Setting
Surah The Cow [Al-Baqara] in Dutch
ذَٰلِكَ ٱلْكِتَٰبُ لَا رَيْبَ ۛ فِيهِ ۛ هُدًۭى لِّلْمُتَّقِينَ ﴿٢﴾
Dit is het boek, waaromtrent geen twijfel bestaat; de richtsnoer van de godvreezenden,
Dit is het Boek (de Koran) waaraan geen twijfel is, een leidraad voor de Moettaqôen.
Dit is het Boek (de Koran) waaraan geen twijfel is, een leidraad voor de Moettaqôen.
ٱلَّذِينَ يُؤْمِنُونَ بِٱلْغَيْبِ وَيُقِيمُونَ ٱلصَّلَوٰةَ وَمِمَّا رَزَقْنَٰهُمْ يُنفِقُونَ ﴿٣﴾
Van hen, die de mysteriën gelooven, het gebed nauwlettend doen, en weldaden verspreiden van de bezittingen, die wij hun verleenen.
Degenen die in het onwaarneembare geloven en de shalât onderhouden en die bijdragen geven van waar Wij hun mee hebben voorzien.
Degenen die in het onwaarneembare geloven en de shalât onderhouden en die bijdragen geven van waar Wij hun mee hebben voorzien.
وَٱلَّذِينَ يُؤْمِنُونَ بِمَآ أُنزِلَ إِلَيْكَ وَمَآ أُنزِلَ مِن قَبْلِكَ وَبِٱلْءَاخِرَةِ هُمْ يُوقِنُونَ ﴿٤﴾
Van hen, die aan openbaringen gelooven, u van boven gezonden en voor u gezonden; van hen die aan het volgend leven gelooven.
En degenen die geloven in wat aan jou (O Moehammad) is neergezonden (de Koran) en in wat vóór jou is neergezonden en die van het (bestaan van het) Hiernamaals overtuigd zijn.
En degenen die geloven in wat aan jou (O Moehammad) is neergezonden (de Koran) en in wat vóór jou is neergezonden en die van het (bestaan van het) Hiernamaals overtuigd zijn.
أُو۟لَٰٓئِكَ عَلَىٰ هُدًۭى مِّن رَّبِّهِمْ ۖ وَأُو۟لَٰٓئِكَ هُمُ ٱلْمُفْلِحُونَ ﴿٥﴾
Zij alleen zullen door hunnen Heer worden geleid; zij alleen zullen welzalig zijn.
Zij zijn depenen die Leiding van hun Heer ontvangen en zij zijn degenen die welslagen.
Zij zijn depenen die Leiding van hun Heer ontvangen en zij zijn degenen die welslagen.
إِنَّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ سَوَآءٌ عَلَيْهِمْ ءَأَنذَرْتَهُمْ أَمْ لَمْ تُنذِرْهُمْ لَا يُؤْمِنُونَ ﴿٦﴾
Den boozen is het gelijk, of gij hun de waarheid verkondigt of niet.
Voorwaar, voor degenen die niet geloven, maakt het geen verschil of jij hen waarschuwt of dat jij hen niet waarschuwt: zij zullen niet geloven.
Voorwaar, voor degenen die niet geloven, maakt het geen verschil of jij hen waarschuwt of dat jij hen niet waarschuwt: zij zullen niet geloven.
خَتَمَ ٱللَّهُ عَلَىٰ قُلُوبِهِمْ وَعَلَىٰ سَمْعِهِمْ ۖ وَعَلَىٰٓ أَبْصَٰرِهِمْ غِشَٰوَةٌۭ ۖ وَلَهُمْ عَذَابٌ عَظِيمٌۭ ﴿٧﴾
God heeft hunne harten en ooren verzegeld, hunne oogen geblinddoekt en eene verschrikkelijke straf wacht hen.
Allah heeft hun harten en hun gehoor verzegeld en over hun ogen ligt een bedekking en voor hen is er een geweldige bestraffing.
Allah heeft hun harten en hun gehoor verzegeld en over hun ogen ligt een bedekking en voor hen is er een geweldige bestraffing.
وَمِنَ ٱلنَّاسِ مَن يَقُولُ ءَامَنَّا بِٱللَّهِ وَبِٱلْيَوْمِ ٱلْءَاخِرِ وَمَا هُم بِمُؤْمِنِينَ ﴿٨﴾
Er zijn menschen, die zeggen: \"Wij gelooven aan God en aan het jongste gericht,\" en toch behooren zij niet tot het getal der geloovigen.
En er zijn er onder de mensen die zeggen: \"Wij geloven in Allah en in de Laatste Dag,\" terwijl zij geen gelovigen zijn.
En er zijn er onder de mensen die zeggen: \"Wij geloven in Allah en in de Laatste Dag,\" terwijl zij geen gelovigen zijn.
يُخَٰدِعُونَ ٱللَّهَ وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَمَا يَخْدَعُونَ إِلَّآ أَنفُسَهُمْ وَمَا يَشْعُرُونَ ﴿٩﴾
Zij trachten God en de geloovigen te misleiden; maar zij zullen slechts zich zelven misleiden, en begrijpen het niet.
Zij trachten Allah en degenen die geloven te bedriegen, maar zij bedriegen niemand dan zichzelf, terwijl zij het niet beseffen.
Zij trachten Allah en degenen die geloven te bedriegen, maar zij bedriegen niemand dan zichzelf, terwijl zij het niet beseffen.
فِى قُلُوبِهِم مَّرَضٌۭ فَزَادَهُمُ ٱللَّهُ مَرَضًۭا ۖ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌۢ بِمَا كَانُوا۟ يَكْذِبُونَ ﴿١٠﴾
Eene ziekte zetelt in hunne harten, en God zal die slechts doen toenemen; eene pijnlijke straf blijft hun bewaard; want zij hebben de profeten voor leugenaars gehouden.
In hun hart is een ziekte (twijfel en huichelarij) en Allah heeft deze ziekte doen verergeren, en voor hen is er een pijnlijke bestratting vanwege wat zij plachten te loochenen.
In hun hart is een ziekte (twijfel en huichelarij) en Allah heeft deze ziekte doen verergeren, en voor hen is er een pijnlijke bestratting vanwege wat zij plachten te loochenen.
وَإِذَا قِيلَ لَهُمْ لَا تُفْسِدُوا۟ فِى ٱلْأَرْضِ قَالُوٓا۟ إِنَّمَا نَحْنُ مُصْلِحُونَ ﴿١١﴾
Als men hun zegt: \"Verleidt de wereld toch niet\" dan antwoorden zij: \"Verre van daar, wij zijn rechtschapen lieden.\"
En als er tot hen wordt gezegd: \"Zaait geen verderf op aarde,\" dan zeggen zij: \"Voorwaar, wij zijn slechts verbeteraars.\" (van de juiste normen en waarden)
En als er tot hen wordt gezegd: \"Zaait geen verderf op aarde,\" dan zeggen zij: \"Voorwaar, wij zijn slechts verbeteraars.\" (van de juiste normen en waarden)
أَلَآ إِنَّهُمْ هُمُ ٱلْمُفْسِدُونَ وَلَٰكِن لَّا يَشْعُرُونَ ﴿١٢﴾
Helaas! zij misleiden de wereld, maar zij begrijpen het niet.
Weet: voorwaar, zij zijn de verderfzaaiers, maar zij beseffen liet niet.
Weet: voorwaar, zij zijn de verderfzaaiers, maar zij beseffen liet niet.
وَإِذَا قِيلَ لَهُمْ ءَامِنُوا۟ كَمَآ ءَامَنَ ٱلنَّاسُ قَالُوٓا۟ أَنُؤْمِنُ كَمَآ ءَامَنَ ٱلسُّفَهَآءُ ۗ أَلَآ إِنَّهُمْ هُمُ ٱلسُّفَهَآءُ وَلَٰكِن لَّا يَعْلَمُونَ ﴿١٣﴾
Zegt men hun: \"Gelooft toch, gelijk zoo veel anderen gelooven,\" dan antwoorden zij: \"Zullen wij gelooven als de zotten?\" Helaas! zij zelven zijn zotten, maar zij gevoelen het niet.
En als er tot hen wordt gezegd: \"Gelooft zoals de mensen gcloven,\" dan zeggen zij: \"Zullen wij geloven zoals dc dwazen geloven?\" Voorwaar, zij zkin dc dwazen, maar zij weten het niet.
En als er tot hen wordt gezegd: \"Gelooft zoals de mensen gcloven,\" dan zeggen zij: \"Zullen wij geloven zoals dc dwazen geloven?\" Voorwaar, zij zkin dc dwazen, maar zij weten het niet.
وَإِذَا لَقُوا۟ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ قَالُوٓا۟ ءَامَنَّا وَإِذَا خَلَوْا۟ إِلَىٰ شَيَٰطِينِهِمْ قَالُوٓا۟ إِنَّا مَعَكُمْ إِنَّمَا نَحْنُ مُسْتَهْزِءُونَ ﴿١٤﴾
Ontmoeten zij geloovigen, dan zeggen zij: \"Wij gelooven ook,'\" maar zoodra zij weder bij hunne verleiders zijn, zeggen zij: \"Wij houden het met u, en deze bespotten wij slechts.\"
En als zij degenen die geloven ontmoeten, dan zeggen zij: \"Wij geloven.\" Maar wanneer zij terugkeren naar hun Satans (die hun leiders zijn) dan zeggen zij: \"Voorwaar, wij staan aan jullie kant. Voorwaar, wij zijn slechts spotters.\"
En als zij degenen die geloven ontmoeten, dan zeggen zij: \"Wij geloven.\" Maar wanneer zij terugkeren naar hun Satans (die hun leiders zijn) dan zeggen zij: \"Voorwaar, wij staan aan jullie kant. Voorwaar, wij zijn slechts spotters.\"
ٱللَّهُ يَسْتَهْزِئُ بِهِمْ وَيَمُدُّهُمْ فِى طُغْيَٰنِهِمْ يَعْمَهُونَ ﴿١٥﴾
Maar God zal met hen spotten: Hij zal hen langen tijd in hunne dwaling laten, onzeker heen en weder geslingerd.
Allah spot met hen en laat ben rusteloos in hun overtredingen verkeren.
Allah spot met hen en laat ben rusteloos in hun overtredingen verkeren.
أُو۟لَٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ ٱشْتَرَوُا۟ ٱلضَّلَٰلَةَ بِٱلْهُدَىٰ فَمَا رَبِحَت تِّجَٰرَتُهُمْ وَمَا كَانُوا۟ مُهْتَدِينَ ﴿١٦﴾
Zij zijn het, die de dwaling voor de munt der waarheid gekocht hebben; maar hun handel heeft hun geen winst opgebracht; want zij zijn van den rechten weg afgedwaald.
Zij zijn degenen die de Leiding voor de dwaling hebben verruild, daarom levert hun handel geen winst op, en zij zijn geen rechtgeleidenen.
Zij zijn degenen die de Leiding voor de dwaling hebben verruild, daarom levert hun handel geen winst op, en zij zijn geen rechtgeleidenen.
مَثَلُهُمْ كَمَثَلِ ٱلَّذِى ٱسْتَوْقَدَ نَارًۭا فَلَمَّآ أَضَآءَتْ مَا حَوْلَهُۥ ذَهَبَ ٱللَّهُ بِنُورِهِمْ وَتَرَكَهُمْ فِى ظُلُمَٰتٍۢ لَّا يُبْصِرُونَ ﴿١٧﴾
Zij gelijken op hem, die een vuur ontsteekt en dat, wanneer het zijn licht op de omringende voorwerpen heeft geworpen, door God wordt uitgebluscht, hen in de duisternis latende opdat zij niet kunnen zien.
Hun gelijkenis is als de gelijkenis van degene die een vuur ontsteekt: wanneer het (vuur) zijn omgeving verlicht, dan neemt Allah hun licht weg en laat Hij hen in de duisternissen achter. Zij zien niet.
Hun gelijkenis is als de gelijkenis van degene die een vuur ontsteekt: wanneer het (vuur) zijn omgeving verlicht, dan neemt Allah hun licht weg en laat Hij hen in de duisternissen achter. Zij zien niet.
صُمٌّۢ بُكْمٌ عُمْىٌۭ فَهُمْ لَا يَرْجِعُونَ ﴿١٨﴾
Doof, stom en blind zijn zij en kunnen daarom op den afgelegden weg niet terugkeeren.
(Zij zijn) doof, stom, en blind (van hart), daarom keren zij niet terug.
(Zij zijn) doof, stom, en blind (van hart), daarom keren zij niet terug.
أَوْ كَصَيِّبٍۢ مِّنَ ٱلسَّمَآءِ فِيهِ ظُلُمَٰتٌۭ وَرَعْدٌۭ وَبَرْقٌۭ يَجْعَلُونَ أَصَٰبِعَهُمْ فِىٓ ءَاذَانِهِم مِّنَ ٱلصَّوَٰعِقِ حَذَرَ ٱلْمَوْتِ ۚ وَٱللَّهُ مُحِيطٌۢ بِٱلْكَٰفِرِينَ ﴿١٩﴾
Of zij zijn gelijk aan hen, die, wanneer een van regen zwangere wolk met donder en weêrlicht van den hemel nederdaalt, voor het gerol van den donder en omdat zij den dood vreezen, hunne ooren met hunne vingers dichtstoppen, terwijl God de ongeloovigen aan alle zijden aangrijpt.
Of als (de gelijkenis, met) een regenstorm uit de hemel met daarin duisternissen, donder en bliksem. Zij stoppen hun vingers in hun oren voor de donderslagen, uit doodsangst. En Allah omvat de ongelovigen.
Of als (de gelijkenis, met) een regenstorm uit de hemel met daarin duisternissen, donder en bliksem. Zij stoppen hun vingers in hun oren voor de donderslagen, uit doodsangst. En Allah omvat de ongelovigen.
يَكَادُ ٱلْبَرْقُ يَخْطَفُ أَبْصَٰرَهُمْ ۖ كُلَّمَآ أَضَآءَ لَهُم مَّشَوْا۟ فِيهِ وَإِذَآ أَظْلَمَ عَلَيْهِمْ قَامُوا۟ ۚ وَلَوْ شَآءَ ٱللَّهُ لَذَهَبَ بِسَمْعِهِمْ وَأَبْصَٰرِهِمْ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ قَدِيرٌۭ ﴿٢٠﴾
Weinig is er slechts noodig, opdat de bliksem hun het gezicht ontroove; als de bliksem alles om hen heen verlicht, wandelen zij in zijn licht; wordt het weder duister om hen heen, dan staan zij onbewegelijk. Als God slechts wilde, zou Hij hen van het gezicht en gehoor berooven; want Hij is Almachtig.
Bijna rukt de bliksem hun gezicht weg. Telkens wanneer deze hen verlicht, dan lopen zij in (het licht), maar wanneer hij hen in de duisternis laat, dan blijven ze staan. En als Allah het had gewild, dan had Hij hun gehoor en hun gezicht weggenomen. Voorwaar. Allah is Almachtig over alle zaken.
Bijna rukt de bliksem hun gezicht weg. Telkens wanneer deze hen verlicht, dan lopen zij in (het licht), maar wanneer hij hen in de duisternis laat, dan blijven ze staan. En als Allah het had gewild, dan had Hij hun gehoor en hun gezicht weggenomen. Voorwaar. Allah is Almachtig over alle zaken.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلنَّاسُ ٱعْبُدُوا۟ رَبَّكُمُ ٱلَّذِى خَلَقَكُمْ وَٱلَّذِينَ مِن قَبْلِكُمْ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ ﴿٢١﴾
Menschen dient uwen Heer, die u en uwen voorgangers heeft geschapen, opdat gij Hem vereert.
O mensen, aanbid jullie Heer, Degenen Die jullie heeft geschapen en degenen vóór jullie. Hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen.
O mensen, aanbid jullie Heer, Degenen Die jullie heeft geschapen en degenen vóór jullie. Hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen.
ٱلَّذِى جَعَلَ لَكُمُ ٱلْأَرْضَ فِرَٰشًۭا وَٱلسَّمَآءَ بِنَآءًۭ وَأَنزَلَ مِنَ ٱلسَّمَآءِ مَآءًۭ فَأَخْرَجَ بِهِۦ مِنَ ٱلثَّمَرَٰتِ رِزْقًۭا لَّكُمْ ۖ فَلَا تَجْعَلُوا۟ لِلَّهِ أَندَادًۭا وَأَنتُمْ تَعْلَمُونَ ﴿٢٢﴾
Hij heeft u de aarde tot een tapijt en den hemel tot een overwelfsel gegeven. Hij laat het water van den hemel stroomen, om vruchten tot uw onderhoud voort te brengen. Stel dus geen gelijke naast God, tegen beter weten aan.
Degene Die de aarde voor jullie heeft gemaakt tot een tapijt en de hemel tot een gewelf en Hij zendt water uit de hemel neer, waarmee Hij vervolgens vruchten voortbrengt als voorziening voor jullie. Ken daarom geen deelgenoten toe aan Allah, terwijl jullie (het) wegen.
Degene Die de aarde voor jullie heeft gemaakt tot een tapijt en de hemel tot een gewelf en Hij zendt water uit de hemel neer, waarmee Hij vervolgens vruchten voortbrengt als voorziening voor jullie. Ken daarom geen deelgenoten toe aan Allah, terwijl jullie (het) wegen.
وَإِن كُنتُمْ فِى رَيْبٍۢ مِّمَّا نَزَّلْنَا عَلَىٰ عَبْدِنَا فَأْتُوا۟ بِسُورَةٍۢ مِّن مِّثْلِهِۦ وَٱدْعُوا۟ شُهَدَآءَكُم مِّن دُونِ ٱللَّهِ إِن كُنتُمْ صَٰدِقِينَ ﴿٢٣﴾
Twijfelt gij aan het boek, dat wij onzen dienaar hebben geopenbaard, brengt dan, al is het slechts een der hoofdstukken voort, die het bevat, roept uwen getuigen buiten God ter hulp, indien gij waarheid spreekt.
En als jullie in twijfel verkeren over wat Wij hebben neergezonden aan Onze dienaar (Moehammad), brengt dan een gelijkwaardige Soerah voort, en roept jullie getuigen buiten Allah op, als jullie waarachtigen zijn.
En als jullie in twijfel verkeren over wat Wij hebben neergezonden aan Onze dienaar (Moehammad), brengt dan een gelijkwaardige Soerah voort, en roept jullie getuigen buiten Allah op, als jullie waarachtigen zijn.
فَإِن لَّمْ تَفْعَلُوا۟ وَلَن تَفْعَلُوا۟ فَٱتَّقُوا۟ ٱلنَّارَ ٱلَّتِى وَقُودُهَا ٱلنَّاسُ وَٱلْحِجَارَةُ ۖ أُعِدَّتْ لِلْكَٰفِرِينَ ﴿٢٤﴾
Doet gij dit niet, en gij zult het niet doen, vreest dan voor de ongeloovigen het vuur dat menschen en steenen verteert.
Als jullie dan daartoe niet in staat zijn, en jullie zullen er nooit toe in staat zijn, vreest dan de Hel; haar brandstof bestaat uit mensen en stenen, (zij is) gereedgemaakt voor de ongelovigen.
Als jullie dan daartoe niet in staat zijn, en jullie zullen er nooit toe in staat zijn, vreest dan de Hel; haar brandstof bestaat uit mensen en stenen, (zij is) gereedgemaakt voor de ongelovigen.
وَبَشِّرِ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّٰلِحَٰتِ أَنَّ لَهُمْ جَنَّٰتٍۢ تَجْرِى مِن تَحْتِهَا ٱلْأَنْهَٰرُ ۖ كُلَّمَا رُزِقُوا۟ مِنْهَا مِن ثَمَرَةٍۢ رِّزْقًۭا ۙ قَالُوا۟ هَٰذَا ٱلَّذِى رُزِقْنَا مِن قَبْلُ ۖ وَأُتُوا۟ بِهِۦ مُتَشَٰبِهًۭا ۖ وَلَهُمْ فِيهَآ أَزْوَٰجٌۭ مُّطَهَّرَةٌۭ ۖ وَهُمْ فِيهَا خَٰلِدُونَ ﴿٢٥﴾
Verkondig hun die gelooven en wel doen, dat zij tuinen tot woonplaats zullen hebben, van beken doorsneden, Iederen keer als zij eenig voedsel van de vruchten dier tuinen zullen nemen, zullen zij uitroepen: \"Ziedaar de vruchten, waarmede wij ons vroeger hebben gevoed\", zoo zullen zij daarop gelijken. Daar zullen zij reine en onbevlekte vrouwen vinden, en eeuwig zullen zij daar verwijlen.
En geef (O Moehammad) goede tijdingen aan degenen die geloven en goede werken verrichten: dat er voor hen Tuinen (in het Paradijs) zijn waar onder door de rivieren stromen. Telkens wanneer hun daaruit een vrucht wordt gegeven als voorziening, zeggen zij: \"Dit is waarmee wij vroeger zijn voorzien.\" en het soortgelijke zal hun gegeven worden en er zijn daarin reine echtgenoten voor hen, en zij zijn daarin eeuwig levenden.
En geef (O Moehammad) goede tijdingen aan degenen die geloven en goede werken verrichten: dat er voor hen Tuinen (in het Paradijs) zijn waar onder door de rivieren stromen. Telkens wanneer hun daaruit een vrucht wordt gegeven als voorziening, zeggen zij: \"Dit is waarmee wij vroeger zijn voorzien.\" en het soortgelijke zal hun gegeven worden en er zijn daarin reine echtgenoten voor hen, en zij zijn daarin eeuwig levenden.
۞ إِنَّ ٱللَّهَ لَا يَسْتَحْىِۦٓ أَن يَضْرِبَ مَثَلًۭا مَّا بَعُوضَةًۭ فَمَا فَوْقَهَا ۚ فَأَمَّا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ فَيَعْلَمُونَ أَنَّهُ ٱلْحَقُّ مِن رَّبِّهِمْ ۖ وَأَمَّا ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ فَيَقُولُونَ مَاذَآ أَرَادَ ٱللَّهُ بِهَٰذَا مَثَلًۭا ۘ يُضِلُّ بِهِۦ كَثِيرًۭا وَيَهْدِى بِهِۦ كَثِيرًۭا ۚ وَمَا يُضِلُّ بِهِۦٓ إِلَّا ٱلْفَٰسِقِينَ ﴿٢٦﴾
Voorwaar God behoeft zich niet te schamen, vergelijkingen met insecten of nog kleinere voorwerpen te maken. De geloovigen wisten, dat slechts waarheid van hunnen Heer komt; maar de ongeloovigen zeggen: \"Wat heeft God met deze vergelijkingen bedoeld? Hij doet velen daardoor dwalen en wijst anderen daardoor terecht, maar slechts de boozen zullen dwalen.
Voorwaar, Allah acht het niet beneden Zich om een mug tot gelijkenis te stellen, of iets dat nietiger is dan dat. Wat betreft degenen die geloven, zij weten dat het de Waarheid van hun Heer is. En wat degenen betreft die niet geloven, zij zeggen: \"Wat bedoelt Allah met deze gelijkenis?\" Hij (Allah) doet er velen mee dwalen en Hij leidt er velen mee, en Hij doet er niemand door dwalen dan de grote zondaren.
Voorwaar, Allah acht het niet beneden Zich om een mug tot gelijkenis te stellen, of iets dat nietiger is dan dat. Wat betreft degenen die geloven, zij weten dat het de Waarheid van hun Heer is. En wat degenen betreft die niet geloven, zij zeggen: \"Wat bedoelt Allah met deze gelijkenis?\" Hij (Allah) doet er velen mee dwalen en Hij leidt er velen mee, en Hij doet er niemand door dwalen dan de grote zondaren.
ٱلَّذِينَ يَنقُضُونَ عَهْدَ ٱللَّهِ مِنۢ بَعْدِ مِيثَٰقِهِۦ وَيَقْطَعُونَ مَآ أَمَرَ ٱللَّهُ بِهِۦٓ أَن يُوصَلَ وَيُفْسِدُونَ فِى ٱلْأَرْضِ ۚ أُو۟لَٰٓئِكَ هُمُ ٱلْخَٰسِرُونَ ﴿٢٧﴾
Die het met God aangegane verbond verbreken; die het door hem vereenigde zullen scheiden, die verderf op aarde stichten, zullen ondergaan.
(Zij zijn) degenen die het verbond met Allah verbreken na de bekrachtiging ervan, en die verbreken wat Allah bevolen heeft om te verbinden en die verderf op aarde zaaien. Zij zijn degenen die de verliezers zijn.
(Zij zijn) degenen die het verbond met Allah verbreken na de bekrachtiging ervan, en die verbreken wat Allah bevolen heeft om te verbinden en die verderf op aarde zaaien. Zij zijn degenen die de verliezers zijn.
كَيْفَ تَكْفُرُونَ بِٱللَّهِ وَكُنتُمْ أَمْوَٰتًۭا فَأَحْيَٰكُمْ ۖ ثُمَّ يُمِيتُكُمْ ثُمَّ يُحْيِيكُمْ ثُمَّ إِلَيْهِ تُرْجَعُونَ ﴿٢٨﴾
Hoe kunt gij God verloochenen? Gij waart eens dood; Hij heeft u het leven hergeven en Hij zal u weder dooden en weder levend maken; dan zult gij eens tot hem terugkeeren?
Hoe kunnen jullie niet in Allah geloven, terwijl jullie levenloos waren en Hij jullie toen tot leven bracht; waarop Hij jullie deed sterven, daarna doet Hij jullie herleven, en tenslotte zullen jullie tot hem terugkeren.
Hoe kunnen jullie niet in Allah geloven, terwijl jullie levenloos waren en Hij jullie toen tot leven bracht; waarop Hij jullie deed sterven, daarna doet Hij jullie herleven, en tenslotte zullen jullie tot hem terugkeren.
هُوَ ٱلَّذِى خَلَقَ لَكُم مَّا فِى ٱلْأَرْضِ جَمِيعًۭا ثُمَّ ٱسْتَوَىٰٓ إِلَى ٱلسَّمَآءِ فَسَوَّىٰهُنَّ سَبْعَ سَمَٰوَٰتٍۢ ۚ وَهُوَ بِكُلِّ شَىْءٍ عَلِيمٌۭ ﴿٢٩﴾
Hij is het, die alles op de aarde voor u geschapen heeft, daarna den hemel uitbreidde en dien tot zeven hemelen maakte; Hij, de alwetende.\"
Hij is het Degeme Doe vppr jullie alles wat op aarde is geschapen heeft, daarna wendde Hij Zich tot de hemel en vormde deze tot zeven hemelen. En Hij is Alwetend over alle zaken.
Hij is het Degeme Doe vppr jullie alles wat op aarde is geschapen heeft, daarna wendde Hij Zich tot de hemel en vormde deze tot zeven hemelen. En Hij is Alwetend over alle zaken.
وَإِذْ قَالَ رَبُّكَ لِلْمَلَٰٓئِكَةِ إِنِّى جَاعِلٌۭ فِى ٱلْأَرْضِ خَلِيفَةًۭ ۖ قَالُوٓا۟ أَتَجْعَلُ فِيهَا مَن يُفْسِدُ فِيهَا وَيَسْفِكُ ٱلدِّمَآءَ وَنَحْنُ نُسَبِّحُ بِحَمْدِكَ وَنُقَدِّسُ لَكَ ۖ قَالَ إِنِّىٓ أَعْلَمُ مَا لَا تَعْلَمُونَ ﴿٣٠﴾
Toen God tot de engelen zeide: \"Ik wil een stadhouder op aarde plaatsen,\" zeiden zij: \"Zult Gij er een plaatsen, die daar wanorde sticht en bloed vergiet? Wij echter zingen Uw lof en heiligen U.\" Hij zeide echter; \"Ik weet wat gij niet weet.\"
En toen jouw Heer tot de Engelen zei: \"Voorwaar, Ik zal op aarde een gevolmachtigde aanstellen,\" zeiden zij: \"Gaat U daarop iemand aanstellen,\" zeiden zij: \"Gaat U daarop iemand aanstellen die verderf zal zaaien en bloed zal vergieten, terwijl wij U roemen met de lofprijzing die U toekomt en wij U heiligen?\" Hij zei: \"Voorwaar, Ik weet wat jullie niet weten\".
En toen jouw Heer tot de Engelen zei: \"Voorwaar, Ik zal op aarde een gevolmachtigde aanstellen,\" zeiden zij: \"Gaat U daarop iemand aanstellen,\" zeiden zij: \"Gaat U daarop iemand aanstellen die verderf zal zaaien en bloed zal vergieten, terwijl wij U roemen met de lofprijzing die U toekomt en wij U heiligen?\" Hij zei: \"Voorwaar, Ik weet wat jullie niet weten\".
وَعَلَّمَ ءَادَمَ ٱلْأَسْمَآءَ كُلَّهَا ثُمَّ عَرَضَهُمْ عَلَى ٱلْمَلَٰٓئِكَةِ فَقَالَ أَنۢبِـُٔونِى بِأَسْمَآءِ هَٰٓؤُلَآءِ إِن كُنتُمْ صَٰدِقِينَ ﴿٣١﴾
God leerde daarop aan Adam de namen van alle dingen, en vertoonde die daarop aan de engelen, zeggende: \"Noem mij de namen dezer dingen indien gij oprecht zijt.\"
En Hij onderwees Adam de namen van alle dingen en vervolgens toonde Hij deze aan de Engelen en zei: \"Noem Mij de namen van deze (dingen), als jullie waarachtig zijn.\"
En Hij onderwees Adam de namen van alle dingen en vervolgens toonde Hij deze aan de Engelen en zei: \"Noem Mij de namen van deze (dingen), als jullie waarachtig zijn.\"
قَالُوا۟ سُبْحَٰنَكَ لَا عِلْمَ لَنَآ إِلَّا مَا عَلَّمْتَنَآ ۖ إِنَّكَ أَنتَ ٱلْعَلِيمُ ٱلْحَكِيمُ ﴿٣٢﴾
Zij antwoordden: \"Geloofd zijt Gij! wij weten slechts wat Gij ons hebt geleerd; want Gij zijt de Alwetende, de Alwijze.\"
Zij zeiden: \"Heilig bent U, wij hebben geen kennis, behalve wat U ons onderwezen hebt: voorwaar, U bent de Alwetende, de Alwijze.\"
Zij zeiden: \"Heilig bent U, wij hebben geen kennis, behalve wat U ons onderwezen hebt: voorwaar, U bent de Alwetende, de Alwijze.\"
قَالَ يَٰٓـَٔادَمُ أَنۢبِئْهُم بِأَسْمَآئِهِمْ ۖ فَلَمَّآ أَنۢبَأَهُم بِأَسْمَآئِهِمْ قَالَ أَلَمْ أَقُل لَّكُمْ إِنِّىٓ أَعْلَمُ غَيْبَ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ وَأَعْلَمُ مَا تُبْدُونَ وَمَا كُنتُمْ تَكْتُمُونَ ﴿٣٣﴾
God zeide: \"Adam, noem hun de namen.\" Toen hij (Adam) dit had gedaan, zeide God: \"Heb ik u niet gezegd, dat ik de geheimen van hemel en aarde ken, en weet wat gij bekent en wat gij verbergt?\"
Hij zei: \"O Adam, noem hun de namen ervan.\" En toen hij hun de namen ervan had genoemd, zei Hij: \"Zei Ik jullie niet, dat Ik het onwaarneembare van de hemelen en de aarde ken, en weet wat jullie openlijk doen en wat jullie plachten te verbergen?\"
Hij zei: \"O Adam, noem hun de namen ervan.\" En toen hij hun de namen ervan had genoemd, zei Hij: \"Zei Ik jullie niet, dat Ik het onwaarneembare van de hemelen en de aarde ken, en weet wat jullie openlijk doen en wat jullie plachten te verbergen?\"
وَإِذْ قُلْنَا لِلْمَلَٰٓئِكَةِ ٱسْجُدُوا۟ لِءَادَمَ فَسَجَدُوٓا۟ إِلَّآ إِبْلِيسَ أَبَىٰ وَٱسْتَكْبَرَ وَكَانَ مِنَ ٱلْكَٰفِرِينَ ﴿٣٤﴾
En toen wij tot de engelen zeiden: \"Knielt voor Adam, deden zij het, slechts Eblis weigerde; hij was ongeloovig,\".
En toen Wij tot de Engelen zeiden: \"Buigt jullie voor Adam,\" toen bogen zij, bhalve Iblis (de Satan). Hij weigerde en was hooghartig en hij werd één van de ongelogigen.
En toen Wij tot de Engelen zeiden: \"Buigt jullie voor Adam,\" toen bogen zij, bhalve Iblis (de Satan). Hij weigerde en was hooghartig en hij werd één van de ongelogigen.
وَقُلْنَا يَٰٓـَٔادَمُ ٱسْكُنْ أَنتَ وَزَوْجُكَ ٱلْجَنَّةَ وَكُلَا مِنْهَا رَغَدًا حَيْثُ شِئْتُمَا وَلَا تَقْرَبَا هَٰذِهِ ٱلشَّجَرَةَ فَتَكُونَا مِنَ ٱلظَّٰلِمِينَ ﴿٣٥﴾
Wij zeiden: \"o Adam bewoon den tuin met uwe vrouw en geniet er van wat gij wilt, maar nadert dezen boom niet; anders zult gij zondaar zijn.
