volk in een) stad willen vernietigen, bevelen Wij hen die daarin in weelde leven (Allah te gehoorzamen); zij begaan daarin zware zonden, zodat het woord (van de bestraffing) terecht is, vervolgens vernietigen Wij hen volledig.
En als Wij een (volk in een) stad willen vernietigen, bevelen Wij hen die daarin in weelde leven (Allah te gehoorzamen); zij begaan daarin zware zonden, zodat het woord (van de bestraffing) terecht is, vervolgens vernietigen Wij hen volledig.
وَكَمْ أَهْلَكْنَا مِنَ ٱلْقُرُونِ مِنۢ بَعْدِ نُوحٍۢ ۗ وَكَفَىٰ بِرَبِّكَ بِذُنُوبِ عِبَادِهِۦ خَبِيرًۢا بَصِيرًۭا ﴿١٧﴾
En hoe vele geslachten hebben wij sedert Noach doen ondergaan! want uw Heer kent en ziet op voldoende wijze de zonden zijner dienaren.
En hoeveel generaties hebben Wij niet na Nôeh ij vernietigd? En jouw Heer is voldoende om de zonden van Zijn dienaren te wetm en te zien.
En hoeveel generaties hebben Wij niet na Nôeh ij vernietigd? En jouw Heer is voldoende om de zonden van Zijn dienaren te wetm en te zien.
مَّن كَانَ يُرِيدُ ٱلْعَاجِلَةَ عَجَّلْنَا لَهُۥ فِيهَا مَا نَشَآءُ لِمَن نُّرِيدُ ثُمَّ جَعَلْنَا لَهُۥ جَهَنَّمَ يَصْلَىٰهَا مَذْمُومًۭا مَّدْحُورًۭا ﴿١٨﴾
Hem die dit voorbijgaande leven heeft gekozen, zullen wij in deze wereld spoedig geven wat ons behaagt; daarna hebben wij de hel voor zijn verblijf bereid; daar zal hij verbrand worden, bedekt met schande en beroofd van alle genade.
En wie het vergankelijke (van de wereld) wenst: voor hem zullen Wij wat Wij wensen daarin verhaaasten, voor wie Wij willen. Vervolgens maken Wij voor hem de Hel, hij gaat daar binnen, vernederd en verjaagd.
En wie het vergankelijke (van de wereld) wenst: voor hem zullen Wij wat Wij wensen daarin verhaaasten, voor wie Wij willen. Vervolgens maken Wij voor hem de Hel, hij gaat daar binnen, vernederd en verjaagd.
وَمَنْ أَرَادَ ٱلْءَاخِرَةَ وَسَعَىٰ لَهَا سَعْيَهَا وَهُوَ مُؤْمِنٌۭ فَأُو۟لَٰٓئِكَ كَانَ سَعْيُهُم مَّشْكُورًۭا ﴿١٩﴾
Maar hij die het volgende leven kiest en daarheen zijne pogingen doet strekken, terwijl hij een waar geloovige is, diens pogingen zullen den Heer aangenaam zijn.
En wie het Hiernamaals wenst en er met een redelijke inzet naar streeft, én hij is gelovig: hij (behoort) tot degenen van wie hun streven wordt beloond.
En wie het Hiernamaals wenst en er met een redelijke inzet naar streeft, én hij is gelovig: hij (behoort) tot degenen van wie hun streven wordt beloond.
كُلًّۭا نُّمِدُّ هَٰٓؤُلَآءِ وَهَٰٓؤُلَآءِ مِنْ عَطَآءِ رَبِّكَ ۚ وَمَا كَانَ عَطَآءُ رَبِّكَ مَحْظُورًا ﴿٢٠﴾
Wij verleenen de gaven van uwen Heer aan dezen en aan genen; want Gods gaven zullen niemand worden geweigerd.
Beide groepen, voornoemde en laatstgenoemde, geven Wij ondersteuning van jouw Heer, en de ondersteuning van jouw Heer is onafwendbaar.
Beide groepen, voornoemde en laatstgenoemde, geven Wij ondersteuning van jouw Heer, en de ondersteuning van jouw Heer is onafwendbaar.
ٱنظُرْ كَيْفَ فَضَّلْنَا بَعْضَهُمْ عَلَىٰ بَعْضٍۢ ۚ وَلَلْءَاخِرَةُ أَكْبَرُ دَرَجَٰتٍۢ وَأَكْبَرُ تَفْضِيلًۭا ﴿٢١﴾
Gedenk hoe wij sommigen hunner in welvaart en waardigheid hebben doen uitmunten; maar het volgende leven zal belangrijker zijn in graden van eer en van grootere uitnemendheid.
Zie hoe Wij sommigen van hen bevoorrecht hebben boven anderen. En het Hiernamaals is zeker hoger in rang en groter als voorrecht.
Zie hoe Wij sommigen van hen bevoorrecht hebben boven anderen. En het Hiernamaals is zeker hoger in rang en groter als voorrecht.
لَّا تَجْعَلْ مَعَ ٱللَّهِ إِلَٰهًا ءَاخَرَ فَتَقْعُدَ مَذْمُومًۭا مَّخْذُولًۭا ﴿٢٢﴾
Plaats geen anderen God naast den waren God; want gij zoudt met schande en vernedering worden bedekt.
En neem geen andere god naast Allah, anders zit jij daar (O Moehammad) met verwijten (beladen) en verlaten.
En neem geen andere god naast Allah, anders zit jij daar (O Moehammad) met verwijten (beladen) en verlaten.
۞ وَقَضَىٰ رَبُّكَ أَلَّا تَعْبُدُوٓا۟ إِلَّآ إِيَّاهُ وَبِٱلْوَٰلِدَيْنِ إِحْسَٰنًا ۚ إِمَّا يَبْلُغَنَّ عِندَكَ ٱلْكِبَرَ أَحَدُهُمَآ أَوْ كِلَاهُمَا فَلَا تَقُل لَّهُمَآ أُفٍّۢ وَلَا تَنْهَرْهُمَا وَقُل لَّهُمَا قَوْلًۭا كَرِيمًۭا ﴿٢٣﴾
Uw Heer heeft u bevolen, niemand buiten hem te aanbidden, en dat gij uwen ouders gehoorzaamheid zoudt betoonen; hetzij een hunner of wel beiden den ouderdom met u bereiken. Zeg dus niet tot hen: Foei! noch doe hen verwijtingen, maar spreek met eerbied tot hen.
En jullie Heer heeft bepaald dat jullie niets dan Hem alleen aanbidden, en goedheid betrachten tegenover de ouders. Als een van de twee of beiden de ouderdom bereiken in jouw aanwezigheid, zeg dan nooit \"foei\" tegen ben, snauw hen niet af en spreek tot hen een vriendelijk woord.
En jullie Heer heeft bepaald dat jullie niets dan Hem alleen aanbidden, en goedheid betrachten tegenover de ouders. Als een van de twee of beiden de ouderdom bereiken in jouw aanwezigheid, zeg dan nooit \"foei\" tegen ben, snauw hen niet af en spreek tot hen een vriendelijk woord.
وَٱخْفِضْ لَهُمَا جَنَاحَ ٱلذُّلِّ مِنَ ٱلرَّحْمَةِ وَقُل رَّبِّ ٱرْحَمْهُمَا كَمَا رَبَّيَانِى صَغِيرًۭا ﴿٢٤﴾
Wees nederig omtrent hen en vol teederheid, en zeg: O Heer! heb genade voor hen beiden; want zij hebben mij opgevoed toen ik nog klein was.
En wees zachtmoedig voor beiden, en nederig en liefdevol, en zeg: \"O mijn Heer, schenk hun Genade, zoals zij mij opvoedden toen ik klein was.\"
En wees zachtmoedig voor beiden, en nederig en liefdevol, en zeg: \"O mijn Heer, schenk hun Genade, zoals zij mij opvoedden toen ik klein was.\"
رَّبُّكُمْ أَعْلَمُ بِمَا فِى نُفُوسِكُمْ ۚ إِن تَكُونُوا۟ صَٰلِحِينَ فَإِنَّهُۥ كَانَ لِلْأَوَّٰبِينَ غَفُورًۭا ﴿٢٥﴾
God kent wat in uwe ziel is; hij weet of gij rechtvaardig zijt. Hij zal genadig zijn omtrent hen, die met oprechtheid tot hem terugkeeren.
Jullie Heer weet beter wat er injullie zielen is, als jullie oprechte mensen zijn. Voorwaar; dan is Hij voor de berouwvollen Vergevensge-zind.
Jullie Heer weet beter wat er injullie zielen is, als jullie oprechte mensen zijn. Voorwaar; dan is Hij voor de berouwvollen Vergevensge-zind.
وَءَاتِ ذَا ٱلْقُرْبَىٰ حَقَّهُۥ وَٱلْمِسْكِينَ وَٱبْنَ ٱلسَّبِيلِ وَلَا تُبَذِّرْ تَبْذِيرًا ﴿٢٦﴾
Geef uwen naaste terug, wat gij hem schuldig zijt, en ook aan den arme en den reiziger, en verteer uw vermogen niet roekeloos.
En geef de verwanten hun recht en de armen en de reizigers (zonder proviand), en wees niet verkwistend.
En geef de verwanten hun recht en de armen en de reizigers (zonder proviand), en wees niet verkwistend.
إِنَّ ٱلْمُبَذِّرِينَ كَانُوٓا۟ إِخْوَٰنَ ٱلشَّيَٰطِينِ ۖ وَكَانَ ٱلشَّيْطَٰنُ لِرَبِّهِۦ كَفُورًۭا ﴿٢٧﴾
Want de roekeloozen zijn broederen des duivels, en de duivel was ondankbaar omtrent zijn Heer.
Voorwaar. de verkwisters zijn broeders van de Satan en de Satan is ondankbaar jegens zijn Heer.
Voorwaar. de verkwisters zijn broeders van de Satan en de Satan is ondankbaar jegens zijn Heer.
وَإِمَّا تُعْرِضَنَّ عَنْهُمُ ٱبْتِغَآءَ رَحْمَةٍۢ مِّن رَّبِّكَ تَرْجُوهَا فَقُل لَّهُمْ قَوْلًۭا مَّيْسُورًۭا ﴿٢٨﴾
Maar indien gij u verwijdert van hen, die in nood verkeeren, zonder hen te helpen, in afwachting der genade welke gij van uwen Heer hoopt, spreek dan ten minste met zachtheid tot hen.
En als jullie je van hen afwenden omwille van de Barmhartigheid van jullie Heer die jullie hopen te krijgen: spreekt dan (toch) een zacht woord tot hen.
En als jullie je van hen afwenden omwille van de Barmhartigheid van jullie Heer die jullie hopen te krijgen: spreekt dan (toch) een zacht woord tot hen.
وَلَا تَجْعَلْ يَدَكَ مَغْلُولَةً إِلَىٰ عُنُقِكَ وَلَا تَبْسُطْهَا كُلَّ ٱلْبَسْطِ فَتَقْعُدَ مَلُومًۭا مَّحْسُورًا ﴿٢٩﴾
Laat uwe hand niet aan uwen nek gebonden zijn, en open die ook niet op toomlooze wijze, opdat gij geene blaam verdienet en niet tot armoede gebracht wordet.
En maak je hand niet vastgebonden aan je nek, en strek hem niet uit met de hele uitstrekking, want dan wordt je (gierigheid of spilzucht) verweten en spijtig.
