Main pages

Surah The cave [Al-Kahf] in Dutch

Surah The cave [Al-Kahf] Ayah 110 Location Maccah Number 18

ٱلْحَمْدُ لِلَّهِ ٱلَّذِىٓ أَنزَلَ عَلَىٰ عَبْدِهِ ٱلْكِتَٰبَ وَلَمْ يَجْعَل لَّهُۥ عِوَجَا ۜ ﴿١﴾

Geloofd zij God, die zijnen dienaar het boek van den Koran nedergezonden, en daarin geene kromming geplaatst heeft.

Leemhuis

Alle lof zij Allah, Degene Die aan zijn dienaar het Boek heeft gezonden, en Hij heeft daarin geen afwijkingen gemaakt.

Siregar

Alle lof zij Allah, Degene Die aan zijn dienaar het Boek heeft gezonden, en Hij heeft daarin geen afwijkingen gemaakt.

قَيِّمًۭا لِّيُنذِرَ بَأْسًۭا شَدِيدًۭا مِّن لَّدُنْهُ وَيُبَشِّرَ ٱلْمُؤْمِنِينَ ٱلَّذِينَ يَعْمَلُونَ ٱلصَّٰلِحَٰتِ أَنَّ لَهُمْ أَجْرًا حَسَنًۭا ﴿٢﴾

Die het tot een rechten weg heeft gemaakt, bestemd om de ongeloovigen met eene strenge kastijding namens God te bedreigen, en om den geloovigen die rechtvaardigheid oefenen, goede tijdingen te brengen, dat zij eene uitmuntende belooning zullen ontvangen;

Leemhuis

Als rechte Leiding, om te waarschuwen voor een harde bestraffing van Zijn Zijde en om een verheugende tijding te brengen aan de gelovigen, degenen die goede daden verrichten: dat er voor hen een goede beloning is (het Paradijs).

Siregar

Als rechte Leiding, om te waarschuwen voor een harde bestraffing van Zijn Zijde en om een verheugende tijding te brengen aan de gelovigen, degenen die goede daden verrichten: dat er voor hen een goede beloning is (het Paradijs).

مَّٰكِثِينَ فِيهِ أَبَدًۭا ﴿٣﴾

Namelijk het paradijs, waarin zij eeuwig zullen verblijven.

Leemhuis

Zij zullen daafin voor altijd blijven.

Siregar

Zij zullen daafin voor altijd blijven.

وَيُنذِرَ ٱلَّذِينَ قَالُوا۟ ٱتَّخَذَ ٱللَّهُ وَلَدًۭا ﴿٤﴾

En om dengenen te waarschuwen, die zeggen: God heeft een afstammeling geteeld.

Leemhuis

En om degenen te waarschuwen, die zeggen: \"Allah heeft Zich een zoon genomen.\"

Siregar

En om degenen te waarschuwen, die zeggen: \"Allah heeft Zich een zoon genomen.\"

مَّا لَهُم بِهِۦ مِنْ عِلْمٍۢ وَلَا لِءَابَآئِهِمْ ۚ كَبُرَتْ كَلِمَةًۭ تَخْرُجُ مِنْ أَفْوَٰهِهِمْ ۚ إِن يَقُولُونَ إِلَّا كَذِبًۭا ﴿٥﴾

Daarvan hadden zij noch hunne vaderen kennis. Het woord dat uit hunnen mond komt, is eene grove zonde: zij zeggen niets anders dan leugen.

Leemhuis

Zij hebben hier geen kennis over, noch hun vaderen. Slecht zijn de woorden die uit hun monden voortkomen: zij spreken slechts leugenachtig.

Siregar

Zij hebben hier geen kennis over, noch hun vaderen. Slecht zijn de woorden die uit hun monden voortkomen: zij spreken slechts leugenachtig.

فَلَعَلَّكَ بَٰخِعٌۭ نَّفْسَكَ عَلَىٰٓ ءَاثَٰرِهِمْ إِن لَّمْ يُؤْمِنُوا۟ بِهَٰذَا ٱلْحَدِيثِ أَسَفًا ﴿٦﴾

Misschien wilt gij u uit droefheid over hen dooden, door uwe ernstige zorg om hen te bekeeren, indien zij in deze nieuwe openbaring niet gelooven.

Leemhuis

En misschien zou jij (O Moehammad) jezelf na hun afwenden vernietigen van verdriet, wanneer zij niet in dit bericht (de Koran) geloven.

Siregar

En misschien zou jij (O Moehammad) jezelf na hun afwenden vernietigen van verdriet, wanneer zij niet in dit bericht (de Koran) geloven.

إِنَّا جَعَلْنَا مَا عَلَى ٱلْأَرْضِ زِينَةًۭ لَّهَا لِنَبْلُوَهُمْ أَيُّهُمْ أَحْسَنُ عَمَلًۭا ﴿٧﴾

Wij hebben hetgeen op de aarde ter harer versiering is, beschikt om de menschen te beproeven, ten einde te weten wie door zijne daden uitmunt.

Leemhuis

Voorwaar, Wij hebben wat op de aarde is een versiering voor haar gemaakt om hen te beproeven, (om te zien) wie van hen het beste werk (verrichtte).

Siregar

Voorwaar, Wij hebben wat op de aarde is een versiering voor haar gemaakt om hen te beproeven, (om te zien) wie van hen het beste werk (verrichtte).

وَإِنَّا لَجَٰعِلُونَ مَا عَلَيْهَا صَعِيدًۭا جُرُزًا ﴿٨﴾

Maar al deze versierselen zullen wij in stof doen verkeeren.

Leemhuis

En voorwaar, Wij zullen zeker wat op haar (de aarde) is tot droge grond maken.

Siregar

En voorwaar, Wij zullen zeker wat op haar (de aarde) is tot droge grond maken.

أَمْ حَسِبْتَ أَنَّ أَصْحَٰبَ ٱلْكَهْفِ وَٱلرَّقِيمِ كَانُوا۟ مِنْ ءَايَٰتِنَا عَجَبًا ﴿٩﴾

Begrijpt gij, dat de makkers van de spelonk en Al Rakim, een onzer teekens waren en een mirakel?

Leemhuis

Of denk jij (O Moehammad) dat de Bewoners van de Grot (al-Kahf) en de Raqîm verbazingwekkend onder Onze Tekenen waren?

Siregar

Of denk jij (O Moehammad) dat de Bewoners van de Grot (al-Kahf) en de Raqîm verbazingwekkend onder Onze Tekenen waren?

إِذْ أَوَى ٱلْفِتْيَةُ إِلَى ٱلْكَهْفِ فَقَالُوا۟ رَبَّنَآ ءَاتِنَا مِن لَّدُنكَ رَحْمَةًۭ وَهَيِّئْ لَنَا مِنْ أَمْرِنَا رَشَدًۭا ﴿١٠﴾

Toen de jonge menschen hunne toevlucht in de spelonk namen, zeiden zij: O Heer! schenk ons genade en verzeker ons een rechtvaardig gedrag.

Leemhuis

Toen de jongeren een schuilplaats in de Grot zochten, zeiden zij: \"O onze Heer, schenk ons van Uw Zijde Barmhartigheid en bereid ons een rechte weg voor onze zaak.\"

Siregar

Toen de jongeren een schuilplaats in de Grot zochten, zeiden zij: \"O onze Heer, schenk ons van Uw Zijde Barmhartigheid en bereid ons een rechte weg voor onze zaak.\"

فَضَرَبْنَا عَلَىٰٓ ءَاذَانِهِمْ فِى ٱلْكَهْفِ سِنِينَ عَدَدًۭا ﴿١١﴾

Daarom sloegen wij hunne ooren met doofheid, zoodat zij gedurende een groot aantal jaren zonder stoornis in de spelonk sliepen.

Leemhuis

En tom brachten Wij in de Grot een sluier over hen aan (zodat zij sliepen), voor een bepaald aantal jaren.

Siregar

En tom brachten Wij in de Grot een sluier over hen aan (zodat zij sliepen), voor een bepaald aantal jaren.

ثُمَّ بَعَثْنَٰهُمْ لِنَعْلَمَ أَىُّ ٱلْحِزْبَيْنِ أَحْصَىٰ لِمَا لَبِثُوٓا۟ أَمَدًۭا ﴿١٢﴾

Daarna wekten wij hen, opdat wij zouden weten, welke der beide partijen het tijdverloop juister zou kunnen tellen, gedurende hetwelk zij hier waren geweest.

Leemhuis

Vervolgens wekten Wij hen op, opdat Wij deden weten welke van de twee groepen het beste was in het berekenen van hoelang zij daar verbleven.

Siregar

Vervolgens wekten Wij hen op, opdat Wij deden weten welke van de twee groepen het beste was in het berekenen van hoelang zij daar verbleven.

نَّحْنُ نَقُصُّ عَلَيْكَ نَبَأَهُم بِٱلْحَقِّ ۚ إِنَّهُمْ فِتْيَةٌ ءَامَنُوا۟ بِرَبِّهِمْ وَزِدْنَٰهُمْ هُدًۭى ﴿١٣﴾

Wij zullen u hunne geschiedenis met waarheid verhalen. Waarlijk, zij waren jonge lieden, die in hunnen Heer hadden geloofd, en wij hadden hen overvloedig geleid.

Leemhuis

Wi berichten jou kun geschiedenis volgens de Waarheid: voorwaar, zij waren jongeren die in hun Heer geloofden en Wij versterkten voor ben de Leiding.

Siregar

Wi berichten jou kun geschiedenis volgens de Waarheid: voorwaar, zij waren jongeren die in hun Heer geloofden en Wij versterkten voor ben de Leiding.

وَرَبَطْنَا عَلَىٰ قُلُوبِهِمْ إِذْ قَامُوا۟ فَقَالُوا۟ رَبُّنَا رَبُّ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ لَن نَّدْعُوَا۟ مِن دُونِهِۦٓ إِلَٰهًۭا ۖ لَّقَدْ قُلْنَآ إِذًۭا شَطَطًا ﴿١٤﴾

En wij versterkten hunne harten met standvastigheid, toen zij zich voor den tyran bevonden, en zij zeiden: Onze Heer is de Heer van hemel en aarde; wij zullen nimmer een anderen God buiten hem aanroepen: want dan zouden wij zeker eene misdaad begaan.

Leemhuis

En Wij versterkten hun harten toen zij opstonden, en zeiden: \"Onze Heer, Heer van de hemelen en de aarde, nooit zullen Wij een god naast Hem aanroepen: anders zouden wij een enorme leugen uitgesproken hebben!

Siregar

En Wij versterkten hun harten toen zij opstonden, en zeiden: \"Onze Heer, Heer van de hemelen en de aarde, nooit zullen Wij een god naast Hem aanroepen: anders zouden wij een enorme leugen uitgesproken hebben!

هَٰٓؤُلَآءِ قَوْمُنَا ٱتَّخَذُوا۟ مِن دُونِهِۦٓ ءَالِهَةًۭ ۖ لَّوْلَا يَأْتُونَ عَلَيْهِم بِسُلْطَٰنٍۭ بَيِّنٍۢ ۖ فَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّنِ ٱفْتَرَىٰ عَلَى ٱللَّهِ كَذِبًۭا ﴿١٥﴾

Deze onze medeburgers hebben andere goden buiten hem gekozen, hoewel zij geen duidelijk bewijs voor hen aanvoeren; en wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen tegen God uitdenkt.

Leemhuis

Dit volk van ons heeft nmt Hem een god genomen, hadden zij daarvoor geen duidelijk bewijs naar voren kunnen brengen? En wie is er onrechtvaardiger dan degene die over Allah leugens verzint?

Siregar

Dit volk van ons heeft nmt Hem een god genomen, hadden zij daarvoor geen duidelijk bewijs naar voren kunnen brengen? En wie is er onrechtvaardiger dan degene die over Allah leugens verzint?

وَإِذِ ٱعْتَزَلْتُمُوهُمْ وَمَا يَعْبُدُونَ إِلَّا ٱللَّهَ فَأْوُۥٓا۟ إِلَى ٱلْكَهْفِ يَنشُرْ لَكُمْ رَبُّكُم مِّن رَّحْمَتِهِۦ وَيُهَيِّئْ لَكُم مِّنْ أَمْرِكُم مِّرْفَقًۭا ﴿١٦﴾

En zij zeiden tot elkander: Indien gij u zult scheiden van hen en van de godheden welke zij, behalve God, aanbidden, en in de spelonk vlucht, dan zal uw Heer u zijne genade rijkelijk schenken, en uwe zaken ten beste schikken.

Leemhuis

\"En als jullie je van ben (de ongelovigen) afwenden en van wat zij aanbidden, behalve Allah (zo zei één van de vervolgden tegen de anderen vervolgden), zoek dan bescherming in de Groten jullie Heer zal Zijn Barmhartigheid over jullie uitspreiden, en voor jullie in jullie zaak gemak brengen.\"

Siregar

\"En als jullie je van ben (de ongelovigen) afwenden en van wat zij aanbidden, behalve Allah (zo zei één van de vervolgden tegen de anderen vervolgden), zoek dan bescherming in de Groten jullie Heer zal Zijn Barmhartigheid over jullie uitspreiden, en voor jullie in jullie zaak gemak brengen.\"

۞ وَتَرَى ٱلشَّمْسَ إِذَا طَلَعَت تَّزَٰوَرُ عَن كَهْفِهِمْ ذَاتَ ٱلْيَمِينِ وَإِذَا غَرَبَت تَّقْرِضُهُمْ ذَاتَ ٱلشِّمَالِ وَهُمْ فِى فَجْوَةٍۢ مِّنْهُ ۚ ذَٰلِكَ مِنْ ءَايَٰتِ ٱللَّهِ ۗ مَن يَهْدِ ٱللَّهُ فَهُوَ ٱلْمُهْتَدِ ۖ وَمَن يُضْلِلْ فَلَن تَجِدَ لَهُۥ وَلِيًّۭا مُّرْشِدًۭا ﴿١٧﴾

Gij zoudt de zon, toen zij opging, de spelonk rechts hebben zien voorbijgaan en, toen zij onderging, zich aan de linkerhand van hen verwijderen; en zij bevonden zich in het ruime gedeelte van de spelonk. Dit was een der teekens van God. Wie door God geleid zal worden, zal recht geleid zijn en degeen, dien hij zal doen dwalen, zal iemand vinden, om hem te verdedigen of te leiden.