En Wij zeiden: \"O Adam, verblijft in het Paradijs, jij en je vrouw, en eet daaruit overloedig, zoals jullie willen, maar nadert deze boom niet, anders zullen jullie tot de onrechtplegers behoren.\"
En Wij zeiden: \"O Adam, verblijft in het Paradijs, jij en je vrouw, en eet daaruit overloedig, zoals jullie willen, maar nadert deze boom niet, anders zullen jullie tot de onrechtplegers behoren.\"
فَأَزَلَّهُمَا ٱلشَّيْطَٰنُ عَنْهَا فَأَخْرَجَهُمَا مِمَّا كَانَا فِيهِ ۖ وَقُلْنَا ٱهْبِطُوا۟ بَعْضُكُمْ لِبَعْضٍ عَدُوٌّۭ ۖ وَلَكُمْ فِى ٱلْأَرْضِ مُسْتَقَرٌّۭ وَمَتَٰعٌ إِلَىٰ حِينٍۢ ﴿٣٦﴾
Maar Satan verleidde hen en dreef hen er uit, en wij zeiden; \"Weg van hier; de een zij des anderen vijand; de aarde zal uwe woonplaats zijn en tot tijdelijk gebruik.
Satan deed hen misstappen begaan, waardoor zij eruit geraakten en hij deed hen verdrijven van de plaats waar zij zich bevonden. En Wij zeiden: \"Daalt af, een deel van jullie zal een vijand voor de ander zijn. En voor jullie zal een vijand voor de ander zijn. En voor jullie is er op de aarde een verblijfplaats en een genieting, tot een bepaalde tijdstip (de dood).\"
Satan deed hen misstappen begaan, waardoor zij eruit geraakten en hij deed hen verdrijven van de plaats waar zij zich bevonden. En Wij zeiden: \"Daalt af, een deel van jullie zal een vijand voor de ander zijn. En voor jullie zal een vijand voor de ander zijn. En voor jullie is er op de aarde een verblijfplaats en een genieting, tot een bepaalde tijdstip (de dood).\"
فَتَلَقَّىٰٓ ءَادَمُ مِن رَّبِّهِۦ كَلِمَٰتٍۢ فَتَابَ عَلَيْهِ ۚ إِنَّهُۥ هُوَ ٱلتَّوَّابُ ٱلرَّحِيمُ ﴿٣٧﴾
Daarop leerde Adam woorden des gebeds van God, en hij keerde tot den Heer terug; want Hij is de lankmoedige en barmhartige.
Toen ontving Adam van zijn Heer Woorden. Daarop aanvaardde Hij zijn berouw. Voorwaar, Hij is de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige.
Toen ontving Adam van zijn Heer Woorden. Daarop aanvaardde Hij zijn berouw. Voorwaar, Hij is de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige.
قُلْنَا ٱهْبِطُوا۟ مِنْهَا جَمِيعًۭا ۖ فَإِمَّا يَأْتِيَنَّكُم مِّنِّى هُدًۭى فَمَن تَبِعَ هُدَاىَ فَلَا خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلَا هُمْ يَحْزَنُونَ ﴿٣٨﴾
Wij zeiden: Verwijdert u van hier, Ik zal u eene leiding geven; wie deze leiding volgt, zal vrees noch droefheid kennen.
Wij zeiden: \"Daalt allen af uit haar (het Paradijs). En Zodra er van Mij Leiding tot jullie komt; wie dan Mijn Leiding volgen: er zal geen vrees over hen komen en zij zullen niet treuren.\"
Wij zeiden: \"Daalt allen af uit haar (het Paradijs). En Zodra er van Mij Leiding tot jullie komt; wie dan Mijn Leiding volgen: er zal geen vrees over hen komen en zij zullen niet treuren.\"
وَٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ وَكَذَّبُوا۟ بِـَٔايَٰتِنَآ أُو۟لَٰٓئِكَ أَصْحَٰبُ ٱلنَّارِ ۖ هُمْ فِيهَا خَٰلِدُونَ ﴿٣٩﴾
Die deze echter niet gelooven en onze teekenen verloochenen, worden ten eeuwigen vure gedoemd.
Maar degenen die niet geloven en Onze Verzen loochenen, diegenen zijn de bewoners can de Hel, zij zijn daarin eeuwig levenden.
Maar degenen die niet geloven en Onze Verzen loochenen, diegenen zijn de bewoners can de Hel, zij zijn daarin eeuwig levenden.
يَٰبَنِىٓ إِسْرَٰٓءِيلَ ٱذْكُرُوا۟ نِعْمَتِىَ ٱلَّتِىٓ أَنْعَمْتُ عَلَيْكُمْ وَأَوْفُوا۟ بِعَهْدِىٓ أُوفِ بِعَهْدِكُمْ وَإِيَّٰىَ فَٱرْهَبُونِ ﴿٤٠﴾
O Kinderen Israëls bedenkt het goede, dat ik u heb gedaan; weest getrouw aan mijn verbond; ook ik wil daaraan getrouw zijn, en vereert slechts mij
O Kinderen van Israël! Gedenkt Mijn gunst die Ik jullie geschonken heb en houdt jullie aan het verbond met Mij, dan zal Ik Mij houden aan het verbond met jullie. En vreest daarom alleen Mij.
O Kinderen van Israël! Gedenkt Mijn gunst die Ik jullie geschonken heb en houdt jullie aan het verbond met Mij, dan zal Ik Mij houden aan het verbond met jullie. En vreest daarom alleen Mij.
وَءَامِنُوا۟ بِمَآ أَنزَلْتُ مُصَدِّقًۭا لِّمَا مَعَكُمْ وَلَا تَكُونُوٓا۟ أَوَّلَ كَافِرٍۭ بِهِۦ ۖ وَلَا تَشْتَرُوا۟ بِـَٔايَٰتِى ثَمَنًۭا قَلِيلًۭا وَإِيَّٰىَ فَٱتَّقُونِ ﴿٤١﴾
En gelooft wat wij tot bevestiging uwer vroegere openbaring thans geopenbaard hebben, en weest niet de eersten, welk niet daaraan gelooven; en verruil het niet met nietigheden en vereert mij.
En gelooft in wat Ik aan jullie heb neergezonden (de Koran), als bevestiging van wat bij jullie is (de Taurât en de Zabôer), en weest niet de eersten die daarin niet geloven. En verruilt Mijn Verzen niet voor een geringe prijs. En vreest daarom alleen Mij.
En gelooft in wat Ik aan jullie heb neergezonden (de Koran), als bevestiging van wat bij jullie is (de Taurât en de Zabôer), en weest niet de eersten die daarin niet geloven. En verruilt Mijn Verzen niet voor een geringe prijs. En vreest daarom alleen Mij.
وَلَا تَلْبِسُوا۟ ٱلْحَقَّ بِٱلْبَٰطِلِ وَتَكْتُمُوا۟ ٱلْحَقَّ وَأَنتُمْ تَعْلَمُونَ ﴿٤٢﴾
Kleedt de waarheid niet in het gewaad der leugen en verbergt de waarheid niet tegen beter weten aan.
En vermengt de Waarheid niet met de valsheid en verbergt de Waarheid niet terwijl jullie het weten.
En vermengt de Waarheid niet met de valsheid en verbergt de Waarheid niet terwijl jullie het weten.
وَأَقِيمُوا۟ ٱلصَّلَوٰةَ وَءَاتُوا۟ ٱلزَّكَوٰةَ وَٱرْكَعُوا۟ مَعَ ٱلرَّٰكِعِينَ ﴿٤٣﴾
Doet nauwkeurig het gebed, geeft aalmoezen en buigt u met hen die zich buigen.
En onderhoudt de shalât en geeft de zakât en buigt tezamen met hen die buigen.
En onderhoudt de shalât en geeft de zakât en buigt tezamen met hen die buigen.
۞ أَتَأْمُرُونَ ٱلنَّاسَ بِٱلْبِرِّ وَتَنسَوْنَ أَنفُسَكُمْ وَأَنتُمْ تَتْلُونَ ٱلْكِتَٰبَ ۚ أَفَلَا تَعْقِلُونَ ﴿٤٤﴾
Hoe zoudt gij anders de menschen tot vroomheid aansporen, zoo gij het welzijn uwer eigene ziel vergeet. Gij leest het boek: moet gij het dan niet ook verstaan.
Roepen jullie de mensen op tot vroomheid en vergeten jullie jezelf, terwijl jullie de Schrift (Taurât) voorlezen? Begrijpen jullie dan niet?
Roepen jullie de mensen op tot vroomheid en vergeten jullie jezelf, terwijl jullie de Schrift (Taurât) voorlezen? Begrijpen jullie dan niet?
وَٱسْتَعِينُوا۟ بِٱلصَّبْرِ وَٱلصَّلَوٰةِ ۚ وَإِنَّهَا لَكَبِيرَةٌ إِلَّا عَلَى ٱلْخَٰشِعِينَ ﴿٤٥﴾
Roept geduld en gebed ter hulpe; het gebed is licht voor den geloovige.
En vraagt (Allah) om hulp door middel ven geduld en de Shalât. En voorwaar, dat is zwaar, behalve voor de ootmoedigen.
En vraagt (Allah) om hulp door middel ven geduld en de Shalât. En voorwaar, dat is zwaar, behalve voor de ootmoedigen.
ٱلَّذِينَ يَظُنُّونَ أَنَّهُم مُّلَٰقُوا۟ رَبِّهِمْ وَأَنَّهُمْ إِلَيْهِ رَٰجِعُونَ ﴿٤٦﴾
Die gelooven, dat zij eens hunnen Heer zien, en tot Hem terugkeeren zullen.
(Zij zijn) degenen die ervan overtuigd zijn dat zij hun Heer zullen ontmoeten en dat zij tot jem zullen terugkeren.
(Zij zijn) degenen die ervan overtuigd zijn dat zij hun Heer zullen ontmoeten en dat zij tot jem zullen terugkeren.
يَٰبَنِىٓ إِسْرَٰٓءِيلَ ٱذْكُرُوا۟ نِعْمَتِىَ ٱلَّتِىٓ أَنْعَمْتُ عَلَيْكُمْ وَأَنِّى فَضَّلْتُكُمْ عَلَى ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿٤٧﴾
O Kinderen Israëls, herinnert u de weldaden, die ik u heb bewezen, terwijl ik u boven alle volkeren bevoorrechtte.
O Kindern van Israël, gedenkt Mijn gunst die Ik jullie heb geschonken, en dat Ik jullie heb bevoorecht boven de (andere) volkeren.
O Kindern van Israël, gedenkt Mijn gunst die Ik jullie heb geschonken, en dat Ik jullie heb bevoorecht boven de (andere) volkeren.
وَٱتَّقُوا۟ يَوْمًۭا لَّا تَجْزِى نَفْسٌ عَن نَّفْسٍۢ شَيْـًۭٔا وَلَا يُقْبَلُ مِنْهَا شَفَٰعَةٌۭ وَلَا يُؤْخَذُ مِنْهَا عَدْلٌۭ وَلَا هُمْ يُنصَرُونَ ﴿٤٨﴾
Vreest den dag, waarop geene ziel genoegdoening voor eene andere zal kunnen geven, geene smeeking van anderen aangenomen, waarop geen losgeld ontvangen zal worden; waarop niets kan helpen.
En vreest de Dag waarop geen ziel een andere ziel ergens mee kan bijstaan, en er geen voorspraak van haar aanvaard wordt en er geen losprijs van haar aangenomen wordt en zij niet geholpen zullen worden.
En vreest de Dag waarop geen ziel een andere ziel ergens mee kan bijstaan, en er geen voorspraak van haar aanvaard wordt en er geen losprijs van haar aangenomen wordt en zij niet geholpen zullen worden.
وَإِذْ نَجَّيْنَٰكُم مِّنْ ءَالِ فِرْعَوْنَ يَسُومُونَكُمْ سُوٓءَ ٱلْعَذَابِ يُذَبِّحُونَ أَبْنَآءَكُمْ وَيَسْتَحْيُونَ نِسَآءَكُمْ ۚ وَفِى ذَٰلِكُم بَلَآءٌۭ مِّن رَّبِّكُمْ عَظِيمٌۭ ﴿٤٩﴾
Denkt er aan, hoe wij u van Pharaos volk hebben gered, dat u met hardheid onderdrukte, uwe zonen doodde en slechts uwe vrouwen liet leven; dit zij u een groot bewijs voor de goedheid van uwen God.
En (gedenkt) toen Wij wullie van Fir'aun's volgelingen redden, zij kwelden jullie met de zwaarste foltering; zij slachtten jullie zonen ad en lieten jullie dochters in leven. Daarin was een geweldige beproeving van jullie Heer.
En (gedenkt) toen Wij wullie van Fir'aun's volgelingen redden, zij kwelden jullie met de zwaarste foltering; zij slachtten jullie zonen ad en lieten jullie dochters in leven. Daarin was een geweldige beproeving van jullie Heer.
وَإِذْ فَرَقْنَا بِكُمُ ٱلْبَحْرَ فَأَنجَيْنَٰكُمْ وَأَغْرَقْنَآ ءَالَ فِرْعَوْنَ وَأَنتُمْ تَنظُرُونَ ﴿٥٠﴾
Gedenkt, hoe wij de zee ter uwer redding hebben gespleten en voor uw oogen Pharaos volk lieten verdrinken.
En (gedenkt) toen Wij voor jullie de zee kliefden waarmee Wij jullie redden en Fir'aun's volgelingen deden verdrinken, terwijl jullie toekeken.
En (gedenkt) toen Wij voor jullie de zee kliefden waarmee Wij jullie redden en Fir'aun's volgelingen deden verdrinken, terwijl jullie toekeken.
وَإِذْ وَٰعَدْنَا مُوسَىٰٓ أَرْبَعِينَ لَيْلَةًۭ ثُمَّ ٱتَّخَذْتُمُ ٱلْعِجْلَ مِنۢ بَعْدِهِۦ وَأَنتُمْ ظَٰلِمُونَ ﴿٥١﴾
Gedenkt, dat, toen ik gedurende veertig nachten met Mozes sprak, gij het kalf hebt aangebeden; en gij hebt snood gehandeld.
En (gedenkt) toen Wij Môesa veertig nachten beloofden, toen namen jullie het kalf aan (ter aanbidding) na zijn vertrek, en jullie waren onrechtplegers.
En (gedenkt) toen Wij Môesa veertig nachten beloofden, toen namen jullie het kalf aan (ter aanbidding) na zijn vertrek, en jullie waren onrechtplegers.
ثُمَّ عَفَوْنَا عَنكُم مِّنۢ بَعْدِ ذَٰلِكَ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ ﴿٥٢﴾
Wij hebben u later vergeven, opdat gij dankbaar zoudt zijn.
Vervolgens vergaven Wij jullie daarna, hopelijk zullen jullie dankbaar zijn.
Vervolgens vergaven Wij jullie daarna, hopelijk zullen jullie dankbaar zijn.
وَإِذْ ءَاتَيْنَا مُوسَى ٱلْكِتَٰبَ وَٱلْفُرْقَانَ لَعَلَّكُمْ تَهْتَدُونَ ﴿٥٣﴾
Wij gaven Mozes de schriften en de onderscheiding, opdat gij op den rechten weg zoudt geleid worden.
En (gedenkt) toen Wij Môesa de Schrift (de Taurât) en de Foerqân gaven, hopelijk zullen jullie de leiding volgen.
En (gedenkt) toen Wij Môesa de Schrift (de Taurât) en de Foerqân gaven, hopelijk zullen jullie de leiding volgen.
وَإِذْ قَالَ مُوسَىٰ لِقَوْمِهِۦ يَٰقَوْمِ إِنَّكُمْ ظَلَمْتُمْ أَنفُسَكُم بِٱتِّخَاذِكُمُ ٱلْعِجْلَ فَتُوبُوٓا۟ إِلَىٰ بَارِئِكُمْ فَٱقْتُلُوٓا۟ أَنفُسَكُمْ ذَٰلِكُمْ خَيْرٌۭ لَّكُمْ عِندَ بَارِئِكُمْ فَتَابَ عَلَيْكُمْ ۚ إِنَّهُۥ هُوَ ٱلتَّوَّابُ ٱلرَّحِيمُ ﴿٥٤﴾
Mozes zeide tot zijn volk: Gij hebt uwe zielen door dit kalf verontreinigd, keert tot uwen Schepper terug of doodt u zelven; dit zal uwen Schepper welgevalliger zijn. Hij zal zich weder tot u wenden; want Hij is vergevensgezind en albarmhartig.
En (gedenkt) toen Môesa tot zijn volk zei: \"O mijn volk! Voorwaar, jullie hebben jezelf onrecht aangedaa doordat jullie het kalf (ter aanbidding) hebben genomen, wendt jullie daarom in berouw tot jullie Schepper en doodt dan julliezelf, dat is beter voor jullie bij jullie Schepper.\" Toen aanvaardde Hij jullie berouw. Voorwaar, Hij is de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige.
En (gedenkt) toen Môesa tot zijn volk zei: \"O mijn volk! Voorwaar, jullie hebben jezelf onrecht aangedaa doordat jullie het kalf (ter aanbidding) hebben genomen, wendt jullie daarom in berouw tot jullie Schepper en doodt dan julliezelf, dat is beter voor jullie bij jullie Schepper.\" Toen aanvaardde Hij jullie berouw. Voorwaar, Hij is de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige.
وَإِذْ قُلْتُمْ يَٰمُوسَىٰ لَن نُّؤْمِنَ لَكَ حَتَّىٰ نَرَى ٱللَّهَ جَهْرَةًۭ فَأَخَذَتْكُمُ ٱلصَّٰعِقَةُ وَأَنتُمْ تَنظُرُونَ ﴿٥٥﴾
En toen gij tot Mozes zeidet: O Mozes, wij willen u niet eerder gelooven, dan na dat wij God met eigen oogen hebben gezien, toen kwam er straf over u, terwijl gij er naar zaagt.
En (gedenkt) toen jullie zeiden: \"O Môesa, wij zullen jou niet geloven totdat wij Allah duidelijk (in Zijn ware gestalte) zien,\" waarop de bklisem jullie greep, terwijl jullie toekeken.
En (gedenkt) toen jullie zeiden: \"O Môesa, wij zullen jou niet geloven totdat wij Allah duidelijk (in Zijn ware gestalte) zien,\" waarop de bklisem jullie greep, terwijl jullie toekeken.
ثُمَّ بَعَثْنَٰكُم مِّنۢ بَعْدِ مَوْتِكُمْ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ ﴿٥٦﴾
Wij wekten u op na uwen dood, opdat gij het dankbaar zoudt erkennen.
Vervolgens wekken Wij jullie op na jullie dood, hoplijk zullen jullie dankbaar zijn.
Vervolgens wekken Wij jullie op na jullie dood, hoplijk zullen jullie dankbaar zijn.
وَظَلَّلْنَا عَلَيْكُمُ ٱلْغَمَامَ وَأَنزَلْنَا عَلَيْكُمُ ٱلْمَنَّ وَٱلسَّلْوَىٰ ۖ كُلُوا۟ مِن طَيِّبَٰتِ مَا رَزَقْنَٰكُمْ ۖ وَمَا ظَلَمُونَا وَلَٰكِن كَانُوٓا۟ أَنفُسَهُمْ يَظْلِمُونَ ﴿٥٧﴾
Wij gaven wolken om u te overschaduwen en zonden manna en kwartels, zeggende: eet van de heerlijke spijzen, die wij u hebben gegeven. Zij hadden ons geen leed gedaan, maar zich zelven.
En wij gaven jullie schaduw door middel van de wolk en Wij deden Manna en kwartels voor jullie neerdalen. Eet van de goede dingen waarmee Wij jullie hebben voorzien. Zij deden Ons geen onrecht aan, maar zij deden zichzelf onrecht aan.
En wij gaven jullie schaduw door middel van de wolk en Wij deden Manna en kwartels voor jullie neerdalen. Eet van de goede dingen waarmee Wij jullie hebben voorzien. Zij deden Ons geen onrecht aan, maar zij deden zichzelf onrecht aan.
وَإِذْ قُلْنَا ٱدْخُلُوا۟ هَٰذِهِ ٱلْقَرْيَةَ فَكُلُوا۟ مِنْهَا حَيْثُ شِئْتُمْ رَغَدًۭا وَٱدْخُلُوا۟ ٱلْبَابَ سُجَّدًۭا وَقُولُوا۟ حِطَّةٌۭ نَّغْفِرْ لَكُمْ خَطَٰيَٰكُمْ ۚ وَسَنَزِيدُ ٱلْمُحْسِنِينَ ﴿٥٨﴾
Wij zeiden: Gaat in deze stad, geniet naar welbehagen van hetgeen zich daar bevindt: treedt de poort aandachtig binnen, en roept uit: Vergiffenis Heer! Wij willen u uwe misstappen ook vergeven, en het geluk der goeden verhoogen.
En (gedenkt) toen Wij zeiden: \"Gaat deze stad binnen en eet daarvan (het land) van de overvloed, zoveel als jullie willen.\" Gaat buigend de poort binnen en zegt: \"Vergeving!\" Wij zullen jullie jullie fouten vergeven, en Wij zullen vermeerden voor de weldoeners.\"
En (gedenkt) toen Wij zeiden: \"Gaat deze stad binnen en eet daarvan (het land) van de overvloed, zoveel als jullie willen.\" Gaat buigend de poort binnen en zegt: \"Vergeving!\" Wij zullen jullie jullie fouten vergeven, en Wij zullen vermeerden voor de weldoeners.\"
فَبَدَّلَ ٱلَّذِينَ ظَلَمُوا۟ قَوْلًا غَيْرَ ٱلَّذِى قِيلَ لَهُمْ فَأَنزَلْنَا عَلَى ٱلَّذِينَ ظَلَمُوا۟ رِجْزًۭا مِّنَ ٱلسَّمَآءِ بِمَا كَانُوا۟ يَفْسُقُونَ ﴿٥٩﴾
Maar de boozen veranderen dit woord met een ander, wat hun niet was gegeven, en wij hebben onzen toorn op de boozen uit den hemel neêrgezonden, om hunne goddeloosheid te straffen.
Daarna verwisselden degenen die onrecht pleegden het Woord met iets anders dan wat tot hen gezegd was en daarom deden Wij op degenen die onrecht pleegden een plaag uit de hemel neerkomen, vanwege de grote zonden die zij plachten te bedrijven.
Daarna verwisselden degenen die onrecht pleegden het Woord met iets anders dan wat tot hen gezegd was en daarom deden Wij op degenen die onrecht pleegden een plaag uit de hemel neerkomen, vanwege de grote zonden die zij plachten te bedrijven.
۞ وَإِذِ ٱسْتَسْقَىٰ مُوسَىٰ لِقَوْمِهِۦ فَقُلْنَا ٱضْرِب بِّعَصَاكَ ٱلْحَجَرَ ۖ فَٱنفَجَرَتْ مِنْهُ ٱثْنَتَا عَشْرَةَ عَيْنًۭا ۖ قَدْ عَلِمَ كُلُّ أُنَاسٍۢ مَّشْرَبَهُمْ ۖ كُلُوا۟ وَٱشْرَبُوا۟ مِن رِّزْقِ ٱللَّهِ وَلَا تَعْثَوْا۟ فِى ٱلْأَرْضِ مُفْسِدِينَ ﴿٦٠﴾
Mozes bad God om water, en wij zeiden: \"sla met uwen staf op de rotsen,\" en er ontsprongen twaalf bronnen, opdat allen hunne bron zouden erkennen. Eet en drinkt van de weldaden die God u geeft, en doet geen boosheid meer op aarde.
En (gedenkt) toen Môesa water vroeg voor zijn volk, waarop Wij zeiden: \"Sla met je staf op de rots.\" Toen ontsprongen daaruit twaalf bronnen. Waarlijk, elke stam kende zijn drinkplaats. Eet en drinkt can Allah's voorzieningen. En doet geen kwaad op aarde als verderfzaaiers.
En (gedenkt) toen Môesa water vroeg voor zijn volk, waarop Wij zeiden: \"Sla met je staf op de rots.\" Toen ontsprongen daaruit twaalf bronnen. Waarlijk, elke stam kende zijn drinkplaats. Eet en drinkt can Allah's voorzieningen. En doet geen kwaad op aarde als verderfzaaiers.
وَإِذْ قُلْتُمْ يَٰمُوسَىٰ لَن نَّصْبِرَ عَلَىٰ طَعَامٍۢ وَٰحِدٍۢ فَٱدْعُ لَنَا رَبَّكَ يُخْرِجْ لَنَا مِمَّا تُنۢبِتُ ٱلْأَرْضُ مِنۢ بَقْلِهَا وَقِثَّآئِهَا وَفُومِهَا وَعَدَسِهَا وَبَصَلِهَا ۖ قَالَ أَتَسْتَبْدِلُونَ ٱلَّذِى هُوَ أَدْنَىٰ بِٱلَّذِى هُوَ خَيْرٌ ۚ ٱهْبِطُوا۟ مِصْرًۭا فَإِنَّ لَكُم مَّا سَأَلْتُمْ ۗ وَضُرِبَتْ عَلَيْهِمُ ٱلذِّلَّةُ وَٱلْمَسْكَنَةُ وَبَآءُو بِغَضَبٍۢ مِّنَ ٱللَّهِ ۗ ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمْ كَانُوا۟ يَكْفُرُونَ بِـَٔايَٰتِ ٱللَّهِ وَيَقْتُلُونَ ٱلنَّبِيِّۦنَ بِغَيْرِ ٱلْحَقِّ ۗ ذَٰلِكَ بِمَا عَصَوا۟ وَّكَانُوا۟ يَعْتَدُونَ ﴿٦١﴾
Toen zeidet gij: O Mozes! wij kunnen niet langer immer dezelfde spijzen verdragen; bid uwen Heer, dat hij voor ons de vruchten der aarde doe groeien, groenten, komkommers, knoflook, linzen en uien. Mozes antwoordde: \"Verkiest gij het slechte boven het goede? keert dan naar Egypte terug, daar vindt gij wat gij verlangt.\" Vernedering en armoede spreidden zich over hen uit; zij waren in den goddelijken toorn vervallen, daar zij niet aan zijne wonderen geloofden, en brachten hunne profeten onrechtvaardig ter dood. Ziedaar het gevolg van hunne weêrspannigheid en hun geweld.
En (gedenkt) toen jullie zeiden: \"O Môesa! Wij verdragen het niet om van één soort voedsel te leven, roep daarom voor ons jouw Heer aan, opdat Hij voor on voortbrengt van wat de aarde doet groeien van haar groenten, haar komkommers, haar knoflook, haar linzen en haar uien.\" Hij zei: \"Willen jullie dat wat minderwaardig is, nemen in plaats van het betere? Gaat naar een ander land, en voorwaar, voor jullie zal er zijn wat jullie vroegen.\" En er werd over hen vernedering en ellende gebracht en zij keerden terug onder de toorn van Allah. Dat was omdat zij voortdurent Allah's Tekenen verwierpen en de Profeten dooden, zonder het recht te hebben. Dit was omdat zij opstandig waren en overtredingen plachten te begaan.
En (gedenkt) toen jullie zeiden: \"O Môesa! Wij verdragen het niet om van één soort voedsel te leven, roep daarom voor ons jouw Heer aan, opdat Hij voor on voortbrengt van wat de aarde doet groeien van haar groenten, haar komkommers, haar knoflook, haar linzen en haar uien.\" Hij zei: \"Willen jullie dat wat minderwaardig is, nemen in plaats van het betere? Gaat naar een ander land, en voorwaar, voor jullie zal er zijn wat jullie vroegen.\" En er werd over hen vernedering en ellende gebracht en zij keerden terug onder de toorn van Allah. Dat was omdat zij voortdurent Allah's Tekenen verwierpen en de Profeten dooden, zonder het recht te hebben. Dit was omdat zij opstandig waren en overtredingen plachten te begaan.
إِنَّ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَٱلَّذِينَ هَادُوا۟ وَٱلنَّصَٰرَىٰ وَٱلصَّٰبِـِٔينَ مَنْ ءَامَنَ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلْءَاخِرِ وَعَمِلَ صَٰلِحًۭا فَلَهُمْ أَجْرُهُمْ عِندَ رَبِّهِمْ وَلَا خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلَا هُمْ يَحْزَنُونَ ﴿٦٢﴾
De geloovigen, het mogen Joden, Christenen en Sabëisten zijn, indien zij slechts aan God en aan den oordeelsdag gelooven en wel doen, zullen door hunnen Heer beloond worden; noch vrees noch droefheid zal over hen komen.
Voorwaar, degenen die geloven, en degenen die het Jodendom belijden en de Christenen en de Sabiërs; (zij allen) geloven in Allah en in de Laatste Dag, en zij verrichten goede werken: voor hen is hun beloning bij hun Heer en geen vrees zal er over hen zijn noch zullen zij treuren.
Voorwaar, degenen die geloven, en degenen die het Jodendom belijden en de Christenen en de Sabiërs; (zij allen) geloven in Allah en in de Laatste Dag, en zij verrichten goede werken: voor hen is hun beloning bij hun Heer en geen vrees zal er over hen zijn noch zullen zij treuren.
وَإِذْ أَخَذْنَا مِيثَٰقَكُمْ وَرَفَعْنَا فَوْقَكُمُ ٱلطُّورَ خُذُوا۟ مَآ ءَاتَيْنَٰكُم بِقُوَّةٍۢ وَٱذْكُرُوا۟ مَا فِيهِ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ ﴿٦٣﴾
Toen wij het verbond met u sloten en den berg Sinaï over uw hoofd verhieven, zeiden wij: Ontvangt met vastheid hetgeen wij u geopenbaard hebben; bedenkt den inhoud, en bewaart dien.
En (gedenkt) toen Wij jullie belofte aanvaardden en de (berg) Thôer boven jullie verhieven, (zeggend:) \"Houdt stevig vast aan wat Wij aan jullie gegeven hebben en gedenkt wat er in staat, hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen.\"
En (gedenkt) toen Wij jullie belofte aanvaardden en de (berg) Thôer boven jullie verhieven, (zeggend:) \"Houdt stevig vast aan wat Wij aan jullie gegeven hebben en gedenkt wat er in staat, hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen.\"
ثُمَّ تَوَلَّيْتُم مِّنۢ بَعْدِ ذَٰلِكَ ۖ فَلَوْلَا فَضْلُ ٱللَّهِ عَلَيْكُمْ وَرَحْمَتُهُۥ لَكُنتُم مِّنَ ٱلْخَٰسِرِينَ ﴿٦٤﴾
Maar gij zijt daarop er van afgekeerd; en had God u niet beschermd en zich over u erbarmd, dan waart ge reeds lang verdelgd.
Vervolgens wendden jullie je af, en als er niet de gunst van Allah over jullie en Zijn Barmhartigheid was geweest, dan zouden jullie zeker tot de verliezers behoren.
Vervolgens wendden jullie je af, en als er niet de gunst van Allah over jullie en Zijn Barmhartigheid was geweest, dan zouden jullie zeker tot de verliezers behoren.
وَلَقَدْ عَلِمْتُمُ ٱلَّذِينَ ٱعْتَدَوْا۟ مِنكُمْ فِى ٱلسَّبْتِ فَقُلْنَا لَهُمْ كُونُوا۟ قِرَدَةً خَٰسِـِٔينَ ﴿٦٥﴾
Gij wist reeds wat hun was wedervaren die den Sabbat hadden ontwijd, en tot welken wij zeiden: \"Verandert in apen en zijt uit de maatschappij gestooten\".
En voorzeker, jullie kennen degenen die in overtreding waren onder jullie (volk) betreffende de Sabbat, Wij zeiden immers tot hen: \"Weest verachte apen.\"
En voorzeker, jullie kennen degenen die in overtreding waren onder jullie (volk) betreffende de Sabbat, Wij zeiden immers tot hen: \"Weest verachte apen.\"
فَجَعَلْنَٰهَا نَكَٰلًۭا لِّمَا بَيْنَ يَدَيْهَا وَمَا خَلْفَهَا وَمَوْعِظَةًۭ لِّلْمُتَّقِينَ ﴿٦٦﴾
En wij lieten hen dienen tot een voorbeeld voor hunne tijdgenooten en voor hunne nakomelingen, en tot eene waarschuwing voor de vromen.
Zo maakten Wij deze (bestraffing) tot een waarschuwing voor die tijd en de tijd erna en een vermaning voor de Moettaqôen.
Zo maakten Wij deze (bestraffing) tot een waarschuwing voor die tijd en de tijd erna en een vermaning voor de Moettaqôen.