En maak je hand niet vastgebonden aan je nek, en strek hem niet uit met de hele uitstrekking, want dan wordt je (gierigheid of spilzucht) verweten en spijtig.
إِنَّ رَبَّكَ يَبْسُطُ ٱلرِّزْقَ لِمَن يَشَآءُ وَيَقْدِرُ ۚ إِنَّهُۥ كَانَ بِعِبَادِهِۦ خَبِيرًۢا بَصِيرًۭا ﴿٣٠﴾
Waarlijk, dan eens reikt God zijne gaven met volle handen uit aan degenen, die hem behagen, en dan weder is hij karig voor wie hem behaagt; want hij kent en ziet zijne dienaren.
Voorwaar, jouw Heer verruimt de voorziening voor wie Hij wil en Hij beperkt. Voorwaar, Hij is Alwetend, Alziend over Zijn dienaren.
Voorwaar, jouw Heer verruimt de voorziening voor wie Hij wil en Hij beperkt. Voorwaar, Hij is Alwetend, Alziend over Zijn dienaren.
وَلَا تَقْتُلُوٓا۟ أَوْلَٰدَكُمْ خَشْيَةَ إِمْلَٰقٍۢ ۖ نَّحْنُ نَرْزُقُهُمْ وَإِيَّاكُمْ ۚ إِنَّ قَتْلَهُمْ كَانَ خِطْـًۭٔا كَبِيرًۭا ﴿٣١﴾
Doodt uwe kinderen niet uit vrees voor armoede; wij zullen voor hen en u zorgen: waarlijk, het is eene groote zonde hen te dooden.
En doodt jullie kinderen niet uit vrees voor armoede: Wij voorzien hun en jullie van levensonderhoud. Voorwaar, hen doden is een grote zonde.
En doodt jullie kinderen niet uit vrees voor armoede: Wij voorzien hun en jullie van levensonderhoud. Voorwaar, hen doden is een grote zonde.
وَلَا تَقْرَبُوا۟ ٱلزِّنَىٰٓ ۖ إِنَّهُۥ كَانَ فَٰحِشَةًۭ وَسَآءَ سَبِيلًۭا ﴿٣٢﴾
Vrees het overspel; want het is zonde en eene slechte weg.
En nader niet de ontucht. Voorwaar, ontucht is een zedeloosheid en een slechte weg.
En nader niet de ontucht. Voorwaar, ontucht is een zedeloosheid en een slechte weg.
وَلَا تَقْتُلُوا۟ ٱلنَّفْسَ ٱلَّتِى حَرَّمَ ٱللَّهُ إِلَّا بِٱلْحَقِّ ۗ وَمَن قُتِلَ مَظْلُومًۭا فَقَدْ جَعَلْنَا لِوَلِيِّهِۦ سُلْطَٰنًۭا فَلَا يُسْرِف فِّى ٱلْقَتْلِ ۖ إِنَّهُۥ كَانَ مَنصُورًۭا ﴿٣٣﴾
Dood nimmer de ziel, welke God u heeft verboden te dooden, tenzij het voor eene rechtvaardige zaak mocht zijn; en wij hebben den naastbestaande van hem, die onrechtvaardig gedood wordt, de macht gegeven, voldoening te vragen; maar laat hem de grenzen der gematigdheid niet te buiten gaan, door den moordenaar op eene te gruwelijke wijze te dooden, of door het bloed van zijn vriend op een ander te wreken dan op den persoon, die den moord heeft begaan, naardien hij door deze wet wordt ondersteund.
En doodt geen ziel waarvan Allah (het doden) verboden heeft verklaard, behalve volgens het recht en wie onrechtvaardig gedood wordt: Wij hebben zijn erfgenaam een bevoegdheid gegeven; maar overdrijft niet hij het doden. Voorwaar: hij wordt geholpen.
En doodt geen ziel waarvan Allah (het doden) verboden heeft verklaard, behalve volgens het recht en wie onrechtvaardig gedood wordt: Wij hebben zijn erfgenaam een bevoegdheid gegeven; maar overdrijft niet hij het doden. Voorwaar: hij wordt geholpen.
وَلَا تَقْرَبُوا۟ مَالَ ٱلْيَتِيمِ إِلَّا بِٱلَّتِى هِىَ أَحْسَنُ حَتَّىٰ يَبْلُغَ أَشُدَّهُۥ ۚ وَأَوْفُوا۟ بِٱلْعَهْدِ ۖ إِنَّ ٱلْعَهْدَ كَانَ مَسْـُٔولًۭا ﴿٣٤﴾
En bemoei u niet met het vermogen van den wees, behalve om het te vermeerderen, tot hij zijn ouderdom van sterkte heeft bereikt, en kom uw verbond na; want de vervulling van uw verbond zal u hier namaals worden toegerekend.
En benadert niet het bezit van de wees, behalve op de betere manier, totdat bij volwassen is: en komt de belofte na. Voorwaar, over de belofte worden jullie (op de Dag der Opstanding) ondervraagd
En benadert niet het bezit van de wees, behalve op de betere manier, totdat bij volwassen is: en komt de belofte na. Voorwaar, over de belofte worden jullie (op de Dag der Opstanding) ondervraagd
وَأَوْفُوا۟ ٱلْكَيْلَ إِذَا كِلْتُمْ وَزِنُوا۟ بِٱلْقِسْطَاسِ ٱلْمُسْتَقِيمِ ۚ ذَٰلِكَ خَيْرٌۭ وَأَحْسَنُ تَأْوِيلًۭا ﴿٣٥﴾
En geef volle maat, als gij iets meet, en weeg met eene goede weegschaal. Dit zal beter zijn en gemakkelijker ter bepaling van hetgeen ieder toekomt.
En geeft de volle maat wanneer jullie afwegen en weegt met de juiste weegschaal, dat is beter en een mooiere afsluiting.
En geeft de volle maat wanneer jullie afwegen en weegt met de juiste weegschaal, dat is beter en een mooiere afsluiting.
وَلَا تَقْفُ مَا لَيْسَ لَكَ بِهِۦ عِلْمٌ ۚ إِنَّ ٱلسَّمْعَ وَٱلْبَصَرَ وَٱلْفُؤَادَ كُلُّ أُو۟لَٰٓئِكَ كَانَ عَنْهُ مَسْـُٔولًۭا ﴿٣٦﴾
En volg niet datgene, waarvan gij geene kennis hebt; want het gezicht, het gehoor en het hart, alles zal op den jongsten dag worden onderzocht.
En volg niet dat waarover je geen kennis hebt. Voorwaar, het gehoor en het gezichtsvermogen en de harten: die zullen allen erover ondervraagd worden.
En volg niet dat waarover je geen kennis hebt. Voorwaar, het gehoor en het gezichtsvermogen en de harten: die zullen allen erover ondervraagd worden.
وَلَا تَمْشِ فِى ٱلْأَرْضِ مَرَحًا ۖ إِنَّكَ لَن تَخْرِقَ ٱلْأَرْضَ وَلَن تَبْلُغَ ٱلْجِبَالَ طُولًۭا ﴿٣٧﴾
Wandel niet trotsch op aarde; want gij kunt die niet splijten, noch de bergen in grootte gelijk worden.
En loop niet hoogmoedig op de aarde. Voorwaar, jij kan de aarde niet doen splijten en niet de hoogte van een berg bereiken.
En loop niet hoogmoedig op de aarde. Voorwaar, jij kan de aarde niet doen splijten en niet de hoogte van een berg bereiken.
كُلُّ ذَٰلِكَ كَانَ سَيِّئُهُۥ عِندَ رَبِّكَ مَكْرُوهًۭا ﴿٣٨﴾
Dat alles is kwaad, en verfoeielijk voor het gezicht van uwen Heer.
Dat alles is slecht bij jouw Heer, verwerpelijk.
Dat alles is slecht bij jouw Heer, verwerpelijk.
ذَٰلِكَ مِمَّآ أَوْحَىٰٓ إِلَيْكَ رَبُّكَ مِنَ ٱلْحِكْمَةِ ۗ وَلَا تَجْعَلْ مَعَ ٱللَّهِ إِلَٰهًا ءَاخَرَ فَتُلْقَىٰ فِى جَهَنَّمَ مَلُومًۭا مَّدْحُورًا ﴿٣٩﴾
Deze voorschriften maken een deel uit van de wijsheid, die u door uwen Heer is geopenbaard. Richt geen anderen God naast uwen God op, opdat gij niet in de hel geworpen, bestraft en vernederd wordet.
Dat is (een deel) van de Wijsheid die Allah aan jou openbaarde. En neem geen andere god naast Allah, anders wordt je in de Hel geworpen, vol verwijten en verworpen.
Dat is (een deel) van de Wijsheid die Allah aan jou openbaarde. En neem geen andere god naast Allah, anders wordt je in de Hel geworpen, vol verwijten en verworpen.
أَفَأَصْفَىٰكُمْ رَبُّكُم بِٱلْبَنِينَ وَٱتَّخَذَ مِنَ ٱلْمَلَٰٓئِكَةِ إِنَٰثًا ۚ إِنَّكُمْ لَتَقُولُونَ قَوْلًا عَظِيمًۭا ﴿٤٠﴾
Heeft uw Heer u bij voorkeur zonen geschonken, en voor zich zelven dochters onder de engelen gekozen? Door dit uit te spreken zegt gij eene godslastering.
Heeft jullie Heer voor jullie zonen verkozen en voor Zichzelf vanonder de Engelen dochters genomen? Voorwaar, jullie spreken zeker geweldig (slechte) woorden!
Heeft jullie Heer voor jullie zonen verkozen en voor Zichzelf vanonder de Engelen dochters genomen? Voorwaar, jullie spreken zeker geweldig (slechte) woorden!
وَلَقَدْ صَرَّفْنَا فِى هَٰذَا ٱلْقُرْءَانِ لِيَذَّكَّرُوا۟ وَمَا يَزِيدُهُمْ إِلَّا نُفُورًۭا ﴿٤١﴾
Wij hebben verschillende onderrichtingen en herhalingen in dezen Koran gebruikt, opdat de menschen gewaarschuwd zouden zijn; doch het deed hen slechts meer er toe overhellen, de waarheid te ontvluchten.
En Wij hebben in deze Koran (zaken) uitgelegd opdat zij (de ongelovigen) vermaand worden, maar het versterkt bij hen slechts het afwenden.
En Wij hebben in deze Koran (zaken) uitgelegd opdat zij (de ongelovigen) vermaand worden, maar het versterkt bij hen slechts het afwenden.
قُل لَّوْ كَانَ مَعَهُۥٓ ءَالِهَةٌۭ كَمَا يَقُولُونَ إِذًۭا لَّٱبْتَغَوْا۟ إِلَىٰ ذِى ٱلْعَرْشِ سَبِيلًۭا ﴿٤٢﴾
Zeg tot de afgodendienaren: Indien er andere goden met hem waren, zooals gij zegt, zouden zij zeker eene gelegenheid zoeken, om een aanslag tegen den bezitter van den troon te smeden.