Leemhuis

En jij zou zien dat de zon, wanneer zij opging, zich aan de rechterkant van hun grot wegboog; en wanneer zij onderging, zich aan de linkerkant wegboog, terwijl zij in de open ruimte ervan (lagen): dit behoort tot de Tekenen van Allah. Wie door Allah geleid wordt: hij volgt Leiding. En wie tot dwaling gebracht wordt: hij zal nooit een helper vinden die hem recht leidt.

Siregar

En jij zou zien dat de zon, wanneer zij opging, zich aan de rechterkant van hun grot wegboog; en wanneer zij onderging, zich aan de linkerkant wegboog, terwijl zij in de open ruimte ervan (lagen): dit behoort tot de Tekenen van Allah. Wie door Allah geleid wordt: hij volgt Leiding. En wie tot dwaling gebracht wordt: hij zal nooit een helper vinden die hem recht leidt.

وَتَحْسَبُهُمْ أَيْقَاظًۭا وَهُمْ رُقُودٌۭ ۚ وَنُقَلِّبُهُمْ ذَاتَ ٱلْيَمِينِ وَذَاتَ ٱلشِّمَالِ ۖ وَكَلْبُهُم بَٰسِطٌۭ ذِرَاعَيْهِ بِٱلْوَصِيدِ ۚ لَوِ ٱطَّلَعْتَ عَلَيْهِمْ لَوَلَّيْتَ مِنْهُمْ فِرَارًۭا وَلَمُلِئْتَ مِنْهُمْ رُعْبًۭا ﴿١٨﴾

En gij zoudt gezegd hebben, dat zij waakten, terwijl zij sliepen en wij deden hen naar de rechter- en naar de linkerzijde omwenden. En hun hond strekte zijne voorpooten naar den ingang van de spelonk uit; maar indien gij plotseling waart gekomen, zoudt gij u zeker hebben afgewend en van hen gevloden zijn, en op hun gezicht zou de vrees u vervuld hebben.

Leemhuis

En jij zou gedacht hebben dat zij wakker waren; maar zij waren slapend. En Wij draaiden hen op hun rechterkant en op hun linkerkant; en hun hond lag uitgestrekt met zijn voorpoten op de voorgrond. Als jij hen zou zien. had jij hen de rug toegekeerd, vluchtend, en jij zou met angst voor hen vervuld zijn.

Siregar

En jij zou gedacht hebben dat zij wakker waren; maar zij waren slapend. En Wij draaiden hen op hun rechterkant en op hun linkerkant; en hun hond lag uitgestrekt met zijn voorpoten op de voorgrond. Als jij hen zou zien. had jij hen de rug toegekeerd, vluchtend, en jij zou met angst voor hen vervuld zijn.

وَكَذَٰلِكَ بَعَثْنَٰهُمْ لِيَتَسَآءَلُوا۟ بَيْنَهُمْ ۚ قَالَ قَآئِلٌۭ مِّنْهُمْ كَمْ لَبِثْتُمْ ۖ قَالُوا۟ لَبِثْنَا يَوْمًا أَوْ بَعْضَ يَوْمٍۢ ۚ قَالُوا۟ رَبُّكُمْ أَعْلَمُ بِمَا لَبِثْتُمْ فَٱبْعَثُوٓا۟ أَحَدَكُم بِوَرِقِكُمْ هَٰذِهِۦٓ إِلَى ٱلْمَدِينَةِ فَلْيَنظُرْ أَيُّهَآ أَزْكَىٰ طَعَامًۭا فَلْيَأْتِكُم بِرِزْقٍۢ مِّنْهُ وَلْيَتَلَطَّفْ وَلَا يُشْعِرَنَّ بِكُمْ أَحَدًا ﴿١٩﴾

Daarna wekten wij hen uit hunnen slaap, opdat zij zich wederkeerig zouden ondervragen. Een van hen sprak en zeide: Hoe lang zijt gij hier verbleven? Zij antwoordden: Wij zijn er een dag of een gedeelte van een dag gebleven. De ander zeide: Uw Heer kent het beste den tijd dien gij daar hebt doorgebracht, en zend thans een uwer met dit geld naar de stad, en laat hij zien welke der inwoners het beste en goedkoopste voedsel hebben, en laat hij u daarvan voor uw onderhoud medebrengen; en dat hij zich omzichtig gedrage en uwe schuilplaats aan niemand ontdekke.

Leemhuis

En zo wekten Wij hen op, opdat zij elkaar zouden ondervragen. Eén van hen zei: \"Hoe lang hebben jullie (hier) verbleven?\" Zij zeiden: Wij verbleven (hier) een dag of een gedeelte van een dag.\" Zij zeiden: \"Jullie Heer weet beter hoelang jullie (hier) verbleven. Stuurt den één van jullie met dit geld van jullie naar de stad en laat hem zien welk voedsel het beste is en laat hem daarvan levens voorziening voor jullie meenemen, en laat hem zachtmoedig zijn, en laat hem niet naar één van jullie informeren.

Siregar

En zo wekten Wij hen op, opdat zij elkaar zouden ondervragen. Eén van hen zei: \"Hoe lang hebben jullie (hier) verbleven?\" Zij zeiden: Wij verbleven (hier) een dag of een gedeelte van een dag.\" Zij zeiden: \"Jullie Heer weet beter hoelang jullie (hier) verbleven. Stuurt den één van jullie met dit geld van jullie naar de stad en laat hem zien welk voedsel het beste is en laat hem daarvan levens voorziening voor jullie meenemen, en laat hem zachtmoedig zijn, en laat hem niet naar één van jullie informeren.

إِنَّهُمْ إِن يَظْهَرُوا۟ عَلَيْكُمْ يَرْجُمُوكُمْ أَوْ يُعِيدُوكُمْ فِى مِلَّتِهِمْ وَلَن تُفْلِحُوٓا۟ إِذًا أَبَدًۭا ﴿٢٠﴾

Waarlijk, indien zij tegen u opkwamen, zouden zij u steenigen, of u dwingen tot hunnen godsdienst weder te keeren; en dan zoudt ge nimmer gelukkig kunnen zijn.

Leemhuis

Voorwaar, indien zij over jullie zouden vernemen, dan zouden zij jullie stenigen, of jullie terug doen keren tot hun godsdienst en dan zouden jullie nooit welslagen.\"

Siregar

Voorwaar, indien zij over jullie zouden vernemen, dan zouden zij jullie stenigen, of jullie terug doen keren tot hun godsdienst en dan zouden jullie nooit welslagen.\"

وَكَذَٰلِكَ أَعْثَرْنَا عَلَيْهِمْ لِيَعْلَمُوٓا۟ أَنَّ وَعْدَ ٱللَّهِ حَقٌّۭ وَأَنَّ ٱلسَّاعَةَ لَا رَيْبَ فِيهَآ إِذْ يَتَنَٰزَعُونَ بَيْنَهُمْ أَمْرَهُمْ ۖ فَقَالُوا۟ ٱبْنُوا۟ عَلَيْهِم بُنْيَٰنًۭا ۖ رَّبُّهُمْ أَعْلَمُ بِهِمْ ۚ قَالَ ٱلَّذِينَ غَلَبُوا۟ عَلَىٰٓ أَمْرِهِمْ لَنَتَّخِذَنَّ عَلَيْهِم مَّسْجِدًۭا ﴿٢١﴾

En zoo maakten wij hunne medeburgers bekend met hetgeen wij hen deden wedervaren, opdat zij zouden weten dat de belofte van God waarheid en het jongste uur aan geen twijfel onderhevig is, ofschoon zij daaromtrent onder elkander hebben getwist. En zij zeiden: Richt een gebouw boven de spelonk voor hen op; hun Heer kent het best hunnen toestand. Zij, wier meening in deze zaak besliste, antwoordden: wij zullen zekerlijk eene kapel voor bouwen.

Leemhuis

Zo brachten Wij hen de hoogte, opdat zij weten dat de belofte van Allah Waarheid is en dat er gen twijfel aan het Uur is. Toen zij (de mensen in de stad) over hun geval twistten, zeiden zij: \"Bouwt een gebouw over hen heen (als amdenken).\" Hun Heer weet beter over hen. Degenen die de overhand kregen over hun geval, zeiden. \"Wij zullen zeker over hen een gebedsruimte maken.\"

Siregar

Zo brachten Wij hen de hoogte, opdat zij weten dat de belofte van Allah Waarheid is en dat er gen twijfel aan het Uur is. Toen zij (de mensen in de stad) over hun geval twistten, zeiden zij: \"Bouwt een gebouw over hen heen (als amdenken).\" Hun Heer weet beter over hen. Degenen die de overhand kregen over hun geval, zeiden. \"Wij zullen zeker over hen een gebedsruimte maken.\"

سَيَقُولُونَ ثَلَٰثَةٌۭ رَّابِعُهُمْ كَلْبُهُمْ وَيَقُولُونَ خَمْسَةٌۭ سَادِسُهُمْ كَلْبُهُمْ رَجْمًۢا بِٱلْغَيْبِ ۖ وَيَقُولُونَ سَبْعَةٌۭ وَثَامِنُهُمْ كَلْبُهُمْ ۚ قُل رَّبِّىٓ أَعْلَمُ بِعِدَّتِهِم مَّا يَعْلَمُهُمْ إِلَّا قَلِيلٌۭ ۗ فَلَا تُمَارِ فِيهِمْ إِلَّا مِرَآءًۭ ظَٰهِرًۭا وَلَا تَسْتَفْتِ فِيهِم مِّنْهُمْ أَحَدًۭا ﴿٢٢﴾

Sommigen zeggen: De slapers waren drie in getal en de hond was de vierde; anderen zeggen: Zij waren vijf in getal en hun hond was de zesde; naar een geheimzinnige zaak radende, anderen zeggen: Zij waren zeven in getal en hun hond was de achtste. Zeg: Mijn Heer kent hun getal het beste; niemand zal dit kennen behalve enkelen. Twist dus niet nopens hen, behalve op duidelijke wijze en overeenkomstig hetgeen u werd geopenbaard, en ondervraag geen Christen nopens hen.

Leemhuis

Zij zeggen: \"(Zij waren met) drie, hun vierde was hun hond,\" en zij zeggen, \"Vijf, hun zesde was hun hond,\" radend naar het onbekende. En zij zeggen: \"Zeven, hun achtste was hun bond.\" Zeg: \"Mijn Heer kent hun aantal beter, zij kennen het niet, behalve weinigen.\" Redetwist daarom niet over hen, behalve (met) een duidelijk twistgesprek. En ondervraagt niet één van hen over hen.

Siregar

Zij zeggen: \"(Zij waren met) drie, hun vierde was hun hond,\" en zij zeggen, \"Vijf, hun zesde was hun hond,\" radend naar het onbekende. En zij zeggen: \"Zeven, hun achtste was hun bond.\" Zeg: \"Mijn Heer kent hun aantal beter, zij kennen het niet, behalve weinigen.\" Redetwist daarom niet over hen, behalve (met) een duidelijk twistgesprek. En ondervraagt niet één van hen over hen.

وَلَا تَقُولَنَّ لِشَا۟ىْءٍ إِنِّى فَاعِلٌۭ ذَٰلِكَ غَدًا ﴿٢٣﴾

Zeg nimmer: Ik zal dit zekerlijk morgen doen;

Leemhuis

En zeg zeker nooit over iets: \"Voorwaar, dat zal ik morgen doen.\"

Siregar

En zeg zeker nooit over iets: \"Voorwaar, dat zal ik morgen doen.\"

إِلَّآ أَن يَشَآءَ ٱللَّهُ ۚ وَٱذْكُر رَّبَّكَ إِذَا نَسِيتَ وَقُلْ عَسَىٰٓ أَن يَهْدِيَنِ رَبِّى لِأَقْرَبَ مِنْ هَٰذَا رَشَدًۭا ﴿٢٤﴾

Tenzij gij er bijvoegt: Indien het Gode behaagt. En herdenk uwen Heer als gij dit vergeet, en zeg: God is in staat mij gemakkelijk te leiden, opdat ik de kennis der waarheid van deze gebeurtenis nabij zou kunnen komen.

Leemhuis

(Zeg) slechts: \"Indien Allah het wenst\" en herinner je jouw Heer indien jij, vergeet, en zeg: \"Hopelijk zal mijn Heer mij leiden naar wat dichterbij is van deze Leiding.\"

Siregar

(Zeg) slechts: \"Indien Allah het wenst\" en herinner je jouw Heer indien jij, vergeet, en zeg: \"Hopelijk zal mijn Heer mij leiden naar wat dichterbij is van deze Leiding.\"

وَلَبِثُوا۟ فِى كَهْفِهِمْ ثَلَٰثَ مِا۟ئَةٍۢ سِنِينَ وَٱزْدَادُوا۟ تِسْعًۭا ﴿٢٥﴾

En zij bleven drie honderd jaren in hunne spelonk en daarenboven negen jaren.

Leemhuis

En zij verbleven driehonderd jaar in hun grok en vermeerderd met negen.

Siregar

En zij verbleven driehonderd jaar in hun grok en vermeerderd met negen.