وَإِذْ قَالَ مُوسَىٰ لِقَوْمِهِۦٓ إِنَّ ٱللَّهَ يَأْمُرُكُمْ أَن تَذْبَحُوا۟ بَقَرَةًۭ ۖ قَالُوٓا۟ أَتَتَّخِذُنَا هُزُوًۭا ۖ قَالَ أَعُوذُ بِٱللَّهِ أَنْ أَكُونَ مِنَ ٱلْجَٰهِلِينَ ﴿٦٧﴾
Toen Mozes tot zijn volk zeide: \"God gebiedt u eene koe te offeren,\" toen antwoordden zij; \"Spot gij met ons?\" Hij zeide: \"God beware mij tot de zotten te behooren.\"
En (gedenkt) toen Môesa tot zijn volk zei: \"Voorwaar, Allah beveelt jullie dat jullie een koe slachten.\" Zij zeiden: \"Maak jij ons tot (onderwerp van) bespotting?\" Hij antwoordde: \"Ik zoek bescherming bij Allah dat ik tot de dommen zou behoren.\"
En (gedenkt) toen Môesa tot zijn volk zei: \"Voorwaar, Allah beveelt jullie dat jullie een koe slachten.\" Zij zeiden: \"Maak jij ons tot (onderwerp van) bespotting?\" Hij antwoordde: \"Ik zoek bescherming bij Allah dat ik tot de dommen zou behoren.\"
قَالُوا۟ ٱدْعُ لَنَا رَبَّكَ يُبَيِّن لَّنَا مَا هِىَ ۚ قَالَ إِنَّهُۥ يَقُولُ إِنَّهَا بَقَرَةٌۭ لَّا فَارِضٌۭ وَلَا بِكْرٌ عَوَانٌۢ بَيْنَ ذَٰلِكَ ۖ فَٱفْعَلُوا۟ مَا تُؤْمَرُونَ ﴿٦٨﴾
Zij antwoordden: \"Bid uwen Heer voor ons, dat hij ons duidelijk verklare welke een koe dit zijn moet.\"--\"God wil,\" zeide hij, \"Dat dit noch eene oude koe, noch een vaars zij, maar van middelbaren ouderdom. Doet derhalve wat u bevolen is.\"
Zij zeiden: \"Roep voor ons jouw Heer aan, op dat Hij ons duidelijk maakt wat voor koe het moet zijn.\" Hij zei: \"Voorwaar, Hij zegt: 'Het us een koe die niet oud is en niet jong, maar van een leeftijd daartussen'. Doe dan wat jullie bevolen is.\"
Zij zeiden: \"Roep voor ons jouw Heer aan, op dat Hij ons duidelijk maakt wat voor koe het moet zijn.\" Hij zei: \"Voorwaar, Hij zegt: 'Het us een koe die niet oud is en niet jong, maar van een leeftijd daartussen'. Doe dan wat jullie bevolen is.\"
قَالُوا۟ ٱدْعُ لَنَا رَبَّكَ يُبَيِّن لَّنَا مَا لَوْنُهَا ۚ قَالَ إِنَّهُۥ يَقُولُ إِنَّهَا بَقَرَةٌۭ صَفْرَآءُ فَاقِعٌۭ لَّوْنُهَا تَسُرُّ ٱلنَّٰظِرِينَ ﴿٦٩﴾
De Israëlieten antwoordden: \"Bid uwen Heer, ons duidelijk te verklaren welke kleur zij moet hebben.\"--\"God zeide,\" antwoordde hij, \"zij zijn
Zij zeiden: \"Roep voor ons jouw Heer aan, opdat Hij ons duidelijk maakt wat haar kleur is.' Hij zei: \"Hij zeg dat het een koe met een heldere gele kleur is, die de toeschouwers verheugt.\"
Zij zeiden: \"Roep voor ons jouw Heer aan, opdat Hij ons duidelijk maakt wat haar kleur is.' Hij zei: \"Hij zeg dat het een koe met een heldere gele kleur is, die de toeschouwers verheugt.\"
قَالُوا۟ ٱدْعُ لَنَا رَبَّكَ يُبَيِّن لَّنَا مَا هِىَ إِنَّ ٱلْبَقَرَ تَشَٰبَهَ عَلَيْنَا وَإِنَّآ إِن شَآءَ ٱللَّهُ لَمُهْتَدُونَ ﴿٧٠﴾
\"Bid uwen Heer, ons duidelijk te verklaren hoe deze koe moet zijn; want wij vinden wel koeien die elkander gelijken, en zij zullen dan alleen goed in onze keuze geleid worden, als God het wil.\"
Zij zeiden: \"Roep voor ons jouw Heer aan, opdat Hij ons duidelijk maakt wat voor koe het moet zijn. Voorwaar, voor ons lijken alle koeien op elkaar. En voorwaar, wij zullen, als Allah het wil, tot de rechtgeleiden behoren.\"
Zij zeiden: \"Roep voor ons jouw Heer aan, opdat Hij ons duidelijk maakt wat voor koe het moet zijn. Voorwaar, voor ons lijken alle koeien op elkaar. En voorwaar, wij zullen, als Allah het wil, tot de rechtgeleiden behoren.\"
قَالَ إِنَّهُۥ يَقُولُ إِنَّهَا بَقَرَةٌۭ لَّا ذَلُولٌۭ تُثِيرُ ٱلْأَرْضَ وَلَا تَسْقِى ٱلْحَرْثَ مُسَلَّمَةٌۭ لَّا شِيَةَ فِيهَا ۚ قَالُوا۟ ٱلْـَٰٔنَ جِئْتَ بِٱلْحَقِّ ۚ فَذَبَحُوهَا وَمَا كَادُوا۟ يَفْعَلُونَ ﴿٧١﴾
Mozes hernam: \"God zegt u: \"Het zij eene koe die niet vermagerd is door het beploegen of besproeien van het veld, maar het zij eene zonder gebrek.\" \"Nu,\" zeiden zij, \"komt gij met de waarheid.\" Zij doodden de koe, doch er ontbrak weinig aan of zij hadden het niet gedaan.
Hij (Môesa) zei: \"Hij zegt dat het een koe is die niet bestemd is om de aarde om te ploegen of de akkers te bevloeien, een gave, zonder vlek.\" Zij zeiden: \"Nu ben je met de ware beschrijving gekomen.\"' Daarop slachtten zij haar, maar bijna hadden zij het niet gedaan.
Hij (Môesa) zei: \"Hij zegt dat het een koe is die niet bestemd is om de aarde om te ploegen of de akkers te bevloeien, een gave, zonder vlek.\" Zij zeiden: \"Nu ben je met de ware beschrijving gekomen.\"' Daarop slachtten zij haar, maar bijna hadden zij het niet gedaan.
وَإِذْ قَتَلْتُمْ نَفْسًۭا فَٱدَّٰرَْٰٔتُمْ فِيهَا ۖ وَٱللَّهُ مُخْرِجٌۭ مَّا كُنتُمْ تَكْتُمُونَ ﴿٧٢﴾
Indien gij iemand vermoord hebt en over de daders strijdt, dan zal God uitbrengen wat gij geheim houdt.
En (gedenkt) toen jullie een mens doodden en met elkaar daarover redetwistten (over wie de moordenaar was), en Allah is de Onthuller van wat jullie plachten te verbergen.
En (gedenkt) toen jullie een mens doodden en met elkaar daarover redetwistten (over wie de moordenaar was), en Allah is de Onthuller van wat jullie plachten te verbergen.
فَقُلْنَا ٱضْرِبُوهُ بِبَعْضِهَا ۚ كَذَٰلِكَ يُحْىِ ٱللَّهُ ٱلْمَوْتَىٰ وَيُرِيكُمْ ءَايَٰتِهِۦ لَعَلَّكُمْ تَعْقِلُونَ ﴿٧٣﴾
Wij bevalen den doode met een deel der koe te slaan en God zal den doode weder levend maken; Hij toont u zijne wonderen, opdat gij wijs zoudet worden.
Toen zeiden Wij: \"Slaat hem (de dode) met een deel van haar (de koe).\" Zo doet Allah de doden herleven en toont Hij jullie Zijn Tekenen, hopelijk zullen jullie begrijpen.
Toen zeiden Wij: \"Slaat hem (de dode) met een deel van haar (de koe).\" Zo doet Allah de doden herleven en toont Hij jullie Zijn Tekenen, hopelijk zullen jullie begrijpen.
ثُمَّ قَسَتْ قُلُوبُكُم مِّنۢ بَعْدِ ذَٰلِكَ فَهِىَ كَٱلْحِجَارَةِ أَوْ أَشَدُّ قَسْوَةًۭ ۚ وَإِنَّ مِنَ ٱلْحِجَارَةِ لَمَا يَتَفَجَّرُ مِنْهُ ٱلْأَنْهَٰرُ ۚ وَإِنَّ مِنْهَا لَمَا يَشَّقَّقُ فَيَخْرُجُ مِنْهُ ٱلْمَآءُ ۚ وَإِنَّ مِنْهَا لَمَا يَهْبِطُ مِنْ خَشْيَةِ ٱللَّهِ ۗ وَمَا ٱللَّهُ بِغَٰفِلٍ عَمَّا تَعْمَلُونَ ﴿٧٤﴾
Maar spoedig daarop werden uwe harten verhard; zij zijn als steenen en nog harder; want uit sommige steenen ontspringen bronnen, andere splijten en er vloeit water uit; andere zakken in elkander uit vreeze voor God; maar inderdaad, God is niet onbekend met uwe daden.
Toen verhardden jullie harten zich daarna, zodat zij als steen werden of zelfs harder dan dat, want voorwaar, er zijn stenen waaruit rivieren ontspringen en voorwaar, er zijn stenen die splijten zodat er water uitstroomt, en er zijn er die neervallen uit vrees voor Allah. En Allah is niet onachtzaam omtrent wat jullie doen.
Toen verhardden jullie harten zich daarna, zodat zij als steen werden of zelfs harder dan dat, want voorwaar, er zijn stenen waaruit rivieren ontspringen en voorwaar, er zijn stenen die splijten zodat er water uitstroomt, en er zijn er die neervallen uit vrees voor Allah. En Allah is niet onachtzaam omtrent wat jullie doen.
۞ أَفَتَطْمَعُونَ أَن يُؤْمِنُوا۟ لَكُمْ وَقَدْ كَانَ فَرِيقٌۭ مِّنْهُمْ يَسْمَعُونَ كَلَٰمَ ٱللَّهِ ثُمَّ يُحَرِّفُونَهُۥ مِنۢ بَعْدِ مَا عَقَلُوهُ وَهُمْ يَعْلَمُونَ ﴿٧٥﴾
Meent gij thans dat zij u gelooven zullen. Maar een deel van hen heeft het woord Gods vernomen: maar zij hebben het daarna, tegen beter weten aan, verdraaid.
Hopen jullie dan nog dat zij (de Joden) in jullie (godsdienst) zullen geloven, terwijl er waarlijk een groep onder hen is, die het Woord van Allah heeft gehoord, en die het verdraaiden nadat zij het begrepen hadden, terwijl zij het weten?
Hopen jullie dan nog dat zij (de Joden) in jullie (godsdienst) zullen geloven, terwijl er waarlijk een groep onder hen is, die het Woord van Allah heeft gehoord, en die het verdraaiden nadat zij het begrepen hadden, terwijl zij het weten?
وَإِذَا لَقُوا۟ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ قَالُوٓا۟ ءَامَنَّا وَإِذَا خَلَا بَعْضُهُمْ إِلَىٰ بَعْضٍۢ قَالُوٓا۟ أَتُحَدِّثُونَهُم بِمَا فَتَحَ ٱللَّهُ عَلَيْكُمْ لِيُحَآجُّوكُم بِهِۦ عِندَ رَبِّكُمْ ۚ أَفَلَا تَعْقِلُونَ ﴿٧٦﴾
Als zij de geloovigen ontmoeten, zeggen zij; wij gelooven, doch als zij onder zich bij elkander komen, zeggen zij; wilt gij hun dan verhalen, wat God u geopenbaard heeft, opdat zij u daarover voor uwen Heer zouden bestrijden. Begrijpt gij dat niet.
En wanneer zij degenen die geloven ontmoeten, zeggen zij: \"Wij geloven,\" maar wanneer zij onder elkaar zijn, dan zeggen zij: \"Zullen jullie hun vertellen wat Allah aan jullie openbaar heeft gemaakt, zodat zij het als argument tegen jullie zullen gebruiken bij jullie Heer?\" Begrijpen jullie dan niet?
En wanneer zij degenen die geloven ontmoeten, zeggen zij: \"Wij geloven,\" maar wanneer zij onder elkaar zijn, dan zeggen zij: \"Zullen jullie hun vertellen wat Allah aan jullie openbaar heeft gemaakt, zodat zij het als argument tegen jullie zullen gebruiken bij jullie Heer?\" Begrijpen jullie dan niet?
أَوَلَا يَعْلَمُونَ أَنَّ ٱللَّهَ يَعْلَمُ مَا يُسِرُّونَ وَمَا يُعْلِنُونَ ﴿٧٧﴾
Weet gij dan niet, dat God kent wat zij verbergen en wat zij openbaren.
En weten zij niet dat Allah weet wat zij verbergen en wat zij openlijk doen?
En weten zij niet dat Allah weet wat zij verbergen en wat zij openlijk doen?
وَمِنْهُمْ أُمِّيُّونَ لَا يَعْلَمُونَ ٱلْكِتَٰبَ إِلَّآ أَمَانِىَّ وَإِنْ هُمْ إِلَّا يَظُنُّونَ ﴿٧٨﴾
Er zijn wel onwetende menschen onder hen, welke de schrift (de vijf boeken) niet verstaan, maar alleen de leugenachtige verhalen, en zij weten het niet.
En er zijn ongeletterden onder hen die de Shcrift (de Taurât) niet kennen, behalve door kletspraat en zij vermoeden slechts.
En er zijn ongeletterden onder hen die de Shcrift (de Taurât) niet kennen, behalve door kletspraat en zij vermoeden slechts.
فَوَيْلٌۭ لِّلَّذِينَ يَكْتُبُونَ ٱلْكِتَٰبَ بِأَيْدِيهِمْ ثُمَّ يَقُولُونَ هَٰذَا مِنْ عِندِ ٱللَّهِ لِيَشْتَرُوا۟ بِهِۦ ثَمَنًۭا قَلِيلًۭا ۖ فَوَيْلٌۭ لَّهُم مِّمَّا كَتَبَتْ أَيْدِيهِمْ وَوَيْلٌۭ لَّهُم مِّمَّا يَكْسِبُونَ ﴿٧٩﴾
Wee hun, welke de schrift met hun eigene handen schrijven, en uit nietige winzucht zeggen: \"Dit is van God. Wee hun om hunner handen schrift, wee hun om hunne winzicht.
Wee dan degenen die de Schrift met hun eigen handen schrijven en vervolgens zeggen: \"Dit komt van Allah.\" Om het te verruilen voor iets van geringe waarde. Wee dan hen vanwege wat hun handen geschreven hebben en wee hen vanwege wat zij verrichtten.
Wee dan degenen die de Schrift met hun eigen handen schrijven en vervolgens zeggen: \"Dit komt van Allah.\" Om het te verruilen voor iets van geringe waarde. Wee dan hen vanwege wat hun handen geschreven hebben en wee hen vanwege wat zij verrichtten.
وَقَالُوا۟ لَن تَمَسَّنَا ٱلنَّارُ إِلَّآ أَيَّامًۭا مَّعْدُودَةًۭ ۚ قُلْ أَتَّخَذْتُمْ عِندَ ٱللَّهِ عَهْدًۭا فَلَن يُخْلِفَ ٱللَّهُ عَهْدَهُۥٓ ۖ أَمْ تَقُولُونَ عَلَى ٱللَّهِ مَا لَا تَعْلَمُونَ ﴿٨٠﴾
Zij zeggen: als het vuur ons kwetst, zal dit slechts voor weinige dagen zijn; zeg hun: Hebt gij deze verzekering van God? zal God om u zijne gelofte breken? Of zegt ge iets van God wat gij niet weet?
En zij zeiden: \"De Hel zal ons niet aankraken, behalve een beperkt aantal dagen,\" Zeg (O Moehammad): \"Hebben jullie een belofte van Allah ontvangen? Dan zal Allah Zijn belofte niet verbreken. Of zeggen jullie over Allah iets wat jullie niet weten?\"
En zij zeiden: \"De Hel zal ons niet aankraken, behalve een beperkt aantal dagen,\" Zeg (O Moehammad): \"Hebben jullie een belofte van Allah ontvangen? Dan zal Allah Zijn belofte niet verbreken. Of zeggen jullie over Allah iets wat jullie niet weten?\"
بَلَىٰ مَن كَسَبَ سَيِّئَةًۭ وَأَحَٰطَتْ بِهِۦ خَطِيٓـَٔتُهُۥ فَأُو۟لَٰٓئِكَ أَصْحَٰبُ ٱلنَّارِ ۖ هُمْ فِيهَا خَٰلِدُونَ ﴿٨١﴾
Waarlijk, die slechte daden verricht en der zonde vervalt, dien treft eeuwig vuur.
Welzeker, degenen die slechte daden verrichten, en door hun zonden omsloten zijn, diegenen dan, zijn de bewoners van de Hel. Zij zijn daarin eeuwig levenden.
Welzeker, degenen die slechte daden verrichten, en door hun zonden omsloten zijn, diegenen dan, zijn de bewoners van de Hel. Zij zijn daarin eeuwig levenden.
وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّٰلِحَٰتِ أُو۟لَٰٓئِكَ أَصْحَٰبُ ٱلْجَنَّةِ ۖ هُمْ فِيهَا خَٰلِدُونَ ﴿٨٢﴾
Die echter gelooft en goed doet, komt voor eeuwig in het paradijs.
Maar degenen die geloven en goede werken verrichten, zij zijn degenen die de bewoners van het Paradijs zijn. Zij zijn daarin eeuwig levenden.
Maar degenen die geloven en goede werken verrichten, zij zijn degenen die de bewoners van het Paradijs zijn. Zij zijn daarin eeuwig levenden.
وَإِذْ أَخَذْنَا مِيثَٰقَ بَنِىٓ إِسْرَٰٓءِيلَ لَا تَعْبُدُونَ إِلَّا ٱللَّهَ وَبِٱلْوَٰلِدَيْنِ إِحْسَانًۭا وَذِى ٱلْقُرْبَىٰ وَٱلْيَتَٰمَىٰ وَٱلْمَسَٰكِينِ وَقُولُوا۟ لِلنَّاسِ حُسْنًۭا وَأَقِيمُوا۟ ٱلصَّلَوٰةَ وَءَاتُوا۟ ٱلزَّكَوٰةَ ثُمَّ تَوَلَّيْتُمْ إِلَّا قَلِيلًۭا مِّنكُمْ وَأَنتُم مُّعْرِضُونَ ﴿٨٣﴾
Toen wij met de kinderen Israëls een verbond sloten, bevalen wij: Vereert een eenigen God, weest goed omtrent uwe ouders, bloedverwanten, weezen en armen, en wenscht den menschen slechts goeds; doet het gebed en geeft aalmoezen; doch spoedig daarop zijt gij enkelen uitgezonderd, afgevallen en daarvan afgekeerd.
En (gedenkt) toen Wij het verbond van de Kinderen van Israël aanvardden (zeggent): \"Aanbidt niets dan Allah, en betracht goedheid jegens de ouders, en de verwand, en de wees, en de behoeftige, en spreekt het goede tot de mensen en onderhoudt de shalât en geeft de zakât.\" Vervolgens ontrokken jullie je er aan, behalve een klein aantal van jullie, terwijl jullie je afwendden.
En (gedenkt) toen Wij het verbond van de Kinderen van Israël aanvardden (zeggent): \"Aanbidt niets dan Allah, en betracht goedheid jegens de ouders, en de verwand, en de wees, en de behoeftige, en spreekt het goede tot de mensen en onderhoudt de shalât en geeft de zakât.\" Vervolgens ontrokken jullie je er aan, behalve een klein aantal van jullie, terwijl jullie je afwendden.
وَإِذْ أَخَذْنَا مِيثَٰقَكُمْ لَا تَسْفِكُونَ دِمَآءَكُمْ وَلَا تُخْرِجُونَ أَنفُسَكُم مِّن دِيَٰرِكُمْ ثُمَّ أَقْرَرْتُمْ وَأَنتُمْ تَشْهَدُونَ ﴿٨٤﴾
Toen wij een verbond met u sloten, geen bloed te vergieten, niemand uit zijne woning te verdrijven, hebt gij verklaard daaraan vast te houden.
En (gedenkt) toen Wij jullie verbond aanvaardden: \"Vergiet elkaars bloed niet en verdrijft elkaar niet uit jullie woonplaatsen.\" Daarop bevestigden jullie (dat) en jullie getuigden (daarvan).
En (gedenkt) toen Wij jullie verbond aanvaardden: \"Vergiet elkaars bloed niet en verdrijft elkaar niet uit jullie woonplaatsen.\" Daarop bevestigden jullie (dat) en jullie getuigden (daarvan).
ثُمَّ أَنتُمْ هَٰٓؤُلَآءِ تَقْتُلُونَ أَنفُسَكُمْ وَتُخْرِجُونَ فَرِيقًۭا مِّنكُم مِّن دِيَٰرِهِمْ تَظَٰهَرُونَ عَلَيْهِم بِٱلْإِثْمِ وَٱلْعُدْوَٰنِ وَإِن يَأْتُوكُمْ أُسَٰرَىٰ تُفَٰدُوهُمْ وَهُوَ مُحَرَّمٌ عَلَيْكُمْ إِخْرَاجُهُمْ ۚ أَفَتُؤْمِنُونَ بِبَعْضِ ٱلْكِتَٰبِ وَتَكْفُرُونَ بِبَعْضٍۢ ۚ فَمَا جَزَآءُ مَن يَفْعَلُ ذَٰلِكَ مِنكُمْ إِلَّا خِزْىٌۭ فِى ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا ۖ وَيَوْمَ ٱلْقِيَٰمَةِ يُرَدُّونَ إِلَىٰٓ أَشَدِّ ٱلْعَذَابِ ۗ وَمَا ٱللَّهُ بِغَٰفِلٍ عَمَّا تَعْمَلُونَ ﴿٨٥﴾
Doch spoedig daarop hebt gij elkander vermoord, een deel uwer uit hunne woningen verjaagd. Gij stondt elkander bij in vijandschap en ongerechtigheid. Maar komen zij als gevangenen tot u, dan koopt gij hen weder, hoewel het u verboden was, hen uit hunne woningen te verjagen. Gelooft gij dan slechts een deel van uwe schrift en wilt gij het andere loochenen? Wie dit doet, dien zal schande treffen in dit leven, en de hardste straf op den dag der opstanding; want God is niet onopmerkzaam omtrent hetgeen gij doet.
Daarna zijn jullie (Joden) degenen geworden die elkaar doden en een deel van jullie eigen volk uit hun woonplaatsen verdrijven, jullie steunen elkaar in zondigheid en vijandschap. En wanneer zij (andere Joden) tot jullie komen als gevangenen, dan kopen jullie hen vrij, terwijl het jullie verboden is hen te verdrijven. Geloven jullie in een gedeelte van de Schrift en in een ander gedeelte niet? Er is geen beloning voor wie van jullie zo handelen, maar vernedering in het aardse leven en op de Dag der Opstanding zullen zij worden teruggevoerd tot de zwaarste bestraffing. En Allah is niet onachtzaam omtrent wat jullie doen.
Daarna zijn jullie (Joden) degenen geworden die elkaar doden en een deel van jullie eigen volk uit hun woonplaatsen verdrijven, jullie steunen elkaar in zondigheid en vijandschap. En wanneer zij (andere Joden) tot jullie komen als gevangenen, dan kopen jullie hen vrij, terwijl het jullie verboden is hen te verdrijven. Geloven jullie in een gedeelte van de Schrift en in een ander gedeelte niet? Er is geen beloning voor wie van jullie zo handelen, maar vernedering in het aardse leven en op de Dag der Opstanding zullen zij worden teruggevoerd tot de zwaarste bestraffing. En Allah is niet onachtzaam omtrent wat jullie doen.
أُو۟لَٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ ٱشْتَرَوُا۟ ٱلْحَيَوٰةَ ٱلدُّنْيَا بِٱلْءَاخِرَةِ ۖ فَلَا يُخَفَّفُ عَنْهُمُ ٱلْعَذَابُ وَلَا هُمْ يُنصَرُونَ ﴿٨٦﴾
Het zijn diegene welke dit leven ten koste van het toekomstig verkoopen; hunne straf wordt niet verzacht en nimmer worden zij geholpen.
Zij zijn degenen die het aardse leven voor het Hiernamaals hebben verruild. De bestraffing zal voor hen niet verlichts worden zn zij zullen niet geholpen worden.
Zij zijn degenen die het aardse leven voor het Hiernamaals hebben verruild. De bestraffing zal voor hen niet verlichts worden zn zij zullen niet geholpen worden.
وَلَقَدْ ءَاتَيْنَا مُوسَى ٱلْكِتَٰبَ وَقَفَّيْنَا مِنۢ بَعْدِهِۦ بِٱلرُّسُلِ ۖ وَءَاتَيْنَا عِيسَى ٱبْنَ مَرْيَمَ ٱلْبَيِّنَٰتِ وَأَيَّدْنَٰهُ بِرُوحِ ٱلْقُدُسِ ۗ أَفَكُلَّمَا جَآءَكُمْ رَسُولٌۢ بِمَا لَا تَهْوَىٰٓ أَنفُسُكُمُ ٱسْتَكْبَرْتُمْ فَفَرِيقًۭا كَذَّبْتُمْ وَفَرِيقًۭا تَقْتُلُونَ ﴿٨٧﴾
Eens openbaarden wij Mozes de schrift, lieten hem door nog andere boden volgen, rusteden Jezus, den zoon van Maria, met kracht van overtuiging uit en wij gaven hem den heiligen geest. Maar telkens als een dezer boden iets bracht wat u niet beviel, bleeft gij halsstarrig: eenige hebt gij van bedrog beschuldigd, en anderen gedood.
En Wij hebben Môesa voorzeker het Boek gegeven en Wij deden na hem de Boodschappers volgen. Wn Wij gaven 'Îsa, de zoon van Maryam, de duidelijke bewijzen. En Wij versterkten hem met de heilige Geest (Djibrîl). Is het dan zo dat telkens wanneer er een Boodschapper tot jullie kwam met wat niet in overeenstemming was met jullie begeerten, jullie hooghartig werden en jullie een aantal van hen loochenden en anderen doodden?
En Wij hebben Môesa voorzeker het Boek gegeven en Wij deden na hem de Boodschappers volgen. Wn Wij gaven 'Îsa, de zoon van Maryam, de duidelijke bewijzen. En Wij versterkten hem met de heilige Geest (Djibrîl). Is het dan zo dat telkens wanneer er een Boodschapper tot jullie kwam met wat niet in overeenstemming was met jullie begeerten, jullie hooghartig werden en jullie een aantal van hen loochenden en anderen doodden?
وَقَالُوا۟ قُلُوبُنَا غُلْفٌۢ ۚ بَل لَّعَنَهُمُ ٱللَّهُ بِكُفْرِهِمْ فَقَلِيلًۭا مَّا يُؤْمِنُونَ ﴿٨٨﴾
Zij zeiden: \"Onze harten zijn onbesneden,\". Maar God heeft hen om hun ongeloof vervloekt, en slechts weinigen hebben geloofd.
En zij zeggen: \"Onze harten zijn bedekt.\" Nee! Allah heeft hen verloekts vanwege hun ongeloof. Weinigen zijn het daarom die geloven.
En zij zeggen: \"Onze harten zijn bedekt.\" Nee! Allah heeft hen verloekts vanwege hun ongeloof. Weinigen zijn het daarom die geloven.
وَلَمَّا جَآءَهُمْ كِتَٰبٌۭ مِّنْ عِندِ ٱللَّهِ مُصَدِّقٌۭ لِّمَا مَعَهُمْ وَكَانُوا۟ مِن قَبْلُ يَسْتَفْتِحُونَ عَلَى ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ فَلَمَّا جَآءَهُم مَّا عَرَفُوا۟ كَفَرُوا۟ بِهِۦ ۚ فَلَعْنَةُ ٱللَّهِ عَلَى ٱلْكَٰفِرِينَ ﴿٨٩﴾
Toen zij nu de schrift van God ontvingen, waardoor hunne vroegere schriften werden bevestigd, en hoewel zij vroeger om hulp tegen de ongeloovigen hadden gesmeekt, wilden zij toch deze loochenen, hoewel zij die kennen, Gods vloek ruste op deze ongeloovigen.
En wanneer er een boek tot ben komt van Allah, bevestigend wat zich bij hen bevindt, terwijl zij daarvoor om hulp hadden gevraagd tegen degenen die niet geloven: toen dan tot hen kwam wat zij al wisten, geloofiden zij er niet in. De vloek van Allah vloek rust daarom op de ongelovigen.
En wanneer er een boek tot ben komt van Allah, bevestigend wat zich bij hen bevindt, terwijl zij daarvoor om hulp hadden gevraagd tegen degenen die niet geloven: toen dan tot hen kwam wat zij al wisten, geloofiden zij er niet in. De vloek van Allah vloek rust daarom op de ongelovigen.
بِئْسَمَا ٱشْتَرَوْا۟ بِهِۦٓ أَنفُسَهُمْ أَن يَكْفُرُوا۟ بِمَآ أَنزَلَ ٱللَّهُ بَغْيًا أَن يُنَزِّلَ ٱللَّهُ مِن فَضْلِهِۦ عَلَىٰ مَن يَشَآءُ مِنْ عِبَادِهِۦ ۖ فَبَآءُو بِغَضَبٍ عَلَىٰ غَضَبٍۢ ۚ وَلِلْكَٰفِرِينَ عَذَابٌۭ مُّهِينٌۭ ﴿٩٠﴾
Voor eene nietigheid hebben zij hunne zielen verkocht. Zij loochenen de openbaring Gods uit nijd: want God zendt zijne gunsten aan zijne dienaren, die hem behagen. Toorn op toorn komt over hen; schandelijke straf treft de ongeloovigen.
Slecht is het, waarvoor zij hun zielen verkocht hebben; dat zij niet geloven in wat Allah heeft neergezonden; uit afgunst, dat Allah zijn gunst neerzendt tot wie hij wil van zijn dienaren. Zo wender zij zich van toorn tot toorn. En voor de ongelovigen is er een vernederende bestraffing.
Slecht is het, waarvoor zij hun zielen verkocht hebben; dat zij niet geloven in wat Allah heeft neergezonden; uit afgunst, dat Allah zijn gunst neerzendt tot wie hij wil van zijn dienaren. Zo wender zij zich van toorn tot toorn. En voor de ongelovigen is er een vernederende bestraffing.
وَإِذَا قِيلَ لَهُمْ ءَامِنُوا۟ بِمَآ أَنزَلَ ٱللَّهُ قَالُوا۟ نُؤْمِنُ بِمَآ أُنزِلَ عَلَيْنَا وَيَكْفُرُونَ بِمَا وَرَآءَهُۥ وَهُوَ ٱلْحَقُّ مُصَدِّقًۭا لِّمَا مَعَهُمْ ۗ قُلْ فَلِمَ تَقْتُلُونَ أَنۢبِيَآءَ ٱللَّهِ مِن قَبْلُ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ﴿٩١﴾
Zegt men hun: Gelooft wat God heeft geopenbaard, dan antwoorden zij: Wij gelooven slechts aan datgene, wat ons werd geopenbaard, en zoo loochenen zij al het daarop volgende, hoewel het waarheid is en het vroegere slechts bevestigt. Zeg hun: Waarom hebt gij dan, als gij geloovigen zijt de vroegere profeten Gods gedood?
en als er tot hen gezegd wordt: \"Gelooft in wat Allah heeft neergezonden,\" zeggen zij: \"Wij geloven in wat aan ons is neergezonden.\" En zij geloven niet in wat erna is (neergezonden), terwijl het de waarheid is, bevestigend wat zich bij hen bevindt. Zeg (O moehammad): \"Waarom hebben jullie dan vroeger de profeten van Allah gedood, als jullie gelovigen zijn?\"
en als er tot hen gezegd wordt: \"Gelooft in wat Allah heeft neergezonden,\" zeggen zij: \"Wij geloven in wat aan ons is neergezonden.\" En zij geloven niet in wat erna is (neergezonden), terwijl het de waarheid is, bevestigend wat zich bij hen bevindt. Zeg (O moehammad): \"Waarom hebben jullie dan vroeger de profeten van Allah gedood, als jullie gelovigen zijn?\"
۞ وَلَقَدْ جَآءَكُم مُّوسَىٰ بِٱلْبَيِّنَٰتِ ثُمَّ ٱتَّخَذْتُمُ ٱلْعِجْلَ مِنۢ بَعْدِهِۦ وَأَنتُمْ ظَٰلِمُونَ ﴿٩٢﴾
Toen Mozes met wonderkracht tot u kwam, hebt gij desniettegenstaande een kalf vereerd en boos gehandeld.
en voorzeker, Móesa is tot jullie gekomen met de duidelijk bewijzen, warrop jullie het half (ter aanbidding) namen nadat hij was weggeegaan. en jullie waren onrechtplegers.
en voorzeker, Móesa is tot jullie gekomen met de duidelijk bewijzen, warrop jullie het half (ter aanbidding) namen nadat hij was weggeegaan. en jullie waren onrechtplegers.