Zeg (O Moehammad): \"Als er goden bij Hem geweest zouden zijn, zoals zij zeggen, dan zouden zij een Weg naar de Eigenaar van de Troon (Allah) zoeken.\"
Zeg (O Moehammad): \"Als er goden bij Hem geweest zouden zijn, zoals zij zeggen, dan zouden zij een Weg naar de Eigenaar van de Troon (Allah) zoeken.\"
سُبْحَٰنَهُۥ وَتَعَٰلَىٰ عَمَّا يَقُولُونَ عُلُوًّۭا كَبِيرًۭا ﴿٤٣﴾
God behoede; en ver, zeer ver zij het van hem, wat zij uitspreken!
Heilig is Hij en Verheven boven wat zij in grote trots zeggen.
Heilig is Hij en Verheven boven wat zij in grote trots zeggen.
تُسَبِّحُ لَهُ ٱلسَّمَٰوَٰتُ ٱلسَّبْعُ وَٱلْأَرْضُ وَمَن فِيهِنَّ ۚ وَإِن مِّن شَىْءٍ إِلَّا يُسَبِّحُ بِحَمْدِهِۦ وَلَٰكِن لَّا تَفْقَهُونَ تَسْبِيحَهُمْ ۗ إِنَّهُۥ كَانَ حَلِيمًا غَفُورًۭا ﴿٤٤﴾
De zeven hemelen loven hem, en de aarde en alles wat daarin is: er bestaat geen ding dat niet zijn lof verkondigt; maar gij begrijpt die verkondiging niet. Hij is genadig en barmhartig.
De zeven hemelen en de aarde en wie er in hen zijn, roepen Zijn Glorie uiten er is niets of het roept Zijn Glorie uit met Zijn lofprijzing en toch begrijpen jullie hun glorieroep niet. Voorwaar, Hij is Zachtmoedig, Vergevensgezind.
De zeven hemelen en de aarde en wie er in hen zijn, roepen Zijn Glorie uiten er is niets of het roept Zijn Glorie uit met Zijn lofprijzing en toch begrijpen jullie hun glorieroep niet. Voorwaar, Hij is Zachtmoedig, Vergevensgezind.
وَإِذَا قَرَأْتَ ٱلْقُرْءَانَ جَعَلْنَا بَيْنَكَ وَبَيْنَ ٱلَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِٱلْءَاخِرَةِ حِجَابًۭا مَّسْتُورًۭا ﴿٤٥﴾
Als gij den Koran leest, plaatsen wij tusschen u en hen, die niet in het volgende leven gelooven, een donkeren sluier.
En wanneer jij de Koran voordraagt, brengen Wij tussen jou en degenen die niet in het Hiernamaals geloven een verhinderende afscheiding aan.
En wanneer jij de Koran voordraagt, brengen Wij tussen jou en degenen die niet in het Hiernamaals geloven een verhinderende afscheiding aan.
وَجَعَلْنَا عَلَىٰ قُلُوبِهِمْ أَكِنَّةً أَن يَفْقَهُوهُ وَفِىٓ ءَاذَانِهِمْ وَقْرًۭا ۚ وَإِذَا ذَكَرْتَ رَبَّكَ فِى ٱلْقُرْءَانِ وَحْدَهُۥ وَلَّوْا۟ عَلَىٰٓ أَدْبَٰرِهِمْ نُفُورًۭا ﴿٤٦﴾
En wij bedekken hunne harten, opdat zij niet zouden begrijpen, en verzwaren hun gehoor. En indien gij, bij het herhalen van den Koran, slechts van uwen Heer melding maakt, wenden zij u den rug toe en ontvluchten de leer zijner eenheid.
En Wi hebben bedekkingen over hun harten aangebracht, zodat zij hem niet begrijpen, en doofheid in hun oren. Wanneer jij jouw Enige Heer noemt tijdens de Koranrecitatie, dan keren zij hun ruggen toe, zich afwendend.
En Wi hebben bedekkingen over hun harten aangebracht, zodat zij hem niet begrijpen, en doofheid in hun oren. Wanneer jij jouw Enige Heer noemt tijdens de Koranrecitatie, dan keren zij hun ruggen toe, zich afwendend.
نَّحْنُ أَعْلَمُ بِمَا يَسْتَمِعُونَ بِهِۦٓ إِذْ يَسْتَمِعُونَ إِلَيْكَ وَإِذْ هُمْ نَجْوَىٰٓ إِذْ يَقُولُ ٱلظَّٰلِمُونَ إِن تَتَّبِعُونَ إِلَّا رَجُلًۭا مَّسْحُورًا ﴿٤٧﴾
Wij weten wel met welk doel zij hooren, als zij naar u luisteren, als zij in het geheim onder elkander spreken, en als eindelijk de boozen tot elkander zeggen: Gij volgt slechts een betooverden man.
Wij weten beter hoe zij over hem horen, wanneer zij naar jou lijken te luisteren. En toen zij onderling fluisterden, zeiden de onrechtvaardigen: \"Jullie volgen slechts een betoverde man!\"
Wij weten beter hoe zij over hem horen, wanneer zij naar jou lijken te luisteren. En toen zij onderling fluisterden, zeiden de onrechtvaardigen: \"Jullie volgen slechts een betoverde man!\"
ٱنظُرْ كَيْفَ ضَرَبُوا۟ لَكَ ٱلْأَمْثَالَ فَضَلُّوا۟ فَلَا يَسْتَطِيعُونَ سَبِيلًۭا ﴿٤٨﴾
Onhoudt welke bijnamen zij u geven. Maar zij zijn bedrogen; zij kunnen de waarheid nimmermeer vinden.
Kijk hoe zij vergelijkingen met jou maken: hierdoor dwalen zij en kunnen zij geen Weg vinden.
Kijk hoe zij vergelijkingen met jou maken: hierdoor dwalen zij en kunnen zij geen Weg vinden.
وَقَالُوٓا۟ أَءِذَا كُنَّا عِظَٰمًۭا وَرُفَٰتًا أَءِنَّا لَمَبْعُوثُونَ خَلْقًۭا جَدِيدًۭا ﴿٤٩﴾
Zij zeggen ook: Nadat wij tot beenderen en stof zijn geworden, zullen wij dan zekerlijk als een nieuw schepsel opstaan?
En zij zeiden: \"Wanneer Wij botten en stof geworden zijn, worden wij dan zeker tot een nieuwe schepping opgewekt?\"
En zij zeiden: \"Wanneer Wij botten en stof geworden zijn, worden wij dan zeker tot een nieuwe schepping opgewekt?\"
۞ قُلْ كُونُوا۟ حِجَارَةً أَوْ حَدِيدًا ﴿٥٠﴾
Antwoord: Zelfs indien gij van steen of ijzer waart,
Zeg: \"Wordt steen of ijzer... (en jullie worden zelfs dan opgewekt.)
Zeg: \"Wordt steen of ijzer... (en jullie worden zelfs dan opgewekt.)
أَوْ خَلْقًۭا مِّمَّا يَكْبُرُ فِى صُدُورِكُمْ ۚ فَسَيَقُولُونَ مَن يُعِيدُنَا ۖ قُلِ ٱلَّذِى فَطَرَكُمْ أَوَّلَ مَرَّةٍۢ ۚ فَسَيُنْغِضُونَ إِلَيْكَ رُءُوسَهُمْ وَيَقُولُونَ مَتَىٰ هُوَ ۖ قُلْ عَسَىٰٓ أَن يَكُونَ قَرِيبًۭا ﴿٥١﴾
Of zelfs van iets, wat, volgens uwe meening, onmogelijk zou kunnen opgewekt worden. Maar zij zullen zeggen: Wie zal ons doen herleven? Antwoord: Hij die u de eerste maal schiep. En zij zullen hun hoofd om u schudden, zeggende: Wanneer zal dit plaats hebben? Antwoord: Misschien is het nabij.
Of een schepping waarvan het in jullie harten het moeilijkst lijkt.\" Dan zullen zij zeggen: \"Wie doet ons terugkeren?\" Zeg: \"Degene Die jullie de eerste keer schiep.\" Dan zullen zij hun hoofd naar jou schudden, en zeggen: \"'Wanneer is dat?\" Zeg: \"Het kan nabij zijn!\"
Of een schepping waarvan het in jullie harten het moeilijkst lijkt.\" Dan zullen zij zeggen: \"Wie doet ons terugkeren?\" Zeg: \"Degene Die jullie de eerste keer schiep.\" Dan zullen zij hun hoofd naar jou schudden, en zeggen: \"'Wanneer is dat?\" Zeg: \"Het kan nabij zijn!\"
يَوْمَ يَدْعُوكُمْ فَتَسْتَجِيبُونَ بِحَمْدِهِۦ وَتَظُنُّونَ إِن لَّبِثْتُمْ إِلَّا قَلِيلًۭا ﴿٥٢﴾
Op dien dag zal God u uit uwe graven oproepen, en gij zult gehoorzamen, terwijl gij zijn lof verkondigt en het zal u toeschijnen, als waart gij daar slechts korten tijd verbleven.
Op de Dag waarop Hij jullie oproept en jullie dan (Zijn oproep) beantwoorden met een lofprijzing van Hem. En jullie zullen veronderstellen dat jullie slechts weinig (tijd op aarde) verbleven.
Op de Dag waarop Hij jullie oproept en jullie dan (Zijn oproep) beantwoorden met een lofprijzing van Hem. En jullie zullen veronderstellen dat jullie slechts weinig (tijd op aarde) verbleven.
وَقُل لِّعِبَادِى يَقُولُوا۟ ٱلَّتِى هِىَ أَحْسَنُ ۚ إِنَّ ٱلشَّيْطَٰنَ يَنزَغُ بَيْنَهُمْ ۚ إِنَّ ٱلشَّيْطَٰنَ كَانَ لِلْإِنسَٰنِ عَدُوًّۭا مُّبِينًۭا ﴿٥٣﴾
Zeg tot mijne dienaren, dat zij met zachtheid tot de ongeloovigen spreken, opdat zij hen niet verbitteren; want Satan zaait tweedracht onder hen, en Satan is een verklaarde vijand der menschen.
En zeg tegen Mijn dienaren (O Moehammad) dat zij wat beter is zeggen. Voorwaar, de Satan zaait verdeeldheid onder hen. Voorwaar, de Satan is voor de mensen een duidelijke vijand.
En zeg tegen Mijn dienaren (O Moehammad) dat zij wat beter is zeggen. Voorwaar, de Satan zaait verdeeldheid onder hen. Voorwaar, de Satan is voor de mensen een duidelijke vijand.
رَّبُّكُمْ أَعْلَمُ بِكُمْ ۖ إِن يَشَأْ يَرْحَمْكُمْ أَوْ إِن يَشَأْ يُعَذِّبْكُمْ ۚ وَمَآ أَرْسَلْنَٰكَ عَلَيْهِمْ وَكِيلًۭا ﴿٥٤﴾
Uw Heer kent u wel: indien het hem behaagt, zal hij u straffen; en wij hebben u niet gezonden om hun bewaarder te wezen.
Jullie Heer kent jullie beter. Indien Hij wil, begenadigt Hij jullie; of, indien Hij wil, bestraft Hij jullie. En Wij hebben jou (O Moehammad) niet als voogd tot hen gezonden.
Jullie Heer kent jullie beter. Indien Hij wil, begenadigt Hij jullie; of, indien Hij wil, bestraft Hij jullie. En Wij hebben jou (O Moehammad) niet als voogd tot hen gezonden.