قُلِ ٱللَّهُ أَعْلَمُ بِمَا لَبِثُوا۟ ۖ لَهُۥ غَيْبُ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۖ أَبْصِرْ بِهِۦ وَأَسْمِعْ ۚ مَا لَهُم مِّن دُونِهِۦ مِن وَلِىٍّۢ وَلَا يُشْرِكُ فِى حُكْمِهِۦٓ أَحَدًۭا ﴿٢٦﴾

Zeg: God weet het best hoe lang zij daar bleven; hem zijn de geheimen van hemel en aarde bekend; doe hem zien en hooren. Hunne bewoners hebben geen schuts buiten hem; niemand doet hij in het nemen of de kennis van zijn besluit deelen.

Leemhuis

Zeg (O Moehammad): \"Allah weet beter hoelang zij er verbleven, aan Hem behoort het verborgene van de hemelen en de aarde, Hij ziet het beter en Hij hoort het beter. Er is voor hen naast Hem beschermer en Hij laat niet één deelgenoot in Zijn oordeel toe.\"

Siregar

Zeg (O Moehammad): \"Allah weet beter hoelang zij er verbleven, aan Hem behoort het verborgene van de hemelen en de aarde, Hij ziet het beter en Hij hoort het beter. Er is voor hen naast Hem beschermer en Hij laat niet één deelgenoot in Zijn oordeel toe.\"

وَٱتْلُ مَآ أُوحِىَ إِلَيْكَ مِن كِتَابِ رَبِّكَ ۖ لَا مُبَدِّلَ لِكَلِمَٰتِهِۦ وَلَن تَجِدَ مِن دُونِهِۦ مُلْتَحَدًۭا ﴿٢٧﴾

Lees wat u werd geopenbaard in het boek van uwen Heer, zonder het denkbeeld te hebben, daarin eenige verandering te kunnen brengen; niemand heeft de macht zijne woorden te veranderen, en gij zult niemand vinden tot wien gij uwe toevlucht buiten hem kunt nemen, indien gij daarnaar mocht trachten.

Leemhuis

En draag voor van wat aan jou geopenbaard is van het Boek van jouw Heer. Niemand kan Zijn Woorden veranderen en jij zult naast Hem nooit een schuilplaats vinden.

Siregar

En draag voor van wat aan jou geopenbaard is van het Boek van jouw Heer. Niemand kan Zijn Woorden veranderen en jij zult naast Hem nooit een schuilplaats vinden.

وَٱصْبِرْ نَفْسَكَ مَعَ ٱلَّذِينَ يَدْعُونَ رَبَّهُم بِٱلْغَدَوٰةِ وَٱلْعَشِىِّ يُرِيدُونَ وَجْهَهُۥ ۖ وَلَا تَعْدُ عَيْنَاكَ عَنْهُمْ تُرِيدُ زِينَةَ ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا ۖ وَلَا تُطِعْ مَنْ أَغْفَلْنَا قَلْبَهُۥ عَن ذِكْرِنَا وَٱتَّبَعَ هَوَىٰهُ وَكَانَ أَمْرُهُۥ فُرُطًۭا ﴿٢٨﴾

Wees inschikkelijk omtrent hen, die hunnen Heer des ochtends en des avonds aanroepen, en die zijne gunst trachten te verwerven. Laten uwe oogen zich niet van hen afwenden, om den pronk van dit leven te zoeken, en gehoorzaam dengene nimmer, wiens hart wij zorgeloos omtrent ons hebben doen zijn, die zijne lusten volgt en de waarheid achter zich laat.

Leemhuis

En wees zelf geduldig met degenen die hun Heer in de morgen en de avond aanroepen, zij wensen Zijn Aangezicht. En wend jouw ogen niet af van hen omdat jij de versierselen van het wereldse leven wenst. En gehoorzaam niet degene wiens hart Wij Onze gedachtenis hebben doen veronachtzamen en (die) zijn begeerten volgt: en bij is in overtreding in zijn zaak.

Siregar

En wees zelf geduldig met degenen die hun Heer in de morgen en de avond aanroepen, zij wensen Zijn Aangezicht. En wend jouw ogen niet af van hen omdat jij de versierselen van het wereldse leven wenst. En gehoorzaam niet degene wiens hart Wij Onze gedachtenis hebben doen veronachtzamen en (die) zijn begeerten volgt: en bij is in overtreding in zijn zaak.

وَقُلِ ٱلْحَقُّ مِن رَّبِّكُمْ ۖ فَمَن شَآءَ فَلْيُؤْمِن وَمَن شَآءَ فَلْيَكْفُرْ ۚ إِنَّآ أَعْتَدْنَا لِلظَّٰلِمِينَ نَارًا أَحَاطَ بِهِمْ سُرَادِقُهَا ۚ وَإِن يَسْتَغِيثُوا۟ يُغَاثُوا۟ بِمَآءٍۢ كَٱلْمُهْلِ يَشْوِى ٱلْوُجُوهَ ۚ بِئْسَ ٱلشَّرَابُ وَسَآءَتْ مُرْتَفَقًا ﴿٢٩﴾

En zeg: De waarheid is van uwen Heer; laat dus ieder, naar hij wil, gelooven of ongeloovig zijn. Waarlijk, wij hebben den onrechtvaardige het hellevuur bereid, waarvan de rook en de vlam hem als eene tent zullen omringen. En als zij hulp verlangen, zal men hun water geven, gloeiend als gesmolten metaal, waardoor hunne aangezichten zullen verbrand worden. Welk eene ellendige vergelding, en welk een onzalig verblijf!

Leemhuis

En zeg: \"De Waarheid is van jullie Heer: dus wie wil, laat hem geloven; en wie wil, laat hem ongelovig zijn.\" Voorwaar, Wij hebben voor de onrechtplegers het vuur voorbereid, waarvan de rook hen als een tent omhult. En als zij hulp (tegen dorst) vragen worden zij geholpen met water als gesmolten koper dat hun gezichten roostert. De slechtste drank en de shebtste verblijfplaats!

Siregar

En zeg: \"De Waarheid is van jullie Heer: dus wie wil, laat hem geloven; en wie wil, laat hem ongelovig zijn.\" Voorwaar, Wij hebben voor de onrechtplegers het vuur voorbereid, waarvan de rook hen als een tent omhult. En als zij hulp (tegen dorst) vragen worden zij geholpen met water als gesmolten koper dat hun gezichten roostert. De slechtste drank en de shebtste verblijfplaats!

إِنَّ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّٰلِحَٰتِ إِنَّا لَا نُضِيعُ أَجْرَ مَنْ أَحْسَنَ عَمَلًا ﴿٣٠﴾

Wat hen betreft, die gelooven en goede werken doen, wij zullen de belooning van degenen, die rechtvaardigheid oefenen, niet doen verloren gaan.

Leemhuis

Voorwaar, degenen die geloven en goede werken verrichten: voorwaar, Wij zullen de beloning van wie een goed werk verricht niet verloren doen gaan.

Siregar

Voorwaar, degenen die geloven en goede werken verrichten: voorwaar, Wij zullen de beloning van wie een goed werk verricht niet verloren doen gaan.

أُو۟لَٰٓئِكَ لَهُمْ جَنَّٰتُ عَدْنٍۢ تَجْرِى مِن تَحْتِهِمُ ٱلْأَنْهَٰرُ يُحَلَّوْنَ فِيهَا مِنْ أَسَاوِرَ مِن ذَهَبٍۢ وَيَلْبَسُونَ ثِيَابًا خُضْرًۭا مِّن سُندُسٍۢ وَإِسْتَبْرَقٍۢ مُّتَّكِـِٔينَ فِيهَا عَلَى ٱلْأَرَآئِكِ ۚ نِعْمَ ٱلثَّوَابُ وَحَسُنَتْ مُرْتَفَقًۭا ﴿٣١﴾

Voor hen zijn tuinen tot eeuwig verblijf gereed gemaakt, die door rivieren zullen worden besproeid; zij zullen daarin met gouden armbanden worden versierd, en met groene kleederen van fijne zijde en satijn gekleed worden, terwijl zij op tronen zullen zitten. Welk eene heerlijke belooning en welk een gemakkelijk verblijf!

Leemhuis

Zij zijn degenen voor wie er de Tuinen van 'Adn (het Paradijs) zijn, waar onder door de rivieren stromen, zij zullen er in versierd worden met kettingen van goud en zij dragen groene gewaden van zijde en brokaat, er in leunend op kussens, De beste beloning en de beste verblijfplaats!

Siregar

Zij zijn degenen voor wie er de Tuinen van 'Adn (het Paradijs) zijn, waar onder door de rivieren stromen, zij zullen er in versierd worden met kettingen van goud en zij dragen groene gewaden van zijde en brokaat, er in leunend op kussens, De beste beloning en de beste verblijfplaats!

۞ وَٱضْرِبْ لَهُم مَّثَلًۭا رَّجُلَيْنِ جَعَلْنَا لِأَحَدِهِمَا جَنَّتَيْنِ مِنْ أَعْنَٰبٍۢ وَحَفَفْنَٰهُمَا بِنَخْلٍۢ وَجَعَلْنَا بَيْنَهُمَا زَرْعًۭا ﴿٣٢﴾

Stel hun als een vergelijking twee menschen voor, van welke wij aan een twee wijngaarden hebben geschonken en welke wij met palmboomen hebben omringd, terwijl wij koorn tusschen die beiden hebben doen opgroeien.

Leemhuis

En geef hun de gelijkenis van de twee mannen: aan één van hen deden Wij twee tuinen met druivenstruiken toekornen en Wij omringden die met dadelpalmen (en) tussen hen in akkers.

Siregar

En geef hun de gelijkenis van de twee mannen: aan één van hen deden Wij twee tuinen met druivenstruiken toekornen en Wij omringden die met dadelpalmen (en) tussen hen in akkers.

كِلْتَا ٱلْجَنَّتَيْنِ ءَاتَتْ أُكُلَهَا وَلَمْ تَظْلِم مِّنْهُ شَيْـًۭٔا ۚ وَفَجَّرْنَا خِلَٰلَهُمَا نَهَرًۭا ﴿٣٣﴾

Ieder der tuinen bracht elk jaargetijde zijne vruchten voort, en zij waren niet onvruchtbaar. En wij deden eene rivier in het midden daarvan stroomen,

Leemhuis

Ieder van die twee tuinen bracht vructen voort en faalde daar in niets in. En in hun midden deden Wij een rivier ontspringen.

Siregar

Ieder van die twee tuinen bracht vructen voort en faalde daar in niets in. En in hun midden deden Wij een rivier ontspringen.

وَكَانَ لَهُۥ ثَمَرٌۭ فَقَالَ لِصَٰحِبِهِۦ وَهُوَ يُحَاوِرُهُۥٓ أَنَا۠ أَكْثَرُ مِنكَ مَالًۭا وَأَعَزُّ نَفَرًۭا ﴿٣٤﴾

En hij bezat een grooten overvloed. En hij zeide tot zijn makker, terwijl hij met hem redetwistte: Ik ben rijker dan gij, en bezit een talrijker gezin.

Leemhuis

En er waren vruchten voor hem. Hij zei dus tot zijn (gelovige) gesprekspartner: \"Ik ben jouw meerdere op het gebied van bezit en ik ben eervoller als persoon.\"

Siregar

En er waren vruchten voor hem. Hij zei dus tot zijn (gelovige) gesprekspartner: \"Ik ben jouw meerdere op het gebied van bezit en ik ben eervoller als persoon.\"

وَدَخَلَ جَنَّتَهُۥ وَهُوَ ظَالِمٌۭ لِّنَفْسِهِۦ قَالَ مَآ أَظُنُّ أَن تَبِيدَ هَٰذِهِۦٓ أَبَدًۭا ﴿٣٥﴾

En hij ging in zijn tuin, terwijl hij aan onrechtvaardigheid jegens zijne eigene ziel schuldig was, en zeide: Ik denk niet dat deze tuin ooit zal vervallen.

Leemhuis

En hij ging zijn tuin binnen en hij deed zichzelf onrecht aan, hij zei: \"Ik denk niet dat die (tuinen) ooit zullen vergaan.

Siregar

En hij ging zijn tuin binnen en hij deed zichzelf onrecht aan, hij zei: \"Ik denk niet dat die (tuinen) ooit zullen vergaan.

وَمَآ أَظُنُّ ٱلسَّاعَةَ قَآئِمَةًۭ وَلَئِن رُّدِدتُّ إِلَىٰ رَبِّى لَأَجِدَنَّ خَيْرًۭا مِّنْهَا مُنقَلَبًۭا ﴿٣٦﴾

Ik geloof niet, dat het jongste uur zal aanbreken, en indien ik tot mijn Heer zou terugkeeren, zou ik een beteren tuin dan dezen in ruil vinden

Leemhuis

En denk niet dat het Uur der Opstanding zal plaatsvinden, en zelfs al zal ik tot mijn Heer teruggebracht worden: ik zat ervoor zeker een betere plaats van terugkeer vinden.\"

Siregar

En denk niet dat het Uur der Opstanding zal plaatsvinden, en zelfs al zal ik tot mijn Heer teruggebracht worden: ik zat ervoor zeker een betere plaats van terugkeer vinden.\"

قَالَ لَهُۥ صَاحِبُهُۥ وَهُوَ يُحَاوِرُهُۥٓ أَكَفَرْتَ بِٱلَّذِى خَلَقَكَ مِن تُرَابٍۢ ثُمَّ مِن نُّطْفَةٍۢ ثُمَّ سَوَّىٰكَ رَجُلًۭا ﴿٣٧﴾

En zijn makker zeide, redetwistende, tot hem: Gelooft gij niet in hem, die u uit stof schiep en daarna uit zaad voortbracht, en u vervolgens tot een volmaakt mensch heeft gevormd?