وَإِذْ أَخَذْنَا مِيثَٰقَكُمْ وَرَفَعْنَا فَوْقَكُمُ ٱلطُّورَ خُذُوا۟ مَآ ءَاتَيْنَٰكُم بِقُوَّةٍۢ وَٱسْمَعُوا۟ ۖ قَالُوا۟ سَمِعْنَا وَعَصَيْنَا وَأُشْرِبُوا۟ فِى قُلُوبِهِمُ ٱلْعِجْلَ بِكُفْرِهِمْ ۚ قُلْ بِئْسَمَا يَأْمُرُكُم بِهِۦٓ إِيمَٰنُكُمْ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ﴿٩٣﴾
Toen wij een verbond met u sloten en den berg boven u verhieven, zeiden wij: Neemt met vastheid aan wat wij openbaren, en hoort. Zij antwoorden: Wij hoorden het wel, maar wij gehoorzamen niet, en zij moesten het kalf in hun hart drinken. Zeg hun: Een zware taak legt uw geloof u op, zoo ge er een hebt.
En (gedenkt) toen Wij jullie verbond aanvaardden den Wij de (berg) Thôer boven jullie verhieven, (zeggend:) \"Houdt jullie stevig vast aan wat Wij jullie gegeven hebben en luistert\". Zij zeiden: \"Wij hebben geluisterd, maar wij gehoorzamen niet.\" En hun harten waren doordrenkt met (liefde voor) het kalf vanwege hun ongeloof. Zeg (O Moehammad): \"Slecht is het wartoe jullie (vervalste) geloof jullie oproept, als jullie gelovigen zijn (in de Taurât geloven).\"
En (gedenkt) toen Wij jullie verbond aanvaardden den Wij de (berg) Thôer boven jullie verhieven, (zeggend:) \"Houdt jullie stevig vast aan wat Wij jullie gegeven hebben en luistert\". Zij zeiden: \"Wij hebben geluisterd, maar wij gehoorzamen niet.\" En hun harten waren doordrenkt met (liefde voor) het kalf vanwege hun ongeloof. Zeg (O Moehammad): \"Slecht is het wartoe jullie (vervalste) geloof jullie oproept, als jullie gelovigen zijn (in de Taurât geloven).\"
قُلْ إِن كَانَتْ لَكُمُ ٱلدَّارُ ٱلْءَاخِرَةُ عِندَ ٱللَّهِ خَالِصَةًۭ مِّن دُونِ ٱلنَّاسِ فَتَمَنَّوُا۟ ٱلْمَوْتَ إِن كُنتُمْ صَٰدِقِينَ ﴿٩٤﴾
Zeg hun: Indien gij dan eens eene bijzondere woning bij God, gescheiden van de overige menschen hoopt, dan moet gij den dood verlangen, indien gij oprecht zijt.
Zeg: \"Als het Huis van het Hiernamaals zij Allah alleen maar voor jullie is, met uitzondering van de andere mensen: wenst dan de dood, als jullie waaractig zijn.\"
Zeg: \"Als het Huis van het Hiernamaals zij Allah alleen maar voor jullie is, met uitzondering van de andere mensen: wenst dan de dood, als jullie waaractig zijn.\"
وَلَن يَتَمَنَّوْهُ أَبَدًۢا بِمَا قَدَّمَتْ أَيْدِيهِمْ ۗ وَٱللَّهُ عَلِيمٌۢ بِٱلظَّٰلِمِينَ ﴿٩٥﴾
Maar nimmer wenscht gij dien, om het werk uwer handen, dewijl God de booswichten kent.
Maar zij zullen hem (de dood) nooit wensen, vanwege wat hun handen (aan zonden) hebben voortgebracht. En Allah kent de onrechtplegers.
Maar zij zullen hem (de dood) nooit wensen, vanwege wat hun handen (aan zonden) hebben voortgebracht. En Allah kent de onrechtplegers.
وَلَتَجِدَنَّهُمْ أَحْرَصَ ٱلنَّاسِ عَلَىٰ حَيَوٰةٍۢ وَمِنَ ٱلَّذِينَ أَشْرَكُوا۟ ۚ يَوَدُّ أَحَدُهُمْ لَوْ يُعَمَّرُ أَلْفَ سَنَةٍۢ وَمَا هُوَ بِمُزَحْزِحِهِۦ مِنَ ٱلْعَذَابِ أَن يُعَمَّرَ ۗ وَٱللَّهُ بَصِيرٌۢ بِمَا يَعْمَلُونَ ﴿٩٦﴾
Gij zult vinden, dat juist zij, meer nog dan de afgodendienaars, dit leven vurig wenschen; ieder bidt dat hij duizend jaren moge leven. Maar al zou hij ook duizend jaren leven, dan nog zou hij de straf niet ontgaan want God ziet wat zij gedaan hebben.
En jij zult hen zeker bevinden als de mensen die het meest begerig zijn naar het (wereldse) leven, meer nog dan degenen die deelgenoten (aan Allah) toekennen. Elk van hen zou wel een leeftijd van duizend jaren gegeven willen worden. Maar hij zou daardoor niet (kunnen) vluchten voor de bestraffing, door de verlenging can zijn leeftijd. En Allah ziet toe op wat zij doen.
En jij zult hen zeker bevinden als de mensen die het meest begerig zijn naar het (wereldse) leven, meer nog dan degenen die deelgenoten (aan Allah) toekennen. Elk van hen zou wel een leeftijd van duizend jaren gegeven willen worden. Maar hij zou daardoor niet (kunnen) vluchten voor de bestraffing, door de verlenging can zijn leeftijd. En Allah ziet toe op wat zij doen.
قُلْ مَن كَانَ عَدُوًّۭا لِّجِبْرِيلَ فَإِنَّهُۥ نَزَّلَهُۥ عَلَىٰ قَلْبِكَ بِإِذْنِ ٱللَّهِ مُصَدِّقًۭا لِّمَا بَيْنَ يَدَيْهِ وَهُدًۭى وَبُشْرَىٰ لِلْمُؤْمِنِينَ ﴿٩٧﴾
Zeg: Wee den vijand van Gabriël, die u, door Gods wil de openbaring ingegeven heeft; diegeene welke gij reeds bezit, bevestigend als een richtsnoer en eene belofte voor de geloovigen.
Zeg (O Moehammad): \"Wie een vijand van Djibrîl is: voorwar, hij heeft hem (de Koran) in jouw hart neergezonden, met toestemming van Allah, als een bevestiging can wat er vóór (geopenbaard) was, en als Leiding en als een verheugende tijding voor de gelovigen.\"
Zeg (O Moehammad): \"Wie een vijand van Djibrîl is: voorwar, hij heeft hem (de Koran) in jouw hart neergezonden, met toestemming van Allah, als een bevestiging can wat er vóór (geopenbaard) was, en als Leiding en als een verheugende tijding voor de gelovigen.\"
مَن كَانَ عَدُوًّۭا لِّلَّهِ وَمَلَٰٓئِكَتِهِۦ وَرُسُلِهِۦ وَجِبْرِيلَ وَمِيكَىٰلَ فَإِنَّ ٱللَّهَ عَدُوٌّۭ لِّلْكَٰفِرِينَ ﴿٩٨﴾
Wee hem, die den vijand van God, van zijn engelen, zijne boden, van Gabriël en Michaël is. Waarlijk God is een vijand der ongeloovigen.
En wie een vijand van allah is en van zijn Engelen en vam zijn boodschappers en van djibril en van MIKA IL: voorwaar, Allah is een vijand van de ongelovigen.
En wie een vijand van allah is en van zijn Engelen en vam zijn boodschappers en van djibril en van MIKA IL: voorwaar, Allah is een vijand van de ongelovigen.
وَلَقَدْ أَنزَلْنَآ إِلَيْكَ ءَايَٰتٍۭ بَيِّنَٰتٍۢ ۖ وَمَا يَكْفُرُ بِهَآ إِلَّا ٱلْفَٰسِقُونَ ﴿٩٩﴾
Wij hebben u overtuigende kracht van wonderen gegeven, en niemand kan die betwijfelen dan de goddeloozen.
En voorzeker, wij hebben duidelijke verzen tot jou neergezonden. en Alleen de zwaar-zondigen geloven er niet in.
En voorzeker, wij hebben duidelijke verzen tot jou neergezonden. en Alleen de zwaar-zondigen geloven er niet in.
أَوَكُلَّمَا عَٰهَدُوا۟ عَهْدًۭا نَّبَذَهُۥ فَرِيقٌۭ مِّنْهُم ۚ بَلْ أَكْثَرُهُمْ لَا يُؤْمِنُونَ ﴿١٠٠﴾
Hoe dikwijls zij ook ons geloof bezweren, een deel van hen verwerpen het toch: ja de meesten onder hen gelooven niet daaraan.
Is het niet zo dat telkens wanneer zij (de ongelovigen) een verbintenis aangingen, zij die (later) van zich afwierpen? Maar de mesesten van hen geloven niet.
Is het niet zo dat telkens wanneer zij (de ongelovigen) een verbintenis aangingen, zij die (later) van zich afwierpen? Maar de mesesten van hen geloven niet.
وَلَمَّا جَآءَهُمْ رَسُولٌۭ مِّنْ عِندِ ٱللَّهِ مُصَدِّقٌۭ لِّمَا مَعَهُمْ نَبَذَ فَرِيقٌۭ مِّنَ ٱلَّذِينَ أُوتُوا۟ ٱلْكِتَٰبَ كِتَٰبَ ٱللَّهِ وَرَآءَ ظُهُورِهِمْ كَأَنَّهُمْ لَا يَعْلَمُونَ ﴿١٠١﴾
Toen de apostel Gods tot hen kwam, de schrift bevestigende, die hen reeds vroeger was gegeven, wierp een deel der schriftgeleerden het boek Gods achter hunnen rug, als kenden zij het niet.
En toen er tot hen een boodschapper van allah was gekomen, bevestigend wat bij ben bevond, wierp een groep van degenen aan wie de Schrift(de taurat) gegeven was, het boek van Allah achter hun ruggen, alsof zij niet wisten.
En toen er tot hen een boodschapper van allah was gekomen, bevestigend wat bij ben bevond, wierp een groep van degenen aan wie de Schrift(de taurat) gegeven was, het boek van Allah achter hun ruggen, alsof zij niet wisten.
وَٱتَّبَعُوا۟ مَا تَتْلُوا۟ ٱلشَّيَٰطِينُ عَلَىٰ مُلْكِ سُلَيْمَٰنَ ۖ وَمَا كَفَرَ سُلَيْمَٰنُ وَلَٰكِنَّ ٱلشَّيَٰطِينَ كَفَرُوا۟ يُعَلِّمُونَ ٱلنَّاسَ ٱلسِّحْرَ وَمَآ أُنزِلَ عَلَى ٱلْمَلَكَيْنِ بِبَابِلَ هَٰرُوتَ وَمَٰرُوتَ ۚ وَمَا يُعَلِّمَانِ مِنْ أَحَدٍ حَتَّىٰ يَقُولَآ إِنَّمَا نَحْنُ فِتْنَةٌۭ فَلَا تَكْفُرْ ۖ فَيَتَعَلَّمُونَ مِنْهُمَا مَا يُفَرِّقُونَ بِهِۦ بَيْنَ ٱلْمَرْءِ وَزَوْجِهِۦ ۚ وَمَا هُم بِضَآرِّينَ بِهِۦ مِنْ أَحَدٍ إِلَّا بِإِذْنِ ٱللَّهِ ۚ وَيَتَعَلَّمُونَ مَا يَضُرُّهُمْ وَلَا يَنفَعُهُمْ ۚ وَلَقَدْ عَلِمُوا۟ لَمَنِ ٱشْتَرَىٰهُ مَا لَهُۥ فِى ٱلْءَاخِرَةِ مِنْ خَلَٰقٍۢ ۚ وَلَبِئْسَ مَا شَرَوْا۟ بِهِۦٓ أَنفُسَهُمْ ۚ لَوْ كَانُوا۟ يَعْلَمُونَ ﴿١٠٢﴾
Zij volgden de plannen, die de duivelen tegen den koning Salomo hadden verzonnen; en Salomo was geen ongeloovige, maar de duivels waren het, en leerden de menschen tooverkunsten, die de beide engelen van Babel: Haroet en Maroet, waren medegedeeld. Maar zij leeren deze kunst niemand, tenzij hij zegge: \"Wij zijn geneigd tot de verzoeking,\" wees daarom geen ongeloovige. Van hen leerde men ook wat oneenigheid tusschen man en vrouw sticht, maar zij doen niemand kwaad dan met Gods toestemming. Wat zij leeren brengt nadeel en heeft geen nut, en daarbij wisten zij, dat hij die deze kunst had gekocht, geen deel aan het leven hier namaals zou hebben. Voor een onzaligen prijs hebben zij hunne zielen verkocht. Hadden zij het geweten!
An zij volgden wat de satans voorlazen ten tijde van soelaiman 's koninkrijk en soelaiman was niet ongelovig, maar de satans waren ongelovig, zij onderwezen de mensen tovenarij (Sihr) en wat was neergezonden te Babel aan de twee Engelen Haroet en Maroet. En geen van beiden gaven onderricht, zonder dat zij zeiden: \"Voorwaar, wij zijn slechts een beproeving, weast daarom niet ongelovig.\" Zo onderwezen zij hen(trovenarij), waardoor zij een scheiding veroorzaakten tussen een mann en zijn echtgenote. En zij schaadden daarmee niemand, behalve met toestermming van Allah. En zij (de mensen) leerden wat hen schaadde en ben niet baatte. En voorzeker, zij wisten dat, wie dat(tovenarij) koopt, geen aandeel zal hebben in het Hiernamaals. En slecht is het waarvoor zij hun zielen verkochten, als zij het maar wisten.
An zij volgden wat de satans voorlazen ten tijde van soelaiman 's koninkrijk en soelaiman was niet ongelovig, maar de satans waren ongelovig, zij onderwezen de mensen tovenarij (Sihr) en wat was neergezonden te Babel aan de twee Engelen Haroet en Maroet. En geen van beiden gaven onderricht, zonder dat zij zeiden: \"Voorwaar, wij zijn slechts een beproeving, weast daarom niet ongelovig.\" Zo onderwezen zij hen(trovenarij), waardoor zij een scheiding veroorzaakten tussen een mann en zijn echtgenote. En zij schaadden daarmee niemand, behalve met toestermming van Allah. En zij (de mensen) leerden wat hen schaadde en ben niet baatte. En voorzeker, zij wisten dat, wie dat(tovenarij) koopt, geen aandeel zal hebben in het Hiernamaals. En slecht is het waarvoor zij hun zielen verkochten, als zij het maar wisten.
وَلَوْ أَنَّهُمْ ءَامَنُوا۟ وَٱتَّقَوْا۟ لَمَثُوبَةٌۭ مِّنْ عِندِ ٱللَّهِ خَيْرٌۭ ۖ لَّوْ كَانُوا۟ يَعْلَمُونَ ﴿١٠٣﴾
Ach! hadden zij maar geloofd en God gevreesd, dan ware hun een schooner loon geworden. Indien zij het hadden geweten!
En als zij hadden geloofd en Allah hadden gevreesd, dan zou (hun) beloning van bij Allah beter geweest zijn. Als zij het maar wisten.
En als zij hadden geloofd en Allah hadden gevreesd, dan zou (hun) beloning van bij Allah beter geweest zijn. Als zij het maar wisten.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ لَا تَقُولُوا۟ رَٰعِنَا وَقُولُوا۟ ٱنظُرْنَا وَٱسْمَعُوا۟ ۗ وَلِلْكَٰفِرِينَ عَذَابٌ أَلِيمٌۭ ﴿١٠٤﴾
O, gij geloovigen, zegt niet Raïna, maar Ondhorna en gehoorzaamt; den ongeloovigen wacht eene groote straf.
O jullie die geloven, zegt niet: \"ra'inâ\", maar zegt: \"Oenzhoernâ\", en luistert. En voor de ongelovigen is er een pijnlijke bestraffing.
O jullie die geloven, zegt niet: \"ra'inâ\", maar zegt: \"Oenzhoernâ\", en luistert. En voor de ongelovigen is er een pijnlijke bestraffing.
مَّا يَوَدُّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ مِنْ أَهْلِ ٱلْكِتَٰبِ وَلَا ٱلْمُشْرِكِينَ أَن يُنَزَّلَ عَلَيْكُم مِّنْ خَيْرٍۢ مِّن رَّبِّكُمْ ۗ وَٱللَّهُ يَخْتَصُّ بِرَحْمَتِهِۦ مَن يَشَآءُ ۚ وَٱللَّهُ ذُو ٱلْفَضْلِ ٱلْعَظِيمِ ﴿١٠٥﴾
De ongeloovigen en de schriftbezitters wenschen, even als de heidenen, dat geenerhande gunst van uwen Heer op u nederdale; maar God beweldadigt wien hij wil; want God is almachtig.
Degenen die ongelovig zijn onder de Lieden van de schrift (de Joden en de christenen) en de voeelgodenaanbidders, wensen niet dat er iets goeds aan jullie wordt neergezonden van jullie Heer. Maar Allah verkiest voor Zijn Barmbartigheid wie Hij en Allah is de bezitter van de Geweldige Gunst.
Degenen die ongelovig zijn onder de Lieden van de schrift (de Joden en de christenen) en de voeelgodenaanbidders, wensen niet dat er iets goeds aan jullie wordt neergezonden van jullie Heer. Maar Allah verkiest voor Zijn Barmbartigheid wie Hij en Allah is de bezitter van de Geweldige Gunst.
۞ مَا نَنسَخْ مِنْ ءَايَةٍ أَوْ نُنسِهَا نَأْتِ بِخَيْرٍۢ مِّنْهَآ أَوْ مِثْلِهَآ ۗ أَلَمْ تَعْلَمْ أَنَّ ٱللَّهَ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ قَدِيرٌ ﴿١٠٦﴾
Als wij verzen uit dit boek afschaffen of u doen vergeten, dan geven wij betere, of vervangen die door gelijksoortige. Weet gij dan niet dat God almachtig is.
Welk vers Wij ook afschaffen of doen vergeten; Wij brengen er iets beters voor in de plaats, of iets wat daaraan gelijk is. Weet jij niet dat Allah macht heeft over alle dingen?
Welk vers Wij ook afschaffen of doen vergeten; Wij brengen er iets beters voor in de plaats, of iets wat daaraan gelijk is. Weet jij niet dat Allah macht heeft over alle dingen?
أَلَمْ تَعْلَمْ أَنَّ ٱللَّهَ لَهُۥ مُلْكُ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۗ وَمَا لَكُم مِّن دُونِ ٱللَّهِ مِن وَلِىٍّۢ وَلَا نَصِيرٍ ﴿١٠٧﴾
Weet gij niet dat hij regeerder van den hemel en van de aarde is; en gij buiten hem geen beschermer en helper hebt?
Weet jij njet dat aan Allah de heerschappij van de hemelen en de aarde behoort? En er is voor jullie buiten Allah geen helper en geen beschermer.
Weet jij njet dat aan Allah de heerschappij van de hemelen en de aarde behoort? En er is voor jullie buiten Allah geen helper en geen beschermer.
أَمْ تُرِيدُونَ أَن تَسْـَٔلُوا۟ رَسُولَكُمْ كَمَا سُئِلَ مُوسَىٰ مِن قَبْلُ ۗ وَمَن يَتَبَدَّلِ ٱلْكُفْرَ بِٱلْإِيمَٰنِ فَقَدْ ضَلَّ سَوَآءَ ٱلسَّبِيلِ ﴿١٠٨﴾
Wilt gij van uwen profeet vorderen wat men eens van Mozes vorderde? Maar wie het geloof tegen het ongeloof verwisselt, is reeds van den weg afgedwaald.
Of willen jullie je Boodschapper ondervragen zoals Môesa vroeger (werd ondervraagd)? En wie ongeloof in ruil neemt voor geloof, die is afgadwaald van het juiste pad.
Of willen jullie je Boodschapper ondervragen zoals Môesa vroeger (werd ondervraagd)? En wie ongeloof in ruil neemt voor geloof, die is afgadwaald van het juiste pad.
وَدَّ كَثِيرٌۭ مِّنْ أَهْلِ ٱلْكِتَٰبِ لَوْ يَرُدُّونَكُم مِّنۢ بَعْدِ إِيمَٰنِكُمْ كُفَّارًا حَسَدًۭا مِّنْ عِندِ أَنفُسِهِم مِّنۢ بَعْدِ مَا تَبَيَّنَ لَهُمُ ٱلْحَقُّ ۖ فَٱعْفُوا۟ وَٱصْفَحُوا۟ حَتَّىٰ يَأْتِىَ ٱللَّهُ بِأَمْرِهِۦٓ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ قَدِيرٌۭ ﴿١٠٩﴾
Velen der bezitters van de schrift wenschen, dat gij, nadat gij geloovig zijt geworden, weder ongeloovig zoudt worden, uit nijd hunner zielen, daar zij de waarheid hebben gezien. Vergeeft hun, laat hen gaan, tot God gebiedt; want God is almachtig.
Velen onder de lieden van de schrift wensen dat zij jullie, nadat jullie tot geloof zijn gekomen, weer tot ongelovigen zouden kunnen maken, uit afgunst die onder hen leeft, nadat voor hen de waarheid duidelijk was geworden. Maar vergeeft hen en laat hen maar begaan, totdat Allah komt met zijn bevel. voorwaar, Allah is Almachtig over alle zaken.
Velen onder de lieden van de schrift wensen dat zij jullie, nadat jullie tot geloof zijn gekomen, weer tot ongelovigen zouden kunnen maken, uit afgunst die onder hen leeft, nadat voor hen de waarheid duidelijk was geworden. Maar vergeeft hen en laat hen maar begaan, totdat Allah komt met zijn bevel. voorwaar, Allah is Almachtig over alle zaken.
وَأَقِيمُوا۟ ٱلصَّلَوٰةَ وَءَاتُوا۟ ٱلزَّكَوٰةَ ۚ وَمَا تُقَدِّمُوا۟ لِأَنفُسِكُم مِّنْ خَيْرٍۢ تَجِدُوهُ عِندَ ٱللَّهِ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرٌۭ ﴿١١٠﴾
Verricht het gebed, geeft aalmoezen; en het goede wat gij hier voor uw zielenheil doet, vindt gij eens bij God weder; want God weet wat gij doet.
En onderhoudt de shalât en geeft de zakât en wat jullie hebben vooruit gezonden aan goede daden voor jezelf; jullie zullen het bij Allah aantreffen. Voorwaar, Allah is Alziende over was jullie doen.
En onderhoudt de shalât en geeft de zakât en wat jullie hebben vooruit gezonden aan goede daden voor jezelf; jullie zullen het bij Allah aantreffen. Voorwaar, Allah is Alziende over was jullie doen.
وَقَالُوا۟ لَن يَدْخُلَ ٱلْجَنَّةَ إِلَّا مَن كَانَ هُودًا أَوْ نَصَٰرَىٰ ۗ تِلْكَ أَمَانِيُّهُمْ ۗ قُلْ هَاتُوا۟ بُرْهَٰنَكُمْ إِن كُنتُمْ صَٰدِقِينَ ﴿١١١﴾
Zij zeggen: slechts Joden en Christenen komen in het paradijs, zegt hun echter: Toont uwe bewijzen, indien gij waarachtig zijt.
En zij(de joden en de Christenen) zeiden: \"Niemand zai het Paradijs binnengaan, behalve wie jood of christen was.\" Dat zijn hun eigen wensen. Zeg: \" Brengt jullie bewijzen, als jullie waarachtigen zijn.\"
En zij(de joden en de Christenen) zeiden: \"Niemand zai het Paradijs binnengaan, behalve wie jood of christen was.\" Dat zijn hun eigen wensen. Zeg: \" Brengt jullie bewijzen, als jullie waarachtigen zijn.\"
بَلَىٰ مَنْ أَسْلَمَ وَجْهَهُۥ لِلَّهِ وَهُوَ مُحْسِنٌۭ فَلَهُۥٓ أَجْرُهُۥ عِندَ رَبِّهِۦ وَلَا خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلَا هُمْ يَحْزَنُونَ ﴿١١٢﴾
Neen, wie zijn aangezicht tot God wendt, en deugdzaam is, ontvangt belooning van zijnen Heer; noch vrees, noch droefheid zullen hem treffen.
Welzeker! Wie zich volledig in overgave wendt tot Allah en die een weldoener is, voor hem is zijn beloning bij zijn Heer. Green vrees zal over hen komen en zij zullen niet treuren.
Welzeker! Wie zich volledig in overgave wendt tot Allah en die een weldoener is, voor hem is zijn beloning bij zijn Heer. Green vrees zal over hen komen en zij zullen niet treuren.
وَقَالَتِ ٱلْيَهُودُ لَيْسَتِ ٱلنَّصَٰرَىٰ عَلَىٰ شَىْءٍۢ وَقَالَتِ ٱلنَّصَٰرَىٰ لَيْسَتِ ٱلْيَهُودُ عَلَىٰ شَىْءٍۢ وَهُمْ يَتْلُونَ ٱلْكِتَٰبَ ۗ كَذَٰلِكَ قَالَ ٱلَّذِينَ لَا يَعْلَمُونَ مِثْلَ قَوْلِهِمْ ۚ فَٱللَّهُ يَحْكُمُ بَيْنَهُمْ يَوْمَ ٱلْقِيَٰمَةِ فِيمَا كَانُوا۟ فِيهِ يَخْتَلِفُونَ ﴿١١٣﴾
De Joden zeggen: De Christenen gronden zich op niets, de Christenen zeggen: de Joden gronden zich op niets, en toch lezen beiden de schriften. Zij die niets kennen, spreken evenzoo. Maar God zal eens, op den dag der opstanding, datgene beslechten, waarover zij thans oneenig zijn.
En de Joden zeiden: \"De christenen hebben geen grondslag\" (voor hun beweringen). En de Christenen zeiden: \"De Joden hebben geen grondslag. \"Terwijl zij de Schrift voorlezen. Degenen die niet weten (de veelgodenaanbidders), spreken het zelfde woord als zij. En Allah zal tussen hen oordelen op de Dag der Opstanding omtrent dat waarover zij van mening verschillen.
En de Joden zeiden: \"De christenen hebben geen grondslag\" (voor hun beweringen). En de Christenen zeiden: \"De Joden hebben geen grondslag. \"Terwijl zij de Schrift voorlezen. Degenen die niet weten (de veelgodenaanbidders), spreken het zelfde woord als zij. En Allah zal tussen hen oordelen op de Dag der Opstanding omtrent dat waarover zij van mening verschillen.
وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّن مَّنَعَ مَسَٰجِدَ ٱللَّهِ أَن يُذْكَرَ فِيهَا ٱسْمُهُۥ وَسَعَىٰ فِى خَرَابِهَآ ۚ أُو۟لَٰٓئِكَ مَا كَانَ لَهُمْ أَن يَدْخُلُوهَآ إِلَّا خَآئِفِينَ ۚ لَهُمْ فِى ٱلدُّنْيَا خِزْىٌۭ وَلَهُمْ فِى ٱلْءَاخِرَةِ عَذَابٌ عَظِيمٌۭ ﴿١١٤﴾
Wie is onrechtvaardiger dan hij, welke de tempelen beletten wil, waar Gods naam geprezen zal worden en deze tracht te vernietigen. Slechts sidderend kunnen zij die binnentreden. Zij zullen in deze wereld door smaad, in de toekomende door strenge straf getroffen worden.
En wie is er zondiger dan degene die verhindert dat in de Moskeeen van Allah Zijn Naam genoemd wordt en die zich beijvert om deze te verwoesten? Zij behoren deze niet binnen te gaan, behalve als vrezenden. Voor hen is er op de wereld een vernedering en in het Hiernamaals is er een geweldige bestraffing.
En wie is er zondiger dan degene die verhindert dat in de Moskeeen van Allah Zijn Naam genoemd wordt en die zich beijvert om deze te verwoesten? Zij behoren deze niet binnen te gaan, behalve als vrezenden. Voor hen is er op de wereld een vernedering en in het Hiernamaals is er een geweldige bestraffing.
وَلِلَّهِ ٱلْمَشْرِقُ وَٱلْمَغْرِبُ ۚ فَأَيْنَمَا تُوَلُّوا۟ فَثَمَّ وَجْهُ ٱللَّهِ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ وَٰسِعٌ عَلِيمٌۭ ﴿١١٥﴾
God is Heer van Oost en West, en waar gij u heen wendt, is het oog van God: want God is alomtegenwoordig en alwetend.
En aan Allah behoren het Oosten en het Westen. Waarheen jullie je ook wenden, daar is het Aangezicht van Allah. Voorwar, Allah is Alomvattend en Alwetend.
En aan Allah behoren het Oosten en het Westen. Waarheen jullie je ook wenden, daar is het Aangezicht van Allah. Voorwar, Allah is Alomvattend en Alwetend.
وَقَالُوا۟ ٱتَّخَذَ ٱللَّهُ وَلَدًۭا ۗ سُبْحَٰنَهُۥ ۖ بَل لَّهُۥ مَا فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۖ كُلٌّۭ لَّهُۥ قَٰنِتُونَ ﴿١١٦﴾
Eenigen zeggen; God heeft kinderen voortgebracht. Dit zij verre! Hemel en aarde behoort hem en alles gehoorzaamt hem.
En zij (de Christenen) zeiden: \"Allah heeft Zich een zoon genomen.\" Heilig is Hij! Nee! Aan Hem behoort wat er in de hemelen en (op) de aarde is. Allen gehoorzamen Hem ootmoedig.
En zij (de Christenen) zeiden: \"Allah heeft Zich een zoon genomen.\" Heilig is Hij! Nee! Aan Hem behoort wat er in de hemelen en (op) de aarde is. Allen gehoorzamen Hem ootmoedig.
بَدِيعُ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۖ وَإِذَا قَضَىٰٓ أَمْرًۭا فَإِنَّمَا يَقُولُ لَهُۥ كُن فَيَكُونُ ﴿١١٧﴾
De schepper van hemel en aarde is bezitter van alles; zoo hij slechts bezielt, indien hij slechts zegt: Wees! dan bestaat het.
(Hij is) de Voortbrenger van de hemelen en de aarde. En wanner Hij een besluit over een zaak heeft genomen, dan zegt Hij er slechts tegen: \"Wees,\" en het is.
(Hij is) de Voortbrenger van de hemelen en de aarde. En wanner Hij een besluit over een zaak heeft genomen, dan zegt Hij er slechts tegen: \"Wees,\" en het is.
وَقَالَ ٱلَّذِينَ لَا يَعْلَمُونَ لَوْلَا يُكَلِّمُنَا ٱللَّهُ أَوْ تَأْتِينَآ ءَايَةٌۭ ۗ كَذَٰلِكَ قَالَ ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِهِم مِّثْلَ قَوْلِهِمْ ۘ تَشَٰبَهَتْ قُلُوبُهُمْ ۗ قَدْ بَيَّنَّا ٱلْءَايَٰتِ لِقَوْمٍۢ يُوقِنُونَ ﴿١١٨﴾
En zij die niets kennen, zeggen: wij willen niets gelooven, tot God zelf met ons spreekt, of gij ons wonderen toont. Zóó zeiden anderen, die vóór hen bestonden; hunne harten zijn gelijk. Wij hebben reeds genoeg bewijzen gegeven voor hen die gelooven wilden.
En degenen die niet weten, zeiden: Waarom spreekt Allah niet tot ons en waarom komt er geen Teken tot ons?\" Zo spraken ook degenen die voor hen waren. Hun harten lijken op elkaar. Waarlijk, Wij hebben de Tekenen duidelijk gemaakt aan een overtuigd volk.
En degenen die niet weten, zeiden: Waarom spreekt Allah niet tot ons en waarom komt er geen Teken tot ons?\" Zo spraken ook degenen die voor hen waren. Hun harten lijken op elkaar. Waarlijk, Wij hebben de Tekenen duidelijk gemaakt aan een overtuigd volk.
إِنَّآ أَرْسَلْنَٰكَ بِٱلْحَقِّ بَشِيرًۭا وَنَذِيرًۭا ۖ وَلَا تُسْـَٔلُ عَنْ أَصْحَٰبِ ٱلْجَحِيمِ ﴿١١٩﴾
Wij hebben u in waarheid gezonden, met goede tijdingen en ook straffende, maar zij die ter helle zullen gaan, zullen u zelfs niet ondervragen.
Voorwaar, Wij hebben jou (Moehammad) met de Waarheid gezonden, als een brenger van een verheugende tijding en als een waarschuwer, en jij zal niet worden ondervraagd over de bewoners van de Djahîm (de Hel).
Voorwaar, Wij hebben jou (Moehammad) met de Waarheid gezonden, als een brenger van een verheugende tijding en als een waarschuwer, en jij zal niet worden ondervraagd over de bewoners van de Djahîm (de Hel).
وَلَن تَرْضَىٰ عَنكَ ٱلْيَهُودُ وَلَا ٱلنَّصَٰرَىٰ حَتَّىٰ تَتَّبِعَ مِلَّتَهُمْ ۗ قُلْ إِنَّ هُدَى ٱللَّهِ هُوَ ٱلْهُدَىٰ ۗ وَلَئِنِ ٱتَّبَعْتَ أَهْوَآءَهُم بَعْدَ ٱلَّذِى جَآءَكَ مِنَ ٱلْعِلْمِ ۙ مَا لَكَ مِنَ ٱللَّهِ مِن وَلِىٍّۢ وَلَا نَصِيرٍ ﴿١٢٠﴾
Maar de Joden en Christenen zullen niet eerder met u tevreden zijn, dan zoo gij tot hunnen godsdienst overgaat; zeg echter slechts: het richtsnoer dat van God komt, is het ware. En waarlijk, indien gij hun verlangen waart nagekomen, na de reeds door u verkregen kennis, gij hadt bij God geene bescherming en geene redding gevonden.