وَرَبُّكَ أَعْلَمُ بِمَن فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۗ وَلَقَدْ فَضَّلْنَا بَعْضَ ٱلنَّبِيِّۦنَ عَلَىٰ بَعْضٍۢ ۖ وَءَاتَيْنَا دَاوُۥدَ زَبُورًۭا ﴿٥٥﴾
Uw Heer kent alle personen, in den hemel en op aarde. Wij hebben sommige profeten bijzondere gunsten boven andere geschonken, en wij gaven David de psalmen.
En jouw Heer weet beter over wie er in de hemelen en (op) de aarde is. En Wij hebben sommige Profeten bevoorrecht boven andere Profeten, en Wij gaven Dâwôed de Zabôer
En jouw Heer weet beter over wie er in de hemelen en (op) de aarde is. En Wij hebben sommige Profeten bevoorrecht boven andere Profeten, en Wij gaven Dâwôed de Zabôer
قُلِ ٱدْعُوا۟ ٱلَّذِينَ زَعَمْتُم مِّن دُونِهِۦ فَلَا يَمْلِكُونَ كَشْفَ ٱلضُّرِّ عَنكُمْ وَلَا تَحْوِيلًا ﴿٥٦﴾
Zeg: Roep hen ter hulp, welke gij u verbeeldt dat goden buiten hem zijn, en gij zult zien, dat zij niet in staat zijn u van het booze te verlossen, of het af te keeren.
Zeg (O Moehammad): \"Roept degenen die jullie naast Allah als god veronderstellen maar aan, zij zijn niet bij machte het kwade van jullie weg te nemen en het te veranderen.\"
Zeg (O Moehammad): \"Roept degenen die jullie naast Allah als god veronderstellen maar aan, zij zijn niet bij machte het kwade van jullie weg te nemen en het te veranderen.\"
أُو۟لَٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ يَدْعُونَ يَبْتَغُونَ إِلَىٰ رَبِّهِمُ ٱلْوَسِيلَةَ أَيُّهُمْ أَقْرَبُ وَيَرْجُونَ رَحْمَتَهُۥ وَيَخَافُونَ عَذَابَهُۥٓ ۚ إِنَّ عَذَابَ رَبِّكَ كَانَ مَحْذُورًۭا ﴿٥٧﴾
Zij, welke gij aanroept, begeeren zelven nader met hunnen Heer te worden verbonden, trachtende hem zoo nabij mogelijk te komen; zij hopen mede op zijne genade en vreezen zijne straf; want de straf van uw Heer is vreeselijk.
Zij (de veelgodenaanbidders) zijn degenen die aanroepen, (en zij die aangeroepen worden) zoeken naar een middel tot hun Heer. Wie van hen het dichtst bij (hun Heer) zijn en op Zijn Barmhartigheid hopen en Zijn bestraffing vrezen: voorwaar, een bestraffing van jouw Heer is te vrezen.
Zij (de veelgodenaanbidders) zijn degenen die aanroepen, (en zij die aangeroepen worden) zoeken naar een middel tot hun Heer. Wie van hen het dichtst bij (hun Heer) zijn en op Zijn Barmhartigheid hopen en Zijn bestraffing vrezen: voorwaar, een bestraffing van jouw Heer is te vrezen.
وَإِن مِّن قَرْيَةٍ إِلَّا نَحْنُ مُهْلِكُوهَا قَبْلَ يَوْمِ ٱلْقِيَٰمَةِ أَوْ مُعَذِّبُوهَا عَذَابًۭا شَدِيدًۭا ۚ كَانَ ذَٰلِكَ فِى ٱلْكِتَٰبِ مَسْطُورًۭا ﴿٥٨﴾
Er is geene stad, welke wij niet vóór den dag der opstanding zullen bestraffen. Dit is in het boek onzer eeuwige besluiten opgeschreven.
En er is geen land, of Wij hebben het vôôr de Dag van de Opstanding vernietigd, of haar bestraft met een harde bestraffing. Dat is (vastgelegd) in het geschreven Boek.
En er is geen land, of Wij hebben het vôôr de Dag van de Opstanding vernietigd, of haar bestraft met een harde bestraffing. Dat is (vastgelegd) in het geschreven Boek.
وَمَا مَنَعَنَآ أَن نُّرْسِلَ بِٱلْءَايَٰتِ إِلَّآ أَن كَذَّبَ بِهَا ٱلْأَوَّلُونَ ۚ وَءَاتَيْنَا ثَمُودَ ٱلنَّاقَةَ مُبْصِرَةًۭ فَظَلَمُوا۟ بِهَا ۚ وَمَا نُرْسِلُ بِٱلْءَايَٰتِ إِلَّا تَخْوِيفًۭا ﴿٥٩﴾
Niets had ons verhinderd, u met wonderen te zenden, behalve dat de vroegere volkeren die van bedrog hebben beschuldigd. Wij gaven den stam van Thamoed op zijn verzoek, zichtbaar de wijfjes kameel; doch zij handelden onrechtvaardig er mede, en wij zonden geen profeet met wonderen, dan om schrik in te boezemen.
En niets verhinderde Ons de Tekenen neer te zenden dan dat de voorafgaaden hen loochenden. En Wij gaven de Tsamôed de vrouwtjeskameel, als een duidelijk zichtbaar (Teken) maar zij behandelden haar onrechtvaardig. En Wij zenden de Tekenen alleen maar om (hen) te doen vrezen.
En niets verhinderde Ons de Tekenen neer te zenden dan dat de voorafgaaden hen loochenden. En Wij gaven de Tsamôed de vrouwtjeskameel, als een duidelijk zichtbaar (Teken) maar zij behandelden haar onrechtvaardig. En Wij zenden de Tekenen alleen maar om (hen) te doen vrezen.
وَإِذْ قُلْنَا لَكَ إِنَّ رَبَّكَ أَحَاطَ بِٱلنَّاسِ ۚ وَمَا جَعَلْنَا ٱلرُّءْيَا ٱلَّتِىٓ أَرَيْنَٰكَ إِلَّا فِتْنَةًۭ لِّلنَّاسِ وَٱلشَّجَرَةَ ٱلْمَلْعُونَةَ فِى ٱلْقُرْءَانِ ۚ وَنُخَوِّفُهُمْ فَمَا يَزِيدُهُمْ إِلَّا طُغْيَٰنًۭا كَبِيرًۭا ﴿٦٠﴾
Gedenk toen wij tot u zeiden: Waarlijk, uw Heer omringt de menschen door zijne kennis en macht. Wij hebben het visioen bepaald, hetwelk wij u toonden, en ook den boom, dien wij in den Koran hebben gevloekt, alleen tot eene aanleiding van twist voor de menschen, en om hen met angst te slaan, maar dit zal hen slechts met meer weerspannigheid doen zondigen.
En (gedenk) toen Wij zeiden dat jouw Heer de mensheid omvat. En Wij hebben jou de waarneming die wij jou lieten zien slechts als een beproeving voor mensen gegeven; en (ook) de vervloekte boom in de Koran. En Wij jagen hen vrees aan: maar het venneerdert bij hen niets dan een grote overtreding.
En (gedenk) toen Wij zeiden dat jouw Heer de mensheid omvat. En Wij hebben jou de waarneming die wij jou lieten zien slechts als een beproeving voor mensen gegeven; en (ook) de vervloekte boom in de Koran. En Wij jagen hen vrees aan: maar het venneerdert bij hen niets dan een grote overtreding.
وَإِذْ قُلْنَا لِلْمَلَٰٓئِكَةِ ٱسْجُدُوا۟ لِءَادَمَ فَسَجَدُوٓا۟ إِلَّآ إِبْلِيسَ قَالَ ءَأَسْجُدُ لِمَنْ خَلَقْتَ طِينًۭا ﴿٦١﴾
En gedenk, toen wij tot de engelen zeiden: Aanbidt Adam, en zij baden hem allen aan, behalve Eblis, die zeide: Zou ik hem aanbidden dien gij van klei hebt geschapen?
En toen Wij tot de Engelen zeiden: \"Kniel jullie neer voor Adam,\" toen knielden zij allen, behalve Iblîs (Satan). Hij zei: \"Moet ik (mij) neerknielen voor iemand die U uit aarde heeft geschapen?\"
En toen Wij tot de Engelen zeiden: \"Kniel jullie neer voor Adam,\" toen knielden zij allen, behalve Iblîs (Satan). Hij zei: \"Moet ik (mij) neerknielen voor iemand die U uit aarde heeft geschapen?\"
قَالَ أَرَءَيْتَكَ هَٰذَا ٱلَّذِى كَرَّمْتَ عَلَىَّ لَئِنْ أَخَّرْتَنِ إِلَىٰ يَوْمِ ٱلْقِيَٰمَةِ لَأَحْتَنِكَنَّ ذُرِّيَّتَهُۥٓ إِلَّا قَلِيلًۭا ﴿٦٢﴾
En hij zeide: Ziet gij hem, dien gij meer dan mij hebt vereerd? waarlijk indien gij mij uitstel verleent tot den dag der opstanding, zal ik zijne geheele nakomelingschap uitroeien, een klein getal uitgezonderd.
Hij (Iblîs) zei: \"Ziet U? Dat is degene die U boven mij geëerd hebt. Indien U mij uitstel geeft tot de Dag der Opstanding zal ik zeker zijn nageslacht doen dwalen, op weinigen na.\"
Hij (Iblîs) zei: \"Ziet U? Dat is degene die U boven mij geëerd hebt. Indien U mij uitstel geeft tot de Dag der Opstanding zal ik zeker zijn nageslacht doen dwalen, op weinigen na.\"
قَالَ ٱذْهَبْ فَمَن تَبِعَكَ مِنْهُمْ فَإِنَّ جَهَنَّمَ جَزَآؤُكُمْ جَزَآءًۭ مَّوْفُورًۭا ﴿٦٣﴾
God antwoordde: Vertrek; ik geef u uitstel; maar de hel zal uwe vergelding zijn met allen die u volgen: waarlijk eene ruime vergelding voor uwe misdaden.
Hij (Allah) zei: \"Ga heen; wie van hen jou volgt: voorwaar: de Hel zal jullie beloning zijn, als een volledige beloning!
Hij (Allah) zei: \"Ga heen; wie van hen jou volgt: voorwaar: de Hel zal jullie beloning zijn, als een volledige beloning!
وَٱسْتَفْزِزْ مَنِ ٱسْتَطَعْتَ مِنْهُم بِصَوْتِكَ وَأَجْلِبْ عَلَيْهِم بِخَيْلِكَ وَرَجِلِكَ وَشَارِكْهُمْ فِى ٱلْأَمْوَٰلِ وَٱلْأَوْلَٰدِ وَعِدْهُمْ ۚ وَمَا يَعِدُهُمُ ٱلشَّيْطَٰنُ إِلَّا غُرُورًا ﴿٦٤﴾
En lok door uwe stem allen tot verleiding, welke gij kent en val hen op alle zijden met uwe ruitere en met uwe voetknechten aan, en wees hun deelgenoot in hunne rijkdommen en hunne kinderen, en doe hun beloften, (doch de duivel zal hun slechts bedriegelijke beloften doen).
En rui van hen op wie jij kan met jouw stem, en val hen aan met je paarden en je voetvolk, en deel rijkdommem en kinderen met hen en doe hen beloften.\" En de Satan belooft ben niets dan bedrog.
En rui van hen op wie jij kan met jouw stem, en val hen aan met je paarden en je voetvolk, en deel rijkdommem en kinderen met hen en doe hen beloften.\" En de Satan belooft ben niets dan bedrog.