Leemhuis

Zijn (gelovige) gesprekspartner zei, toen hij met hem in gesprek was, tot hem: \"Geloof jij niet in Degene Die jou van aarde geschapen heeft, vervolgens uit een druppel sperma, en jou ten slotte tot mens vormde?

Siregar

Zijn (gelovige) gesprekspartner zei, toen hij met hem in gesprek was, tot hem: \"Geloof jij niet in Degene Die jou van aarde geschapen heeft, vervolgens uit een druppel sperma, en jou ten slotte tot mens vormde?

لَّٰكِنَّا۠ هُوَ ٱللَّهُ رَبِّى وَلَآ أُشْرِكُ بِرَبِّىٓ أَحَدًۭا ﴿٣٨﴾

Wat mij betreft, God is mijn Heer, en ik zal geene andere godheid met mijn Heer vermengen.

Leemhuis

Maar wat mij betreft: Allah is mijn Heer en ik ken mijn Heer niet één deelgenoot toe.

Siregar

Maar wat mij betreft: Allah is mijn Heer en ik ken mijn Heer niet één deelgenoot toe.

وَلَوْلَآ إِذْ دَخَلْتَ جَنَّتَكَ قُلْتَ مَا شَآءَ ٱللَّهُ لَا قُوَّةَ إِلَّا بِٱللَّهِ ۚ إِن تَرَنِ أَنَا۠ أَقَلَّ مِنكَ مَالًۭا وَوَلَدًۭا ﴿٣٩﴾

En als gij uwen tuin binnentreedt, zult gij dan niet zeggen: Wat God behaagt, zal geschieden; er is geene macht buiten God. Hoewel gij ziet, dat ik in rijkdom en getal van kinderen onder u sta.

Leemhuis

En had jij maar, toen jij je tuin binnentrad, gezegd: 'Mâ sjâ'a Allah, lâ qoewwata illâbillah' - (Wat Allah wil, er is geen kracht dan door Allah), indien jij van mij ziet, dat ik minder danjou ben, op het gebied van bezit en kinderen.

Siregar

En had jij maar, toen jij je tuin binnentrad, gezegd: 'Mâ sjâ'a Allah, lâ qoewwata illâbillah' - (Wat Allah wil, er is geen kracht dan door Allah), indien jij van mij ziet, dat ik minder danjou ben, op het gebied van bezit en kinderen.

فَعَسَىٰ رَبِّىٓ أَن يُؤْتِيَنِ خَيْرًۭا مِّن جَنَّتِكَ وَيُرْسِلَ عَلَيْهَا حُسْبَانًۭا مِّنَ ٱلسَّمَآءِ فَتُصْبِحَ صَعِيدًۭا زَلَقًا ﴿٤٠﴾

Is mijn Heer wel in staat mij een beter geschenk dan uw tuin te geven; hij zal eenige pijlen van den hemel daartegen afzenden, zoodat die onvruchtbaar stof worde.

Leemhuis

Moge mijn Heer mij iets beters geven dan jouw tuin en een ramp over haar neerzenden vanuit de hemel, zodat het glibberige aarde wordt!

Siregar

Moge mijn Heer mij iets beters geven dan jouw tuin en een ramp over haar neerzenden vanuit de hemel, zodat het glibberige aarde wordt!

أَوْ يُصْبِحَ مَآؤُهَا غَوْرًۭا فَلَن تَسْتَطِيعَ لَهُۥ طَلَبًۭا ﴿٤١﴾

Of zijn water zal diep in de aarde zinken, zoodat gij het niet meer kunt terugvinden.

Leemhuis

Of haar water in de aarde wegvloeit, zodat jij het nooit meer zal kunnen vinden.\"

Siregar

Of haar water in de aarde wegvloeit, zodat jij het nooit meer zal kunnen vinden.\"

وَأُحِيطَ بِثَمَرِهِۦ فَأَصْبَحَ يُقَلِّبُ كَفَّيْهِ عَلَىٰ مَآ أَنفَقَ فِيهَا وَهِىَ خَاوِيَةٌ عَلَىٰ عُرُوشِهَا وَيَقُولُ يَٰلَيْتَنِى لَمْ أُشْرِكْ بِرَبِّىٓ أَحَدًۭا ﴿٤٢﴾

En zijne bezittingen werden door verwoesting omringd, nadat zijn makker hem gewaarschuwd had; hij draaide daarop de palmen zijner handen uit spijt en droefheid om, wegens hetgeen hij daaraan had besteed; want de wijnranken hingen aan de staken en waren van hare vruchten beroofd: Gave God, dat ik geene andere godheid met mijn Heer zou hebben vereenigd!

Leemhuis

En zijn vruchten werden vernietigd. Toen begon hij zich in zijn handen te wringen, over wat hij ervoor uitgegeven had en dat zij (de tuinen) nu tot de bodem toe geruïneerd waren.\" En hij zei: \"Wee mij, had ik maar mijn Heer niet één deelgenoot toegekend!\"

Siregar

En zijn vruchten werden vernietigd. Toen begon hij zich in zijn handen te wringen, over wat hij ervoor uitgegeven had en dat zij (de tuinen) nu tot de bodem toe geruïneerd waren.\" En hij zei: \"Wee mij, had ik maar mijn Heer niet één deelgenoot toegekend!\"

وَلَمْ تَكُن لَّهُۥ فِئَةٌۭ يَنصُرُونَهُۥ مِن دُونِ ٱللَّهِ وَمَا كَانَ مُنتَصِرًا ﴿٤٣﴾

Er was geen leger dat hem tegen God kon verdedigen, en hij was niet in staat om zich tegen zijne wraak te beschermen.

Leemhuis

En hij had geen groep die hem naast Allah hielp en hij was niet staat zichzelf te verdedigen.

Siregar

En hij had geen groep die hem naast Allah hielp en hij was niet staat zichzelf te verdedigen.

هُنَالِكَ ٱلْوَلَٰيَةُ لِلَّهِ ٱلْحَقِّ ۚ هُوَ خَيْرٌۭ ثَوَابًۭا وَخَيْرٌ عُقْبًۭا ﴿٤٤﴾

De bescherming behoort alleen aan God; hij is de beste looner en kan alles den besten uitslag geven.

Leemhuis

Daar, de hulp is van Allah, de Ware. Hij is beter (als gever van) een beloning en beter (als gever van) een bestemming.

Siregar

Daar, de hulp is van Allah, de Ware. Hij is beter (als gever van) een beloning en beter (als gever van) een bestemming.

وَٱضْرِبْ لَهُم مَّثَلَ ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا كَمَآءٍ أَنزَلْنَٰهُ مِنَ ٱلسَّمَآءِ فَٱخْتَلَطَ بِهِۦ نَبَاتُ ٱلْأَرْضِ فَأَصْبَحَ هَشِيمًۭا تَذْرُوهُ ٱلرِّيَٰحُ ۗ وَكَانَ ٱللَّهُ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ مُّقْتَدِرًا ﴿٤٥﴾

Stel hun eene vergelijking van het tegenwoordige leven voor. Het is als water, dat wij van den hemel nederzenden; het gras der aarde is daarmede vermengd en nadat het groen en bloeiende is geweest, wordt het des ochtends tot droge stoppels, die door den wind worden verspreid; want God is in staat alle dingen te doen.

Leemhuis

En maak voor hen de vergelijking met het wereldse leven: het is als water dat Wij uit de hemel deden neerdalen; het vermengde zich met de beplanting van de aarde. Vervolgens werd die tot droge stoppels en de wind verwaaide die. En Allah is Almachtig over alle zaken.

Siregar

En maak voor hen de vergelijking met het wereldse leven: het is als water dat Wij uit de hemel deden neerdalen; het vermengde zich met de beplanting van de aarde. Vervolgens werd die tot droge stoppels en de wind verwaaide die. En Allah is Almachtig over alle zaken.

ٱلْمَالُ وَٱلْبَنُونَ زِينَةُ ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا ۖ وَٱلْبَٰقِيَٰتُ ٱلصَّٰلِحَٰتُ خَيْرٌ عِندَ رَبِّكَ ثَوَابًۭا وَخَيْرٌ أَمَلًۭا ﴿٤٦﴾

Welvaart en kinderen vormen het versiersel van het tegenwoordige leven, maar goede werken, die altijd voortduren, zijn beter voor het oog van uwen Heer, ten opzichte der belooning, en beter met het oog op het geen gij hebt te hopen.

Leemhuis

Het bezit on de zonen zijn de versieringen van het wereldse leven, maar de goede blijvende (daden) zijn beter bij jouw Heer, als beloning en betere hoop.

Siregar

Het bezit on de zonen zijn de versieringen van het wereldse leven, maar de goede blijvende (daden) zijn beter bij jouw Heer, als beloning en betere hoop.

وَيَوْمَ نُسَيِّرُ ٱلْجِبَالَ وَتَرَى ٱلْأَرْضَ بَارِزَةًۭ وَحَشَرْنَٰهُمْ فَلَمْ نُغَادِرْ مِنْهُمْ أَحَدًۭا ﴿٤٧﴾

Op een zekeren dag zullen wij de bergen doen verdwijnen en gij zult de aarde vlak en effen zien verschijnen; en wij zullen de menschen verzamelen en geen hunner achterlaten.

Leemhuis

En op de Dag dat Wij de bergen verplaatsen, zal jij de aarde duidelijk zien. En Wij zullen hen verzamelen en Wij zullen niet één van hen achterlaten.

Siregar

En op de Dag dat Wij de bergen verplaatsen, zal jij de aarde duidelijk zien. En Wij zullen hen verzamelen en Wij zullen niet één van hen achterlaten.

وَعُرِضُوا۟ عَلَىٰ رَبِّكَ صَفًّۭا لَّقَدْ جِئْتُمُونَا كَمَا خَلَقْنَٰكُمْ أَوَّلَ مَرَّةٍۭ ۚ بَلْ زَعَمْتُمْ أَلَّن نَّجْعَلَ لَكُم مَّوْعِدًۭا ﴿٤٨﴾

En zij zullen in duidelijke orde voor uwen Heer worden geplaatst en hij zal tot hen zeggen: Thans zijt gij naakt tot ons gekomen, zooals wij u de eerste maal schiepen; maar hij dacht, dat wij onze belofte niet aan u zouden vervullen.

Leemhuis

En zij zullen voor jouw Heer in rijen opgesteld worden (en Allah zal tot hen zeggen). \"Voorzeker, jullie zijn tot Ons gekomen zoals Wij jullie de eerste keer schiepen. Jullie vermoedden zelfs dat Wij de afspraak met jullie nooit zouden maken.\"

Siregar

En zij zullen voor jouw Heer in rijen opgesteld worden (en Allah zal tot hen zeggen). \"Voorzeker, jullie zijn tot Ons gekomen zoals Wij jullie de eerste keer schiepen. Jullie vermoedden zelfs dat Wij de afspraak met jullie nooit zouden maken.\"

وَوُضِعَ ٱلْكِتَٰبُ فَتَرَى ٱلْمُجْرِمِينَ مُشْفِقِينَ مِمَّا فِيهِ وَيَقُولُونَ يَٰوَيْلَتَنَا مَالِ هَٰذَا ٱلْكِتَٰبِ لَا يُغَادِرُ صَغِيرَةًۭ وَلَا كَبِيرَةً إِلَّآ أَحْصَىٰهَا ۚ وَوَجَدُوا۟ مَا عَمِلُوا۟ حَاضِرًۭا ۗ وَلَا يَظْلِمُ رَبُّكَ أَحَدًۭا ﴿٤٩﴾

Het boek, waarin ieders daden zijn opgeschreven, zal in zijne hand worden gegeven, en gij zult de zondaren in grooten schrik zien verkeeren, om hetgeen daar in staat, en zij zullen zeggen: Wee over ons! wat bedoelt dit boek? Het vergeet noch eene kleine daad noch eene groote, maar het stelt die allen op, en zij zullen voor hunne oogen vinden wat zij hebben verricht; en uw Heer zal met niemand onrechtvaardig handelen.

Leemhuis

En het boek (met hun daden) zal voor hen geplaatst worden en jij zult de zondaren in angst zien wegens wat daarin staat. En zij zullen zeggen: \"Wee ons, wat is dat voor boek dat niets kleins weglaat en niets groots, zonder dat berekend te hebben!\" En zij zullen wat zij deden vóór zich vinden. En jouw Heer doet niet één van hen onrecht aan.

Siregar

En het boek (met hun daden) zal voor hen geplaatst worden en jij zult de zondaren in angst zien wegens wat daarin staat. En zij zullen zeggen: \"Wee ons, wat is dat voor boek dat niets kleins weglaat en niets groots, zonder dat berekend te hebben!\" En zij zullen wat zij deden vóór zich vinden. En jouw Heer doet niet één van hen onrecht aan.

وَإِذْ قُلْنَا لِلْمَلَٰٓئِكَةِ ٱسْجُدُوا۟ لِءَادَمَ فَسَجَدُوٓا۟ إِلَّآ إِبْلِيسَ كَانَ مِنَ ٱلْجِنِّ فَفَسَقَ عَنْ أَمْرِ رَبِّهِۦٓ ۗ أَفَتَتَّخِذُونَهُۥ وَذُرِّيَّتَهُۥٓ أَوْلِيَآءَ مِن دُونِى وَهُمْ لَكُمْ عَدُوٌّۢ ۚ بِئْسَ لِلظَّٰلِمِينَ بَدَلًۭا ﴿٥٠﴾

Gedenk toen wij tot de engelen zeiden; Aanbidt Adam: en zij aanbaden hem allen, behalve Eblis, die een der geniussen was, en zich van het bevel van zijnen Heer afwendde. Wilt gij dus hem en zijne nakomelingen tot uwe beschermers naast mij kiezen, niettegenstaande zij uwe vijanden zijn? Zulk eene verandering zal ellendig zijn voor de goddeloozen!