En de Joden en de Christenen zullen nooit behagen in jou vinden, totdat jij hun godsdienst volgt. Zeg (O Moehammad): \"Voorwar, de Leiding van Allah: dat is Leiding.\" En als jij hun begeerten volgt, nadat de kennis tot jou is gekomen, dan zal er voor jou tegen Allah geen beschermer en geen helper zijn.
En de Joden en de Christenen zullen nooit behagen in jou vinden, totdat jij hun godsdienst volgt. Zeg (O Moehammad): \"Voorwar, de Leiding van Allah: dat is Leiding.\" En als jij hun begeerten volgt, nadat de kennis tot jou is gekomen, dan zal er voor jou tegen Allah geen beschermer en geen helper zijn.
ٱلَّذِينَ ءَاتَيْنَٰهُمُ ٱلْكِتَٰبَ يَتْلُونَهُۥ حَقَّ تِلَاوَتِهِۦٓ أُو۟لَٰٓئِكَ يُؤْمِنُونَ بِهِۦ ۗ وَمَن يَكْفُرْ بِهِۦ فَأُو۟لَٰٓئِكَ هُمُ ٱلْخَٰسِرُونَ ﴿١٢١﴾
Zij wie wij de schrift hebben gegeven en die haar lezen, zooals zij gelezen moet worden, gelooven er aan; die welke er echter niet in gelooven, storten zich in de ellende.
Degenen aan wie Wij de Schrift hebben gegeven lezen het op de juiste manier voor, zij zijn degenen die erin geloven. En degenen die er niet in geloven: zij zijn de verliezers.
Degenen aan wie Wij de Schrift hebben gegeven lezen het op de juiste manier voor, zij zijn degenen die erin geloven. En degenen die er niet in geloven: zij zijn de verliezers.
يَٰبَنِىٓ إِسْرَٰٓءِيلَ ٱذْكُرُوا۟ نِعْمَتِىَ ٱلَّتِىٓ أَنْعَمْتُ عَلَيْكُمْ وَأَنِّى فَضَّلْتُكُمْ عَلَى ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿١٢٢﴾
O Kinderen Israëls, herinnert u het goede, dat ik u heb gedaan, dat ik u boven de andere natiën bevoorrecht heb.
O Kinderen van Israel, gedenkt Mijn gunst die Ik jullie heb geschonken en dat Ik jullie heb bevoorrecht boven de (andere) volken.
O Kinderen van Israel, gedenkt Mijn gunst die Ik jullie heb geschonken en dat Ik jullie heb bevoorrecht boven de (andere) volken.
وَٱتَّقُوا۟ يَوْمًۭا لَّا تَجْزِى نَفْسٌ عَن نَّفْسٍۢ شَيْـًۭٔا وَلَا يُقْبَلُ مِنْهَا عَدْلٌۭ وَلَا تَنفَعُهَا شَفَٰعَةٌۭ وَلَا هُمْ يُنصَرُونَ ﴿١٢٣﴾
Vreest den dag waarop de eene ziel niets voor de andere vermag, waarop geen losgeld aangenomen worden, geene bemiddeling baten en geene redding zijn zal.
En vreest een Dag waarop de ene ziel niets voor een andere ziel kan doen en er geen losprijs van haar aanvard zal worden, geen voorspraak zal haar baten. En zij zullen niet geholpen worden.
En vreest een Dag waarop de ene ziel niets voor een andere ziel kan doen en er geen losprijs van haar aanvard zal worden, geen voorspraak zal haar baten. En zij zullen niet geholpen worden.
۞ وَإِذِ ٱبْتَلَىٰٓ إِبْرَٰهِۦمَ رَبُّهُۥ بِكَلِمَٰتٍۢ فَأَتَمَّهُنَّ ۖ قَالَ إِنِّى جَاعِلُكَ لِلنَّاسِ إِمَامًۭا ۖ قَالَ وَمِن ذُرِّيَّتِى ۖ قَالَ لَا يَنَالُ عَهْدِى ٱلظَّٰلِمِينَ ﴿١٢٤﴾
Toen God Abraham met zekere woorden beproefde en deze Zijne geboden vervulde, zeide God: Ik stel u aan als hoogsten priester voor de menschen. Hij antwoordde: En mijn gezin ook? God antwoordde: de boozen zijn niet begrepen in mijn verbond.
En (gedenkt) toen Ibrâhîm door zijn Heer beproefd werd met enkele woorden (geboden en verboden) die hij daarop in acht nam. Hij (Allah) zei: \"Voorwar, Ik zal jou voor de mensheid tot een leider maken.\" Hij (Ibrâhîm zei: \"En ook van mijn nageslacht?\" Hij (Allah) antwoordde: \"Mijn verbond omvat de onrechtplegers niet.\"
En (gedenkt) toen Ibrâhîm door zijn Heer beproefd werd met enkele woorden (geboden en verboden) die hij daarop in acht nam. Hij (Allah) zei: \"Voorwar, Ik zal jou voor de mensheid tot een leider maken.\" Hij (Ibrâhîm zei: \"En ook van mijn nageslacht?\" Hij (Allah) antwoordde: \"Mijn verbond omvat de onrechtplegers niet.\"
وَإِذْ جَعَلْنَا ٱلْبَيْتَ مَثَابَةًۭ لِّلنَّاسِ وَأَمْنًۭا وَٱتَّخِذُوا۟ مِن مَّقَامِ إِبْرَٰهِۦمَ مُصَلًّۭى ۖ وَعَهِدْنَآ إِلَىٰٓ إِبْرَٰهِۦمَ وَإِسْمَٰعِيلَ أَن طَهِّرَا بَيْتِىَ لِلطَّآئِفِينَ وَٱلْعَٰكِفِينَ وَٱلرُّكَّعِ ٱلسُّجُودِ ﴿١٢٥﴾
En toen wij een huis tot verzameling der menschen en een toevluchtsoord oprichtten zeggende: Neemt Abrahams huis bedeplaats, sloten wij een verbond met Abraham en Ismaël, dat zij dit huis zouden reinigen, zoowel voor die welke er om heen gaan, als voor diegenen welke het bezoeken en zich er biddend nederwerpen.
En (gedenkt) toen Wij het Huis (de Ka'bah) tot een plaats van verzameling voor de mensheid maakten en een plaats van veiligheid. En neemt de standplaats van Ibrâhîm tot een plaats voor de shalât. En Wij legden de plicht op aan Ibrâhîm en Isma'îl: \"Reinigt Mijn Huis voor degenen die de ommegang (thawaf) maken, voor hen die er de I'tikaf verrichten en voor hen die zich buigen en die knielen (de shalât).
En (gedenkt) toen Wij het Huis (de Ka'bah) tot een plaats van verzameling voor de mensheid maakten en een plaats van veiligheid. En neemt de standplaats van Ibrâhîm tot een plaats voor de shalât. En Wij legden de plicht op aan Ibrâhîm en Isma'îl: \"Reinigt Mijn Huis voor degenen die de ommegang (thawaf) maken, voor hen die er de I'tikaf verrichten en voor hen die zich buigen en die knielen (de shalât).
وَإِذْ قَالَ إِبْرَٰهِۦمُ رَبِّ ٱجْعَلْ هَٰذَا بَلَدًا ءَامِنًۭا وَٱرْزُقْ أَهْلَهُۥ مِنَ ٱلثَّمَرَٰتِ مَنْ ءَامَنَ مِنْهُم بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلْءَاخِرِ ۖ قَالَ وَمَن كَفَرَ فَأُمَتِّعُهُۥ قَلِيلًۭا ثُمَّ أَضْطَرُّهُۥٓ إِلَىٰ عَذَابِ ٱلنَّارِ ۖ وَبِئْسَ ٱلْمَصِيرُ ﴿١٢٦﴾
Toen Abraham zeide: Heer maak dit eene plaats van zekerheid en geef aan zijne bewoners, die aan God en aan het laatste oordeel gelooven, het voedsel uwer vruchten, toen antwoordde God: ook de ongeloovigen wil ik spijzen, maar slechts met weinig en hen dan in het vuur der hel drijven. Eene harde reis zal dat zijn.
En (gedenkt) toen Ibrâhîm smeekte: \"Mijn Heer, maak dit gebied tot een veilige plaats en voorzie haar bewoners met vruchten, degenen van hen die geloven in Allah en in het Hiernamaals.\" Hij (Allah) zei: \"En (ook) degene die ongelovig is, zal ik genietingen schenken, voor een korte tijd, daarna zal Ik hen naar de bestraffing van de Hel drijven. En dat is de slechtste plaats van terugkeer.
En (gedenkt) toen Ibrâhîm smeekte: \"Mijn Heer, maak dit gebied tot een veilige plaats en voorzie haar bewoners met vruchten, degenen van hen die geloven in Allah en in het Hiernamaals.\" Hij (Allah) zei: \"En (ook) degene die ongelovig is, zal ik genietingen schenken, voor een korte tijd, daarna zal Ik hen naar de bestraffing van de Hel drijven. En dat is de slechtste plaats van terugkeer.
وَإِذْ يَرْفَعُ إِبْرَٰهِۦمُ ٱلْقَوَاعِدَ مِنَ ٱلْبَيْتِ وَإِسْمَٰعِيلُ رَبَّنَا تَقَبَّلْ مِنَّآ ۖ إِنَّكَ أَنتَ ٱلسَّمِيعُ ٱلْعَلِيمُ ﴿١٢٧﴾
Toen Abraham en Ismaël den grondslag voor dit huis legden, baden zij: o Heer neem het genadig van ons aan; want gij hoort en kent alles.
En (gedenkt) toen Ibrâhîm de grondvesten van het Huis legde, samen met Isma'îl (biddend): \"Onze Heer, aanvaard het van ons: voorwar, U bent de Alhorende, de Alwetende.
En (gedenkt) toen Ibrâhîm de grondvesten van het Huis legde, samen met Isma'îl (biddend): \"Onze Heer, aanvaard het van ons: voorwar, U bent de Alhorende, de Alwetende.
رَبَّنَا وَٱجْعَلْنَا مُسْلِمَيْنِ لَكَ وَمِن ذُرِّيَّتِنَآ أُمَّةًۭ مُّسْلِمَةًۭ لَّكَ وَأَرِنَا مَنَاسِكَنَا وَتُبْ عَلَيْنَآ ۖ إِنَّكَ أَنتَ ٱلتَّوَّابُ ٱلرَّحِيمُ ﴿١٢٨﴾
Heer, maak ons u geheel onderworpen en onze nakomelingen tot een u onderworpen volk; toon ons onze heilige ceremoniën en wend u tot ons; want gij zijt de genadige en barmhartige.
Onze Heer, maak ons beiden tot mensen die zich overgeven aan U en (maak) onze nakomelingen tot een volk dat zich overgeeft aan U en onderwijs ons de gebruiken (van o.a. de Haddj) en aanvaard ons berouw, voorwaar, U bent de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige.
Onze Heer, maak ons beiden tot mensen die zich overgeven aan U en (maak) onze nakomelingen tot een volk dat zich overgeeft aan U en onderwijs ons de gebruiken (van o.a. de Haddj) en aanvaard ons berouw, voorwaar, U bent de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige.
رَبَّنَا وَٱبْعَثْ فِيهِمْ رَسُولًۭا مِّنْهُمْ يَتْلُوا۟ عَلَيْهِمْ ءَايَٰتِكَ وَيُعَلِّمُهُمُ ٱلْكِتَٰبَ وَٱلْحِكْمَةَ وَيُزَكِّيهِمْ ۚ إِنَّكَ أَنتَ ٱلْعَزِيزُ ٱلْحَكِيمُ ﴿١٢٩﴾
Heer zend een gezant onder hen, die hun uwe wonderen openbare, en hun de schrift en de wijsheid verklare en hen zuivere; want gij zijt de machtigste en wijste.
Onze Heer! En zend tot hen een Boodschapper van hun eigen volk, die hen Uw Verzen voordraagt en die hen het Boek (de Koran) en de Wijsheid onderwijst en die hen reinigt. Voorwar, U bent de Almachtige, de Alwijze.\"
Onze Heer! En zend tot hen een Boodschapper van hun eigen volk, die hen Uw Verzen voordraagt en die hen het Boek (de Koran) en de Wijsheid onderwijst en die hen reinigt. Voorwar, U bent de Almachtige, de Alwijze.\"
وَمَن يَرْغَبُ عَن مِّلَّةِ إِبْرَٰهِۦمَ إِلَّا مَن سَفِهَ نَفْسَهُۥ ۚ وَلَقَدِ ٱصْطَفَيْنَٰهُ فِى ٱلدُّنْيَا ۖ وَإِنَّهُۥ فِى ٱلْءَاخِرَةِ لَمِنَ ٱلصَّٰلِحِينَ ﴿١٣٠﴾
Wie zal afkeer voor den godsdienst van Abraham hebben? Slechts hij, wiens hart ingebeeld is. Wij hebben hem reeds op deze wereld gekozen en in de andere zal hij tot het getal der rechtvaardigen behooren.
En wie keert zich af van de godsdienst van Ibrâhîm, anders dan wie zichzelf voor de gek houdt? En voorzeker hebben Wij hem uitverkoren in de wereld, en voorwaar, hij behoort in het Hiernamaals tot de oprechten.
En wie keert zich af van de godsdienst van Ibrâhîm, anders dan wie zichzelf voor de gek houdt? En voorzeker hebben Wij hem uitverkoren in de wereld, en voorwaar, hij behoort in het Hiernamaals tot de oprechten.
إِذْ قَالَ لَهُۥ رَبُّهُۥٓ أَسْلِمْ ۖ قَالَ أَسْلَمْتُ لِرَبِّ ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿١٣١﴾
Toen God tot hem zeide: wees mij onderworpen, antwoordde hij: ik onderwerp mij den meester van het heelal.
En (gedenkt) toen zijn Heer tot hem zei: \"Onderwerp jezelf (aan Mij).\" Hij zei: \"Ik onderwerp mij aan de Heer der Werelden.\"
En (gedenkt) toen zijn Heer tot hem zei: \"Onderwerp jezelf (aan Mij).\" Hij zei: \"Ik onderwerp mij aan de Heer der Werelden.\"
وَوَصَّىٰ بِهَآ إِبْرَٰهِۦمُ بَنِيهِ وَيَعْقُوبُ يَٰبَنِىَّ إِنَّ ٱللَّهَ ٱصْطَفَىٰ لَكُمُ ٱلدِّينَ فَلَا تَمُوتُنَّ إِلَّا وَأَنتُم مُّسْلِمُونَ ﴿١٣٢﴾
En Abraham leerde zijnen kinderen dien godsdienst, en ook Jacob deed dat, zeggende: O mijn kinderen! waarlijk, God heeft dezen godsdienst voor u uitverkoren; sterft niet zonder God onderworpen te zijn (muzelmannen).
En Ibrâhîm droeg aan zijn kinderen en aan Ya'qoeb op: \"O mijn kinderen, voorwaar, Allah heeft de godsdienst voor jullie gekozen, sterft daarom niet, behalve als jullie overgegevenen zijn.\"
En Ibrâhîm droeg aan zijn kinderen en aan Ya'qoeb op: \"O mijn kinderen, voorwaar, Allah heeft de godsdienst voor jullie gekozen, sterft daarom niet, behalve als jullie overgegevenen zijn.\"
أَمْ كُنتُمْ شُهَدَآءَ إِذْ حَضَرَ يَعْقُوبَ ٱلْمَوْتُ إِذْ قَالَ لِبَنِيهِ مَا تَعْبُدُونَ مِنۢ بَعْدِى قَالُوا۟ نَعْبُدُ إِلَٰهَكَ وَإِلَٰهَ ءَابَآئِكَ إِبْرَٰهِۦمَ وَإِسْمَٰعِيلَ وَإِسْحَٰقَ إِلَٰهًۭا وَٰحِدًۭا وَنَحْنُ لَهُۥ مُسْلِمُونَ ﴿١٣٣﴾
Waart gij tegenwoordig, toen Jacob op het punt was te sterven, en tot zijne zonen zeide: Wien wilt gij vereeren na mijnen dood? Zij antwoordden: wij zullen uwen God aanbidden, en den God uwer vaderen Abraham, Ismaël en Izaak; den eenigen God; hem willen wij onderworpen zijn.
Of waren jullie getuigen toen Ya'qoeb de dood nabij was (en) hij tot zijn kinderen zei: \"Wat zullen jullie aanbidden na mij?\" Zij zeiden: \"Wij zullen uw God aanbidden, de God van uw vaderen, Ibrâhîm, en Isma'îl en Ishaq, als de Ene God, en wij heebn ons aan Hem overgegeven.\"
Of waren jullie getuigen toen Ya'qoeb de dood nabij was (en) hij tot zijn kinderen zei: \"Wat zullen jullie aanbidden na mij?\" Zij zeiden: \"Wij zullen uw God aanbidden, de God van uw vaderen, Ibrâhîm, en Isma'îl en Ishaq, als de Ene God, en wij heebn ons aan Hem overgegeven.\"
تِلْكَ أُمَّةٌۭ قَدْ خَلَتْ ۖ لَهَا مَا كَسَبَتْ وَلَكُم مَّا كَسَبْتُمْ ۖ وَلَا تُسْـَٔلُونَ عَمَّا كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿١٣٤﴾
Dit volk is voorbijgegaan; zij hebben wat zij verdienden: gij zult mede ontvangen wat gij zult verdienen, en men zal u niet vragen wat anderen gedaan hebben.
Dat was een gemeenschap die waarlijk heen is gegaan. Voor haar is wat zij heeft verworven en voor jullie is wat jullie hebben verworven en jullie zullen niet worden ondervraagd over wat zij plachten te bedrijven.
Dat was een gemeenschap die waarlijk heen is gegaan. Voor haar is wat zij heeft verworven en voor jullie is wat jullie hebben verworven en jullie zullen niet worden ondervraagd over wat zij plachten te bedrijven.
وَقَالُوا۟ كُونُوا۟ هُودًا أَوْ نَصَٰرَىٰ تَهْتَدُوا۟ ۗ قُلْ بَلْ مِلَّةَ إِبْرَٰهِۦمَ حَنِيفًۭا ۖ وَمَا كَانَ مِنَ ٱلْمُشْرِكِينَ ﴿١٣٥﴾
Zij zeggen: weest Joden of christenen, dan zijt gij op den rechten weg. Zegt hun: Wij volgen het geloof van Abraham, den waren geloovige, die geen afgodendienaar was.
En zij zeiden: \"Wordt Jood of Christen, dan volgen jullie de leiding.\" Zeg: \"Nee! (Wij volgen) de godsdienst van Ibrâhîm, die Hanîf was en hij behoorde niet tot de veelgodenaanbidders.\"
En zij zeiden: \"Wordt Jood of Christen, dan volgen jullie de leiding.\" Zeg: \"Nee! (Wij volgen) de godsdienst van Ibrâhîm, die Hanîf was en hij behoorde niet tot de veelgodenaanbidders.\"
قُولُوٓا۟ ءَامَنَّا بِٱللَّهِ وَمَآ أُنزِلَ إِلَيْنَا وَمَآ أُنزِلَ إِلَىٰٓ إِبْرَٰهِۦمَ وَإِسْمَٰعِيلَ وَإِسْحَٰقَ وَيَعْقُوبَ وَٱلْأَسْبَاطِ وَمَآ أُوتِىَ مُوسَىٰ وَعِيسَىٰ وَمَآ أُوتِىَ ٱلنَّبِيُّونَ مِن رَّبِّهِمْ لَا نُفَرِّقُ بَيْنَ أَحَدٍۢ مِّنْهُمْ وَنَحْنُ لَهُۥ مُسْلِمُونَ ﴿١٣٦﴾
Zegt; wij gelooven aan God en wat hij ons heeft geopenbaard, en wat hij heeft geopenbaard aan Abraham, Ismaël, Izaak en Jacob en de stammen, en aan datgene wat Mozes, Jezus en de profeten door hunnen God werd gezonden. Wij maken geen onderscheid tusschen hen, en zijn God onderworpen.
Zeg (O Moehammad): \"Wij geloven in Allah en wat er aan ons is neergezonden en wat er is neergezonden aan Ibrâhîm en Ishma'il en Ishaq en Ya'qoeb en de kinderen van Ya'qoeb en wat er is gegeven aan Môesa en Isa en wat er is gegeven van hun Heer aan de Profeten, wij maken geen onderscheid tussen één van hen en wij onderwerpen ons aan Hem.\"
Zeg (O Moehammad): \"Wij geloven in Allah en wat er aan ons is neergezonden en wat er is neergezonden aan Ibrâhîm en Ishma'il en Ishaq en Ya'qoeb en de kinderen van Ya'qoeb en wat er is gegeven aan Môesa en Isa en wat er is gegeven van hun Heer aan de Profeten, wij maken geen onderscheid tussen één van hen en wij onderwerpen ons aan Hem.\"
فَإِنْ ءَامَنُوا۟ بِمِثْلِ مَآ ءَامَنتُم بِهِۦ فَقَدِ ٱهْتَدَوا۟ ۖ وَّإِن تَوَلَّوْا۟ فَإِنَّمَا هُمْ فِى شِقَاقٍۢ ۖ فَسَيَكْفِيكَهُمُ ٱللَّهُ ۚ وَهُوَ ٱلسَّمِيعُ ٱلْعَلِيمُ ﴿١٣٧﴾
Gelooft gij nu wat wij gelooven, dan zijt gij op den rechten weg; dwaalt gij echter daarvan af, dan maakt gij tweespalt. God zal u ondersteunen tegen hen; want God hoort en weet alles.
Als zij dan geloven in het gelijke van waarin jullie geloven, dan volgen zij waarlijk de Leiding. En als zij zich afwenden: voorwaar, dan zijn zij het die in vijandschap (jegens jullie) verkeren. Allah zal jou (O Moehammad) dan beschermen tegen hen. En Hij is de Alhorende, de Alwetende.
Als zij dan geloven in het gelijke van waarin jullie geloven, dan volgen zij waarlijk de Leiding. En als zij zich afwenden: voorwaar, dan zijn zij het die in vijandschap (jegens jullie) verkeren. Allah zal jou (O Moehammad) dan beschermen tegen hen. En Hij is de Alhorende, de Alwetende.
صِبْغَةَ ٱللَّهِ ۖ وَمَنْ أَحْسَنُ مِنَ ٱللَّهِ صِبْغَةًۭ ۖ وَنَحْنُ لَهُۥ عَٰبِدُونَ ﴿١٣٨﴾
Wij hebben Gods doop en wat is beter dan Gods leer? Hem dienen wij.
(Neemt) de Shibghah van Allah. En wie heeft er een betere Shibghah dan Allah? En wij zijn aanbidders van Hem.
(Neemt) de Shibghah van Allah. En wie heeft er een betere Shibghah dan Allah? En wij zijn aanbidders van Hem.
قُلْ أَتُحَآجُّونَنَا فِى ٱللَّهِ وَهُوَ رَبُّنَا وَرَبُّكُمْ وَلَنَآ أَعْمَٰلُنَا وَلَكُمْ أَعْمَٰلُكُمْ وَنَحْنُ لَهُۥ مُخْلِصُونَ ﴿١٣٩﴾
Wilt gij met ons over God strijden? Wie is onze God en de uwe? Wij hebben onze handelingen en gij de uwe, en wij zijn hem oprecht onderworpen.
Zeg (O Moehammad): \"Redetwisten jullie met ons over Allah? Terwijl Hij onze Heer en jullie Heer is? Voor ons onze werken, en voor jullie jullie weken. En Wij zijn Hem zuiver toegewijd.\"
Zeg (O Moehammad): \"Redetwisten jullie met ons over Allah? Terwijl Hij onze Heer en jullie Heer is? Voor ons onze werken, en voor jullie jullie weken. En Wij zijn Hem zuiver toegewijd.\"
أَمْ تَقُولُونَ إِنَّ إِبْرَٰهِۦمَ وَإِسْمَٰعِيلَ وَإِسْحَٰقَ وَيَعْقُوبَ وَٱلْأَسْبَاطَ كَانُوا۟ هُودًا أَوْ نَصَٰرَىٰ ۗ قُلْ ءَأَنتُمْ أَعْلَمُ أَمِ ٱللَّهُ ۗ وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّن كَتَمَ شَهَٰدَةً عِندَهُۥ مِنَ ٱللَّهِ ۗ وَمَا ٱللَّهُ بِغَٰفِلٍ عَمَّا تَعْمَلُونَ ﴿١٤٠﴾
Wilt gij zeggen dat Abraham, Izaak, Jacob en de stammen, Joden of Christenen zijn geweest? Zegt: zijt gij wijzer dan God? En wie is schuldiger dan hij, die de getuigenis verduistert welke hij van God heeft ontvangen? Maar God is niet onopmerkzaam nopens hetgeen gij doet.
Of zeggen jullie (Joden en Christenen): \"Voorwaar, Ibrâhîm en Isma'îl en Ishaq en Ya'qoeb en zijn kinderen waren Joden of Christenen?\" Zeg: \"Weten jullie beter of Allah? En wie is onrechtvaardiger dan hij die een getuigenis van Allah, die hij bezit, verbergt?\" En Allah is niet onachtzaam omtrent wat jullie doen.
Of zeggen jullie (Joden en Christenen): \"Voorwaar, Ibrâhîm en Isma'îl en Ishaq en Ya'qoeb en zijn kinderen waren Joden of Christenen?\" Zeg: \"Weten jullie beter of Allah? En wie is onrechtvaardiger dan hij die een getuigenis van Allah, die hij bezit, verbergt?\" En Allah is niet onachtzaam omtrent wat jullie doen.
تِلْكَ أُمَّةٌۭ قَدْ خَلَتْ ۖ لَهَا مَا كَسَبَتْ وَلَكُم مَّا كَسَبْتُمْ ۖ وَلَا تُسْـَٔلُونَ عَمَّا كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿١٤١﴾
Dit volk is voorbijgegaan; wat het verdiende, heeft het ontvangen, en ook gij zult ontvangen wat gij verdient hebt; maar men zal u niet vragen wat anderen gedaan hebben.
Dat was een gemeenschap die waarlijk heen is gegaan. Voor haar is wat zij heeft verworven, en voor jullie is wat jullie hebben verworven en jullie zullen niet worden ondervraagd over wat zij plachten te bedrijven.
Dat was een gemeenschap die waarlijk heen is gegaan. Voor haar is wat zij heeft verworven, en voor jullie is wat jullie hebben verworven en jullie zullen niet worden ondervraagd over wat zij plachten te bedrijven.
۞ سَيَقُولُ ٱلسُّفَهَآءُ مِنَ ٱلنَّاسِ مَا وَلَّىٰهُمْ عَن قِبْلَتِهِمُ ٱلَّتِى كَانُوا۟ عَلَيْهَا ۚ قُل لِّلَّهِ ٱلْمَشْرِقُ وَٱلْمَغْرِبُ ۚ يَهْدِى مَن يَشَآءُ إِلَىٰ صِرَٰطٍۢ مُّسْتَقِيمٍۢ ﴿١٤٢﴾
De dwazen onder de menschen zullen vragen: Wat heeft hen van hunne Kebla afgewend, welke zij vroeger aangenomen hadden? Zegt hun; God behoort het Oosten en het Westen; hij geleidt wien hij wil op den rechten weg.
De dwazen onder de mensen zullen zeggeh: \"Wat heeft hen zich doen afwenden van hun Qiblah (gebedsrichting) die zij gewoonlijk in acht namen?\" Zeg: Aan Allah behoort het Oosten en het Westen Hij leidt wie Hij wil op een recht Pad.\"
De dwazen onder de mensen zullen zeggeh: \"Wat heeft hen zich doen afwenden van hun Qiblah (gebedsrichting) die zij gewoonlijk in acht namen?\" Zeg: Aan Allah behoort het Oosten en het Westen Hij leidt wie Hij wil op een recht Pad.\"
وَكَذَٰلِكَ جَعَلْنَٰكُمْ أُمَّةًۭ وَسَطًۭا لِّتَكُونُوا۟ شُهَدَآءَ عَلَى ٱلنَّاسِ وَيَكُونَ ٱلرَّسُولُ عَلَيْكُمْ شَهِيدًۭا ۗ وَمَا جَعَلْنَا ٱلْقِبْلَةَ ٱلَّتِى كُنتَ عَلَيْهَآ إِلَّا لِنَعْلَمَ مَن يَتَّبِعُ ٱلرَّسُولَ مِمَّن يَنقَلِبُ عَلَىٰ عَقِبَيْهِ ۚ وَإِن كَانَتْ لَكَبِيرَةً إِلَّا عَلَى ٱلَّذِينَ هَدَى ٱللَّهُ ۗ وَمَا كَانَ ٱللَّهُ لِيُضِيعَ إِيمَٰنَكُمْ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ بِٱلنَّاسِ لَرَءُوفٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿١٤٣﴾
Zoo hebben wij u geplaatst als een bemiddelend volk, opdat gij getuigen zoudt zijn tusschen de menschen, en dat de apostel een getuigen tegen u zou wezen. Wij hebben de Kebla daarom veranderd, opdat men zou kunnen onderscheiden tusschen hen, welke hem volgen en diegenen welke hem den rug toekeeren. Menigeen hindert dit, doch niet hun die door God worden geleid. Maar God beloont uw geloof; want God is genadig en barmhartig omtrent de menschen.
Zo maakten Wij jullie tot een gematigd volk, opdat jullie getuigen zullen zijn voor de mensen en opdat de Boodschapper (Moehammed) een getuige zal zijn voor jullie. En Wij hebben de Qiblah die jullie gewend waren slechts aangewezen om degenen die de Boodschapper volgen onder degenen die zich op hun hielen omdraaien te beproeven. En zeker, dit (de verandering van de Qiblah) was zwaar, behalve voor degenen die Allah leiding gaf. En Allah is neit zo dat Hij jullie geloof (shalât) verloren zou doen gaan. Voorwaar, Allah is zeker genading, meest harmhartig voor de mensen.
Zo maakten Wij jullie tot een gematigd volk, opdat jullie getuigen zullen zijn voor de mensen en opdat de Boodschapper (Moehammed) een getuige zal zijn voor jullie. En Wij hebben de Qiblah die jullie gewend waren slechts aangewezen om degenen die de Boodschapper volgen onder degenen die zich op hun hielen omdraaien te beproeven. En zeker, dit (de verandering van de Qiblah) was zwaar, behalve voor degenen die Allah leiding gaf. En Allah is neit zo dat Hij jullie geloof (shalât) verloren zou doen gaan. Voorwaar, Allah is zeker genading, meest harmhartig voor de mensen.
قَدْ نَرَىٰ تَقَلُّبَ وَجْهِكَ فِى ٱلسَّمَآءِ ۖ فَلَنُوَلِّيَنَّكَ قِبْلَةًۭ تَرْضَىٰهَا ۚ فَوَلِّ وَجْهَكَ شَطْرَ ٱلْمَسْجِدِ ٱلْحَرَامِ ۚ وَحَيْثُ مَا كُنتُمْ فَوَلُّوا۟ وُجُوهَكُمْ شَطْرَهُۥ ۗ وَإِنَّ ٱلَّذِينَ أُوتُوا۟ ٱلْكِتَٰبَ لَيَعْلَمُونَ أَنَّهُ ٱلْحَقُّ مِن رَّبِّهِمْ ۗ وَمَا ٱللَّهُ بِغَٰفِلٍ عَمَّا يَعْمَلُونَ ﴿١٤٤﴾
Wij hebben gezien, dat gij uw gezicht naar den Hemel wendt, maar wij willen het eene richting geven die u aangenaam is. Wendt daarom uw gezicht naar den heiligen tempel; waar gij u ook bevindt, wendt uw aangezicht daarheen. Zij die de schrift ontvingen, weten het wel, dat deze waarheid van hunnen Heer komt, en God is niet onopmerkzaam omtrent hunne daden.
Waarlijk, Wij hebben gezien hoe jouw gezicht voortdurend tot de hemel wendde, daarom wenden Wij jou (nu) naar een Oiblah die jou welgevallig is. Wend jouw gezicht in de richting van de Masdjid al Harâm (de Gewijde Moskee te Mekkah). En waar jullie je ook bevinden (en de shalât gaan verrichten), wendt jullie gezichten in die richting. En voorwaar, degenen aan wie de Schrift is gegeven, weten zeker dat het de Waarheid van jullie heer is. En Allah is niet onachtzaam omtrent wat zij doen.
Waarlijk, Wij hebben gezien hoe jouw gezicht voortdurend tot de hemel wendde, daarom wenden Wij jou (nu) naar een Oiblah die jou welgevallig is. Wend jouw gezicht in de richting van de Masdjid al Harâm (de Gewijde Moskee te Mekkah). En waar jullie je ook bevinden (en de shalât gaan verrichten), wendt jullie gezichten in die richting. En voorwaar, degenen aan wie de Schrift is gegeven, weten zeker dat het de Waarheid van jullie heer is. En Allah is niet onachtzaam omtrent wat zij doen.