إِنَّ عِبَادِى لَيْسَ لَكَ عَلَيْهِمْ سُلْطَٰنٌۭ ۚ وَكَفَىٰ بِرَبِّكَ وَكِيلًۭا ﴿٦٥﴾
Wat mijne dienaren betreft, zult gij geene macht over hen hebben; want uw Heer is een toereikende schuts voor hen die vertrouwen in hem stellen.
Voorwaar, jij hebt geen macht over Mijn dienaren. En jouw Heer is voldoende als Beschemer.\"
Voorwaar, jij hebt geen macht over Mijn dienaren. En jouw Heer is voldoende als Beschemer.\"
رَّبُّكُمُ ٱلَّذِى يُزْجِى لَكُمُ ٱلْفُلْكَ فِى ٱلْبَحْرِ لِتَبْتَغُوا۟ مِن فَضْلِهِۦٓ ۚ إِنَّهُۥ كَانَ بِكُمْ رَحِيمًۭا ﴿٦٦﴾
Het is uw Heer die de schepen op zee voorwaarts voor u drijft, opdat gij zoudt trachten, u zelven (door handel) van zijnen overvloed te verrijken; want hij is barmhartig omtrent u.
Jullie Heer is Degene Die voor jullie de schepen op zee doet varen, opdat jullie van Zijn gunsten zoeken. Voorwaar, Hij is voor jullie Meest Barmhartig.
Jullie Heer is Degene Die voor jullie de schepen op zee doet varen, opdat jullie van Zijn gunsten zoeken. Voorwaar, Hij is voor jullie Meest Barmhartig.
وَإِذَا مَسَّكُمُ ٱلضُّرُّ فِى ٱلْبَحْرِ ضَلَّ مَن تَدْعُونَ إِلَّآ إِيَّاهُ ۖ فَلَمَّا نَجَّىٰكُمْ إِلَى ٱلْبَرِّ أَعْرَضْتُمْ ۚ وَكَانَ ٱلْإِنسَٰنُ كَفُورًا ﴿٦٧﴾
Als u een ongeval op zee overkomt, worden de valsche godheden, welke gij aanroept, door u vergeten, behalve hij zelf, maar wanneer hij u redt en op het droge brengt, wendt gij u van hem af, en keert tot uwe afgoden terug; want de mensch is ondankbaar.
En als de tegenspoed jullie op zee getroffen heefk verdwijnt degene die jullie aanroepen, behalve Hij. Toen Hij jullie naar het kad redde, wendden jullie je af Ende mens is ondenkbaar!
En als de tegenspoed jullie op zee getroffen heefk verdwijnt degene die jullie aanroepen, behalve Hij. Toen Hij jullie naar het kad redde, wendden jullie je af Ende mens is ondenkbaar!
أَفَأَمِنتُمْ أَن يَخْسِفَ بِكُمْ جَانِبَ ٱلْبَرِّ أَوْ يُرْسِلَ عَلَيْكُمْ حَاصِبًۭا ثُمَّ لَا تَجِدُوا۟ لَكُمْ وَكِيلًا ﴿٦٨﴾
Zijt gij dus zeker dat hij u niet door het droge land zal doen verzwelgen, of dat hij geen dwarrelwind tegen u zal zenden die het zand voortdrijft, ten einde u te overstelpen? Dan zult gij niemand vinden om u te beschermen.
Voelen jullie je er veilig voor, dat Hij jullie niet in de aarde weg doet zinken wanneer jullie op het land zijn, of stenen over jullie zendt? Vervolgens vinden jullie geen beschermer voor jullie.
Voelen jullie je er veilig voor, dat Hij jullie niet in de aarde weg doet zinken wanneer jullie op het land zijn, of stenen over jullie zendt? Vervolgens vinden jullie geen beschermer voor jullie.
أَمْ أَمِنتُمْ أَن يُعِيدَكُمْ فِيهِ تَارَةً أُخْرَىٰ فَيُرْسِلَ عَلَيْكُمْ قَاصِفًۭا مِّنَ ٱلرِّيحِ فَيُغْرِقَكُم بِمَا كَفَرْتُمْ ۙ ثُمَّ لَا تَجِدُوا۟ لَكُمْ عَلَيْنَا بِهِۦ تَبِيعًۭا ﴿٦٩﴾
Of zijt gij zeker, dat hij u niet nog eens, ten tweeden male, tot de zee zal terugbrengen; dat hij geen hevigen wind tegen u zal zenden en dat hij u niet zal doen verdrinken, omdat gij ondankbaar zijt geweest? Maar dan zult gij niemand vinden, die u in dat ongeluk tegen ons kan verdedigen.
Of voelen jullie je er veilig voor, dat Hij jullie nog een andere keer (naar de zee) doet terugkeren, en Hij dan een orkaan over jullie zendt, die jullie dan verdrinkt, omdat jullie ongelovig zijn en dat jullie dan daarin geen helper tegen Ons vinden?
Of voelen jullie je er veilig voor, dat Hij jullie nog een andere keer (naar de zee) doet terugkeren, en Hij dan een orkaan over jullie zendt, die jullie dan verdrinkt, omdat jullie ongelovig zijn en dat jullie dan daarin geen helper tegen Ons vinden?
۞ وَلَقَدْ كَرَّمْنَا بَنِىٓ ءَادَمَ وَحَمَلْنَٰهُمْ فِى ٱلْبَرِّ وَٱلْبَحْرِ وَرَزَقْنَٰهُم مِّنَ ٱلطَّيِّبَٰتِ وَفَضَّلْنَٰهُمْ عَلَىٰ كَثِيرٍۢ مِّمَّنْ خَلَقْنَا تَفْضِيلًۭا ﴿٧٠﴾
En wij hebben de kinderen van Adam met onderscheidene bijzondere voorrechten en gunsten vereerd; wij droegen hen ter land en ter zee en hebben hen van goed voedsel voorzien, en wij hebben hen de voorkeur gegeven boven velen der schepselen welke wij hebben geschapen, door hun groote voorrechten te verleenen.
En voorzeker, Wij hebben de kinderen van Adam geëerd. Wij brachten hen op het land en op de zee. Wij gaven hun levensonderhoud van het goede en Wij bevoorrechtten hen met een privilege boven vele van de andere schepsels die Wij hebben geschapen.
En voorzeker, Wij hebben de kinderen van Adam geëerd. Wij brachten hen op het land en op de zee. Wij gaven hun levensonderhoud van het goede en Wij bevoorrechtten hen met een privilege boven vele van de andere schepsels die Wij hebben geschapen.
يَوْمَ نَدْعُوا۟ كُلَّ أُنَاسٍۭ بِإِمَٰمِهِمْ ۖ فَمَنْ أُوتِىَ كِتَٰبَهُۥ بِيَمِينِهِۦ فَأُو۟لَٰٓئِكَ يَقْرَءُونَ كِتَٰبَهُمْ وَلَا يُظْلَمُونَ فَتِيلًۭا ﴿٧١﴾
Op een zekeren dag zullen wij alle menschen oproepen, om met hunne opperhoofden te worden geoordeeld, en zij die het boek, dat hun gegeven werd, in de rechterhand hebben, zullen hun boek met vreugde en voldoening lezen en geen haar zal hun gekrenkt worden.
Op de dag waarop Wij alle mensen met hun boeken zullen oproepen: wie dan zijn boek (met zijn daden) in zijn echterhand gegeven wordt: zij zijn degenen die hun boek (met een gerust hart) lezen. En hen zal geen enkel onrecht aangedaan worden.
Op de dag waarop Wij alle mensen met hun boeken zullen oproepen: wie dan zijn boek (met zijn daden) in zijn echterhand gegeven wordt: zij zijn degenen die hun boek (met een gerust hart) lezen. En hen zal geen enkel onrecht aangedaan worden.
وَمَن كَانَ فِى هَٰذِهِۦٓ أَعْمَىٰ فَهُوَ فِى ٱلْءَاخِرَةِ أَعْمَىٰ وَأَضَلُّ سَبِيلًۭا ﴿٧٢﴾
En wie in dit leven blind is geweest, zal ook blind in het volgende leven zijn en zal het meeste van den drempel der gelukzaligheid afdwalen.
En wie blind (van had) is in deze wereld, zal fn het Hiernamaals ook blind wezen en het meest van de Weg gedwaald zijn.
En wie blind (van had) is in deze wereld, zal fn het Hiernamaals ook blind wezen en het meest van de Weg gedwaald zijn.
وَإِن كَادُوا۟ لَيَفْتِنُونَكَ عَنِ ٱلَّذِىٓ أَوْحَيْنَآ إِلَيْكَ لِتَفْتَرِىَ عَلَيْنَا غَيْرَهُۥ ۖ وَإِذًۭا لَّٱتَّخَذُوكَ خَلِيلًۭا ﴿٧٣﴾
Het scheelde slechts weinig, of de ongeloovigen hadden u in verzoeking gebracht, u van de vermaningen te verwijderen, welke wij u hebben geopenbaard, opdat gij iets anders omtrent ons zoudt uitdenken, en dan zouden zij u als hunnen vriend hebben beschouwd.
En zij hadden jou je bijna doen afwenden van wat Wij aan jou geopenbaard hadden, zodat jij iets anders over Ons verzonnen had; dan hadden zij jou zeker als boezemvriend genomen!
En zij hadden jou je bijna doen afwenden van wat Wij aan jou geopenbaard hadden, zodat jij iets anders over Ons verzonnen had; dan hadden zij jou zeker als boezemvriend genomen!
وَلَوْلَآ أَن ثَبَّتْنَٰكَ لَقَدْ كِدتَّ تَرْكَنُ إِلَيْهِمْ شَيْـًۭٔا قَلِيلًا ﴿٧٤﴾
En indien wij u niet hadden bevestigd, zoudt gij er zekerlijk zeer nabij zijn geweest, eenigszins tot hen over te hellen.
En als Wij jou niet sterk zouden hebben gemaakt, dan zou jij je bijna een klein beetje tot hen geneigd hebben.
En als Wij jou niet sterk zouden hebben gemaakt, dan zou jij je bijna een klein beetje tot hen geneigd hebben.
إِذًۭا لَّأَذَقْنَٰكَ ضِعْفَ ٱلْحَيَوٰةِ وَضِعْفَ ٱلْمَمَاتِ ثُمَّ لَا تَجِدُ لَكَ عَلَيْنَا نَصِيرًۭا ﴿٧٥﴾
Dan zouden wij u zekerlijk de straf des levens en de straf des doods hebben doen ondervinden, en gij zoudt niemand hebben gevonden om u tegen ons te verdedigen.
Dan zouden Wij jou m dubbel deel (van de bestraffing) van dit leven en een dubbel deel van de dood laten proeven. En jij vindt dan geen beschermer tegen Ons.
Dan zouden Wij jou m dubbel deel (van de bestraffing) van dit leven en een dubbel deel van de dood laten proeven. En jij vindt dan geen beschermer tegen Ons.
وَإِن كَادُوا۟ لَيَسْتَفِزُّونَكَ مِنَ ٱلْأَرْضِ لِيُخْرِجُوكَ مِنْهَا ۖ وَإِذًۭا لَّا يَلْبَثُونَ خِلَٰفَكَ إِلَّا قَلِيلًۭا ﴿٧٦﴾
De ongeloovigen hebben evenzeer getracht, u het land te doen verlaten, om u daaruit te verdrijven; maar dan zouden zij daarin niet dan gedurende korten tijd na u zijn gebleven.