Leemhuis

En (gedenkt) toen Wij tot de Engelen zeiden: \"Knielt jullie eerbiedig voor Adam neer,\" toen knielden zij, behalve Iblîs, hij behoorde tot de Dijinn's en hij schond het gebod van zijn Heer. Zouden jullie dan hem en zijn nageslacht als helpers naast Mij nemen, terwijl zij voor jullie vijnden zijn? Slecht is de ruil voor onrechtvaardigen!

Siregar

En (gedenkt) toen Wij tot de Engelen zeiden: \"Knielt jullie eerbiedig voor Adam neer,\" toen knielden zij, behalve Iblîs, hij behoorde tot de Dijinn's en hij schond het gebod van zijn Heer. Zouden jullie dan hem en zijn nageslacht als helpers naast Mij nemen, terwijl zij voor jullie vijnden zijn? Slecht is de ruil voor onrechtvaardigen!

۞ مَّآ أَشْهَدتُّهُمْ خَلْقَ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ وَلَا خَلْقَ أَنفُسِهِمْ وَمَا كُنتُ مُتَّخِذَ ٱلْمُضِلِّينَ عَضُدًۭا ﴿٥١﴾

Ik riep hen niet om tegenwoordig te zijn bij de schepping der hemelen en der aarde, noch bij de schepping van hen zelven; ik nam nooit zulke verleiders tot mijne helpers.

Leemhuis

Ik roep hen niet op om te getuigen van de schepping van de hemelen en de aarde en niet van de schepping van henzelf, en Ik neem niet degenen die doen dwalen als helpers.

Siregar

Ik roep hen niet op om te getuigen van de schepping van de hemelen en de aarde en niet van de schepping van henzelf, en Ik neem niet degenen die doen dwalen als helpers.

وَيَوْمَ يَقُولُ نَادُوا۟ شُرَكَآءِىَ ٱلَّذِينَ زَعَمْتُمْ فَدَعَوْهُمْ فَلَمْ يَسْتَجِيبُوا۟ لَهُمْ وَجَعَلْنَا بَيْنَهُم مَّوْبِقًۭا ﴿٥٢﴾

Op zekeren dag zal God tot de afgodendienaars zeggen: Roept hen aan, omtrent welke gij hebt uitgedacht dat zij mijne makkers zijn, om u te beschermen. Zij zullen hen roepen, doch zij zullen hun niet antwoorden, en wij zullen eene vallei van vernietiging tusschen hen plaatsen.

Leemhuis

En op de Dag waarop Hij zegt: \"Roept de deelgenoten op waarvan jullie (het bestaan) vermoedden,\" zullen zij hen oproepen, maar zij zullen hen niet antwoorden en Wij zullen onder hen een (plaats van) verniettiging maken.

Siregar

En op de Dag waarop Hij zegt: \"Roept de deelgenoten op waarvan jullie (het bestaan) vermoedden,\" zullen zij hen oproepen, maar zij zullen hen niet antwoorden en Wij zullen onder hen een (plaats van) verniettiging maken.

وَرَءَا ٱلْمُجْرِمُونَ ٱلنَّارَ فَظَنُّوٓا۟ أَنَّهُم مُّوَاقِعُوهَا وَلَمْ يَجِدُوا۟ عَنْهَا مَصْرِفًۭا ﴿٥٣﴾

De zondaren zullen het hellevuur zien; zij zullen weten dat zij er in geworpen zullen worden, en zij zullen geen weg vinden om dat te vermijden.

Leemhuis

En de zondaren zullen de Hel zien en vermoeden dat zij er in moeten gaan, en zij vinden daaruit gew ontvluchting.

Siregar

En de zondaren zullen de Hel zien en vermoeden dat zij er in moeten gaan, en zij vinden daaruit gew ontvluchting.

وَلَقَدْ صَرَّفْنَا فِى هَٰذَا ٱلْقُرْءَانِ لِلنَّاسِ مِن كُلِّ مَثَلٍۢ ۚ وَكَانَ ٱلْإِنسَٰنُ أَكْثَرَ شَىْءٍۢ جَدَلًۭا ﴿٥٤﴾

Wij hebben den mensch in dezen Koran op verschillende wijzen vergelijkingen van iederen aard voorgesteld, maar de mensch laakt met spitsvondigheid de meeste dingen, die daarin voorkomen.

Leemhuis

En Wij hebben in deze Koran voor de mensen allerlei vergelijkingen uitgelegd. Maar de mensen zijn het meest over ich twistziek.

Siregar

En Wij hebben in deze Koran voor de mensen allerlei vergelijkingen uitgelegd. Maar de mensen zijn het meest over ich twistziek.

وَمَا مَنَعَ ٱلنَّاسَ أَن يُؤْمِنُوٓا۟ إِذْ جَآءَهُمُ ٱلْهُدَىٰ وَيَسْتَغْفِرُوا۟ رَبَّهُمْ إِلَّآ أَن تَأْتِيَهُمْ سُنَّةُ ٱلْأَوَّلِينَ أَوْ يَأْتِيَهُمُ ٱلْعَذَابُ قُبُلًۭا ﴿٥٥﴾

Niets verhindert de menschen, nu hun eene leiding is geschonken, te gelooven, en vergiffenis van hunnen Heer te vragen, en toch wachten zij wellicht tot de straf van hunne voorgangers op hen zal worden toegepast, of dat de kastijding van het volgende leven openlijk op hen nederkomt.

Leemhuis

En er is niets dat de mens verhindert om te geloven als de Leiding tot hen komt en om vergeving te vragen bij hun Heer, behalve de handelwijze die de vroegeren trof, of de bestraffing die zichtbaar over hen kwam.

Siregar

En er is niets dat de mens verhindert om te geloven als de Leiding tot hen komt en om vergeving te vragen bij hun Heer, behalve de handelwijze die de vroegeren trof, of de bestraffing die zichtbaar over hen kwam.

وَمَا نُرْسِلُ ٱلْمُرْسَلِينَ إِلَّا مُبَشِّرِينَ وَمُنذِرِينَ ۚ وَيُجَٰدِلُ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ بِٱلْبَٰطِلِ لِيُدْحِضُوا۟ بِهِ ٱلْحَقَّ ۖ وَٱتَّخَذُوٓا۟ ءَايَٰتِى وَمَآ أُنذِرُوا۟ هُزُوًۭا ﴿٥٦﴾

Wij zonden onze gezanten om goede tijdingen te brengen en te waarschuwen. Zij, die niet gelooven, twisten met ijdele bewijsgronden, om daardoor der waarheid hare uitwerking te ontnemen, en kiezen mijne teekenen en de waarschuwingen die hun werden gedaan, tot onderwerp hunner spotternijen.

Leemhuis

En Wij zenden de Boodschappers slechts als verkondigers van goede tijdingen en waarschuwers. En degenen die ongelovig zijn twisten slechts op valse wijze om daarmee de Waarheid te vernietigen. En zij nemen Mijn Verzen en dat waarvoor gewaarschuwd werd, ter bespotting.

Siregar

En Wij zenden de Boodschappers slechts als verkondigers van goede tijdingen en waarschuwers. En degenen die ongelovig zijn twisten slechts op valse wijze om daarmee de Waarheid te vernietigen. En zij nemen Mijn Verzen en dat waarvoor gewaarschuwd werd, ter bespotting.

وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّن ذُكِّرَ بِـَٔايَٰتِ رَبِّهِۦ فَأَعْرَضَ عَنْهَا وَنَسِىَ مَا قَدَّمَتْ يَدَاهُ ۚ إِنَّا جَعَلْنَا عَلَىٰ قُلُوبِهِمْ أَكِنَّةً أَن يَفْقَهُوهُ وَفِىٓ ءَاذَانِهِمْ وَقْرًۭا ۖ وَإِن تَدْعُهُمْ إِلَى ٱلْهُدَىٰ فَلَن يَهْتَدُوٓا۟ إِذًا أَبَدًۭا ﴿٥٧﴾

En wie is onrechtvaardiger dan hij, die bekend is gemaakt met de teekens van zijn Heer, maar zich ver daarvan verwijdert en vergeet wat hij vroeger verricht heeft? Waarlijk wij hebben sluiers over hunne harten geworpen, dat zij den Koran niet zouden verstaan, en wij wierpen zwaarte in hunne ooren. Indien gij hen tot de ware richting oproept, zullen zij die nog altijd niet volgen.

Leemhuis

En wie is er onrechtvaardiger dan degene die met Verzen van zijn Heer vermaand wordt, maar zich daarvan afwendt en vergeet wat zijn handen gedaan hebben? Voorwaar, Wij hebben over hun harten een versluiering aangebracht, zodat zij het niet begrijpen, en in hun oren doofheid. En indien jij hen tot de Leiding oproept: zij zullen nooit en te nimmer Leiding volgen.

Siregar

En wie is er onrechtvaardiger dan degene die met Verzen van zijn Heer vermaand wordt, maar zich daarvan afwendt en vergeet wat zijn handen gedaan hebben? Voorwaar, Wij hebben over hun harten een versluiering aangebracht, zodat zij het niet begrijpen, en in hun oren doofheid. En indien jij hen tot de Leiding oproept: zij zullen nooit en te nimmer Leiding volgen.

وَرَبُّكَ ٱلْغَفُورُ ذُو ٱلرَّحْمَةِ ۖ لَوْ يُؤَاخِذُهُم بِمَا كَسَبُوا۟ لَعَجَّلَ لَهُمُ ٱلْعَذَابَ ۚ بَل لَّهُم مَّوْعِدٌۭ لَّن يَجِدُوا۟ مِن دُونِهِۦ مَوْئِلًۭا ﴿٥٨﴾

Uw Heer is barmhartig en vol van genade; indien hij hen had willen straffen voor hetgeen zij hebben bedreven, zou hij zeker hunne straf hebben verhaast, maar eene bedreiging is tegen hen aangekondigd, en zij zullen geene toevlucht buiten hem vinden.

Leemhuis

En jouw Heer is de Vergevensgezind, Bezitter van de Barmhartigheid. Indien Hij hen zou grijpen voor wat zij verricht hebben, dan zou bij zeker de bestraffing voor hen versneld hebben. Maar voor hen is er de afspraak (op de Dag van de Opstanding), nooit zullen zij buiten Hem een toevlucht vinden.

Siregar

En jouw Heer is de Vergevensgezind, Bezitter van de Barmhartigheid. Indien Hij hen zou grijpen voor wat zij verricht hebben, dan zou bij zeker de bestraffing voor hen versneld hebben. Maar voor hen is er de afspraak (op de Dag van de Opstanding), nooit zullen zij buiten Hem een toevlucht vinden.

وَتِلْكَ ٱلْقُرَىٰٓ أَهْلَكْنَٰهُمْ لَمَّا ظَلَمُوا۟ وَجَعَلْنَا لِمَهْلِكِهِم مَّوْعِدًۭا ﴿٥٩﴾

De vroegere steden hebben wij verwoest, toen zij onrechtvaardig handelden, en wij waarschuwden deze, voor hare verdelging.

Leemhuis

En dat zijn de steden die Wij vernietigd hebben toen zij onrechtvaardig waren; en Wij hebben voor hun vernietiging een tijdstip bepaald.

Siregar

En dat zijn de steden die Wij vernietigd hebben toen zij onrechtvaardig waren; en Wij hebben voor hun vernietiging een tijdstip bepaald.

وَإِذْ قَالَ مُوسَىٰ لِفَتَىٰهُ لَآ أَبْرَحُ حَتَّىٰٓ أَبْلُغَ مَجْمَعَ ٱلْبَحْرَيْنِ أَوْ أَمْضِىَ حُقُبًۭا ﴿٦٠﴾

En gedenk, toen Mozes tot zijn dienaar Josua, den zoon van Nun, zeide: Ik zal niet ophouden voorwaarts te gaan, tot ik op de plaats kom, waar de twee zeeën elkander ontmoeten, of ik zal gedurende langen tijd reizen.

Leemhuis

En (gedenkt) toein Môesa tot zijn gezel zei: \"Ik zal niet opgeven voordat ik de samenvloeiing van de twee zeeën bereik, of ik zal altijd doorgaan.\"

Siregar

En (gedenkt) toein Môesa tot zijn gezel zei: \"Ik zal niet opgeven voordat ik de samenvloeiing van de twee zeeën bereik, of ik zal altijd doorgaan.\"

فَلَمَّا بَلَغَا مَجْمَعَ بَيْنِهِمَا نَسِيَا حُوتَهُمَا فَٱتَّخَذَ سَبِيلَهُۥ فِى ٱلْبَحْرِ سَرَبًۭا ﴿٦١﴾

Maar toen zij aan de samenstrooming der beide zeeën waren gekomen, vergaten zij hunnen visch, die zij met zich hadden genomen, en de visch nam zijn weg vrijelijk in de zee

Leemhuis

En toen zij de samenvloeiing van belde bereikten, vergaten zij hun vis, die zich vrijelijk zijn weg in de zee zocht.

Siregar

En toen zij de samenvloeiing van belde bereikten, vergaten zij hun vis, die zich vrijelijk zijn weg in de zee zocht.

فَلَمَّا جَاوَزَا قَالَ لِفَتَىٰهُ ءَاتِنَا غَدَآءَنَا لَقَدْ لَقِينَا مِن سَفَرِنَا هَٰذَا نَصَبًۭا ﴿٦٢﴾

En toen zij die plaats waren voorbij gegaan, zeide Mozes tot zijn dienaar: Breng ons middagmaal; want wij zijn vermoeid van deze onze reis.