وَلَئِنْ أَتَيْتَ ٱلَّذِينَ أُوتُوا۟ ٱلْكِتَٰبَ بِكُلِّ ءَايَةٍۢ مَّا تَبِعُوا۟ قِبْلَتَكَ ۚ وَمَآ أَنتَ بِتَابِعٍۢ قِبْلَتَهُمْ ۚ وَمَا بَعْضُهُم بِتَابِعٍۢ قِبْلَةَ بَعْضٍۢ ۚ وَلَئِنِ ٱتَّبَعْتَ أَهْوَآءَهُم مِّنۢ بَعْدِ مَا جَآءَكَ مِنَ ٱلْعِلْمِ ۙ إِنَّكَ إِذًۭا لَّمِنَ ٱلظَّٰلِمِينَ ﴿١٤٥﴾
En indien gij zelfs de bezitters der schrift nog zoo vele bewijzen zoudt brengen, zouden zij nog uw Kebla niet volgen; volgt dus de hunne niet. Zelfs onder hen volgt de eene den andere niet na. Indien gij echter, na de kennis welke gij hebt opgedaan, hun verlangen zoudt volgen, dan behoordet gij tot de goddeloozen.
En als jij aan degenen aan wie de Schrift is gegeven alle Tekenen brengt, dan nog zullen zij jouw Qiblah niet volgen. En jij zult hun Qiblah nooit volgen. En evenmin zal een gedeelte van hen ooit de Qiblah van anderen volgen. En als jij hun begeerten had gevolgd, nadat de kennis tot jou was gekomen, dan zou zij zeker tot de onrechtplegers behoren.
En als jij aan degenen aan wie de Schrift is gegeven alle Tekenen brengt, dan nog zullen zij jouw Qiblah niet volgen. En jij zult hun Qiblah nooit volgen. En evenmin zal een gedeelte van hen ooit de Qiblah van anderen volgen. En als jij hun begeerten had gevolgd, nadat de kennis tot jou was gekomen, dan zou zij zeker tot de onrechtplegers behoren.
ٱلَّذِينَ ءَاتَيْنَٰهُمُ ٱلْكِتَٰبَ يَعْرِفُونَهُۥ كَمَا يَعْرِفُونَ أَبْنَآءَهُمْ ۖ وَإِنَّ فَرِيقًۭا مِّنْهُمْ لَيَكْتُمُونَ ٱلْحَقَّ وَهُمْ يَعْلَمُونَ ﴿١٤٦﴾
Zij die de schrift bezitten, kennen hem (onzen apostel), zoo goed als zij hunne eigen kinderen kennen, maar velen van hen verbergen de waarheid tegen hun beter weten aan.
Degenen aan wie Wij de Schrift hebben gegeven, kennen hem (Moehammad) zoals zij hun zonen kennen, en voorwaar, een groep onder hen verbergt zeker de Waarheid, terwijl zij (die) kennen.
Degenen aan wie Wij de Schrift hebben gegeven, kennen hem (Moehammad) zoals zij hun zonen kennen, en voorwaar, een groep onder hen verbergt zeker de Waarheid, terwijl zij (die) kennen.
ٱلْحَقُّ مِن رَّبِّكَ ۖ فَلَا تَكُونَنَّ مِنَ ٱلْمُمْتَرِينَ ﴿١٤٧﴾
De waarheid komt van uwen Heer, behoort dus niet tot den twijfelenden.
De Waarheid komt van jouw Heer, behoor daarom niet tot de twijlfelaars.
De Waarheid komt van jouw Heer, behoor daarom niet tot de twijlfelaars.
وَلِكُلٍّۢ وِجْهَةٌ هُوَ مُوَلِّيهَا ۖ فَٱسْتَبِقُوا۟ ٱلْخَيْرَٰتِ ۚ أَيْنَ مَا تَكُونُوا۟ يَأْتِ بِكُمُ ٱللَّهُ جَمِيعًا ۚ إِنَّ ٱللَّهَ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ قَدِيرٌۭ ﴿١٤٨﴾
Ieder volk heeft eene richting van den hemel, waarheen het zijn gezicht wendt; keert u echter tot de betere, dan zal God u eens terugbrengen, waar gij ook zijn moogt; want God is almachtig.
En voor iedere gemeenschap is er een Qiblah. Wedijvert daarom met elkaar in goede daden. Waar jullie ook zijn, Allah zal jullie samen brengen. Voorwaar, Allah is Almachtig over alle dingen.
En voor iedere gemeenschap is er een Qiblah. Wedijvert daarom met elkaar in goede daden. Waar jullie ook zijn, Allah zal jullie samen brengen. Voorwaar, Allah is Almachtig over alle dingen.
وَمِنْ حَيْثُ خَرَجْتَ فَوَلِّ وَجْهَكَ شَطْرَ ٱلْمَسْجِدِ ٱلْحَرَامِ ۖ وَإِنَّهُۥ لَلْحَقُّ مِن رَّبِّكَ ۗ وَمَا ٱللَّهُ بِغَٰفِلٍ عَمَّا تَعْمَلُونَ ﴿١٤٩﴾
En aan welke plaats gij ook komen moogt, wendt uw aangezicht naar den heiligen tempel; want dit is de waarheid die van uwen God komt, en God is niet onopmerkzaam nopens hetgeen gij doet.
En waar jij ook vandaan vertrekt, wend jouw gezicht in de richting van de Masdjid al Harâm (de Gewijde Moskee te Mekkah) en voorwaar, het is zeker de Waarheid van jouw Heer, en Allah is niet onachtzaam omtrent wat jullie doen.
En waar jij ook vandaan vertrekt, wend jouw gezicht in de richting van de Masdjid al Harâm (de Gewijde Moskee te Mekkah) en voorwaar, het is zeker de Waarheid van jouw Heer, en Allah is niet onachtzaam omtrent wat jullie doen.
وَمِنْ حَيْثُ خَرَجْتَ فَوَلِّ وَجْهَكَ شَطْرَ ٱلْمَسْجِدِ ٱلْحَرَامِ ۚ وَحَيْثُ مَا كُنتُمْ فَوَلُّوا۟ وُجُوهَكُمْ شَطْرَهُۥ لِئَلَّا يَكُونَ لِلنَّاسِ عَلَيْكُمْ حُجَّةٌ إِلَّا ٱلَّذِينَ ظَلَمُوا۟ مِنْهُمْ فَلَا تَخْشَوْهُمْ وَٱخْشَوْنِى وَلِأُتِمَّ نِعْمَتِى عَلَيْكُمْ وَلَعَلَّكُمْ تَهْتَدُونَ ﴿١٥٠﴾
Van waar gij ook komen moogt, wendt uw aangezicht naar den heiligen tempel. Waar gij ook mocht zijn, wendt uw aangezicht daarheen, opdat de menschen geen voorwensel tot strijden tegen u hebben. Wat de goddeloozen betreft, vreest hen niet, maar vreest mij, opdat ik u mijne genade verleene en op den rechten weg voere.
En waar jij ook vandaan vertrekt, wend jouw gezicht in de richting van de Masdjid al Harâm, en waar jullie je ook bevinden, wendt dan jullie gezichten in haar richting, zodat de mensen geen argument tegen jullie hebben, behalve de onrechtvaardigen onder hen, en vreest daarom niet hen, maar vreest Mij, opdat Ik Mijn gunst aan jullie zal vervolmaken. En hopelijk zullen jullie rechte Leiding volgen.
En waar jij ook vandaan vertrekt, wend jouw gezicht in de richting van de Masdjid al Harâm, en waar jullie je ook bevinden, wendt dan jullie gezichten in haar richting, zodat de mensen geen argument tegen jullie hebben, behalve de onrechtvaardigen onder hen, en vreest daarom niet hen, maar vreest Mij, opdat Ik Mijn gunst aan jullie zal vervolmaken. En hopelijk zullen jullie rechte Leiding volgen.
كَمَآ أَرْسَلْنَا فِيكُمْ رَسُولًۭا مِّنكُمْ يَتْلُوا۟ عَلَيْكُمْ ءَايَٰتِنَا وَيُزَكِّيكُمْ وَيُعَلِّمُكُمُ ٱلْكِتَٰبَ وَٱلْحِكْمَةَ وَيُعَلِّمُكُم مَّا لَمْ تَكُونُوا۟ تَعْلَمُونَ ﴿١٥١﴾
Wij hebben u een apostel uit uw midden gezonden, om u onze wonderen te brengen; om u te reinigen en u het boek en wijsheid te leeren, en u te onderrichten nopens datgene wat ge nog niet weet.
Zoals Wij een Boodschapper uit jullie midden zonden, die aan jullie Onze Verzen voorleest, die jullie reinigt, die jullie het Boek (de Koran) en de Wijsheid onderwijst en die jullie onderwijst wat jullie niet weten.
Zoals Wij een Boodschapper uit jullie midden zonden, die aan jullie Onze Verzen voorleest, die jullie reinigt, die jullie het Boek (de Koran) en de Wijsheid onderwijst en die jullie onderwijst wat jullie niet weten.
فَٱذْكُرُونِىٓ أَذْكُرْكُمْ وَٱشْكُرُوا۟ لِى وَلَا تَكْفُرُونِ ﴿١٥٢﴾
Denkt aan mij, opdat ik u gedenke. Weest dankbaar en wordt niet ongeloovig.
Gedenkt Mij daarom, dan zal Ik jullie gedenken en weest Mij dankbaar en weest Mij niet ondankbaar.
Gedenkt Mij daarom, dan zal Ik jullie gedenken en weest Mij dankbaar en weest Mij niet ondankbaar.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ ٱسْتَعِينُوا۟ بِٱلصَّبْرِ وَٱلصَّلَوٰةِ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ مَعَ ٱلصَّٰبِرِينَ ﴿١٥٣﴾
O geloovige! smeekt hulp met geduld en gebed; want God is met de geduldigen.
O jullie die geloven, zoekt hulp door middel van geduld en de shalât. Voorwaar, Allah is met de geduldigen.
O jullie die geloven, zoekt hulp door middel van geduld en de shalât. Voorwaar, Allah is met de geduldigen.
وَلَا تَقُولُوا۟ لِمَن يُقْتَلُ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ أَمْوَٰتٌۢ ۚ بَلْ أَحْيَآءٌۭ وَلَٰكِن لَّا تَشْعُرُونَ ﴿١٥٤﴾
Zegt niet van hen welke op Gods weg gedood werden; \"Zij zijn dood,\" maar; \"Zij leven,\" want dit verstaat zij niet.
En zegt niet over degenen die zijn gedood (gesneuveld) op de Weg van Allah, dat zij dood zijn. Nee, zij leven, maar jullie beseffen het niet.
En zegt niet over degenen die zijn gedood (gesneuveld) op de Weg van Allah, dat zij dood zijn. Nee, zij leven, maar jullie beseffen het niet.
وَلَنَبْلُوَنَّكُم بِشَىْءٍۢ مِّنَ ٱلْخَوْفِ وَٱلْجُوعِ وَنَقْصٍۢ مِّنَ ٱلْأَمْوَٰلِ وَٱلْأَنفُسِ وَٱلثَّمَرَٰتِ ۗ وَبَشِّرِ ٱلصَّٰبِرِينَ ﴿١٥٥﴾
Waarlijk wij willen u beproeven door vrees en honger, en door schade, welke gij aan vermogen, leven en vruchten zult lijden. Maar verkondig heil aan de vrome lijdenden.
En Wij zullen jullie zeker beproeven met iets van vrees, honger, vermindering van bezittingen, levens en vruchten. Maar geeft verheugende tijdingen aan de geduldigen.
En Wij zullen jullie zeker beproeven met iets van vrees, honger, vermindering van bezittingen, levens en vruchten. Maar geeft verheugende tijdingen aan de geduldigen.
ٱلَّذِينَ إِذَآ أَصَٰبَتْهُم مُّصِيبَةٌۭ قَالُوٓا۟ إِنَّا لِلَّهِ وَإِنَّآ إِلَيْهِ رَٰجِعُونَ ﴿١٥٦﴾
Hun die bij een ongeluk uitroepen: Wij behooren God en keeren eens tot hem terug.
Degenen die wanneer een ramp hen treft, zeggen: (Inna lillahi wa inna ilaihi radji'oen) \"Voorwar, aan Allah behoren Wij, en voorwaar, tot Hem zullen Wij terugkeren.\"
Degenen die wanneer een ramp hen treft, zeggen: (Inna lillahi wa inna ilaihi radji'oen) \"Voorwar, aan Allah behoren Wij, en voorwaar, tot Hem zullen Wij terugkeren.\"
أُو۟لَٰٓئِكَ عَلَيْهِمْ صَلَوَٰتٌۭ مِّن رَّبِّهِمْ وَرَحْمَةٌۭ ۖ وَأُو۟لَٰٓئِكَ هُمُ ٱلْمُهْتَدُونَ ﴿١٥٧﴾
Over hen komt Gods zegen en barmhartigheid: zij zijn op den rechten weg.
Zij zijn degenen op wie de zegeningen van hun Heer neerdalen, en Barmhartigheid, en zij zijn degenen die de rechte Leiding ontvangen.
Zij zijn degenen op wie de zegeningen van hun Heer neerdalen, en Barmhartigheid, en zij zijn degenen die de rechte Leiding ontvangen.
۞ إِنَّ ٱلصَّفَا وَٱلْمَرْوَةَ مِن شَعَآئِرِ ٱللَّهِ ۖ فَمَنْ حَجَّ ٱلْبَيْتَ أَوِ ٱعْتَمَرَ فَلَا جُنَاحَ عَلَيْهِ أَن يَطَّوَّفَ بِهِمَا ۚ وَمَن تَطَوَّعَ خَيْرًۭا فَإِنَّ ٱللَّهَ شَاكِرٌ عَلِيمٌ ﴿١٥٨﴾
Ook Safa en Merwa zijn gedenkstukken van God, en wie in bedevaart naar den tempel gaat of die plaats bezoekt, dien treft geen kwaad, indien hij om beiden heen gaat. Die het goede uit eigene beweging doet, zal beloond worden; want God beloont alles en is alwetend.
Voorwaar, Shafa en Marwah behoren tot de aan Allah gewijde Tekenen. Wie dan de Haddj of de Oemrah verricht naar het Huis (de Ka'bah): het is geen zonde als hij om beide (Shafâ en Marwah) loopt (tijdens de Sa'î). En wie vrijwillig goede daden verricht: voorwaar, Allah is Waarderend en Alwetend.
Voorwaar, Shafa en Marwah behoren tot de aan Allah gewijde Tekenen. Wie dan de Haddj of de Oemrah verricht naar het Huis (de Ka'bah): het is geen zonde als hij om beide (Shafâ en Marwah) loopt (tijdens de Sa'î). En wie vrijwillig goede daden verricht: voorwaar, Allah is Waarderend en Alwetend.
إِنَّ ٱلَّذِينَ يَكْتُمُونَ مَآ أَنزَلْنَا مِنَ ٱلْبَيِّنَٰتِ وَٱلْهُدَىٰ مِنۢ بَعْدِ مَا بَيَّنَّٰهُ لِلنَّاسِ فِى ٱلْكِتَٰبِ ۙ أُو۟لَٰٓئِكَ يَلْعَنُهُمُ ٱللَّهُ وَيَلْعَنُهُمُ ٱللَّٰعِنُونَ ﴿١٥٩﴾
Zij die de duidelijke leer en leiding verbergen, welke wij geopenbaard en in de schrift geleerd hebben, worden van God vervloekt en, allen die vloeken, zullen hen vervloeken.
Voorwaar, zij die verbergen wat Wij hebben neergezonden van de duidelijke bewijzen en de Leiding, nadat Wij die aan de mensen hebben duidelijk gemaakt in de Schrift: zij zijn degenen die Allah vervloekt en die vervloekers vervloeken.
Voorwaar, zij die verbergen wat Wij hebben neergezonden van de duidelijke bewijzen en de Leiding, nadat Wij die aan de mensen hebben duidelijk gemaakt in de Schrift: zij zijn degenen die Allah vervloekt en die vervloekers vervloeken.
إِلَّا ٱلَّذِينَ تَابُوا۟ وَأَصْلَحُوا۟ وَبَيَّنُوا۟ فَأُو۟لَٰٓئِكَ أَتُوبُ عَلَيْهِمْ ۚ وَأَنَا ٱلتَّوَّابُ ٱلرَّحِيمُ ﴿١٦٠﴾
Maar zij die berouw hebben, en zich beteren en terugkeeren, neem ik weder in genade aan; want ik ben genadig en barmhartig.
Behalve degenen die berouw hebben getoond, zich gebeterd hebben en (de Waarheid) duidelijk hebben gemaakt. Diegenen zijn het van wie Ik berouw aanvaard. En Ik ben de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige.
Behalve degenen die berouw hebben getoond, zich gebeterd hebben en (de Waarheid) duidelijk hebben gemaakt. Diegenen zijn het van wie Ik berouw aanvaard. En Ik ben de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige.
إِنَّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ وَمَاتُوا۟ وَهُمْ كُفَّارٌ أُو۟لَٰٓئِكَ عَلَيْهِمْ لَعْنَةُ ٱللَّهِ وَٱلْمَلَٰٓئِكَةِ وَٱلنَّاسِ أَجْمَعِينَ ﴿١٦١﴾
Waarlijk zij die niet gelooven en ongeloovig sterven, hun treft Gods vloek en de vloek van de engelen en van al de menschen.
Voorwaar, degenen die ongelovig waren en stierven terwijl zij ongelovig waren, op hen rust de vloek van Allah en van de Engelen en de mensen tezamen.
Voorwaar, degenen die ongelovig waren en stierven terwijl zij ongelovig waren, op hen rust de vloek van Allah en van de Engelen en de mensen tezamen.
خَٰلِدِينَ فِيهَا ۖ لَا يُخَفَّفُ عَنْهُمُ ٱلْعَذَابُ وَلَا هُمْ يُنظَرُونَ ﴿١٦٢﴾
Eeuwig zal die op hen rusten; hunne straf wordt niet verzacht en nimmer zal God op hen nederzien.
Eeuwig levenden zijn zij daarin (de Hel). En voor hen zal de bestraffing niet verlicht worden, noch zal hen uitstel gegeven worden.
Eeuwig levenden zijn zij daarin (de Hel). En voor hen zal de bestraffing niet verlicht worden, noch zal hen uitstel gegeven worden.
وَإِلَٰهُكُمْ إِلَٰهٌۭ وَٰحِدٌۭ ۖ لَّآ إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ ٱلرَّحْمَٰنُ ٱلرَّحِيمُ ﴿١٦٣﴾
Uw God is een eenige God; er is geen God buiten hem, de albarmhartige.
En jullie god is één God. Geen god is er dan Hij, de Erbarmer, de Meest Barmhartige.
En jullie god is één God. Geen god is er dan Hij, de Erbarmer, de Meest Barmhartige.
إِنَّ فِى خَلْقِ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ وَٱخْتِلَٰفِ ٱلَّيْلِ وَٱلنَّهَارِ وَٱلْفُلْكِ ٱلَّتِى تَجْرِى فِى ٱلْبَحْرِ بِمَا يَنفَعُ ٱلنَّاسَ وَمَآ أَنزَلَ ٱللَّهُ مِنَ ٱلسَّمَآءِ مِن مَّآءٍۢ فَأَحْيَا بِهِ ٱلْأَرْضَ بَعْدَ مَوْتِهَا وَبَثَّ فِيهَا مِن كُلِّ دَآبَّةٍۢ وَتَصْرِيفِ ٱلرِّيَٰحِ وَٱلسَّحَابِ ٱلْمُسَخَّرِ بَيْنَ ٱلسَّمَآءِ وَٱلْأَرْضِ لَءَايَٰتٍۢ لِّقَوْمٍۢ يَعْقِلُونَ ﴿١٦٤﴾
In de schepping van hemel en aarde, en de wisseling van nacht en dag; in het schip dat op de zee zeilt, met hetgeen nuttig voor de menschen is, en in het water dat God van den hemel doet stroomen, om de in den nood verkeerende aarde te doen herleven, waarop hij de verschillende diersoorten verspreidt; in de verandering der winden, en de beweging der wolken, tot het verrichten van den dienst tusschen hemel en aarde bestemd, zijn wonderen voor nadenkende menschen gelegen.
Voorwaar, in de schepping van de hemelen en de aarde en de afwisseling van de nacht en de dag en de schepen die over de zee varen met wat de mensen voordeel geeft, en het water dat Allah uit de hemel neerzendt, waarmee Hij de aarde tot leven brengt na haar dood, en dat hij daarop allerlei dieren verspreidde, en de besturing van de winden en de wolken die tussen de hemel en de aarde dienstbaar zijn gemaakt, zijn zeker Tekenen voor een volk dat verstandig is.
Voorwaar, in de schepping van de hemelen en de aarde en de afwisseling van de nacht en de dag en de schepen die over de zee varen met wat de mensen voordeel geeft, en het water dat Allah uit de hemel neerzendt, waarmee Hij de aarde tot leven brengt na haar dood, en dat hij daarop allerlei dieren verspreidde, en de besturing van de winden en de wolken die tussen de hemel en de aarde dienstbaar zijn gemaakt, zijn zeker Tekenen voor een volk dat verstandig is.
وَمِنَ ٱلنَّاسِ مَن يَتَّخِذُ مِن دُونِ ٱللَّهِ أَندَادًۭا يُحِبُّونَهُمْ كَحُبِّ ٱللَّهِ ۖ وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ أَشَدُّ حُبًّۭا لِّلَّهِ ۗ وَلَوْ يَرَى ٱلَّذِينَ ظَلَمُوٓا۟ إِذْ يَرَوْنَ ٱلْعَذَابَ أَنَّ ٱلْقُوَّةَ لِلَّهِ جَمِيعًۭا وَأَنَّ ٱللَّهَ شَدِيدُ ٱلْعَذَابِ ﴿١٦٥﴾
Toch zijn er nog menschen, die afgoden naast God plaatsen, en deze beminnen, zooals men slechts God moet beminnen; maar zij die gelooven, beminnen God nog inniger. O mochten de ongeloovigen, wanneer de straf hen bereikt, het inzien, dat God alleen alle macht is, en dat Hij streng in zijne straffen is.
En er zijn er onder de mensen die nasst Allah deelgenoten teokennen, die zij liefhebben met de liefde als (die) voor Allah, maar degenen die geloven zijn sterker in liefde voor Allah. En als degenen die onrecht pleegden zouden weten wanneer zij de bestraffing zien, (dan zouden zij weten) dat alle macht aan Allah behoort en dat Allah hard is in de bestraffing.
En er zijn er onder de mensen die nasst Allah deelgenoten teokennen, die zij liefhebben met de liefde als (die) voor Allah, maar degenen die geloven zijn sterker in liefde voor Allah. En als degenen die onrecht pleegden zouden weten wanneer zij de bestraffing zien, (dan zouden zij weten) dat alle macht aan Allah behoort en dat Allah hard is in de bestraffing.
إِذْ تَبَرَّأَ ٱلَّذِينَ ٱتُّبِعُوا۟ مِنَ ٱلَّذِينَ ٱتَّبَعُوا۟ وَرَأَوُا۟ ٱلْعَذَابَ وَتَقَطَّعَتْ بِهِمُ ٱلْأَسْبَابُ ﴿١٦٦﴾
Wanneer de verleiden zich eens van de verleiders afzonderen en de straffen zien, en hoe alle banden tusschen hen scheuren.
Wanneer degenen die gevolgd werden zich los verklaren aan degenen die hen volgen: en zij zagen de bestraffing en (dat) de banden met hen verbroken waren.
Wanneer degenen die gevolgd werden zich los verklaren aan degenen die hen volgen: en zij zagen de bestraffing en (dat) de banden met hen verbroken waren.
وَقَالَ ٱلَّذِينَ ٱتَّبَعُوا۟ لَوْ أَنَّ لَنَا كَرَّةًۭ فَنَتَبَرَّأَ مِنْهُمْ كَمَا تَبَرَّءُوا۟ مِنَّا ۗ كَذَٰلِكَ يُرِيهِمُ ٱللَّهُ أَعْمَٰلَهُمْ حَسَرَٰتٍ عَلَيْهِمْ ۖ وَمَا هُم بِخَٰرِجِينَ مِنَ ٱلنَّارِ ﴿١٦٧﴾
Dan zullen de verleiders zeggen: Indien wij konden herleven, dan zouden wij ons van hen afscheiden, zooals zij thans ons vlieden. Zoo zal God hun hunne werken toonen, dan zullen zij zuchten van smart, maar zullen niet uit het vuur komen.
En degenen die volgden zeiden: \"Was er voor ons nog maar één keer (de gelegenheid om naar de aarde terug te keren), dan zouden wij ons onschuldig verklaren aan hen, zoals zij zich aan ons onschuldig verklaarden.\" Zo laat Allah hen hun daden zien, als (een bron) van spijt voor hen. En zij zullen de Hel niet verlaten.
En degenen die volgden zeiden: \"Was er voor ons nog maar één keer (de gelegenheid om naar de aarde terug te keren), dan zouden wij ons onschuldig verklaren aan hen, zoals zij zich aan ons onschuldig verklaarden.\" Zo laat Allah hen hun daden zien, als (een bron) van spijt voor hen. En zij zullen de Hel niet verlaten.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلنَّاسُ كُلُوا۟ مِمَّا فِى ٱلْأَرْضِ حَلَٰلًۭا طَيِّبًۭا وَلَا تَتَّبِعُوا۟ خُطُوَٰتِ ٱلشَّيْطَٰنِ ۚ إِنَّهُۥ لَكُمْ عَدُوٌّۭ مُّبِينٌ ﴿١٦٨﴾
O menschen! geniet wat goed en geoorloofd is op aarde, en volgt niet de stappen van satan; want hij is uw verklaarde vijand.
O mensen, eet van wat op de aarde is het toegestane en het goede, en volgt niet in de voetstappen van de Satan. Voorwaar, hij is voor jullie een duidelijke vijand.
O mensen, eet van wat op de aarde is het toegestane en het goede, en volgt niet in de voetstappen van de Satan. Voorwaar, hij is voor jullie een duidelijke vijand.
إِنَّمَا يَأْمُرُكُم بِٱلسُّوٓءِ وَٱلْفَحْشَآءِ وَأَن تَقُولُوا۟ عَلَى ٱللَّهِ مَا لَا تَعْلَمُونَ ﴿١٦٩﴾
Hij beveelt u het booze en schandelijke, en leert u van God zeggen wat ge niet kent.
Voorwaar, hij roept jullie op tot het kwade en zedeloosheid en (wil) dat jullie over Allah zeggen wat jullie niet weten.
Voorwaar, hij roept jullie op tot het kwade en zedeloosheid en (wil) dat jullie over Allah zeggen wat jullie niet weten.
وَإِذَا قِيلَ لَهُمُ ٱتَّبِعُوا۟ مَآ أَنزَلَ ٱللَّهُ قَالُوا۟ بَلْ نَتَّبِعُ مَآ أَلْفَيْنَا عَلَيْهِ ءَابَآءَنَآ ۗ أَوَلَوْ كَانَ ءَابَآؤُهُمْ لَا يَعْقِلُونَ شَيْـًۭٔا وَلَا يَهْتَدُونَ ﴿١٧٠﴾
Als men hun zegt: Volgt datgene wat God heeft gezonden! dan antwoordt gij: Neen, wij volgen de gebruiken onzer vaderen. Maar waren hunne vaderen dan geen onverstandigen en verkeerd geleiden?
En wanneer tot hen gezegd wordt: \"Volgt wat Allah heeft neergezonden,\" dan zeggen zij: \"Maar wij volgen dat (pad van afgoderij) waarop wij onze vaderen aantroffen.\" Ook als hun vaderen niets begrepen en niet de rechte Leiding volgden?
En wanneer tot hen gezegd wordt: \"Volgt wat Allah heeft neergezonden,\" dan zeggen zij: \"Maar wij volgen dat (pad van afgoderij) waarop wij onze vaderen aantroffen.\" Ook als hun vaderen niets begrepen en niet de rechte Leiding volgden?
وَمَثَلُ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ كَمَثَلِ ٱلَّذِى يَنْعِقُ بِمَا لَا يَسْمَعُ إِلَّا دُعَآءًۭ وَنِدَآءًۭ ۚ صُمٌّۢ بُكْمٌ عُمْىٌۭ فَهُمْ لَا يَعْقِلُونَ ﴿١٧١﴾
De ongeloovigen gelijken op iemand, die een man roept, welke slechts den klank der stem en het geluid hoort, zonder de woorden te kunnen onderscheiden. Doof, stom en blind zijn zij, en verstaan het niet.
En de gelijkenis van degenen die ongelovig zijn, is als de gelijkenis met iemand (een herder) die roept naar iets wat niet luistert, behalve naar een roep of een schreeuw. Zij zijn doof, stom en blind (van hart), daarom begrijpen zij niet.
En de gelijkenis van degenen die ongelovig zijn, is als de gelijkenis met iemand (een herder) die roept naar iets wat niet luistert, behalve naar een roep of een schreeuw. Zij zijn doof, stom en blind (van hart), daarom begrijpen zij niet.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ كُلُوا۟ مِن طَيِّبَٰتِ مَا رَزَقْنَٰكُمْ وَٱشْكُرُوا۟ لِلَّهِ إِن كُنتُمْ إِيَّاهُ تَعْبُدُونَ ﴿١٧٢﴾
O geloovigen! geniet het goede dat wij u tot voeding hebben gegeven, en dankt God daarvoor, indien gij Hem vereert.
O jullie die geloven, eet van de goede dingen waarmee Wij jullie hebben voorzien en weest Allah dankbaar als Hij alleen het is die jullie aanbidden.
O jullie die geloven, eet van de goede dingen waarmee Wij jullie hebben voorzien en weest Allah dankbaar als Hij alleen het is die jullie aanbidden.
إِنَّمَا حَرَّمَ عَلَيْكُمُ ٱلْمَيْتَةَ وَٱلدَّمَ وَلَحْمَ ٱلْخِنزِيرِ وَمَآ أُهِلَّ بِهِۦ لِغَيْرِ ٱللَّهِ ۖ فَمَنِ ٱضْطُرَّ غَيْرَ بَاغٍۢ وَلَا عَادٍۢ فَلَآ إِثْمَ عَلَيْهِ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌ ﴿١٧٣﴾
Er is u verboden, doode dieren, bloed, varkensvleesch en elk dier te eten, waarover men een anderen naam dan dien van God heeft aangeroepen. Maar hij die gedwongen, onvrijwillig of zonder boos opzet daarvan geniet, zal geene zonde begaan hebben; want God is genadig en barmhartig.
Voorwaar, Hij heeft voor jullie verboden het gestorvene (het niet ritueel geslachte), bloed, varkensvlees, en dat waarover (bij het slachten) een andere naam dan die van Allah is uitgesproken. Maar wie door nood gedwongen is, zonder dat hij het wenst en niet overdrijft, dan is het voor hem geen zonde. Voorwaar, Allah is Meest Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
Voorwaar, Hij heeft voor jullie verboden het gestorvene (het niet ritueel geslachte), bloed, varkensvlees, en dat waarover (bij het slachten) een andere naam dan die van Allah is uitgesproken. Maar wie door nood gedwongen is, zonder dat hij het wenst en niet overdrijft, dan is het voor hem geen zonde. Voorwaar, Allah is Meest Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
إِنَّ ٱلَّذِينَ يَكْتُمُونَ مَآ أَنزَلَ ٱللَّهُ مِنَ ٱلْكِتَٰبِ وَيَشْتَرُونَ بِهِۦ ثَمَنًۭا قَلِيلًا ۙ أُو۟لَٰٓئِكَ مَا يَأْكُلُونَ فِى بُطُونِهِمْ إِلَّا ٱلنَّارَ وَلَا يُكَلِّمُهُمُ ٱللَّهُ يَوْمَ ٱلْقِيَٰمَةِ وَلَا يُزَكِّيهِمْ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿١٧٤﴾
Hun die verbergen wat God in de schrift geopenbaard heeft, en het voor een nietig loon verkoopen, zullen de ingewanden door vuur verteerd worden. God zal hen op den dag der opstanding niet aanspreken en hen niet voor rein verklaren, en zij zullen eene strenge straf ondergaan.
Voorwaar, degenen die verbergen wat Allah heeft neergezonden van de Schrift en die het verruilen voor een geringe prijs, zij zijn degenen die in hun buiken niets dan vuur verteren. En Allah zal niet tot hen spreken op de Dag der Opstanding en Hij zal hen niet reinigen en voor hen is er een pijnlijke bestraffing.
Voorwaar, degenen die verbergen wat Allah heeft neergezonden van de Schrift en die het verruilen voor een geringe prijs, zij zijn degenen die in hun buiken niets dan vuur verteren. En Allah zal niet tot hen spreken op de Dag der Opstanding en Hij zal hen niet reinigen en voor hen is er een pijnlijke bestraffing.