En bijna hadden zij jou vanuit het land opgejaagd, om jou eruit te verdrijven, maar dan zouden zij er na jou niet gebleven zijn, behalve weinigen.
En bijna hadden zij jou vanuit het land opgejaagd, om jou eruit te verdrijven, maar dan zouden zij er na jou niet gebleven zijn, behalve weinigen.
سُنَّةَ مَن قَدْ أَرْسَلْنَا قَبْلَكَ مِن رُّسُلِنَا ۖ وَلَا تَجِدُ لِسُنَّتِنَا تَحْوِيلًا ﴿٧٧﴾
Dit is de wijze van handelen welke wij ons zelven hebben voorgeschreven met betrekking tot onze gezanten, welke wij reeds vóór u hebben gezonden, en gij zult geene verandering vinden in de wegen welke wij hebben gevolgd.
(Dit was) de handelwijze van de Boodschappers die Wij vóór jou gezonden hebben en jij zult geen verandering in Onze handelwijze vinden.
(Dit was) de handelwijze van de Boodschappers die Wij vóór jou gezonden hebben en jij zult geen verandering in Onze handelwijze vinden.
أَقِمِ ٱلصَّلَوٰةَ لِدُلُوكِ ٱلشَّمْسِ إِلَىٰ غَسَقِ ٱلَّيْلِ وَقُرْءَانَ ٱلْفَجْرِ ۖ إِنَّ قُرْءَانَ ٱلْفَجْرِ كَانَ مَشْهُودًۭا ﴿٧٨﴾
Doe uw gebed geregeld bij het ondergaan der zon, bij de eerste duisternis van den nacht en het gebed van den ochtendstond: want het gebed van den ochtendstond geschiedt in het bijzijn van de engelen die daarvan getuigenis geven.
Onderhoud de shalât na het hoogtepunt van de zon tot donkerte van de nacht en het Fadjr-gebed. Voorwaar, van het Fadjr-gebed wordt getuigd (door Engelen).
Onderhoud de shalât na het hoogtepunt van de zon tot donkerte van de nacht en het Fadjr-gebed. Voorwaar, van het Fadjr-gebed wordt getuigd (door Engelen).
وَمِنَ ٱلَّيْلِ فَتَهَجَّدْ بِهِۦ نَافِلَةًۭ لَّكَ عَسَىٰٓ أَن يَبْعَثَكَ رَبُّكَ مَقَامًۭا مَّحْمُودًۭا ﴿٧٩﴾
En besteed ook een deel van den nacht aan het gebed, als een onverplicht werk voor u: misschien zal uw Heer u tot een eervolle plaats oproepen.
En verricht in een gedeelte van de nacht gebed, als een extra (gebed) voor jou. Jouw Heer zal jou zeker tot een loffelijke positie verheffen.
En verricht in een gedeelte van de nacht gebed, als een extra (gebed) voor jou. Jouw Heer zal jou zeker tot een loffelijke positie verheffen.
وَقُل رَّبِّ أَدْخِلْنِى مُدْخَلَ صِدْقٍۢ وَأَخْرِجْنِى مُخْرَجَ صِدْقٍۢ وَٱجْعَل لِّى مِن لَّدُنكَ سُلْطَٰنًۭا نَّصِيرًۭا ﴿٨٠﴾
En zeg: O Heer! doe mij door een gunstige ingang binnentreden en doe mij door een gunstige uitgang uitgaan en verleen mij eene ondersteunende macht voor u.
Zeg (O Moehammad): \"Laat mij binnentreden op oprechte wijze en laat mij verlaten op oprechte wijze en doe mij van Uw Zijde helpende macht toekomen.\"'
Zeg (O Moehammad): \"Laat mij binnentreden op oprechte wijze en laat mij verlaten op oprechte wijze en doe mij van Uw Zijde helpende macht toekomen.\"'
وَقُلْ جَآءَ ٱلْحَقُّ وَزَهَقَ ٱلْبَٰطِلُ ۚ إِنَّ ٱلْبَٰطِلَ كَانَ زَهُوقًۭا ﴿٨١﴾
En zeg: de waarheid is gekomen, en de logen is ontvloden; want de logen is bestemd om te ontvlieden.
En zeg: \"De Waarheid is gekomen en de valsheid is ten onder gegaan. Voorwaar, de valsheid gaat ten onder.\"
En zeg: \"De Waarheid is gekomen en de valsheid is ten onder gegaan. Voorwaar, de valsheid gaat ten onder.\"
وَنُنَزِّلُ مِنَ ٱلْقُرْءَانِ مَا هُوَ شِفَآءٌۭ وَرَحْمَةٌۭ لِّلْمُؤْمِنِينَ ۙ وَلَا يَزِيدُ ٱلظَّٰلِمِينَ إِلَّا خَسَارًۭا ﴿٨٢﴾
Wij zonden al datgene van den Koran neder, wat tot geneesmiddel en genade voor de ware geloovigen kan dienen; maar het zal slechts het verderf der onrechtvaardigen vergrooten.
En Wij zonden (dat) van de Koran neer wat genezing en Barmhartigheid voor de gelovigen is. En het vermeerdert voor de onrechtvaardigen slechts verlies.
En Wij zonden (dat) van de Koran neer wat genezing en Barmhartigheid voor de gelovigen is. En het vermeerdert voor de onrechtvaardigen slechts verlies.
وَإِذَآ أَنْعَمْنَا عَلَى ٱلْإِنسَٰنِ أَعْرَضَ وَنَـَٔا بِجَانِبِهِۦ ۖ وَإِذَا مَسَّهُ ٱلشَّرُّ كَانَ يَـُٔوسًۭا ﴿٨٣﴾
Als wij den mensch weldaden bewijzen, verwijdert hij zich en verbergt ondankbaar zich voor ons; maar indien het kwaad hem bereikt, wanhoopt hij aan onze barmhartigheid.
En wanneer Wij de mens begunstigen wendt hij zich af en keert zijn zijde toe, maar als het kwaad hem treft wordt hij wanhopig.
En wanneer Wij de mens begunstigen wendt hij zich af en keert zijn zijde toe, maar als het kwaad hem treft wordt hij wanhopig.
قُلْ كُلٌّۭ يَعْمَلُ عَلَىٰ شَاكِلَتِهِۦ فَرَبُّكُمْ أَعْلَمُ بِمَنْ هُوَ أَهْدَىٰ سَبِيلًۭا ﴿٨٤﴾
Ieder handelt naar zijne eigene wijze; maar uw heer weet, wie op de meest ware wijze op zijnen weg wordt geleid.
Zeg: \"Een ieder handelt naar zijn geaardheid en jullie Heer weet beter wie er beter op de Weg geleid is.\"
Zeg: \"Een ieder handelt naar zijn geaardheid en jullie Heer weet beter wie er beter op de Weg geleid is.\"
وَيَسْـَٔلُونَكَ عَنِ ٱلرُّوحِ ۖ قُلِ ٱلرُّوحُ مِنْ أَمْرِ رَبِّى وَمَآ أُوتِيتُم مِّنَ ٱلْعِلْمِ إِلَّا قَلِيلًۭا ﴿٨٥﴾
Zij zullen u ondervragen omtrent den geest, antwoord: De geest werd geschapen op bevel van mijn Heer; maar er zijn slechts weinigen onder u die kennis hebben.
En zij vragen jou over de ziel, zeg: \"De ziel behoort tot de zaken van mijn Heer. En de kennis erover wordt jullie niet gegeven, behalve een weinig.\"
En zij vragen jou over de ziel, zeg: \"De ziel behoort tot de zaken van mijn Heer. En de kennis erover wordt jullie niet gegeven, behalve een weinig.\"
وَلَئِن شِئْنَا لَنَذْهَبَنَّ بِٱلَّذِىٓ أَوْحَيْنَآ إِلَيْكَ ثُمَّ لَا تَجِدُ لَكَ بِهِۦ عَلَيْنَا وَكِيلًا ﴿٨٦﴾
Indien het ons behaagde zouden wij zeker wegnemen wat wij u hebben geopenbaard. In dat geval zoudt gij niemand hebben gevonden, die u daarin tegen ons zou hebben bijgestaan.
En indien Wij het gewild hadden, dan zouden Wij zeker dat kunnen laten verdwijnen wat Wij aan jou geopenbaard hebben, en dan zou jij niemand kunnen vinden die er bi Ons een beschermer tegen is.
En indien Wij het gewild hadden, dan zouden Wij zeker dat kunnen laten verdwijnen wat Wij aan jou geopenbaard hebben, en dan zou jij niemand kunnen vinden die er bi Ons een beschermer tegen is.
إِلَّا رَحْمَةًۭ مِّن رَّبِّكَ ۚ إِنَّ فَضْلَهُۥ كَانَ عَلَيْكَ كَبِيرًۭا ﴿٨٧﴾
Tenzij door de genade van uwen Heer; want zijne goedheid omtrent u is groot.
Behalve als Barmhartigheid van jouw Heer, voorwaar: Zijn gunst voor jou is groot. Zeg (O Moehammad): \"Als de mensen en de Djinn's zich zouden verzamelen om het gelijke van deze Koran te maken; dan kunnen zij niet het daaraan gelijke komen, zelfs al zouden zij elkur hulp zijn.\"
Behalve als Barmhartigheid van jouw Heer, voorwaar: Zijn gunst voor jou is groot. Zeg (O Moehammad): \"Als de mensen en de Djinn's zich zouden verzamelen om het gelijke van deze Koran te maken; dan kunnen zij niet het daaraan gelijke komen, zelfs al zouden zij elkur hulp zijn.\"
قُل لَّئِنِ ٱجْتَمَعَتِ ٱلْإِنسُ وَٱلْجِنُّ عَلَىٰٓ أَن يَأْتُوا۟ بِمِثْلِ هَٰذَا ٱلْقُرْءَانِ لَا يَأْتُونَ بِمِثْلِهِۦ وَلَوْ كَانَ بَعْضُهُمْ لِبَعْضٍۢ ظَهِيرًۭا ﴿٨٨﴾
Zeg: Waarlijk; indien de menschen en de gewassen zich zouden vereenigen, met het doel, een boek gelijk aan dezen Koran voort te brengen, zouden zij geen kunnen voortbrengen, dat daaraan gelijk zij; hoewel de een van hen den ander zou ondersteunen.
Zeg (O Moehammad): \"Als de mensen en de Djinn's zich zouden verzamelen om het gelijke van deze Koran te maken; dan kunnen zij niet het daaraan gelijke komen, zelfs al zouden zij elkur hulp zijn.\"
Zeg (O Moehammad): \"Als de mensen en de Djinn's zich zouden verzamelen om het gelijke van deze Koran te maken; dan kunnen zij niet het daaraan gelijke komen, zelfs al zouden zij elkur hulp zijn.\"
وَلَقَدْ صَرَّفْنَا لِلنَّاسِ فِى هَٰذَا ٱلْقُرْءَانِ مِن كُلِّ مَثَلٍۢ فَأَبَىٰٓ أَكْثَرُ ٱلنَّاسِ إِلَّا كُفُورًۭا ﴿٨٩﴾
En wij hebben in dezen Koran den menschen, op verschillende wijze, figuurlijke vergelijkingen gegeven, maar het grootste deel der menschen weigeren, alleen uit ongeloof, die te ontvangen.