Leemhuis

En toen zij voortgingen zei hij (Môesa) tot zijn gezel: \"Breng ons ons eten (de vis). Voorzeker, wij zijn door deze reis van ons moe geworden.\"

Siregar

En toen zij voortgingen zei hij (Môesa) tot zijn gezel: \"Breng ons ons eten (de vis). Voorzeker, wij zijn door deze reis van ons moe geworden.\"

قَالَ أَرَءَيْتَ إِذْ أَوَيْنَآ إِلَى ٱلصَّخْرَةِ فَإِنِّى نَسِيتُ ٱلْحُوتَ وَمَآ أَنسَىٰنِيهُ إِلَّا ٱلشَّيْطَٰنُ أَنْ أَذْكُرَهُۥ ۚ وَٱتَّخَذَ سَبِيلَهُۥ فِى ٱلْبَحْرِ عَجَبًۭا ﴿٦٣﴾

Zijn dienaar antwoordde: Weet gij wat mij is overkomen. Toen wij ons nabij de rots ophielden, vergat ik waarlijk den visch, en niemand deed mij dien anders vergeten dan Satan, opdat ik u dien niet zou herinneren. En de visch nam zijn weg, op wonderdadige wijze, in de zee.

Leemhuis

Hij (de gezel) zei: \"Zag jij (wat er gebeurde) toen wij ons naar de rots begaven'? Voorwaar, toen vergat ik de vis, en ik ben hem niet vergelen te herinneren, behalve door de Satan. En bij zocht zijn weg in de zee op een verbazingwekkende manier.\"

Siregar

Hij (de gezel) zei: \"Zag jij (wat er gebeurde) toen wij ons naar de rots begaven'? Voorwaar, toen vergat ik de vis, en ik ben hem niet vergelen te herinneren, behalve door de Satan. En bij zocht zijn weg in de zee op een verbazingwekkende manier.\"

قَالَ ذَٰلِكَ مَا كُنَّا نَبْغِ ۚ فَٱرْتَدَّا عَلَىٰٓ ءَاثَارِهِمَا قَصَصًۭا ﴿٦٤﴾

Mozes zeide: Dit is wanneer wij hebben gezocht, en zij wendden zich beiden om en keerden den weg terug, langs welken zij waren gekomen.

Leemhuis

Hij (Môesa) zei: \"Dat was wat wij zochten,\" toen keerden zij in hun voetstappen terug.

Siregar

Hij (Môesa) zei: \"Dat was wat wij zochten,\" toen keerden zij in hun voetstappen terug.

فَوَجَدَا عَبْدًۭا مِّنْ عِبَادِنَآ ءَاتَيْنَٰهُ رَحْمَةًۭ مِّنْ عِندِنَا وَعَلَّمْنَٰهُ مِن لَّدُنَّا عِلْمًۭا ﴿٦٥﴾

Toen zij nabij de rots kwamen, vonden zij een onzer dienaren, wien wij onze genade verleend, en met onze wijsheid onderricht hadden.

Leemhuis

Toen vonden zij een dienaar van onder Onze dienaren, aan wie Wij Barmhartigheid van Onze Zijde gegeven hadden en Wij hadden hem van Onze Zijde kennis bijgebracht.

Siregar

Toen vonden zij een dienaar van onder Onze dienaren, aan wie Wij Barmhartigheid van Onze Zijde gegeven hadden en Wij hadden hem van Onze Zijde kennis bijgebracht.

قَالَ لَهُۥ مُوسَىٰ هَلْ أَتَّبِعُكَ عَلَىٰٓ أَن تُعَلِّمَنِ مِمَّا عُلِّمْتَ رُشْدًۭا ﴿٦٦﴾

En Mozes zeide tot hem: Zal ik u volgen, opdat gij mij een deel zoudt kunnen leeren van hetgeen u werd onderwezen, als eene richting voor mij?

Leemhuis

Môesa zei tot hem: \"Mag ik jou volgen, opdat jij mij onderwijst wat aan jou van de kennis geleerd is?\"

Siregar

Môesa zei tot hem: \"Mag ik jou volgen, opdat jij mij onderwijst wat aan jou van de kennis geleerd is?\"

قَالَ إِنَّكَ لَن تَسْتَطِيعَ مَعِىَ صَبْرًۭا ﴿٦٧﴾

Hij antwoordde: Gij kunt waarlijk niet bij mij blijven.

Leemhuis

Hij zei: \"Voorwaar, jij zult nooit in staat zijn geduld met mij te hebben.

Siregar

Hij zei: \"Voorwaar, jij zult nooit in staat zijn geduld met mij te hebben.

وَكَيْفَ تَصْبِرُ عَلَىٰ مَا لَمْ تُحِطْ بِهِۦ خُبْرًۭا ﴿٦٨﴾

Want hoe kunt gij deze dingen geduldig doorstaan, waarvan gij de beteekenis niet begrijpt?

Leemhuis

En hoe kan jij geduld hebben met wat jouw begrip niet omvat?\"

Siregar

En hoe kan jij geduld hebben met wat jouw begrip niet omvat?\"

قَالَ سَتَجِدُنِىٓ إِن شَآءَ ٱللَّهُ صَابِرًۭا وَلَآ أَعْصِى لَكَ أَمْرًۭا ﴿٦٩﴾

Mozes antwoordde: Gij zult zien, dat ik geduldig zal wezen, indien het God behaagt: Ik zal u in niets ongehoorzaam zijn.

Leemhuis

Hij (Môesa) zei: \"Jij zult vinden dat ik, indien Allah het wil, een geduldige ben en ik zal jou in geen opdracht ongehoorzaam zijn.\"

Siregar

Hij (Môesa) zei: \"Jij zult vinden dat ik, indien Allah het wil, een geduldige ben en ik zal jou in geen opdracht ongehoorzaam zijn.\"

قَالَ فَإِنِ ٱتَّبَعْتَنِى فَلَا تَسْـَٔلْنِى عَن شَىْءٍ حَتَّىٰٓ أُحْدِثَ لَكَ مِنْهُ ذِكْرًۭا ﴿٧٠﴾

Hij zeide: Indien gij mij dus volgt, ondervraag mij dan nopens niets, tot ik u de bedoeling daarvan verklaar.

Leemhuis

Hij zei: \"Als jij mij volgt, stel mij dan geen vraag over iets vôôr ik jou er de uitleg van vertel.\"

Siregar

Hij zei: \"Als jij mij volgt, stel mij dan geen vraag over iets vôôr ik jou er de uitleg van vertel.\"

فَٱنطَلَقَا حَتَّىٰٓ إِذَا رَكِبَا فِى ٱلسَّفِينَةِ خَرَقَهَا ۖ قَالَ أَخَرَقْتَهَا لِتُغْرِقَ أَهْلَهَا لَقَدْ جِئْتَ شَيْـًٔا إِمْرًۭا ﴿٧١﴾

Zij begaven zich daarop beiden naar het strand der zee en beklommen een schip, en hij maakte er een gat in. En Mozes zeide tot hem: Hebt gij er een gat in gemaakt om degenen te doen verdrinken die aan boord zijn? Thans hebt gij een vreemde zaak bedreven.

Leemhuis

Zo gingen zij verder tot zij aan boord van de boot gingen en hij er een gat in maakte. Hij (Môesa) zei: \"Maakte jij er een gat in om de opvarenden ervan te doen verdrinken? Voorzeker, jij hebt iets raars gedaan!\"

Siregar

Zo gingen zij verder tot zij aan boord van de boot gingen en hij er een gat in maakte. Hij (Môesa) zei: \"Maakte jij er een gat in om de opvarenden ervan te doen verdrinken? Voorzeker, jij hebt iets raars gedaan!\"

قَالَ أَلَمْ أَقُلْ إِنَّكَ لَن تَسْتَطِيعَ مَعِىَ صَبْرًۭا ﴿٧٢﴾

Hij antwoordde: Heb ik u niet gezegd, dat gij niet geduldig genoeg zoudt zijn, om bij mij te kunnen blijven?

Leemhuis

Hij zei: \"Heb ik jou niet gezegd: 'Voorwaar, jij bent niet in staat om geduld met mij te hebben?\"

Siregar

Hij zei: \"Heb ik jou niet gezegd: 'Voorwaar, jij bent niet in staat om geduld met mij te hebben?\"

قَالَ لَا تُؤَاخِذْنِى بِمَا نَسِيتُ وَلَا تُرْهِقْنِى مِنْ أَمْرِى عُسْرًۭا ﴿٧٣﴾

Mozes zeide: Gisp mij niet, omdat ik uw bevel heb vergeten en leg mij geene te groote moeielijkheid op in hetgeen mij wordt bevolen.

Leemhuis

Hij (Môesa) zei: \"Neem mij niet kwalijk wat ik vergeten ben, en belast mij niet in mijn zaak met moeilijkheden.\"

Siregar

Hij (Môesa) zei: \"Neem mij niet kwalijk wat ik vergeten ben, en belast mij niet in mijn zaak met moeilijkheden.\"

فَٱنطَلَقَا حَتَّىٰٓ إِذَا لَقِيَا غُلَٰمًۭا فَقَتَلَهُۥ قَالَ أَقَتَلْتَ نَفْسًۭا زَكِيَّةًۢ بِغَيْرِ نَفْسٍۢ لَّقَدْ جِئْتَ شَيْـًۭٔا نُّكْرًۭا ﴿٧٤﴾

Zij verlieten dus het schip en gingen voort, tot zij een jongeling ontmoeten; en hij doodde hem. Mozes zeide: Hebt gij een onschuldigen persoon gedood, zonder dat deze een ander heeft gedood? Gij hebt eene onrechtvaardige daad bedreven.

Leemhuis

Zo gingen zij verder totdat zij een jongeling ontmoetten en hij hem doodde. Hij (Môesa) zei: \"Doodde jij een onschuldige ziel zonder recht? Voorzeker, jij hebt iets vreemds gedaan!\"

Siregar

Zo gingen zij verder totdat zij een jongeling ontmoetten en hij hem doodde. Hij (Môesa) zei: \"Doodde jij een onschuldige ziel zonder recht? Voorzeker, jij hebt iets vreemds gedaan!\"

۞ قَالَ أَلَمْ أَقُل لَّكَ إِنَّكَ لَن تَسْتَطِيعَ مَعِىَ صَبْرًۭا ﴿٧٥﴾

Hij antwoordde: Heb ik u niet gezegd, dat gij niet bij mij zoudt kunnen blijven?

Leemhuis

Hij zei: \"Heb ik jou dan niet gezegd dat jij nooit in staat zal zijn geduld met mij te hebben?\"

Siregar

Hij zei: \"Heb ik jou dan niet gezegd dat jij nooit in staat zal zijn geduld met mij te hebben?\"

قَالَ إِن سَأَلْتُكَ عَن شَىْءٍۭ بَعْدَهَا فَلَا تُصَٰحِبْنِى ۖ قَدْ بَلَغْتَ مِن لَّدُنِّى عُذْرًۭا ﴿٧٦﴾

Mozes zeide: Indien ik u voortaan omtrent iets ondervraag, sta mij dan niet toe, u te vergezellen: verschoon mij thans.

Leemhuis

Hij (Môesa) zei: \"Als ik jou bierna over iets vraag, laat mij jou dan niet vergezellen, jij hebt van mijn kant waarlijk al een verontschuldiging gekregen.\"

Siregar

Hij (Môesa) zei: \"Als ik jou bierna over iets vraag, laat mij jou dan niet vergezellen, jij hebt van mijn kant waarlijk al een verontschuldiging gekregen.\"

فَٱنطَلَقَا حَتَّىٰٓ إِذَآ أَتَيَآ أَهْلَ قَرْيَةٍ ٱسْتَطْعَمَآ أَهْلَهَا فَأَبَوْا۟ أَن يُضَيِّفُوهُمَا فَوَجَدَا فِيهَا جِدَارًۭا يُرِيدُ أَن يَنقَضَّ فَأَقَامَهُۥ ۖ قَالَ لَوْ شِئْتَ لَتَّخَذْتَ عَلَيْهِ أَجْرًۭا ﴿٧٧﴾

Zij gingen dus verder, tot zij bij de inwoners van zekere stad kwamen, en zij vroegen die inwoners om voedsel; doch deze weigerde hen te ontvangen. En zij vonden daar een muur staan, die op het punt was van om te storten, en hij zette dien overeind. Daarop zeide Mozes tot hem: Indien gij hadt gewild, zoudt gij zeker eene belooning daarvoor hebben ontvangen.

Leemhuis

Zo gingen zij verder totdat zij enkele bewoners uit een stad ontmoetten en haar bewoners om voedsel vroegen, maar zij weigerden hen gastvrijheid te verlenen. Toen vonden zij daar een muur die dreigde in te storten, maar hij zette die weer recht. Hij (Môesa) zei: \"Als jij gewild had, zou jij hiervoor zeker een vergoeding kunnen aannemen.\"

Siregar

Zo gingen zij verder totdat zij enkele bewoners uit een stad ontmoetten en haar bewoners om voedsel vroegen, maar zij weigerden hen gastvrijheid te verlenen. Toen vonden zij daar een muur die dreigde in te storten, maar hij zette die weer recht. Hij (Môesa) zei: \"Als jij gewild had, zou jij hiervoor zeker een vergoeding kunnen aannemen.\"

قَالَ هَٰذَا فِرَاقُ بَيْنِى وَبَيْنِكَ ۚ سَأُنَبِّئُكَ بِتَأْوِيلِ مَا لَمْ تَسْتَطِع عَّلَيْهِ صَبْرًا ﴿٧٨﴾

Hij antwoordde: Dit zal eene scheiding tusschen mij en u zijn, maar ik zal u eerst de beteekenis verklaren van datgene, wat gij niet met geduld hebt kunnen afwachten.