أُو۟لَٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ ٱشْتَرَوُا۟ ٱلضَّلَٰلَةَ بِٱلْهُدَىٰ وَٱلْعَذَابَ بِٱلْمَغْفِرَةِ ۚ فَمَآ أَصْبَرَهُمْ عَلَى ٱلنَّارِ ﴿١٧٥﴾
Zij zijn het, die de ware richting voor de dwaling verwisselen en genade voor straf; maar wat zullen zij van het vuur moeten lijden.
Zij zijn diegenen die de Leiding hebben verruild voor de dwaling en de vergiffenis voor de bestraffing. Hoe geduldig zijn zij met de Hel!
Zij zijn diegenen die de Leiding hebben verruild voor de dwaling en de vergiffenis voor de bestraffing. Hoe geduldig zijn zij met de Hel!
ذَٰلِكَ بِأَنَّ ٱللَّهَ نَزَّلَ ٱلْكِتَٰبَ بِٱلْحَقِّ ۗ وَإِنَّ ٱلَّذِينَ ٱخْتَلَفُوا۟ فِى ٱلْكِتَٰبِ لَفِى شِقَاقٍۭ بَعِيدٍۢ ﴿١٧٦﴾
Daarom zullen zij lijden, omdat God dit boek met waarheid openbaarde, en zij die daarover in strijd komen, in eene groote dwaling geraken.
Dat is zo omdat Allah de Schrift met de Waarheid heeft neergezonden. En voorwaar, degenen die van mening verschillen over de Schrift verkeren in vegaande verdeelheid.
Dat is zo omdat Allah de Schrift met de Waarheid heeft neergezonden. En voorwaar, degenen die van mening verschillen over de Schrift verkeren in vegaande verdeelheid.
۞ لَّيْسَ ٱلْبِرَّ أَن تُوَلُّوا۟ وُجُوهَكُمْ قِبَلَ ٱلْمَشْرِقِ وَٱلْمَغْرِبِ وَلَٰكِنَّ ٱلْبِرَّ مَنْ ءَامَنَ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلْءَاخِرِ وَٱلْمَلَٰٓئِكَةِ وَٱلْكِتَٰبِ وَٱلنَّبِيِّۦنَ وَءَاتَى ٱلْمَالَ عَلَىٰ حُبِّهِۦ ذَوِى ٱلْقُرْبَىٰ وَٱلْيَتَٰمَىٰ وَٱلْمَسَٰكِينَ وَٱبْنَ ٱلسَّبِيلِ وَٱلسَّآئِلِينَ وَفِى ٱلرِّقَابِ وَأَقَامَ ٱلصَّلَوٰةَ وَءَاتَى ٱلزَّكَوٰةَ وَٱلْمُوفُونَ بِعَهْدِهِمْ إِذَا عَٰهَدُوا۟ ۖ وَٱلصَّٰبِرِينَ فِى ٱلْبَأْسَآءِ وَٱلضَّرَّآءِ وَحِينَ ٱلْبَأْسِ ۗ أُو۟لَٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ صَدَقُوا۟ ۖ وَأُو۟لَٰٓئِكَ هُمُ ٱلْمُتَّقُونَ ﴿١٧٧﴾
De godvruchtigheid bestaat niet daarin, dat gij uw gezicht (bij het gebed) naar het Oosten of het Westen wendt. Godvruchtig is hij die aan God gelooft, aan den jongsten dag en de engelen, en de schrift en de profeten: die van zijn vermogen geeft aan aanverwanten; weezen en armen en de vreemdelingen, en hun die vragen; hij die gevangenen loskoopt, het gebed verricht en aalmoezen geeft; die aangegane verbintenissen nakomt; die geduldig is in tegenspoed, nood en krijgsgevaar; hij is rechtvaardig; hij is godvreezend.
Het is geen vroomheid dat jullie je gezichten naar het Oosten en het Westen wenden, maar vroom is wie gelooft in Allah en het Hiernamaals en de Engelen en de Schrift en de Profeten en die het bezit dat hij liefheeft weggeeft aan de verwanten en de wezen en de behoeftigen en de reiziger (zonder proviand) en de bedelaars en (het gebruikt) voor het vrijkopen van slaven, en die de shalât onderhoudt, de zakât geeft. En die trouw zijn aan hun belofte wanneer zij een belofte hebben gedaan en de geduldigen in tegenspoed, in rampspoed en in oorlogstijd. Zij zijn diegenen die Moettaqôen zijn, en zij zijn het die de godvrezenden zijn.
Het is geen vroomheid dat jullie je gezichten naar het Oosten en het Westen wenden, maar vroom is wie gelooft in Allah en het Hiernamaals en de Engelen en de Schrift en de Profeten en die het bezit dat hij liefheeft weggeeft aan de verwanten en de wezen en de behoeftigen en de reiziger (zonder proviand) en de bedelaars en (het gebruikt) voor het vrijkopen van slaven, en die de shalât onderhoudt, de zakât geeft. En die trouw zijn aan hun belofte wanneer zij een belofte hebben gedaan en de geduldigen in tegenspoed, in rampspoed en in oorlogstijd. Zij zijn diegenen die Moettaqôen zijn, en zij zijn het die de godvrezenden zijn.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ كُتِبَ عَلَيْكُمُ ٱلْقِصَاصُ فِى ٱلْقَتْلَى ۖ ٱلْحُرُّ بِٱلْحُرِّ وَٱلْعَبْدُ بِٱلْعَبْدِ وَٱلْأُنثَىٰ بِٱلْأُنثَىٰ ۚ فَمَنْ عُفِىَ لَهُۥ مِنْ أَخِيهِ شَىْءٌۭ فَٱتِّبَاعٌۢ بِٱلْمَعْرُوفِ وَأَدَآءٌ إِلَيْهِ بِإِحْسَٰنٍۢ ۗ ذَٰلِكَ تَخْفِيفٌۭ مِّن رَّبِّكُمْ وَرَحْمَةٌۭ ۗ فَمَنِ ٱعْتَدَىٰ بَعْدَ ذَٰلِكَ فَلَهُۥ عَذَابٌ أَلِيمٌۭ ﴿١٧٨﴾
O geloovigen! u is het vergeldingsrecht voor den doodslag voorgeschreven. Een vrije man tegen een vrijen man, een slaaf tegen een slaaf, eene vrouw voor eene vrouw. Indien echter de broeder den moordenaar vergeeft, dan kan deze toch naar rechterlijke uitspraak en billijkheid bestraft worden. Dit is genade en barmhartigheid van uwen Heer. Wie dit echter overtreedt, zal eene groote straf ondergaan.
O jullie die geloven, de Qishâsh inzake doodslag is jullie verplicht: de vrije (mens) voor de vrije (mens), de slaaf voor de slaaf, de vrouw voor de vrouw. En degene die dan kwijtschelding zan zijn broeder ontvangt, laat het dan gevolgd worden door een redelijke (eis van de eiser) en genoegdoening voor hem op een goeded (manier, van de schuldige). Dat is een verlichting van jullie Heer en een Barmhartigheid en degene die dan daarna nog overtreedt, voor hem ie er dan een pijnlijke bestraffing.
O jullie die geloven, de Qishâsh inzake doodslag is jullie verplicht: de vrije (mens) voor de vrije (mens), de slaaf voor de slaaf, de vrouw voor de vrouw. En degene die dan kwijtschelding zan zijn broeder ontvangt, laat het dan gevolgd worden door een redelijke (eis van de eiser) en genoegdoening voor hem op een goeded (manier, van de schuldige). Dat is een verlichting van jullie Heer en een Barmhartigheid en degene die dan daarna nog overtreedt, voor hem ie er dan een pijnlijke bestraffing.
وَلَكُمْ فِى ٱلْقِصَاصِ حَيَوٰةٌۭ يَٰٓأُو۟لِى ٱلْأَلْبَٰبِ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ ﴿١٧٩﴾
In deze wedervergeldingswet ligt uw leven, indien gij verstandig en godsvruchtig zijt.
En voor jullie is er in de Qishâsh leven, O bezitters van verstand, hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen.
En voor jullie is er in de Qishâsh leven, O bezitters van verstand, hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen.
كُتِبَ عَلَيْكُمْ إِذَا حَضَرَ أَحَدَكُمُ ٱلْمَوْتُ إِن تَرَكَ خَيْرًا ٱلْوَصِيَّةُ لِلْوَٰلِدَيْنِ وَٱلْأَقْرَبِينَ بِٱلْمَعْرُوفِ ۖ حَقًّا عَلَى ٱلْمُتَّقِينَ ﴿١٨٠﴾
U is voorgeschreven: Indien een uwer op het punt is van te sterven en vermogen nalaat, zal hij daarvan, naar billijkheid, zijne ouders door testament achterlaten. Het is een plicht voor geloovigen.
Het is jullie verplicht wanneer de dood één van jullie nabij is, als hij bezit nalaat, een testament te maken voor de ouders en de verwanten, volgens wat redelijk is (dit is) een plicht voor de Moetaqôen.
Het is jullie verplicht wanneer de dood één van jullie nabij is, als hij bezit nalaat, een testament te maken voor de ouders en de verwanten, volgens wat redelijk is (dit is) een plicht voor de Moetaqôen.
فَمَنۢ بَدَّلَهُۥ بَعْدَمَا سَمِعَهُۥ فَإِنَّمَآ إِثْمُهُۥ عَلَى ٱلَّذِينَ يُبَدِّلُونَهُۥٓ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ سَمِيعٌ عَلِيمٌۭ ﴿١٨١﴾
Die echter dit testament vervalscht, nadat hij het kent, laadt schuld op zich. God hoort en weet alles.
Wie den het testament verandert nadat hij het heeft gehoord: voorwaar, dan rust de zonde op hen die het veranderd hebben. Voorwaar, Allah is Alhorend, Alwetend.
Wie den het testament verandert nadat hij het heeft gehoord: voorwaar, dan rust de zonde op hen die het veranderd hebben. Voorwaar, Allah is Alhorend, Alwetend.
فَمَنْ خَافَ مِن مُّوصٍۢ جَنَفًا أَوْ إِثْمًۭا فَأَصْلَحَ بَيْنَهُمْ فَلَآ إِثْمَ عَلَيْهِ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿١٨٢﴾
Vermoedt men echter, dat hij die het testament achterliet, eene dwaling of eene onrechtvaardigheid heeft begaan, en zoekt men het te schikken, dan laadt men geene schuld op zich; want God is vergevend en barmhartig.
Maar degene die dan van de erflater partijdigheid of zonde vreest, en daarna verzoening tussen hen teweeg bracht, dan rust er geen zonde op hem. Voorwaar, Allah is Meest Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
Maar degene die dan van de erflater partijdigheid of zonde vreest, en daarna verzoening tussen hen teweeg bracht, dan rust er geen zonde op hem. Voorwaar, Allah is Meest Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ كُتِبَ عَلَيْكُمُ ٱلصِّيَامُ كَمَا كُتِبَ عَلَى ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِكُمْ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ ﴿١٨٣﴾
O geloovigen! eene vaste is u bevolen, even als die uwen voorgangers bevolen was, opdat gij godvreezend zoudt zijn.
O jullie dei geloven, het vasten is jullie verplicht, zoals het ook verplicht was voor hen vóór jullie, hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen.
O jullie dei geloven, het vasten is jullie verplicht, zoals het ook verplicht was voor hen vóór jullie, hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen.
أَيَّامًۭا مَّعْدُودَٰتٍۢ ۚ فَمَن كَانَ مِنكُم مَّرِيضًا أَوْ عَلَىٰ سَفَرٍۢ فَعِدَّةٌۭ مِّنْ أَيَّامٍ أُخَرَ ۚ وَعَلَى ٱلَّذِينَ يُطِيقُونَهُۥ فِدْيَةٌۭ طَعَامُ مِسْكِينٍۢ ۖ فَمَن تَطَوَّعَ خَيْرًۭا فَهُوَ خَيْرٌۭ لَّهُۥ ۚ وَأَن تَصُومُوا۟ خَيْرٌۭ لَّكُمْ ۖ إِن كُنتُمْ تَعْلَمُونَ ﴿١٨٤﴾
Een zeker getal dagen zult gij vasten. Indien echter iemand onder u ziek of op reis is, dan zal hij een gelijk getal andere dagen vasten. Die het echter kan en het toch niet doet, moet daarvoor een arme voeden. Hij die dit echter vrijwillig doet, handelt beter, en nog beter indien hij de vasten daarbij in acht neemt. Mocht gij dat inzien.
(Vast) en vastgesteld aantal dagen. Maar degene die dan van jullie ziek is, of op reis, dan een aantal andere dagen. En op degenen (van hen) die het (slechts met grote moeite) kunnen volbrengen, rust de plicht van Fidyah: het voeden van een arme. Maar degene die vrijwillig meer (dan verplicht is) geeft: dat is beter voor hem. En dat jullie vasten is beter voor jullie, als jullie dat maar weten.
(Vast) en vastgesteld aantal dagen. Maar degene die dan van jullie ziek is, of op reis, dan een aantal andere dagen. En op degenen (van hen) die het (slechts met grote moeite) kunnen volbrengen, rust de plicht van Fidyah: het voeden van een arme. Maar degene die vrijwillig meer (dan verplicht is) geeft: dat is beter voor hem. En dat jullie vasten is beter voor jullie, als jullie dat maar weten.
شَهْرُ رَمَضَانَ ٱلَّذِىٓ أُنزِلَ فِيهِ ٱلْقُرْءَانُ هُدًۭى لِّلنَّاسِ وَبَيِّنَٰتٍۢ مِّنَ ٱلْهُدَىٰ وَٱلْفُرْقَانِ ۚ فَمَن شَهِدَ مِنكُمُ ٱلشَّهْرَ فَلْيَصُمْهُ ۖ وَمَن كَانَ مَرِيضًا أَوْ عَلَىٰ سَفَرٍۢ فَعِدَّةٌۭ مِّنْ أَيَّامٍ أُخَرَ ۗ يُرِيدُ ٱللَّهُ بِكُمُ ٱلْيُسْرَ وَلَا يُرِيدُ بِكُمُ ٱلْعُسْرَ وَلِتُكْمِلُوا۟ ٱلْعِدَّةَ وَلِتُكَبِّرُوا۟ ٱللَّهَ عَلَىٰ مَا هَدَىٰكُمْ وَلَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ ﴿١٨٥﴾
De maand Ramadan, waarin de Koran werd geopenbaard, als eene leiding voor de menschen en tot onderscheiding van goed en kwaad, zult gij vasten. Daarom laat hem welke onder u tegenwoordig is die maand vasten; doch hij die ziek of op reis is, zal later een gelijk getal andere dagen vasten. God wil het u gemakkelijk maken; hij wil slechts dat gij de bepaalde vastendagen houdt en God verheerlijkt, omdat hij u op den rechten weg geleid heeft, en dat ge hem zoudt danken.
De maand Ramadhân is het waarin de Koran is neergezonden, als Leiding voor de mensheid en als duidelijke bewijzen van de Leiding en de Foerqân. Wie van jullie aanwezig is in de maand, laat die dan vasten, maar wie ziek is of op reis, dan is er een aantal andere dagen (om de vasten in te halen). Allah wenst voor jullie het gemakkelijke en Hij wenst niet voor jullie het ongemak. En maakt het aantal (dagen) vol en prijst Allah's Grootheid omdat Hij jullie leiding schonk, hopelijk zullen jullie dankbaar zijn.
De maand Ramadhân is het waarin de Koran is neergezonden, als Leiding voor de mensheid en als duidelijke bewijzen van de Leiding en de Foerqân. Wie van jullie aanwezig is in de maand, laat die dan vasten, maar wie ziek is of op reis, dan is er een aantal andere dagen (om de vasten in te halen). Allah wenst voor jullie het gemakkelijke en Hij wenst niet voor jullie het ongemak. En maakt het aantal (dagen) vol en prijst Allah's Grootheid omdat Hij jullie leiding schonk, hopelijk zullen jullie dankbaar zijn.
وَإِذَا سَأَلَكَ عِبَادِى عَنِّى فَإِنِّى قَرِيبٌ ۖ أُجِيبُ دَعْوَةَ ٱلدَّاعِ إِذَا دَعَانِ ۖ فَلْيَسْتَجِيبُوا۟ لِى وَلْيُؤْمِنُوا۟ بِى لَعَلَّهُمْ يَرْشُدُونَ ﴿١٨٦﴾
Als mijne dienaren u omtrent mij ondervragen, zal ik nabij hem zijn; ik wil het gebed hooren van hen die mij gelooven; doch dat zij naar mij luisteren, en mij gelooven; opdat zij langs den rechten weg geleid mochten worden.
En wanneer Mijn dienaren jou (O Moehammad) vragen stellen over Mij: voorwaar, Ik ben nabij, Ik verhoor de smeekbede van de smekende wanneer hij tot Mij smeek. Laten zij aan Mij gehoor geven en in Mij geloven. Hopelijk zullen zij de juiste Leiding volgen.
En wanneer Mijn dienaren jou (O Moehammad) vragen stellen over Mij: voorwaar, Ik ben nabij, Ik verhoor de smeekbede van de smekende wanneer hij tot Mij smeek. Laten zij aan Mij gehoor geven en in Mij geloven. Hopelijk zullen zij de juiste Leiding volgen.
أُحِلَّ لَكُمْ لَيْلَةَ ٱلصِّيَامِ ٱلرَّفَثُ إِلَىٰ نِسَآئِكُمْ ۚ هُنَّ لِبَاسٌۭ لَّكُمْ وَأَنتُمْ لِبَاسٌۭ لَّهُنَّ ۗ عَلِمَ ٱللَّهُ أَنَّكُمْ كُنتُمْ تَخْتَانُونَ أَنفُسَكُمْ فَتَابَ عَلَيْكُمْ وَعَفَا عَنكُمْ ۖ فَٱلْـَٰٔنَ بَٰشِرُوهُنَّ وَٱبْتَغُوا۟ مَا كَتَبَ ٱللَّهُ لَكُمْ ۚ وَكُلُوا۟ وَٱشْرَبُوا۟ حَتَّىٰ يَتَبَيَّنَ لَكُمُ ٱلْخَيْطُ ٱلْأَبْيَضُ مِنَ ٱلْخَيْطِ ٱلْأَسْوَدِ مِنَ ٱلْفَجْرِ ۖ ثُمَّ أَتِمُّوا۟ ٱلصِّيَامَ إِلَى ٱلَّيْلِ ۚ وَلَا تُبَٰشِرُوهُنَّ وَأَنتُمْ عَٰكِفُونَ فِى ٱلْمَسَٰجِدِ ۗ تِلْكَ حُدُودُ ٱللَّهِ فَلَا تَقْرَبُوهَا ۗ كَذَٰلِكَ يُبَيِّنُ ٱللَّهُ ءَايَٰتِهِۦ لِلنَّاسِ لَعَلَّهُمْ يَتَّقُونَ ﴿١٨٧﴾
Het is veroorloofd, in den nacht van den vastentijd uwe vrouwen te naderen. Zij zijn uw deksel en gij het hunne. God weet dat gij u zelven (daarin) bedriegt, daarom keert hij tot u terug en vergeeft u dit. Nadert haar daarom en begeert ernstig wat God u veroorloofd heeft, en eet en drinkt, tot gij bij den ochtendglans een witten draad van een zwarten draad kunt onderscheiden; dan vast gij tot den nacht: nadert haar niet en brengt den tijd in het bedehuis door. Dit zijn de grenzen die God heeft gesteld; komt die niet te nabij. Zoo leert God den mensch zijne teekenen, opdat zij hem vreezen.
Het is jullie in de nachten van het vasten toegestaan omgang te hebben met jullie vrouwen. Zij zijn (als) kleding voor jullie en jullie zijn (als) kleding voor hen. Allah wist dat jullie jezelf bedrogen, Hij aanvaardde jullie berouw en vergaf jullie. Nu mogen jullie dan omgang met hen hebben. En streeft naar wat Allah voor jullie bepaald heeft. En eet en drinkt tot de witte draad en de zwarte draad voor jullie te onderscheiden is, het is Fadjr (ochtendschemering). Maakt daarna het vasten vol tot zonsondergang. En hebt geen omgang met hen, terwijl jullie I'tikâf in de moskeeen verrichten. Dat zijn de greenzen van Allah, nadert deze daarorn niet. Zo maakt Allah Zijn Tekenen duidelijk voor de mensen, hopelijk zullen zij (Allah) vrezen.
Het is jullie in de nachten van het vasten toegestaan omgang te hebben met jullie vrouwen. Zij zijn (als) kleding voor jullie en jullie zijn (als) kleding voor hen. Allah wist dat jullie jezelf bedrogen, Hij aanvaardde jullie berouw en vergaf jullie. Nu mogen jullie dan omgang met hen hebben. En streeft naar wat Allah voor jullie bepaald heeft. En eet en drinkt tot de witte draad en de zwarte draad voor jullie te onderscheiden is, het is Fadjr (ochtendschemering). Maakt daarna het vasten vol tot zonsondergang. En hebt geen omgang met hen, terwijl jullie I'tikâf in de moskeeen verrichten. Dat zijn de greenzen van Allah, nadert deze daarorn niet. Zo maakt Allah Zijn Tekenen duidelijk voor de mensen, hopelijk zullen zij (Allah) vrezen.
وَلَا تَأْكُلُوٓا۟ أَمْوَٰلَكُم بَيْنَكُم بِٱلْبَٰطِلِ وَتُدْلُوا۟ بِهَآ إِلَى ٱلْحُكَّامِ لِتَأْكُلُوا۟ فَرِيقًۭا مِّنْ أَمْوَٰلِ ٱلنَّاسِ بِٱلْإِثْمِ وَأَنتُمْ تَعْلَمُونَ ﴿١٨٨﴾
Verteert uw vermogen niet onder u in ijdele zaken; besteekt den rechter niet daarmede, om het vermogen van uwe naasten onrechtvaardig, tegen uw eigen geweten, te bekomen.
En eet niet onderling van jullie bezittingen op onwettige wijze door deze (bezittingen op misleidend wijze) voor de rechters te brengen, zodart jullie op zondige wijze van een gedeelte van de bezittingen van de mensen kunnen eten, terwijil jullie het weten.
En eet niet onderling van jullie bezittingen op onwettige wijze door deze (bezittingen op misleidend wijze) voor de rechters te brengen, zodart jullie op zondige wijze van een gedeelte van de bezittingen van de mensen kunnen eten, terwijil jullie het weten.
۞ يَسْـَٔلُونَكَ عَنِ ٱلْأَهِلَّةِ ۖ قُلْ هِىَ مَوَٰقِيتُ لِلنَّاسِ وَٱلْحَجِّ ۗ وَلَيْسَ ٱلْبِرُّ بِأَن تَأْتُوا۟ ٱلْبُيُوتَ مِن ظُهُورِهَا وَلَٰكِنَّ ٱلْبِرَّ مَنِ ٱتَّقَىٰ ۗ وَأْتُوا۟ ٱلْبُيُوتَ مِنْ أَبْوَٰبِهَا ۚ وَٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ لَعَلَّكُمْ تُفْلِحُونَ ﴿١٨٩﴾
Zij zullen u ondervragen omtrent de maansveranderingen. Antwoord; zij dienen om den mensch den tijd en de bedevaart naar Mekka te bepalen. De gerechtigheid bestaat niet daarin, dat gij uwe huizen van achteren ingaat; maar hij is rechtvaardig, die God vreest. Gaat daarom uwe huizen door de deur binnen, en vreest God, opdat gij gelukkig moogt zijn
Zij vragen jou (Moehammad) over de nieuwe manen. Zeg: \"Zij zijn tijdsaanduidingen voor de mensen en (voor het vastellen van) de Haddj. En het is geen vroomheid dat jullie de huizen binnengaan aan de achterzijden, vroom zijn zij (Allah) vrezen en die de huizen binnengaan door hun deuren. En vreest Allah, hopelijk zullen jullie welslagen.
Zij vragen jou (Moehammad) over de nieuwe manen. Zeg: \"Zij zijn tijdsaanduidingen voor de mensen en (voor het vastellen van) de Haddj. En het is geen vroomheid dat jullie de huizen binnengaan aan de achterzijden, vroom zijn zij (Allah) vrezen en die de huizen binnengaan door hun deuren. En vreest Allah, hopelijk zullen jullie welslagen.
وَقَٰتِلُوا۟ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ ٱلَّذِينَ يُقَٰتِلُونَكُمْ وَلَا تَعْتَدُوٓا۟ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ لَا يُحِبُّ ٱلْمُعْتَدِينَ ﴿١٩٠﴾
Strijdt voor Gods weg tegen hen die u bestrijden, maar begaat geene ongerechtigheid en begint niet met de vijandelijkheden; want God bemint de zondaren niet.
En strijdt op de Weg van Allah tegen degenen die tegen jullie strijden en overtreedt niet. Voorwaar, Allah heeft de overtreders niet lief.
En strijdt op de Weg van Allah tegen degenen die tegen jullie strijden en overtreedt niet. Voorwaar, Allah heeft de overtreders niet lief.
وَٱقْتُلُوهُمْ حَيْثُ ثَقِفْتُمُوهُمْ وَأَخْرِجُوهُم مِّنْ حَيْثُ أَخْرَجُوكُمْ ۚ وَٱلْفِتْنَةُ أَشَدُّ مِنَ ٱلْقَتْلِ ۚ وَلَا تُقَٰتِلُوهُمْ عِندَ ٱلْمَسْجِدِ ٱلْحَرَامِ حَتَّىٰ يُقَٰتِلُوكُمْ فِيهِ ۖ فَإِن قَٰتَلُوكُمْ فَٱقْتُلُوهُمْ ۗ كَذَٰلِكَ جَزَآءُ ٱلْكَٰفِرِينَ ﴿١٩١﴾
Doodt hen overal waar gij hen vindt, verdrijft hen van waar zij u verdrijven; want de verzoeking tot afgoderij is sterker dan de doodslag. Bestrijdt hen nochtans niet in de nabijheid van den heiligen tempel: zoo ze u echter daar aangrijpen, doodt hen ook daar. Dit zij het loon der ongeloovigen.
En doodt hen waar jullie hen ook aantreffen en verdrijft hen zoals zij jullie hebben verdreven. En Fitnah is erger dan doodslag. En bestrijdt hen niet bij de Masdjid al Harâm (de Gewijde Moskee te Mekkah) totdat zij jullie daar bestrijden; als zij jullie dan bestrijden: doodt hen dan. Zo is de vergeliding voor de ongelovigen.
En doodt hen waar jullie hen ook aantreffen en verdrijft hen zoals zij jullie hebben verdreven. En Fitnah is erger dan doodslag. En bestrijdt hen niet bij de Masdjid al Harâm (de Gewijde Moskee te Mekkah) totdat zij jullie daar bestrijden; als zij jullie dan bestrijden: doodt hen dan. Zo is de vergeliding voor de ongelovigen.
فَإِنِ ٱنتَهَوْا۟ فَإِنَّ ٱللَّهَ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿١٩٢﴾
Indien zij zich beteren, dan is God genadig en barmhartig.
Maar als zij ophouden, voorwaar, dan is Allah Meest Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
Maar als zij ophouden, voorwaar, dan is Allah Meest Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
وَقَٰتِلُوهُمْ حَتَّىٰ لَا تَكُونَ فِتْنَةٌۭ وَيَكُونَ ٱلدِّينُ لِلَّهِ ۖ فَإِنِ ٱنتَهَوْا۟ فَلَا عُدْوَٰنَ إِلَّا عَلَى ٱلظَّٰلِمِينَ ﴿١٩٣﴾
Bestrijdt hen daarom, tot de verzoeking ophoudt en Gods richting gezegevierd heeft. Maar indien zij zich beteren, dan geene vijandelijkheid meer, behalve tegen de boozen.
En bestridjt hen tot er geen Fitnah (meer) is en de godsdienst aan Allah behoort, maar zij dan ophouden, dan is er geen vijandschap, behalve tegen de onrechtplegers.
En bestridjt hen tot er geen Fitnah (meer) is en de godsdienst aan Allah behoort, maar zij dan ophouden, dan is er geen vijandschap, behalve tegen de onrechtplegers.
ٱلشَّهْرُ ٱلْحَرَامُ بِٱلشَّهْرِ ٱلْحَرَامِ وَٱلْحُرُمَٰتُ قِصَاصٌۭ ۚ فَمَنِ ٱعْتَدَىٰ عَلَيْكُمْ فَٱعْتَدُوا۟ عَلَيْهِ بِمِثْلِ مَا ٱعْتَدَىٰ عَلَيْكُمْ ۚ وَٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ وَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّ ٱللَّهَ مَعَ ٱلْمُتَّقِينَ ﴿١٩٤﴾
Zelfs de maand Haram voor de maand Haram, en de heilige grenzen van Mekka als wedervergeldingsrecht. Wie u vijandig aangrijpt, grijpt gij op gelijke wijze aan. Vreest God en weet dat God met hen is die hem vereeren.
De gewijde maand om de gewijde maand, (in) de gewijde (plaatesen en maanden) geldt de Qishâsh. Wie dan tegen jullie overtreedt, overtreedt dan tegen hem dan en dezelfde mate waarin hij tegen jullie overtreedt. En vreest Allah en weet dat Allah met de Moettaqôen is.
De gewijde maand om de gewijde maand, (in) de gewijde (plaatesen en maanden) geldt de Qishâsh. Wie dan tegen jullie overtreedt, overtreedt dan tegen hem dan en dezelfde mate waarin hij tegen jullie overtreedt. En vreest Allah en weet dat Allah met de Moettaqôen is.
وَأَنفِقُوا۟ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ وَلَا تُلْقُوا۟ بِأَيْدِيكُمْ إِلَى ٱلتَّهْلُكَةِ ۛ وَأَحْسِنُوٓا۟ ۛ إِنَّ ٱللَّهَ يُحِبُّ ٱلْمُحْسِنِينَ ﴿١٩٥﴾
Draagt bij tot verdediging van Gods weg, en stort u niet met eigene hand in het verderf. Doet goed; want God bemint hen die goed doen.
En geeft bijdragen op de Weg van allah, en stort jullie niet door eigen toedoen in de ondergang, en doet goed. Voorwaar, Allah heeft de weldoeners lief.
En geeft bijdragen op de Weg van allah, en stort jullie niet door eigen toedoen in de ondergang, en doet goed. Voorwaar, Allah heeft de weldoeners lief.
وَأَتِمُّوا۟ ٱلْحَجَّ وَٱلْعُمْرَةَ لِلَّهِ ۚ فَإِنْ أُحْصِرْتُمْ فَمَا ٱسْتَيْسَرَ مِنَ ٱلْهَدْىِ ۖ وَلَا تَحْلِقُوا۟ رُءُوسَكُمْ حَتَّىٰ يَبْلُغَ ٱلْهَدْىُ مَحِلَّهُۥ ۚ فَمَن كَانَ مِنكُم مَّرِيضًا أَوْ بِهِۦٓ أَذًۭى مِّن رَّأْسِهِۦ فَفِدْيَةٌۭ مِّن صِيَامٍ أَوْ صَدَقَةٍ أَوْ نُسُكٍۢ ۚ فَإِذَآ أَمِنتُمْ فَمَن تَمَتَّعَ بِٱلْعُمْرَةِ إِلَى ٱلْحَجِّ فَمَا ٱسْتَيْسَرَ مِنَ ٱلْهَدْىِ ۚ فَمَن لَّمْ يَجِدْ فَصِيَامُ ثَلَٰثَةِ أَيَّامٍۢ فِى ٱلْحَجِّ وَسَبْعَةٍ إِذَا رَجَعْتُمْ ۗ تِلْكَ عَشَرَةٌۭ كَامِلَةٌۭ ۗ ذَٰلِكَ لِمَن لَّمْ يَكُنْ أَهْلُهُۥ حَاضِرِى ٱلْمَسْجِدِ ٱلْحَرَامِ ۚ وَٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ وَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّ ٱللَّهَ شَدِيدُ ٱلْعِقَابِ ﴿١٩٦﴾
Doet de bedevaart en bezoekt den tempel, en indien gij belegerd zijt, brengt dan een klein offer. Scheert uw hoofd niet, tot uw offer de offerplaats bereikt heeft. Wie echter ziek is, of aan eene hoofdziekte lijdt, moet boete doen door vasten, aalmoezen geven, of een ander offer. Indien gij veilig zijt voor vijanden, en iemand nalaat het bedehuis tot de bedevaart te bezoeken, zal hij een klein offer brengen. Wie dit echter niet kan, vaste drie dagen gedurende de bedevaarten en zeven na den terugkeer; te zamen dus tien dagen. Dit zal hij doen, wiens gezin niet in den heiligen tempel tegenwoordig is. Vreest God en weet dat hij streng in zijne straffen is.
En verricht de Haddj en de 'Oemrah voor Allah. En indien iemand dan verhinderd is, laat die dan een offerdier (slachten) dat makkelijk te vinden is, en escheert jullie hoofden niet tot het offerdier zijn slachtplaats heeft bereikt. (Voor) wie van jullie ziek is of iets aan zijn hoofd heeft, dat hem last bezorgt (en waardoor scheren noodzakelijk is) is er Fidyah (een vervangende plicht): het vasten of het voeden (van armen) of het slachten van een offerdier. En wanneer jullie in veiligheid zijn en (het betreft) degene die de Haddj op de Tamattoe'-wijze verricht, laat hem dan offeren wat makkelijk te vinden is. Maar degene die niets vindt, (voor hem geldt) dan het vasten: drie dagen gedurende de Haddj en zeven (dagen) wanneer jullie teruggekeerd, dat is tien bijelkaar. Dat geldt voor degene wiens gezinsleden niet bij de Masdjid al Harâm (de Gewijde Moskee te Mekkah) wonen. En vreest Allah en weet dat Allah hard is in de bestraffing.