En voorzeker, Wij hebben voor de mensen in deze Koran alle (soorten) vergelijkingen uitgelegd, maar de meeste mensen weigeren het, behalve in ondankbaarheid.
En voorzeker, Wij hebben voor de mensen in deze Koran alle (soorten) vergelijkingen uitgelegd, maar de meeste mensen weigeren het, behalve in ondankbaarheid.
وَقَالُوا۟ لَن نُّؤْمِنَ لَكَ حَتَّىٰ تَفْجُرَ لَنَا مِنَ ٱلْأَرْضِ يَنۢبُوعًا ﴿٩٠﴾
Zij zeggen: Wij zullen niet in u gelooven, tot gij een waterstraal voor ons uit de aarde doet opspringen.
En zij zeiden (tegen Moehammad): \"Wij zullen jou nooit geloven, totdat jij voor ons een bron uit de aarde doet opwellen.
En zij zeiden (tegen Moehammad): \"Wij zullen jou nooit geloven, totdat jij voor ons een bron uit de aarde doet opwellen.
أَوْ تَكُونَ لَكَ جَنَّةٌۭ مِّن نَّخِيلٍۢ وَعِنَبٍۢ فَتُفَجِّرَ ٱلْأَنْهَٰرَ خِلَٰلَهَا تَفْجِيرًا ﴿٩١﴾
Of indien gij een tuin van palmboomen en wijngaarden hebt en dat gij uit het midden rivieren in overvloed doet ontspringen.
Of jij een tuin met dadelpalmen en druivenstruiken hebt, en dan overvloedige rivieren uit hun midden doet ontspringen.
Of jij een tuin met dadelpalmen en druivenstruiken hebt, en dan overvloedige rivieren uit hun midden doet ontspringen.
أَوْ تُسْقِطَ ٱلسَّمَآءَ كَمَا زَعَمْتَ عَلَيْنَا كِسَفًا أَوْ تَأْتِىَ بِٱللَّهِ وَٱلْمَلَٰٓئِكَةِ قَبِيلًا ﴿٩٢﴾
Of indien gij een deel der hemelen op ons doet nedervallen, of dat gij God en de engelen doet verschijnen, om borg voor u te blijven.
Of jij de hemel in stukken op ons neer doet vallen, zoals jij ons beweert, of jij Allah en de Engelen vóór ons brengt.
Of jij de hemel in stukken op ons neer doet vallen, zoals jij ons beweert, of jij Allah en de Engelen vóór ons brengt.
أَوْ يَكُونَ لَكَ بَيْتٌۭ مِّن زُخْرُفٍ أَوْ تَرْقَىٰ فِى ٱلسَّمَآءِ وَلَن نُّؤْمِنَ لِرُقِيِّكَ حَتَّىٰ تُنَزِّلَ عَلَيْنَا كِتَٰبًۭا نَّقْرَؤُهُۥ ۗ قُلْ سُبْحَانَ رَبِّى هَلْ كُنتُ إِلَّا بَشَرًۭا رَّسُولًۭا ﴿٩٣﴾
Of dat gij een huis van goud hebt, of dat gij met eene ladder tot den hemel opklimt; nimmer zullen wij gelooven dat gij daarvan alleen zijt afgestegen, tot gij een boek tot ons doet nederdalen, brengende getuigenis van u hetgeen wij zouden kunnen lezen. Antwoord: Mijn Heer zij geloofd! Ben ik iets anders dan een mensch die als gezant wordt afgevaardigd.
Of jij een huis van goud hebt, of naar de hemel opstijgt, en wij zullen jouw opstijging nooit geloven, totdat jij een boek ma ons neerzendt, dat wij kunnen lezen.\" Zeg (O Moehammad): \"Heilig is mijn Heer, ik ben niets anders dan een menselijke Boodschapper.\"
Of jij een huis van goud hebt, of naar de hemel opstijgt, en wij zullen jouw opstijging nooit geloven, totdat jij een boek ma ons neerzendt, dat wij kunnen lezen.\" Zeg (O Moehammad): \"Heilig is mijn Heer, ik ben niets anders dan een menselijke Boodschapper.\"
وَمَا مَنَعَ ٱلنَّاسَ أَن يُؤْمِنُوٓا۟ إِذْ جَآءَهُمُ ٱلْهُدَىٰٓ إِلَّآ أَن قَالُوٓا۟ أَبَعَثَ ٱللَّهُ بَشَرًۭا رَّسُولًۭا ﴿٩٤﴾
En niets verhindert de menschen te gelooven, als eene leiding tot hen is gekomen, dan dat zij zeggen: Heeft God een mensch als zijn gezant nedergezonden?
En er was niets dat de mensen verhinderde te geloven tm de Leiding tot hen kwam, behalve dat zij zeiden: \"Heeft Allah een menselijke Boodschapper neergezonden?\"
En er was niets dat de mensen verhinderde te geloven tm de Leiding tot hen kwam, behalve dat zij zeiden: \"Heeft Allah een menselijke Boodschapper neergezonden?\"
قُل لَّوْ كَانَ فِى ٱلْأَرْضِ مَلَٰٓئِكَةٌۭ يَمْشُونَ مُطْمَئِنِّينَ لَنَزَّلْنَا عَلَيْهِم مِّنَ ٱلسَّمَآءِ مَلَكًۭا رَّسُولًۭا ﴿٩٥﴾
Antwoord: Indien de engelen op aarde hadden gewandeld als rustige inwoners, zouden wij zekerlijk een engel als onzen gezant van den hemel tot hen hebben nedergezonden.
Zeg: \"Wanneer er op de aarde Engelen waren die rustig rondliepen, dan zouden Wij een Engel tot hen als Boodschapper neergezonden hebben.\"
Zeg: \"Wanneer er op de aarde Engelen waren die rustig rondliepen, dan zouden Wij een Engel tot hen als Boodschapper neergezonden hebben.\"
قُلْ كَفَىٰ بِٱللَّهِ شَهِيدًۢا بَيْنِى وَبَيْنَكُمْ ۚ إِنَّهُۥ كَانَ بِعِبَادِهِۦ خَبِيرًۢا بَصِيرًۭا ﴿٩٦﴾
Zeg: God is een voldoende getuige tusschen mij en u; want hij kent en ziet zijne dienaren.
Zeg: \"Allah is voldoende als Getuige tussen mij en jullie, en voorwaar Hij is Alwetend, Alziend over Zijn dienaren.\"
Zeg: \"Allah is voldoende als Getuige tussen mij en jullie, en voorwaar Hij is Alwetend, Alziend over Zijn dienaren.\"
وَمَن يَهْدِ ٱللَّهُ فَهُوَ ٱلْمُهْتَدِ ۖ وَمَن يُضْلِلْ فَلَن تَجِدَ لَهُمْ أَوْلِيَآءَ مِن دُونِهِۦ ۖ وَنَحْشُرُهُمْ يَوْمَ ٱلْقِيَٰمَةِ عَلَىٰ وُجُوهِهِمْ عُمْيًۭا وَبُكْمًۭا وَصُمًّۭا ۖ مَّأْوَىٰهُمْ جَهَنَّمُ ۖ كُلَّمَا خَبَتْ زِدْنَٰهُمْ سَعِيرًۭا ﴿٩٧﴾
Wie door God geleid wordt, zal goed geleid zijn, en hij, wien hij zal doen dwalen, zal geene hulp buiten hem verzamelen op den dag der opstanding, liggende op hunne aangezichten, blind, stom en doof; hun verblijf zal de hel zijn. Zoo dikwijls het vuur daarvan zal worden uitgebluscht, zullen wij eene nieuwe vlam doen ontstaan om hen te martelen.
En wie door Allah geleid wordt, hij is de welgeleide; maar wie (door Hem) tot dwaling gebracht is, voor hem zal jij nooit een beschermer naast Hem vinden. En Wij zullen hen op de Dag der Opstanding op hun gezichten verzamelen: blind en stom en doof Hun verblijfplaats is de Hel. Iedere keer dat hij dooft vermeerderen Wij voor ben het laaiend vuur.
En wie door Allah geleid wordt, hij is de welgeleide; maar wie (door Hem) tot dwaling gebracht is, voor hem zal jij nooit een beschermer naast Hem vinden. En Wij zullen hen op de Dag der Opstanding op hun gezichten verzamelen: blind en stom en doof Hun verblijfplaats is de Hel. Iedere keer dat hij dooft vermeerderen Wij voor ben het laaiend vuur.
ذَٰلِكَ جَزَآؤُهُم بِأَنَّهُمْ كَفَرُوا۟ بِـَٔايَٰتِنَا وَقَالُوٓا۟ أَءِذَا كُنَّا عِظَٰمًۭا وَرُفَٰتًا أَءِنَّا لَمَبْعُوثُونَ خَلْقًۭا جَدِيدًا ﴿٩٨﴾
Dit zal hunne vergelding zijn, omdat zij niet in onze teekens gelooven, en zeggen: als wij tot beenderen en stof veranderd zullen zijn, zullen wij dan zekerlijk als nieuwe schepselen opstaan?
Dat is hun beloning, omdat zij Onze Tekenen verwierpen, en zij zeiden: \"Wanneer Wij beenderen en stof geworden zijn, zullen wij dan zeker tot een nieuwe schepping opgewekt worden?\"
Dat is hun beloning, omdat zij Onze Tekenen verwierpen, en zij zeiden: \"Wanneer Wij beenderen en stof geworden zijn, zullen wij dan zeker tot een nieuwe schepping opgewekt worden?\"
۞ أَوَلَمْ يَرَوْا۟ أَنَّ ٱللَّهَ ٱلَّذِى خَلَقَ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضَ قَادِرٌ عَلَىٰٓ أَن يَخْلُقَ مِثْلَهُمْ وَجَعَلَ لَهُمْ أَجَلًۭا لَّا رَيْبَ فِيهِ فَأَبَى ٱلظَّٰلِمُونَ إِلَّا كُفُورًۭا ﴿٩٩﴾
Zien zij niet, dat God, die de hemelen en de aarde schiep, in staat is andere lichamen te vormen, gelijk aan de hunne? En hij heeft hen een beperkten tijd bepaald: dit is ontwijfelbaar; maar de goddeloozen verwerpen de waarheid alleen uit ongeloof.
Zien zij niet in dat Allah, Degene Die de hemelen en de aarde schiep, bij machte is het daarmee vergelijkbare te scheppen? En dat Hij een tijdstip heeft vastgesteld voor hen, zonder dat daarover twijfel bestaat? Maar de onrechtvaardigen weigeren het, behalve in ongeloof.
Zien zij niet in dat Allah, Degene Die de hemelen en de aarde schiep, bij machte is het daarmee vergelijkbare te scheppen? En dat Hij een tijdstip heeft vastgesteld voor hen, zonder dat daarover twijfel bestaat? Maar de onrechtvaardigen weigeren het, behalve in ongeloof.
قُل لَّوْ أَنتُمْ تَمْلِكُونَ خَزَآئِنَ رَحْمَةِ رَبِّىٓ إِذًۭا لَّأَمْسَكْتُمْ خَشْيَةَ ٱلْإِنفَاقِ ۚ وَكَانَ ٱلْإِنسَٰنُ قَتُورًۭا ﴿١٠٠﴾
Zeg: Indien gij de schatten der genade van mijnen Heer bezat zoudt gij u onthouden daarvan gebruik te maken, uit vrees die te verkwisten; want de mensch is begeerlijk.