Leemhuis

Hij zei: \"Dit is de scheiding tussen mij en jou. Ik zal jou op de hoogte brengen van de uitleg van hetgeen waarmee jij niet in staat was geduld te hebben.

Siregar

Hij zei: \"Dit is de scheiding tussen mij en jou. Ik zal jou op de hoogte brengen van de uitleg van hetgeen waarmee jij niet in staat was geduld te hebben.

أَمَّا ٱلسَّفِينَةُ فَكَانَتْ لِمَسَٰكِينَ يَعْمَلُونَ فِى ٱلْبَحْرِ فَأَرَدتُّ أَنْ أَعِيبَهَا وَكَانَ وَرَآءَهُم مَّلِكٌۭ يَأْخُذُ كُلَّ سَفِينَةٍ غَصْبًۭا ﴿٧٩﴾

Het vaartuig behoorde aan zekere arme menschen, die hunne zaken op zee deden, en ik wilde het onbruikbaar maken, omdat er een koning achter hen was, die ieder goed schip met geweld nam.

Leemhuis

Wat betreft de boot: zij was van arme mensen, die op zee werkten, en ik wilde haar onbruikbaar maken, want na hen kwarn een koning, die elke boot met geweld zou nemen.

Siregar

Wat betreft de boot: zij was van arme mensen, die op zee werkten, en ik wilde haar onbruikbaar maken, want na hen kwarn een koning, die elke boot met geweld zou nemen.

وَأَمَّا ٱلْغُلَٰمُ فَكَانَ أَبَوَاهُ مُؤْمِنَيْنِ فَخَشِينَآ أَن يُرْهِقَهُمَا طُغْيَٰنًۭا وَكُفْرًۭا ﴿٨٠﴾

Wat den knaap betreft, zijne ouders waren ware geloovigen, en wij vreesden, dat hij, die een ongeloovige is, hen zou dwingen zijne verdorvenheid en zijn ondank te dulden.

Leemhuis

Wat betreft de jongen: zijn ouders waren gelovigen. maar wij vreesden dat hij hen tot dwaling en ongeloof zou dwingen.

Siregar

Wat betreft de jongen: zijn ouders waren gelovigen. maar wij vreesden dat hij hen tot dwaling en ongeloof zou dwingen.

فَأَرَدْنَآ أَن يُبْدِلَهُمَا رَبُّهُمَا خَيْرًۭا مِّنْهُ زَكَوٰةًۭ وَأَقْرَبَ رُحْمًۭا ﴿٨١﴾

Daarom begeerden wij dat hun Heer hun een rechtvaardiger kind in ruil voor hem zou geven, en dat hen meer zou beminnen.

Leemhuis

Daarom wilden wij dat hun Heer hem voor hen ruilde voor een betere zoon dan hem, reiner en rneer nabij in genegenheid.

Siregar

Daarom wilden wij dat hun Heer hem voor hen ruilde voor een betere zoon dan hem, reiner en rneer nabij in genegenheid.

وَأَمَّا ٱلْجِدَارُ فَكَانَ لِغُلَٰمَيْنِ يَتِيمَيْنِ فِى ٱلْمَدِينَةِ وَكَانَ تَحْتَهُۥ كَنزٌۭ لَّهُمَا وَكَانَ أَبُوهُمَا صَٰلِحًۭا فَأَرَادَ رَبُّكَ أَن يَبْلُغَآ أَشُدَّهُمَا وَيَسْتَخْرِجَا كَنزَهُمَا رَحْمَةًۭ مِّن رَّبِّكَ ۚ وَمَا فَعَلْتُهُۥ عَنْ أَمْرِى ۚ ذَٰلِكَ تَأْوِيلُ مَا لَمْ تَسْطِع عَّلَيْهِ صَبْرًۭا ﴿٨٢﴾

En de muur behoorde aan twee weesknapen der stad, en onder den muur was een schat verborgen, die hun behoorde, en hun vader was een rechtvaardig man, en het behaagde uw Heer, dat zij hunnen vollen ouderdom zouden bereiken en hunnen schat zouden wegnemen door de genade van uwen Heer; en ik deed, wat gij gezien hebt, niet uit eigen wil, maar door Gods leiding. Dit is de vertolking van hetgeen gij niet met geduld hebt kunnen afwachten.

Leemhuis

En wat betreft de muur: die behoorde toe ann twee jongelingen die wees waren in de stad en eronder lag een schat die bestemd was voor ben, en hun vader was een oprechte man geweest. Daarom wenste jouw Heer dat zij hun volwassen leeftijd bereikten en (dan) hun schat er uit haalden, als Barmhartigheid van jouw Heer. En ik deed het niet uit mijn eigen wil; dat is de uitleg over hetgeen waamee jij niet in staat was geduld te hebben.\"

Siregar

En wat betreft de muur: die behoorde toe ann twee jongelingen die wees waren in de stad en eronder lag een schat die bestemd was voor ben, en hun vader was een oprechte man geweest. Daarom wenste jouw Heer dat zij hun volwassen leeftijd bereikten en (dan) hun schat er uit haalden, als Barmhartigheid van jouw Heer. En ik deed het niet uit mijn eigen wil; dat is de uitleg over hetgeen waamee jij niet in staat was geduld te hebben.\"

وَيَسْـَٔلُونَكَ عَن ذِى ٱلْقَرْنَيْنِ ۖ قُلْ سَأَتْلُوا۟ عَلَيْكُم مِّنْهُ ذِكْرًا ﴿٨٣﴾

De Joden zullen u ondervragen nopens Dhoe'lkarnein. Antwoord; Ik zal u zijne geschiedenis verhalen.

Leemhuis

En zij vragen jou (O Moehammad) over Dzôelqarnain

Siregar

En zij vragen jou (O Moehammad) over Dzôelqarnain

إِنَّا مَكَّنَّا لَهُۥ فِى ٱلْأَرْضِ وَءَاتَيْنَٰهُ مِن كُلِّ شَىْءٍۢ سَبَبًۭا ﴿٨٤﴾

Wij maakten hem machtig op aarde en wij gaven hem de middelen om alles te doen wat hem behaagde.

Leemhuis

zeg: \"Ik zal een geschiedenis over hem aan jullie voordragen.\" Voorwaar, Wij versterkten zijn positie op aarde en Wij gaven hem voor alle zaken mogelijkheden.

Siregar

zeg: \"Ik zal een geschiedenis over hem aan jullie voordragen.\" Voorwaar, Wij versterkten zijn positie op aarde en Wij gaven hem voor alle zaken mogelijkheden.

فَأَتْبَعَ سَبَبًا ﴿٨٥﴾

En hij vervolgde zijnen weg,

Leemhuis

Daarop volgde hij een weg.

Siregar

Daarop volgde hij een weg.

حَتَّىٰٓ إِذَا بَلَغَ مَغْرِبَ ٱلشَّمْسِ وَجَدَهَا تَغْرُبُ فِى عَيْنٍ حَمِئَةٍۢ وَوَجَدَ عِندَهَا قَوْمًۭا ۗ قُلْنَا يَٰذَا ٱلْقَرْنَيْنِ إِمَّآ أَن تُعَذِّبَ وَإِمَّآ أَن تَتَّخِذَ فِيهِمْ حُسْنًۭا ﴿٨٦﴾

Tot hij aan de plaats kwam waar de zon onderging, en hij zag dat die in eene bron van zwart slijk onderging; en hij vond zeker volk in hare nabijheid. En wij zeiden: O Dhoe'lkarnein! straf dit volk, of behandel het edelmoedig.

Leemhuis

Totdat, toen hij de plaats van de zonsondergag bereikte, hij haar onder vond gaan in een modderige bron, en hij trof daarbij een volk aan. Wij zeiden: \"O Dzôelqarain: ôf jij geeft hun een bestraffing, ôf jij behandelt hen met goedheid.\"

Siregar

Totdat, toen hij de plaats van de zonsondergag bereikte, hij haar onder vond gaan in een modderige bron, en hij trof daarbij een volk aan. Wij zeiden: \"O Dzôelqarain: ôf jij geeft hun een bestraffing, ôf jij behandelt hen met goedheid.\"

قَالَ أَمَّا مَن ظَلَمَ فَسَوْفَ نُعَذِّبُهُۥ ثُمَّ يُرَدُّ إِلَىٰ رَبِّهِۦ فَيُعَذِّبُهُۥ عَذَابًۭا نُّكْرًۭا ﴿٨٧﴾

Hij antwoordde: Wie hunner onrechtvaardigheid bedrijft, zullen wij zekerlijk in deze wereld straffen, daarna zal hij tot zijn Heer terugkeeren en deze zal hem met eene gestrenge straf kastijden.

Leemhuis

Hij zei: \"Wat betreft degene die onrechtvaardig is: wij zullen hem straffen, waarna hij tot zijn Hecir teruggezonden zal worden, en Hij zal hem dan straffen met een verschrikkelijke bestraffing.

Siregar

Hij zei: \"Wat betreft degene die onrechtvaardig is: wij zullen hem straffen, waarna hij tot zijn Hecir teruggezonden zal worden, en Hij zal hem dan straffen met een verschrikkelijke bestraffing.

وَأَمَّا مَنْ ءَامَنَ وَعَمِلَ صَٰلِحًۭا فَلَهُۥ جَزَآءً ٱلْحُسْنَىٰ ۖ وَسَنَقُولُ لَهُۥ مِنْ أَمْرِنَا يُسْرًۭا ﴿٨٨﴾

Maar hij die gelooft en doet wat goed is, zal de uitmuntendste belooning ontvangen, en wij zullen hem slechts gemakkelijk uit te voeren bevelen geven.

Leemhuis

Maar wat betreft degene, die gelooft en goede werken verricht: voor hem zal er een goede beloning zijn en wij zullen hem van ons bevel zeggen het gemakkelijke (te doen).\"

Siregar

Maar wat betreft degene, die gelooft en goede werken verricht: voor hem zal er een goede beloning zijn en wij zullen hem van ons bevel zeggen het gemakkelijke (te doen).\"

ثُمَّ أَتْبَعَ سَبَبًا ﴿٨٩﴾

Daarna zette hij zijn weg voort.

Leemhuis

Daarop volgde hij een weg.

Siregar

Daarop volgde hij een weg.

حَتَّىٰٓ إِذَا بَلَغَ مَطْلِعَ ٱلشَّمْسِ وَجَدَهَا تَطْلُعُ عَلَىٰ قَوْمٍۢ لَّمْ نَجْعَل لَّهُم مِّن دُونِهَا سِتْرًۭا ﴿٩٠﴾

Tot hij aan de plaats kwam waar de zon opging, en hij zag dat die opging over zeker volk, aan hetwelk wij niets hadden gegeven, om zich tegen hare hitte te beschutten.

Leemhuis

Totdat, toen hij de plaats van zonsopgang bereikte, hij haar over een volk zag opgaan aan wie Wij geen bedekking hadden doen toekomen.

Siregar

Totdat, toen hij de plaats van zonsopgang bereikte, hij haar over een volk zag opgaan aan wie Wij geen bedekking hadden doen toekomen.

كَذَٰلِكَ وَقَدْ أَحَطْنَا بِمَا لَدَيْهِ خُبْرًۭا ﴿٩١﴾

Zoo was het, en wij begrepen, door onze kennis, de krachten die met hem waren.

Leemhuis

Zo was het (en hij liet hen met rust). En Wij omvatten waarlijk met Onze kennis wat bij hem was.

Siregar

Zo was het (en hij liet hen met rust). En Wij omvatten waarlijk met Onze kennis wat bij hem was.

ثُمَّ أَتْبَعَ سَبَبًا ﴿٩٢﴾

En hij zette zijne reis voort van het zuiden naar het noorden.

Leemhuis

Daarop volgde hij een weg.

Siregar

Daarop volgde hij een weg.

حَتَّىٰٓ إِذَا بَلَغَ بَيْنَ ٱلسَّدَّيْنِ وَجَدَ مِن دُونِهِمَا قَوْمًۭا لَّا يَكَادُونَ يَفْقَهُونَ قَوْلًۭا ﴿٩٣﴾

Tot hij tusschen de twee bergen kwam, aan welker voet hij zeker volk vond, dat weinig verstond van hetgeen gezegd werd.

Leemhuis

Totdat, toen hij tussen de twee bergen kwarn, hij vôôr die een volk aantrof dat nauwelijks een woord begreep.

Siregar

Totdat, toen hij tussen de twee bergen kwarn, hij vôôr die een volk aantrof dat nauwelijks een woord begreep.

قَالُوا۟ يَٰذَا ٱلْقَرْنَيْنِ إِنَّ يَأْجُوجَ وَمَأْجُوجَ مُفْسِدُونَ فِى ٱلْأَرْضِ فَهَلْ نَجْعَلُ لَكَ خَرْجًا عَلَىٰٓ أَن تَجْعَلَ بَيْنَنَا وَبَيْنَهُمْ سَدًّۭا ﴿٩٤﴾

En zij zeiden: O Dhoe'lkarnein! waarlijk Gog en Magog verwoesten het land; zullen wij u dus schatting betalen, op voorwaarde dat gij een muur tusschen ons en hen bouwt?