Zeg: \"Als jullie de schatten van Barmhartigheid van mijn Heer bezaten, dan zouden jullie hen vasthouden uit vrees voor de uitgave (ervan).\" En de mens is gierig!
Zeg: \"Als jullie de schatten van Barmhartigheid van mijn Heer bezaten, dan zouden jullie hen vasthouden uit vrees voor de uitgave (ervan).\" En de mens is gierig!
وَلَقَدْ ءَاتَيْنَا مُوسَىٰ تِسْعَ ءَايَٰتٍۭ بَيِّنَٰتٍۢ ۖ فَسْـَٔلْ بَنِىٓ إِسْرَٰٓءِيلَ إِذْ جَآءَهُمْ فَقَالَ لَهُۥ فِرْعَوْنُ إِنِّى لَأَظُنُّكَ يَٰمُوسَىٰ مَسْحُورًۭا ﴿١٠١﴾
Wij gaven vroeger aan Mozes de macht om negen duidelijke teekens te toonen. En vraag de kinderen Israëls nopens het verhaal van Mozes, toen hij tot hen kwam en Pharao tot hem zeide: Waarlijk, ik geloof dat gij, o Mozes! door eene betoovering beheerscht zijt.
En voorzeker, Wij hebben Môesa negen duidelijke Tekenen gegeven, en vraag de kinderen van Israël (O Moehammad) toen hij (Môesa) tot hen kwam, en Fir'aun tot hen zei: \"Voorwaar, ik verondemel zeker dat jij, O Môesa, betoverd bent!\"
En voorzeker, Wij hebben Môesa negen duidelijke Tekenen gegeven, en vraag de kinderen van Israël (O Moehammad) toen hij (Môesa) tot hen kwam, en Fir'aun tot hen zei: \"Voorwaar, ik verondemel zeker dat jij, O Môesa, betoverd bent!\"
قَالَ لَقَدْ عَلِمْتَ مَآ أَنزَلَ هَٰٓؤُلَآءِ إِلَّا رَبُّ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ بَصَآئِرَ وَإِنِّى لَأَظُنُّكَ يَٰفِرْعَوْنُ مَثْبُورًۭا ﴿١٠٢﴾
Mozes antwoordde: Gij weet wel, dat niemand deze duidelijke teekens heeft nedergezonden, behalve de Heer van hemel en aarde; en ik geloof dat gij, o Pharao! een verloren man zijt.
Hij (Môesa) zei: \"Jij weet dan niemand anders die (Tekenen) heeft neergezonden dan de Heer van de hemelen en de aarde, als een duidelijk bewijs. Voorwaar, ik veronderstel dat jij, O Fir'aun, ten onder gaat.\"
Hij (Môesa) zei: \"Jij weet dan niemand anders die (Tekenen) heeft neergezonden dan de Heer van de hemelen en de aarde, als een duidelijk bewijs. Voorwaar, ik veronderstel dat jij, O Fir'aun, ten onder gaat.\"
فَأَرَادَ أَن يَسْتَفِزَّهُم مِّنَ ٱلْأَرْضِ فَأَغْرَقْنَٰهُ وَمَن مَّعَهُۥ جَمِيعًۭا ﴿١٠٣﴾
Daarom wilde Pharao hen uit het land drijven, maar wij deden hem verdrinken, en allen die met hem waren.
Vervolgens wenste bij (Fir'aun) ben uit het land te verdrijven, dus verdronken Wij hem en degenen die met hem waren allemaal.
Vervolgens wenste bij (Fir'aun) ben uit het land te verdrijven, dus verdronken Wij hem en degenen die met hem waren allemaal.
وَقُلْنَا مِنۢ بَعْدِهِۦ لِبَنِىٓ إِسْرَٰٓءِيلَ ٱسْكُنُوا۟ ٱلْأَرْضَ فَإِذَا جَآءَ وَعْدُ ٱلْءَاخِرَةِ جِئْنَا بِكُمْ لَفِيفًۭا ﴿١٠٤﴾
En wij zeiden na zijne verdelging tot de kinderen Israëls: Woont in het land, en als de belofte van het toekomstige leven in vervulling zal komen, zullen wij u allen bij elkander brengen om geoordeeld te worden.
En Wij zeiden na hem (Fir'aun) tot de Kinderen van Israël: \"Woont in het land, wanneer dan de laatste aanzegging (de Dag der Opstanding) komt zullen Wij jullie gemengd bijeenbrengen.\"
En Wij zeiden na hem (Fir'aun) tot de Kinderen van Israël: \"Woont in het land, wanneer dan de laatste aanzegging (de Dag der Opstanding) komt zullen Wij jullie gemengd bijeenbrengen.\"
وَبِٱلْحَقِّ أَنزَلْنَٰهُ وَبِٱلْحَقِّ نَزَلَ ۗ وَمَآ أَرْسَلْنَٰكَ إِلَّا مُبَشِّرًۭا وَنَذِيرًۭا ﴿١٠٥﴾
Wij hebben den Koran met waarheid nedergezonden, en met waarheid daalde die neder; en wij zonden dien, om alleen een boodschapper van goede tijdingen te zijn en tot aankondigen van bedreigingen.
En met de Waarheid hebben Wij hem (de Koran) neergezonden en met de Waarheid is hij neergedaald. En Wij hebben jou niets anders dan als een verkondiger van goede tijdingen en als een waarschuwer gezonden.
En met de Waarheid hebben Wij hem (de Koran) neergezonden en met de Waarheid is hij neergedaald. En Wij hebben jou niets anders dan als een verkondiger van goede tijdingen en als een waarschuwer gezonden.
وَقُرْءَانًۭا فَرَقْنَٰهُ لِتَقْرَأَهُۥ عَلَى ٱلنَّاسِ عَلَىٰ مُكْثٍۢ وَنَزَّلْنَٰهُ تَنزِيلًۭا ﴿١٠٦﴾
Wij hebben den Koran gescheiden, door dien bij gedeelten te openbaren, opdat gij dien den mensch met overleg zoudt voorlezen, en wij hebben dien nedergezonden, naar gelang de gelegenheid dit vereischte.
En (de openbaring van) de Koran hebben Wij in gedeelten verdeeld, om hem aan de mensen met tussenpozen voor te dragen en Wij hebben hem els een neerzending neergezonden.
En (de openbaring van) de Koran hebben Wij in gedeelten verdeeld, om hem aan de mensen met tussenpozen voor te dragen en Wij hebben hem els een neerzending neergezonden.
قُلْ ءَامِنُوا۟ بِهِۦٓ أَوْ لَا تُؤْمِنُوٓا۟ ۚ إِنَّ ٱلَّذِينَ أُوتُوا۟ ٱلْعِلْمَ مِن قَبْلِهِۦٓ إِذَا يُتْلَىٰ عَلَيْهِمْ يَخِرُّونَ لِلْأَذْقَانِ سُجَّدًۭا ﴿١٠٧﴾
Zeg: Hetzij gij al of niet in den Koran gelooft, zij die werden begiftigd met de kennis der schriften, welke vroeger zijn geopenbaard en hun herhaald werden, zij vallen op hunne aangezichten en aanbidden,
Zeg (O Moehammad): \"Gelooft er in of gelooft niet.\" Voorwaar, degenen aan wie ervóór de kennis gegeven was, vallen op hun gezichten neer, zich neerknielend, wanneer hij hun voorgedragen wordt.
Zeg (O Moehammad): \"Gelooft er in of gelooft niet.\" Voorwaar, degenen aan wie ervóór de kennis gegeven was, vallen op hun gezichten neer, zich neerknielend, wanneer hij hun voorgedragen wordt.
وَيَقُولُونَ سُبْحَٰنَ رَبِّنَآ إِن كَانَ وَعْدُ رَبِّنَا لَمَفْعُولًۭا ﴿١٠٨﴾
Zeggende: Onze Heer zij geloofd; want de belofte van onzen Heer is zekerlijk vervuld!
En zij zeggen: \"Heilig is onze Heer, de belofte van onze Heer is zeker vervuld.\"
En zij zeggen: \"Heilig is onze Heer, de belofte van onze Heer is zeker vervuld.\"
وَيَخِرُّونَ لِلْأَذْقَانِ يَبْكُونَ وَيَزِيدُهُمْ خُشُوعًۭا ۩ ﴿١٠٩﴾
Zij vallen weenende op hunne aangezichten neder, en het hooren daarvan vermeerdert hunne nederigheid.
En zij vallen op hun gezichten neer, terwijl zij huilen, en het vermeerdert hun vrees (voor Allah).\"
En zij vallen op hun gezichten neer, terwijl zij huilen, en het vermeerdert hun vrees (voor Allah).\"
قُلِ ٱدْعُوا۟ ٱللَّهَ أَوِ ٱدْعُوا۟ ٱلرَّحْمَٰنَ ۖ أَيًّۭا مَّا تَدْعُوا۟ فَلَهُ ٱلْأَسْمَآءُ ٱلْحُسْنَىٰ ۚ وَلَا تَجْهَرْ بِصَلَاتِكَ وَلَا تُخَافِتْ بِهَا وَٱبْتَغِ بَيْنَ ذَٰلِكَ سَبِيلًۭا ﴿١١٠﴾
Zeg: Roep God aan, of aanbid den barmhartige; want het is gelijk, met welken dier beide namen gij hem aanroept: hij toch bezit de meest uitmuntende namen: Spreek uw gebed niet overluid uit, noch met eene te zachte stem, maar volg een middenweg tusschen deze beiden.
Zeg: \"Roept Allah aan of roept de Barmhartige aan. Waarbij jullie Hem ook aanroepen: aan Hem behoren de Schone Namen. Fn verricht je shalât niet met luide stem, en spreekt er niet zacht bij, maar zoekt een weg daartussen.\"
Zeg: \"Roept Allah aan of roept de Barmhartige aan. Waarbij jullie Hem ook aanroepen: aan Hem behoren de Schone Namen. Fn verricht je shalât niet met luide stem, en spreekt er niet zacht bij, maar zoekt een weg daartussen.\"
وَقُلِ ٱلْحَمْدُ لِلَّهِ ٱلَّذِى لَمْ يَتَّخِذْ وَلَدًۭا وَلَمْ يَكُن لَّهُۥ شَرِيكٌۭ فِى ٱلْمُلْكِ وَلَمْ يَكُن لَّهُۥ وَلِىٌّۭ مِّنَ ٱلذُّلِّ ۖ وَكَبِّرْهُ تَكْبِيرًۢا ﴿١١١﴾
Zeg: Geloofd zij God, die geen kind voortgebracht, die geen deelgenoot in het koninkrijk, en niemand noodig heeft om hem voor vernedering te bewaren; en verheerlijk hem, door zijne grootheid te verkondigen.
En zeg: \"Alle lof zij Allah. Degene die Zich geen kind neemt en Die voor Zich geen deelgenoot in het Koninkrijk heeft en Hij is niet vemederd, daarom heeft Hij geen helper (nodig). En verheerlijk Hem met een grote verkeerlijking.\"
En zeg: \"Alle lof zij Allah. Degene die Zich geen kind neemt en Die voor Zich geen deelgenoot in het Koninkrijk heeft en Hij is niet vemederd, daarom heeft Hij geen helper (nodig). En verheerlijk Hem met een grote verkeerlijking.\"