Leemhuis

Zij zeiden: \"O Dzôelqarnain, (de volken van) Ya'djôedj en Ma'djôedj zijn verderfzaaiers op aarde. Zullen wij jou een vergoeding geven opdat jij tussen ons en hen een afscheiding maakt?\"

Siregar

Zij zeiden: \"O Dzôelqarnain, (de volken van) Ya'djôedj en Ma'djôedj zijn verderfzaaiers op aarde. Zullen wij jou een vergoeding geven opdat jij tussen ons en hen een afscheiding maakt?\"

قَالَ مَا مَكَّنِّى فِيهِ رَبِّى خَيْرٌۭ فَأَعِينُونِى بِقُوَّةٍ أَجْعَلْ بَيْنَكُمْ وَبَيْنَهُمْ رَدْمًا ﴿٩٥﴾

Hij antwoordde: De macht, waarmede mijn Heer mij heeft voorzien, is beter dan uwe schatting; maar helpt mij ijverig en ik zal een sterken muur tusschen u en hen plaatsen.

Leemhuis

Hij (Dzôelqarnain) zei: \"(De macht) waarmee mijn Heer mij voorzien heeft is beter. Helpt mij daarorn met kracht, opdat ik een sterke muur tussen jullie en hen zal bouwen.

Siregar

Hij (Dzôelqarnain) zei: \"(De macht) waarmee mijn Heer mij voorzien heeft is beter. Helpt mij daarorn met kracht, opdat ik een sterke muur tussen jullie en hen zal bouwen.

ءَاتُونِى زُبَرَ ٱلْحَدِيدِ ۖ حَتَّىٰٓ إِذَا سَاوَىٰ بَيْنَ ٱلصَّدَفَيْنِ قَالَ ٱنفُخُوا۟ ۖ حَتَّىٰٓ إِذَا جَعَلَهُۥ نَارًۭا قَالَ ءَاتُونِىٓ أُفْرِغْ عَلَيْهِ قِطْرًۭا ﴿٩٦﴾

Brengt mij groote stukken ijzer, tot de ruimte tusschen de beide zijden van deze bergen gevuld is. En hij zeide tot de werklieden: Blaast het vuur met uwe blaasbalgen, tot daardoor het ijzer rood en heet als vuur worde. En hij zeide daarna: Brengt mij gesmolten koper, opdat ik het er op werpe.

Leemhuis

Brengt mij brokken ijzer.\" Totdat, toen hij (de ruimte) tussen de twee hellingen gevuld had, hij zei: \"Blaast.\" Totdat, toen het roodgloeiend werd, hij zei: \"Brengt mij gesmolten ijzer om het eroverheen te gieten.\"

Siregar

Brengt mij brokken ijzer.\" Totdat, toen hij (de ruimte) tussen de twee hellingen gevuld had, hij zei: \"Blaast.\" Totdat, toen het roodgloeiend werd, hij zei: \"Brengt mij gesmolten ijzer om het eroverheen te gieten.\"

فَمَا ٱسْطَٰعُوٓا۟ أَن يَظْهَرُوهُ وَمَا ٱسْتَطَٰعُوا۟ لَهُۥ نَقْبًۭا ﴿٩٧﴾

Toen nu deze muur was voltooid, konden Gog, en Magog dien muur beklimmen noch doorsteken.

Leemhuis

En zij waren niet in staat om het te beklimmen en niet om er door heen te breken.

Siregar

En zij waren niet in staat om het te beklimmen en niet om er door heen te breken.

قَالَ هَٰذَا رَحْمَةٌۭ مِّن رَّبِّى ۖ فَإِذَا جَآءَ وَعْدُ رَبِّى جَعَلَهُۥ دَكَّآءَ ۖ وَكَانَ وَعْدُ رَبِّى حَقًّۭا ﴿٩٨﴾

En Dhoe'lkarnein zeide: Dit is eene genade van mijn Heer. Maar als de voorzegging van mijn Heer in vervulling gaat, zal hij den muur in stof doen verkeeren; en de voorzegging van mijn Heer is waarheid.

Leemhuis

Hij (Dzôelqarnain) zei: \"Dit is Barmhartigheid van mijn Heer. Maar als de belofte van mijn Heer komt, maakt Hij het tot stof. En de belofte van mijn Heer is Waarheid.\"

Siregar

Hij (Dzôelqarnain) zei: \"Dit is Barmhartigheid van mijn Heer. Maar als de belofte van mijn Heer komt, maakt Hij het tot stof. En de belofte van mijn Heer is Waarheid.\"

۞ وَتَرَكْنَا بَعْضَهُمْ يَوْمَئِذٍۢ يَمُوجُ فِى بَعْضٍۢ ۖ وَنُفِخَ فِى ٱلصُّورِ فَجَمَعْنَٰهُمْ جَمْعًۭا ﴿٩٩﴾

Op dien dag zullen wij sommigen van hen onstuimig als golven op elkander doen drukken en de trompet zal geblazen worden, waarop wij hen allen zullen vereenigen.

Leemhuis

En op die Dag laten Wij hen, om hen met elkaar te mengen. En er wordt op de Bazuin geblazen, waarna Wij hen allen bij elkaar zullen brengen.

Siregar

En op die Dag laten Wij hen, om hen met elkaar te mengen. En er wordt op de Bazuin geblazen, waarna Wij hen allen bij elkaar zullen brengen.

وَعَرَضْنَا جَهَنَّمَ يَوْمَئِذٍۢ لِّلْكَٰفِرِينَ عَرْضًا ﴿١٠٠﴾

Op dien dag zullen wij de hel voor de ongeloovigen beschikken.

Leemhuis

En op die Dag zullen Wij de Hel duidelijk zichtbaar aan de ongelovigen tonen.

Siregar

En op die Dag zullen Wij de Hel duidelijk zichtbaar aan de ongelovigen tonen.

ٱلَّذِينَ كَانَتْ أَعْيُنُهُمْ فِى غِطَآءٍ عَن ذِكْرِى وَكَانُوا۟ لَا يَسْتَطِيعُونَ سَمْعًا ﴿١٠١﴾

Wier oogen gesluierd waren voor mijne herinnering en die mijne woorden niet wilden hooren.

Leemhuis

Degenen voor wie de ogen versluierd waren voor het gedenken van Mij en (die) niet tot horen in staat waren.

Siregar

Degenen voor wie de ogen versluierd waren voor het gedenken van Mij en (die) niet tot horen in staat waren.

أَفَحَسِبَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوٓا۟ أَن يَتَّخِذُوا۟ عِبَادِى مِن دُونِىٓ أَوْلِيَآءَ ۚ إِنَّآ أَعْتَدْنَا جَهَنَّمَ لِلْكَٰفِرِينَ نُزُلًۭا ﴿١٠٢﴾

Denken de ongeloovigen dat ik hen niet zal straffen, omdat zij mijne dienaren als hunne beschermers naast mij kiezen? Waarlijk, wij hebben de hel tot verblijf voor de ongeloovigen gereed gemaakt.

Leemhuis

Denken degenen die niet geloven, dat zij Mijn dienaren naast Mij tot beschermers kunnen nemen? Voorwaar, wij hebben de Hel klaargemaakt als een verblijfplaats voor de ongelovigen.

Siregar

Denken degenen die niet geloven, dat zij Mijn dienaren naast Mij tot beschermers kunnen nemen? Voorwaar, wij hebben de Hel klaargemaakt als een verblijfplaats voor de ongelovigen.

قُلْ هَلْ نُنَبِّئُكُم بِٱلْأَخْسَرِينَ أَعْمَٰلًا ﴿١٠٣﴾

Zeg: Zullen wij u degenen doen kennen, wier werken ijdel zijn.

Leemhuis

Zeg (O Moehammad): \"Zullen wij jullie op de hoogte brengen van wie de grootste verliezers zijn door (hun) daden?\"

Siregar

Zeg (O Moehammad): \"Zullen wij jullie op de hoogte brengen van wie de grootste verliezers zijn door (hun) daden?\"

ٱلَّذِينَ ضَلَّ سَعْيُهُمْ فِى ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا وَهُمْ يَحْسَبُونَ أَنَّهُمْ يُحْسِنُونَ صُنْعًا ﴿١٠٤﴾

Wier pogingen in deze wereld ten kwade zijn gericht, en die nochtans denken goed te handelen?

Leemhuis

(Het zijn) degenen wiens daden vruchteloos waren in het wereldse leven. En zij dachten dat zij goed werk verrichtten.

Siregar

(Het zijn) degenen wiens daden vruchteloos waren in het wereldse leven. En zij dachten dat zij goed werk verrichtten.

أُو۟لَٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ بِـَٔايَٰتِ رَبِّهِمْ وَلِقَآئِهِۦ فَحَبِطَتْ أَعْمَٰلُهُمْ فَلَا نُقِيمُ لَهُمْ يَوْمَ ٱلْقِيَٰمَةِ وَزْنًۭا ﴿١٠٥﴾

Zij zijn het die niet gelooven aan de teekenen van hunnen Heer, of dat zij voor hem zullen verzameld worden, waardoor hunne werken ijdel zijn; en wij zullen hun geenerlei gewicht op den dag der opstanding geven.

Leemhuis

Zij zijn degenen die niet geloven in de Tekenen van hun Heer en in de ontmoeting met Hem. Hun daden zijn vruchteloos en Wij kennen hun (daden) op de Dag der Opstanding geen gewicht toe.

Siregar

Zij zijn degenen die niet geloven in de Tekenen van hun Heer en in de ontmoeting met Hem. Hun daden zijn vruchteloos en Wij kennen hun (daden) op de Dag der Opstanding geen gewicht toe.

ذَٰلِكَ جَزَآؤُهُمْ جَهَنَّمُ بِمَا كَفَرُوا۟ وَٱتَّخَذُوٓا۟ ءَايَٰتِى وَرُسُلِى هُزُوًا ﴿١٠٦﴾

Dit zal hunne belooning zijn; namelijk de hel, omdat zij niet geloofd, en mijne teekens en gezanten bespot hebben.

Leemhuis

Dat is hun vergelding: de Hel, omdat zij ongelovig waren en zij de spot dreven met Mijn Tekenen en Mijn Boodschappers.

Siregar

Dat is hun vergelding: de Hel, omdat zij ongelovig waren en zij de spot dreven met Mijn Tekenen en Mijn Boodschappers.

إِنَّ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّٰلِحَٰتِ كَانَتْ لَهُمْ جَنَّٰتُ ٱلْفِرْدَوْسِ نُزُلًا ﴿١٠٧﴾

Maar wat hen betreft, die gelooven en goede werken doen, zij zullen de gaarden van het paradijs tot hun verblijf hebben.

Leemhuis

Voorwaar, voor degenen die geloven en goede daden verrichten zijn er de Tuinen van Firdaus (het Paradijs) als een verblijfplaats.

Siregar

Voorwaar, voor degenen die geloven en goede daden verrichten zijn er de Tuinen van Firdaus (het Paradijs) als een verblijfplaats.

خَٰلِدِينَ فِيهَا لَا يَبْغُونَ عَنْهَا حِوَلًۭا ﴿١٠٨﴾

Zij zullen voor eeuwig daarin verblijven en zullen geene verandering daarin wenschen.

Leemhuis

Zij zullen daarin eeuwig levenden zijn. En zij zullen daar geen verandering in wensen.

Siregar

Zij zullen daarin eeuwig levenden zijn. En zij zullen daar geen verandering in wensen.

قُل لَّوْ كَانَ ٱلْبَحْرُ مِدَادًۭا لِّكَلِمَٰتِ رَبِّى لَنَفِدَ ٱلْبَحْرُ قَبْلَ أَن تَنفَدَ كَلِمَٰتُ رَبِّى وَلَوْ جِئْنَا بِمِثْلِهِۦ مَدَدًۭا ﴿١٠٩﴾

Zeg: Indien de zee inkt ware, om de woorden van mijn Heer te beschrijven, waarlijk dan zou de zee eerder te kort schieten, dan dat de woorden van mijn Heer zouden falen; zelfs indien wij daartoe eene andere, gelijke zee zouden gebruiken.

Leemhuis

Zeg (O Moehammad): \"Al werd de zee inkt om de Woorden van mijn Heer (op te schrijven), zij zou opraken voordat de Woorden van mijn Heer opgeraakt zouden zijn, zelfs al voegden Wij een daaraan gelijke hoeveelheid toe.\"

Siregar

Zeg (O Moehammad): \"Al werd de zee inkt om de Woorden van mijn Heer (op te schrijven), zij zou opraken voordat de Woorden van mijn Heer opgeraakt zouden zijn, zelfs al voegden Wij een daaraan gelijke hoeveelheid toe.\"

قُلْ إِنَّمَآ أَنَا۠ بَشَرٌۭ مِّثْلُكُمْ يُوحَىٰٓ إِلَىَّ أَنَّمَآ إِلَٰهُكُمْ إِلَٰهٌۭ وَٰحِدٌۭ ۖ فَمَن كَانَ يَرْجُوا۟ لِقَآءَ رَبِّهِۦ فَلْيَعْمَلْ عَمَلًۭا صَٰلِحًۭا وَلَا يُشْرِكْ بِعِبَادَةِ رَبِّهِۦٓ أَحَدًۢا ﴿١١٠﴾

Zeg: waarlijk, ik ben slechts een mensch zoo als gij zijt. Het is mij geopenbaard, dat uw Heer een eenige God is; laat dus hem, die voor zijn Heer wil verschijnen, rechtvaardig handelen, en laat hem in de aanbidding van zijn Heer geen ander met hem vereenigen.

Leemhuis

Zeg: \"Voorwaar, ik ben slechts een mens zoals jullie. Het is aan mij geopenbaard dat jullie god één God is. Wie daarom de ontmoeting met zijn Heer verwacht: laat hem goede daden verrichten en laat hem bij de aanbidding van zijn Heer niet één deelgenoot toekennen.\"

Siregar

Zeg: \"Voorwaar, ik ben slechts een mens zoals jullie. Het is aan mij geopenbaard dat jullie god één God is. Wie daarom de ontmoeting met zijn Heer verwacht: laat hem goede daden verrichten en laat hem bij de aanbidding van zijn Heer niet één deelgenoot toekennen.\"