En verricht de Haddj en de 'Oemrah voor Allah. En indien iemand dan verhinderd is, laat die dan een offerdier (slachten) dat makkelijk te vinden is, en escheert jullie hoofden niet tot het offerdier zijn slachtplaats heeft bereikt. (Voor) wie van jullie ziek is of iets aan zijn hoofd heeft, dat hem last bezorgt (en waardoor scheren noodzakelijk is) is er Fidyah (een vervangende plicht): het vasten of het voeden (van armen) of het slachten van een offerdier. En wanneer jullie in veiligheid zijn en (het betreft) degene die de Haddj op de Tamattoe'-wijze verricht, laat hem dan offeren wat makkelijk te vinden is. Maar degene die niets vindt, (voor hem geldt) dan het vasten: drie dagen gedurende de Haddj en zeven (dagen) wanneer jullie teruggekeerd, dat is tien bijelkaar. Dat geldt voor degene wiens gezinsleden niet bij de Masdjid al Harâm (de Gewijde Moskee te Mekkah) wonen. En vreest Allah en weet dat Allah hard is in de bestraffing.
ٱلْحَجُّ أَشْهُرٌۭ مَّعْلُومَٰتٌۭ ۚ فَمَن فَرَضَ فِيهِنَّ ٱلْحَجَّ فَلَا رَفَثَ وَلَا فُسُوقَ وَلَا جِدَالَ فِى ٱلْحَجِّ ۗ وَمَا تَفْعَلُوا۟ مِنْ خَيْرٍۢ يَعْلَمْهُ ٱللَّهُ ۗ وَتَزَوَّدُوا۟ فَإِنَّ خَيْرَ ٱلزَّادِ ٱلتَّقْوَىٰ ۚ وَٱتَّقُونِ يَٰٓأُو۟لِى ٱلْأَلْبَٰبِ ﴿١٩٧﴾
De bedevaart moet in de bekende maanden geschieden. Wie echter de bedevaart ondernemen wil, zal zich van den bijslaap moeten onthouden, even als van alle onrecht en krakeel gedurende de reis. Het goede echter wat gij doet, ziet God. Voorziet u van het noodige voor de reis, doch het meest noodige is vroomheid. Daarom vereert mij, gij die verstandig zijt.
De Haddj is in de bekende maanden. Degene die zich dan tot het verrichten van de Haddj daarin heeft verplicht, (voor hem is er) geen geslachtsgemeenschap, geen zondigheid en geen twist tijdens de Haddj. En wat jullie aan goeds doen. Allah kent het. En neemt proviand mee, en de beste proviand is Taqwa, vreest Mij daarom, O jullie bezitters van verstand.
De Haddj is in de bekende maanden. Degene die zich dan tot het verrichten van de Haddj daarin heeft verplicht, (voor hem is er) geen geslachtsgemeenschap, geen zondigheid en geen twist tijdens de Haddj. En wat jullie aan goeds doen. Allah kent het. En neemt proviand mee, en de beste proviand is Taqwa, vreest Mij daarom, O jullie bezitters van verstand.
لَيْسَ عَلَيْكُمْ جُنَاحٌ أَن تَبْتَغُوا۟ فَضْلًۭا مِّن رَّبِّكُمْ ۚ فَإِذَآ أَفَضْتُم مِّنْ عَرَفَٰتٍۢ فَٱذْكُرُوا۟ ٱللَّهَ عِندَ ٱلْمَشْعَرِ ٱلْحَرَامِ ۖ وَٱذْكُرُوهُ كَمَا هَدَىٰكُمْ وَإِن كُنتُم مِّن قَبْلِهِۦ لَمِنَ ٱلضَّآلِّينَ ﴿١٩٨﴾
Het is geene zonde indien gij gunsten van uwen God afsmeekt. Als gij met de sterke schreden den berg Arafat afdaalt, gedenkt dan God nabij de heilige plaats en denkt aan hem, daar hij u op den rechten weg heeft gebracht en gij vroeger tot de dwalenden hebt behoord.
Er rust op jullie geen zonde als jullie (tijdens de Haddj) een gunst van jullie Heer zoeken. Wanneer jullie dan 'Arafâh verlaten, gedenkt dan Allah bij het Gewijde Teken (te Moedzdalifah) en gedenkt Hem omdat Hij jullie geleid heeft, terwijl jullie daarvoor tot de dwalenden behoorden.
Er rust op jullie geen zonde als jullie (tijdens de Haddj) een gunst van jullie Heer zoeken. Wanneer jullie dan 'Arafâh verlaten, gedenkt dan Allah bij het Gewijde Teken (te Moedzdalifah) en gedenkt Hem omdat Hij jullie geleid heeft, terwijl jullie daarvoor tot de dwalenden behoorden.
ثُمَّ أَفِيضُوا۟ مِنْ حَيْثُ أَفَاضَ ٱلنَّاسُ وَٱسْتَغْفِرُوا۟ ٱللَّهَ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿١٩٩﴾
Gaat dan in optocht zooals de anderen, en bidt God om genade; want God is genadig en barmhartig.
Vertrekt daarna van waar de andere mensen vertrekken ('Arafâh) en zoekt vergeving bij Allah. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
Vertrekt daarna van waar de andere mensen vertrekken ('Arafâh) en zoekt vergeving bij Allah. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
فَإِذَا قَضَيْتُم مَّنَٰسِكَكُمْ فَٱذْكُرُوا۟ ٱللَّهَ كَذِكْرِكُمْ ءَابَآءَكُمْ أَوْ أَشَدَّ ذِكْرًۭا ۗ فَمِنَ ٱلنَّاسِ مَن يَقُولُ رَبَّنَآ ءَاتِنَا فِى ٱلدُّنْيَا وَمَا لَهُۥ فِى ٱلْءَاخِرَةِ مِنْ خَلَٰقٍۢ ﴿٢٠٠﴾
Als gij uwe heiligen gebruiken hebt voleindigd, denkt dan aan God, zooals gij aan uwe vaderen denkt, maar met meer eerbied. Er zijn menschen die zeggen: O Heer! geef ons ons deel in deze wereld. Deze hebben geen deel in het volgende leven.
Wanneer jullie dan jullie (Haddj-)rituelen hebben voltooid, gedenkt dan Allah zoals jullie je vaderen gedenken, of nog intenser. Er zijn mensen die smeken: \"Onze Heer, geef ons in de wereld.\" Maar er is voor hen in het Hiernamaals geen aandeel.
Wanneer jullie dan jullie (Haddj-)rituelen hebben voltooid, gedenkt dan Allah zoals jullie je vaderen gedenken, of nog intenser. Er zijn mensen die smeken: \"Onze Heer, geef ons in de wereld.\" Maar er is voor hen in het Hiernamaals geen aandeel.
وَمِنْهُم مَّن يَقُولُ رَبَّنَآ ءَاتِنَا فِى ٱلدُّنْيَا حَسَنَةًۭ وَفِى ٱلْءَاخِرَةِ حَسَنَةًۭ وَقِنَا عَذَابَ ٱلنَّارِ ﴿٢٠١﴾
Er zijn anderen die zeggen: O Heer! geef ons goed in deze en in de volgende wereld en bevrijd ons van het vuur der hel.
En er zijn er onder hen die smeken: \"Onze Heer, geef ons in de wereld wat goed is en het Hiernamaals wat goed is en bescherm ons tegen de bestraffing van de Hel.\"
En er zijn er onder hen die smeken: \"Onze Heer, geef ons in de wereld wat goed is en het Hiernamaals wat goed is en bescherm ons tegen de bestraffing van de Hel.\"
أُو۟لَٰٓئِكَ لَهُمْ نَصِيبٌۭ مِّمَّا كَسَبُوا۟ ۚ وَٱللَّهُ سَرِيعُ ٱلْحِسَابِ ﴿٢٠٢﴾
Zij zullen het deel hebben dat zij verdienen; want God is snel in het opmaken van rekeningen.
Zij zijn degenen voor wie er een beloning is voor wat zij hebben verricht. En Allah is snel in de afrekening.
Zij zijn degenen voor wie er een beloning is voor wat zij hebben verricht. En Allah is snel in de afrekening.
۞ وَٱذْكُرُوا۟ ٱللَّهَ فِىٓ أَيَّامٍۢ مَّعْدُودَٰتٍۢ ۚ فَمَن تَعَجَّلَ فِى يَوْمَيْنِ فَلَآ إِثْمَ عَلَيْهِ وَمَن تَأَخَّرَ فَلَآ إِثْمَ عَلَيْهِ ۚ لِمَنِ ٱتَّقَىٰ ۗ وَٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ وَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّكُمْ إِلَيْهِ تُحْشَرُونَ ﴿٢٠٣﴾
Gedenkt God op de bepaalde dagen. Die het vertrek uit de vallei van Mina zal hebben verhaast, zal niet schuldig zijn. Ook hij niet die nog langer blijft, indien hij God slechts vreest. Vreest daarom God en weet dat gij eens tot hem verzameld wordt.
En gedenkt Allah gedurende een vastgesteld aantal dagen. Maar wie haast heeft om na twee dagen te vertrekken, en rust dan geen zonde op hem; en wie (het vertrek nog een dag) uitstelt, er rust dan (ook) geen zonde op hem, voor wie Allah vreest. En vreest Allah en weet dat jullie tot Hem verzameld zullen worden.
En gedenkt Allah gedurende een vastgesteld aantal dagen. Maar wie haast heeft om na twee dagen te vertrekken, en rust dan geen zonde op hem; en wie (het vertrek nog een dag) uitstelt, er rust dan (ook) geen zonde op hem, voor wie Allah vreest. En vreest Allah en weet dat jullie tot Hem verzameld zullen worden.
وَمِنَ ٱلنَّاسِ مَن يُعْجِبُكَ قَوْلُهُۥ فِى ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا وَيُشْهِدُ ٱللَّهَ عَلَىٰ مَا فِى قَلْبِهِۦ وَهُوَ أَلَدُّ ٱلْخِصَامِ ﴿٢٠٤﴾
Er is een man die u verbazen zal door zijn spreken in dit leven, en die God tot getuige zal roepen over de gedachten van zijn hart; maar hij is de hardnekkigste uwer tegenstanders.
En onder de mensen is er degene wiens woorden over het wereldse leven jullie verbazen en hij roept Allah om te getuigen over wat zich in zijn hart bevindt, terwijl hij de ergste opstandeling is.
En onder de mensen is er degene wiens woorden over het wereldse leven jullie verbazen en hij roept Allah om te getuigen over wat zich in zijn hart bevindt, terwijl hij de ergste opstandeling is.
وَإِذَا تَوَلَّىٰ سَعَىٰ فِى ٱلْأَرْضِ لِيُفْسِدَ فِيهَا وَيُهْلِكَ ٱلْحَرْثَ وَٱلنَّسْلَ ۗ وَٱللَّهُ لَا يُحِبُّ ٱلْفَسَادَ ﴿٢٠٥﴾
Zoodra hij zich echter van u verwijdert, haast hij zich, verderf op de aarde aan te richten, en vernietigt alles wat groeit en opschiet. Maar God bemint het verderf niet.
En wanneer hij zich afwendt, (dan) gaat hij op de aarde rond om er verderf te zaaien en het gewas en het vee te vernietigen. En Allah houdt niet van het verderf.
En wanneer hij zich afwendt, (dan) gaat hij op de aarde rond om er verderf te zaaien en het gewas en het vee te vernietigen. En Allah houdt niet van het verderf.
وَإِذَا قِيلَ لَهُ ٱتَّقِ ٱللَّهَ أَخَذَتْهُ ٱلْعِزَّةُ بِٱلْإِثْمِ ۚ فَحَسْبُهُۥ جَهَنَّمُ ۚ وَلَبِئْسَ ٱلْمِهَادُ ﴿٢٠٦﴾
En indien iemand tot hem zegt: \"Vrees God\" dan maken zich trotschheid en misdaad van hem meester; maar de hel zal zijne belooning zijn, en dat is eene ongelukkige rustplaats.
En wanneer tot hem wordt gezegd: \"Vreest Allah,\" dan maakt de trots op zijn zonde zich van hem meester. De Hel is voor hem voldoende, en dat is de slechtste verblijfplaats!
En wanneer tot hem wordt gezegd: \"Vreest Allah,\" dan maakt de trots op zijn zonde zich van hem meester. De Hel is voor hem voldoende, en dat is de slechtste verblijfplaats!
وَمِنَ ٱلنَّاسِ مَن يَشْرِى نَفْسَهُ ٱبْتِغَآءَ مَرْضَاتِ ٱللَّهِ ۗ وَٱللَّهُ رَءُوفٌۢ بِٱلْعِبَادِ ﴿٢٠٧﴾
Een ander heeft zichzelven verkocht om God te behagen. God is barmhartig voor hen die hem dienen.
En er is er een onder de mensen die zichzelf verkoopt, het welbehagen van Allah zoekend. En Allah is Meest Genadig voor de dieneren.
En er is er een onder de mensen die zichzelf verkoopt, het welbehagen van Allah zoekend. En Allah is Meest Genadig voor de dieneren.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ ٱدْخُلُوا۟ فِى ٱلسِّلْمِ كَآفَّةًۭ وَلَا تَتَّبِعُوا۟ خُطُوَٰتِ ٱلشَّيْطَٰنِ ۚ إِنَّهُۥ لَكُمْ عَدُوٌّۭ مُّبِينٌۭ ﴿٢٠٨﴾
O geloovigen neemt den waren godsdienst aan, volgt niet de voetstappen van satan, hij is uw verklaarde vijand.
O jullie die geloven, treedt de Islam binnen, volledig, en volgt niet de voetstappen van de Satan. Voorwaar, hij is voor jullie een duidelijke vijand.
O jullie die geloven, treedt de Islam binnen, volledig, en volgt niet de voetstappen van de Satan. Voorwaar, hij is voor jullie een duidelijke vijand.
فَإِن زَلَلْتُم مِّنۢ بَعْدِ مَا جَآءَتْكُمُ ٱلْبَيِّنَٰتُ فَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّ ٱللَّهَ عَزِيزٌ حَكِيمٌ ﴿٢٠٩﴾
Indien gij echter afwijkt na de u geopenbaarde teekenen, weet dan dat God almachtig en alwijs is.
Wanneer jullie dan afwijken (van de Weg van Allah), nadat de duidelijke bewijzen tot jullie zijn gekomen, weet dan dat Allah Almachtig, Alwijs is.
Wanneer jullie dan afwijken (van de Weg van Allah), nadat de duidelijke bewijzen tot jullie zijn gekomen, weet dan dat Allah Almachtig, Alwijs is.
هَلْ يَنظُرُونَ إِلَّآ أَن يَأْتِيَهُمُ ٱللَّهُ فِى ظُلَلٍۢ مِّنَ ٱلْغَمَامِ وَٱلْمَلَٰٓئِكَةُ وَقُضِىَ ٱلْأَمْرُ ۚ وَإِلَى ٱللَّهِ تُرْجَعُ ٱلْأُمُورُ ﴿٢١٠﴾
Of verwachten de goddeloozen dat God zelf met de engelen in de schaduw der wolken tot hen zal komen. Maar het is reeds bepaald; eens zal alles tot God terugkeeren.
Wat zij afwachten, is niets anders dan dat (de bestraffing van) Allah tot hen komt, in de schaduwen van de wolken, en de Engelen, en dat de zaak (hun ondergang) wordt beslist. En tot Allah worden alle zaken teruggevoerd.
Wat zij afwachten, is niets anders dan dat (de bestraffing van) Allah tot hen komt, in de schaduwen van de wolken, en de Engelen, en dat de zaak (hun ondergang) wordt beslist. En tot Allah worden alle zaken teruggevoerd.
سَلْ بَنِىٓ إِسْرَٰٓءِيلَ كَمْ ءَاتَيْنَٰهُم مِّنْ ءَايَةٍۭ بَيِّنَةٍۢ ۗ وَمَن يُبَدِّلْ نِعْمَةَ ٱللَّهِ مِنۢ بَعْدِ مَا جَآءَتْهُ فَإِنَّ ٱللَّهَ شَدِيدُ ٱلْعِقَابِ ﴿٢١١﴾
Vraag de kinderen Israëls hoeveel duidelijke teekenen ik hun heb gegeven. Wie echter Gods genade verwisselt nadat hij die bekomen heeft, voor dien is hij een strengbestraffend God.
Vraag aan de Kinderen van Israel hoeveel duidelijke bewijzen Wij hun hebben gegeven. En wie de genieting van Allah vervangt nadat deze tot hem is gekomen: voorwaar, Allah is hard in de bestraffing.
Vraag aan de Kinderen van Israel hoeveel duidelijke bewijzen Wij hun hebben gegeven. En wie de genieting van Allah vervangt nadat deze tot hem is gekomen: voorwaar, Allah is hard in de bestraffing.
زُيِّنَ لِلَّذِينَ كَفَرُوا۟ ٱلْحَيَوٰةُ ٱلدُّنْيَا وَيَسْخَرُونَ مِنَ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ ۘ وَٱلَّذِينَ ٱتَّقَوْا۟ فَوْقَهُمْ يَوْمَ ٱلْقِيَٰمَةِ ۗ وَٱللَّهُ يَرْزُقُ مَن يَشَآءُ بِغَيْرِ حِسَابٍۢ ﴿٢١٢﴾
Het leven in deze wereld is voor hen die niet gelooven en de geloovigen bespotten; maar zij die God vreezen, zullen boven hen staan op den dag der opstanding; want God is genadig zonder maat omtrent dengene die hem behaagt.
Voor degenen die ongelovig zijn, is het wereldse leven schoonschijnend gemaakt en zij bespotten degenen die geloven. Maar degenen die (Allah) vrezen, zullen zich op de Dag der Opstanding boven hen bevinden. En Allah schenkt voorzieningen zonder berekening aan wie Hij wil.
Voor degenen die ongelovig zijn, is het wereldse leven schoonschijnend gemaakt en zij bespotten degenen die geloven. Maar degenen die (Allah) vrezen, zullen zich op de Dag der Opstanding boven hen bevinden. En Allah schenkt voorzieningen zonder berekening aan wie Hij wil.
كَانَ ٱلنَّاسُ أُمَّةًۭ وَٰحِدَةًۭ فَبَعَثَ ٱللَّهُ ٱلنَّبِيِّۦنَ مُبَشِّرِينَ وَمُنذِرِينَ وَأَنزَلَ مَعَهُمُ ٱلْكِتَٰبَ بِٱلْحَقِّ لِيَحْكُمَ بَيْنَ ٱلنَّاسِ فِيمَا ٱخْتَلَفُوا۟ فِيهِ ۚ وَمَا ٱخْتَلَفَ فِيهِ إِلَّا ٱلَّذِينَ أُوتُوهُ مِنۢ بَعْدِ مَا جَآءَتْهُمُ ٱلْبَيِّنَٰتُ بَغْيًۢا بَيْنَهُمْ ۖ فَهَدَى ٱللَّهُ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ لِمَا ٱخْتَلَفُوا۟ فِيهِ مِنَ ٱلْحَقِّ بِإِذْنِهِۦ ۗ وَٱللَّهُ يَهْدِى مَن يَشَآءُ إِلَىٰ صِرَٰطٍۢ مُّسْتَقِيمٍ ﴿٢١٣﴾
De menschen hadden vroeger één geloof, en God zond hen profeten, om hun het heil te verkondigen en met straffen te bedreigen. Door hen openbaarde hij de schrift in waarheid, om tusschen de menschen en het voorwerp hunner twist uitspraak te doen. Maar juist nadat zij de schrift hadden ontvangen, twisten zij uit nijd met elkander. En God leidt de geloovigen naar die waarheid, waarover zij twisten, naar zijnen wil; want God leidt op den rechten weg wien hij wil.
De mensheid was een godsdienst (toegedaan, maar er ontstond oneningheid) waarop Allah de Profeten zond als verkondigers van verheugende tijdingen en als waarschuwers. En Hij zond met hen de Schrift neer met de Waarheid om te oordelen tussen de mensen over hetgeen waarover zij van mening verschilden. En niemand verschilde van mening daarover dan degenen aan wie het gegeven was, nadat de duidelijke bewijzen tot hen waren gekomen, uit onderlinge afgunst. Allah leidde degenen die geloven met de Waarheid, met Zijn toestemming, (weg van degenen die) van mening verschilden. En Allah leidt wie Hij wil op een recht Pad.
De mensheid was een godsdienst (toegedaan, maar er ontstond oneningheid) waarop Allah de Profeten zond als verkondigers van verheugende tijdingen en als waarschuwers. En Hij zond met hen de Schrift neer met de Waarheid om te oordelen tussen de mensen over hetgeen waarover zij van mening verschilden. En niemand verschilde van mening daarover dan degenen aan wie het gegeven was, nadat de duidelijke bewijzen tot hen waren gekomen, uit onderlinge afgunst. Allah leidde degenen die geloven met de Waarheid, met Zijn toestemming, (weg van degenen die) van mening verschilden. En Allah leidt wie Hij wil op een recht Pad.
أَمْ حَسِبْتُمْ أَن تَدْخُلُوا۟ ٱلْجَنَّةَ وَلَمَّا يَأْتِكُم مَّثَلُ ٱلَّذِينَ خَلَوْا۟ مِن قَبْلِكُم ۖ مَّسَّتْهُمُ ٱلْبَأْسَآءُ وَٱلضَّرَّآءُ وَزُلْزِلُوا۟ حَتَّىٰ يَقُولَ ٱلرَّسُولُ وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ مَعَهُۥ مَتَىٰ نَصْرُ ٱللَّهِ ۗ أَلَآ إِنَّ نَصْرَ ٱللَّهِ قَرِيبٌۭ ﴿٢١٤﴾
Gelooft gij in het paradijs te komen, zonder dat gij ondergaan hebt wat anderen voor u hebben geleden? Zij ondergingen ongeluk, tegenspoed en droefheid, zoodat de apostel en zij die met hem geloofden, uitriepen: Wanneer komt Gods hulp? Waarlijk Gods hulp is nabij.
Denken jullie dat jullie het Paradijs zulen binnengen, terwijl het gelijke dat tot degenen kwam die voor jullie zijn heengegaan, nog niet tot jullie is gekomen? Rampen en tegenspoed troggen hen en zij werden zó geschokt dat de Boodschapper en degenen die met hem geloofden, zeiden: \"Wanneer kompt de hulp van Allah?\" Weet: voorwaar, de hulp van Allah is nabij.
Denken jullie dat jullie het Paradijs zulen binnengen, terwijl het gelijke dat tot degenen kwam die voor jullie zijn heengegaan, nog niet tot jullie is gekomen? Rampen en tegenspoed troggen hen en zij werden zó geschokt dat de Boodschapper en degenen die met hem geloofden, zeiden: \"Wanneer kompt de hulp van Allah?\" Weet: voorwaar, de hulp van Allah is nabij.
يَسْـَٔلُونَكَ مَاذَا يُنفِقُونَ ۖ قُلْ مَآ أَنفَقْتُم مِّنْ خَيْرٍۢ فَلِلْوَٰلِدَيْنِ وَٱلْأَقْرَبِينَ وَٱلْيَتَٰمَىٰ وَٱلْمَسَٰكِينِ وَٱبْنِ ٱلسَّبِيلِ ۗ وَمَا تَفْعَلُوا۟ مِنْ خَيْرٍۢ فَإِنَّ ٱللَّهَ بِهِۦ عَلِيمٌۭ ﴿٢١٥﴾
Zij zullen u vragen, welke aalmoezen zij moeten geven. Zeg hun: Geeft aan ouders, verwanten, weezen, armen en reizigers. God kent het goede dat gij doet.
Zij vragen jou wat zij als bijdrage moeten geven. Zeg: \"Wat jullie aan goeds geven als bijdrage, is besternd voor de ouders en de verwanten en de wezen en de armen en de reiziger zonder proviand.\" En wat jullie aan goeds doen: voorwaar, Allah is daarover Alwetend.
Zij vragen jou wat zij als bijdrage moeten geven. Zeg: \"Wat jullie aan goeds geven als bijdrage, is besternd voor de ouders en de verwanten en de wezen en de armen en de reiziger zonder proviand.\" En wat jullie aan goeds doen: voorwaar, Allah is daarover Alwetend.
كُتِبَ عَلَيْكُمُ ٱلْقِتَالُ وَهُوَ كُرْهٌۭ لَّكُمْ ۖ وَعَسَىٰٓ أَن تَكْرَهُوا۟ شَيْـًۭٔا وَهُوَ خَيْرٌۭ لَّكُمْ ۖ وَعَسَىٰٓ أَن تُحِبُّوا۟ شَيْـًۭٔا وَهُوَ شَرٌّۭ لَّكُمْ ۗ وَٱللَّهُ يَعْلَمُ وَأَنتُمْ لَا تَعْلَمُونَ ﴿٢١٦﴾
De oorlog is u voorgeschreven en gij haat dien. Mogelijk dat gij haat wat u goed is en dat gij mint wat u nadeel doet. God weet het, maar gij weet het niet.
De strijd is jullie verplicht, terwijl jullie er een afkeer van hebben. Maar het kan zijn dat jullie afkeer van iets hebben, terwijl het goed is voor jullie; en het kan zijn dat jullie van iets houden, terwijl het slecht is voor jullie. En Allah weet, terwijl jullie niet weten.
De strijd is jullie verplicht, terwijl jullie er een afkeer van hebben. Maar het kan zijn dat jullie afkeer van iets hebben, terwijl het goed is voor jullie; en het kan zijn dat jullie van iets houden, terwijl het slecht is voor jullie. En Allah weet, terwijl jullie niet weten.
يَسْـَٔلُونَكَ عَنِ ٱلشَّهْرِ ٱلْحَرَامِ قِتَالٍۢ فِيهِ ۖ قُلْ قِتَالٌۭ فِيهِ كَبِيرٌۭ ۖ وَصَدٌّ عَن سَبِيلِ ٱللَّهِ وَكُفْرٌۢ بِهِۦ وَٱلْمَسْجِدِ ٱلْحَرَامِ وَإِخْرَاجُ أَهْلِهِۦ مِنْهُ أَكْبَرُ عِندَ ٱللَّهِ ۚ وَٱلْفِتْنَةُ أَكْبَرُ مِنَ ٱلْقَتْلِ ۗ وَلَا يَزَالُونَ يُقَٰتِلُونَكُمْ حَتَّىٰ يَرُدُّوكُمْ عَن دِينِكُمْ إِنِ ٱسْتَطَٰعُوا۟ ۚ وَمَن يَرْتَدِدْ مِنكُمْ عَن دِينِهِۦ فَيَمُتْ وَهُوَ كَافِرٌۭ فَأُو۟لَٰٓئِكَ حَبِطَتْ أَعْمَٰلُهُمْ فِى ٱلدُّنْيَا وَٱلْءَاخِرَةِ ۖ وَأُو۟لَٰٓئِكَ أَصْحَٰبُ ٱلنَّارِ ۖ هُمْ فِيهَا خَٰلِدُونَ ﴿٢١٧﴾
Zij zullen u ondervragen omtrent den oorlog in de maand Haram. Antwoordt hun: Slecht is het in deze maand krijg te voeren, maar af te wijken van Gods weg, hem niet getrouw te zijn en den heiligen tempel, en zijn volk er uit te verdrijven, is nog veel slechter. De verzoeking (tot afgoderij) is erger dan de krijg (in de heilige maand). Zij zullen niet ophouden u te bestrijden, tot het hun gelukt is, u van uw geloof af te brengen; maar degene onder u, die van zijn geloof afvallig wordt en als ongeloovige sterft, diens werken zullen op deze en op de volgende wereld te vergeefs zijn. Zij zullen ter hel gedoemd wezen en eeuwig daarin blijven.
Zij vragen jou over de strijd in de Gewijde maanden. Zeg (O Moehammad): \"De strijd daarin is een grote zonde. En het afhouden van het Pad van Allah en ongeloof aan Hem en het versperren van de teogang tot de Masdjid al Harãm\" (de Gewijde Moskee te Mekkah) en het verdrijven van de bewoners er omheen, (dit alles) is nog erger bij Allah. En Fitnah (hier: afgoderij) is erger dan het doden. En zij zullen niet ophouden jullie te bestrijden totdat zij jullie van jullie godsdienst hebben afgebracht en afvalligen hebben gamaakt, als zij dartoe in staat zouden zijn. En wie van julle afvallig is aan zijn godsdienst en dan sterft, terijl hij een ongelovige is, diegenen zijn het wier daden vruchteloos zijn, op aarde en het Hiernamaals, diegenen zijn de bewoners van de Hel. Zij zijn daarin eeuwig levenden.
Zij vragen jou over de strijd in de Gewijde maanden. Zeg (O Moehammad): \"De strijd daarin is een grote zonde. En het afhouden van het Pad van Allah en ongeloof aan Hem en het versperren van de teogang tot de Masdjid al Harãm\" (de Gewijde Moskee te Mekkah) en het verdrijven van de bewoners er omheen, (dit alles) is nog erger bij Allah. En Fitnah (hier: afgoderij) is erger dan het doden. En zij zullen niet ophouden jullie te bestrijden totdat zij jullie van jullie godsdienst hebben afgebracht en afvalligen hebben gamaakt, als zij dartoe in staat zouden zijn. En wie van julle afvallig is aan zijn godsdienst en dan sterft, terijl hij een ongelovige is, diegenen zijn het wier daden vruchteloos zijn, op aarde en het Hiernamaals, diegenen zijn de bewoners van de Hel. Zij zijn daarin eeuwig levenden.
إِنَّ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَٱلَّذِينَ هَاجَرُوا۟ وَجَٰهَدُوا۟ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ أُو۟لَٰٓئِكَ يَرْجُونَ رَحْمَتَ ٱللَّهِ ۚ وَٱللَّهُ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿٢١٨﴾
Zij echter die gelooven en hun land verlaten, en strijden voor Gods zaak, zij mogen op Gods genade hopen; want God is genadig en barmhartig.
Voorwar, degenen die geloven en degenen die uitgeweken zijn en degenen die strijden op de Web van Allah, zij zijn degenen die hopen op de Barmhartigheid van Allah. En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
Voorwar, degenen die geloven en degenen die uitgeweken zijn en degenen die strijden op de Web van Allah, zij zijn degenen die hopen op de Barmhartigheid van Allah. En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
۞ يَسْـَٔلُونَكَ عَنِ ٱلْخَمْرِ وَٱلْمَيْسِرِ ۖ قُلْ فِيهِمَآ إِثْمٌۭ كَبِيرٌۭ وَمَنَٰفِعُ لِلنَّاسِ وَإِثْمُهُمَآ أَكْبَرُ مِن نَّفْعِهِمَا ۗ وَيَسْـَٔلُونَكَ مَاذَا يُنفِقُونَ قُلِ ٱلْعَفْوَ ۗ كَذَٰلِكَ يُبَيِّنُ ٱللَّهُ لَكُمُ ٱلْءَايَٰتِ لَعَلَّكُمْ تَتَفَكَّرُونَ ﴿٢١٩﴾
Zij zullen u ondervragen omtrent wijn en gelukspel. Zeg hun: In beiden is groote zonde, maar ook nut voor de menschen; maar de zonde is grooter dan het nut. Zij zullen u vragen, wat zij aan aalmoezen moeten besteden. Antwoord hun: Uw overvloed. Zoo heeft God u zijne teekens geopenbaard, opdat gij zoudt nadenken. Over deze en de volgende wereld.
Zij vragen jou over de wijn en het kansspel. Zeg: \"In beide is grote zonde en nut voor de mensen, maar de zonde in beide is groter dan hun nuit.\" En zij vragen jou wat zij aan bijdragen moeten geven. Zeg: \"Wat jullie kunnen missen.\" Zo maakt Hij voor jullie Zijn Tekenen duidelijk, hopelijk zullen jullie nadenken.
Zij vragen jou over de wijn en het kansspel. Zeg: \"In beide is grote zonde en nut voor de mensen, maar de zonde in beide is groter dan hun nuit.\" En zij vragen jou wat zij aan bijdragen moeten geven. Zeg: \"Wat jullie kunnen missen.\" Zo maakt Hij voor jullie Zijn Tekenen duidelijk, hopelijk zullen jullie nadenken.
فِى ٱلدُّنْيَا وَٱلْءَاخِرَةِ ۗ وَيَسْـَٔلُونَكَ عَنِ ٱلْيَتَٰمَىٰ ۖ قُلْ إِصْلَاحٌۭ لَّهُمْ خَيْرٌۭ ۖ وَإِن تُخَالِطُوهُمْ فَإِخْوَٰنُكُمْ ۚ وَٱللَّهُ يَعْلَمُ ٱلْمُفْسِدَ مِنَ ٱلْمُصْلِحِ ۚ وَلَوْ شَآءَ ٱللَّهُ لَأَعْنَتَكُمْ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ عَزِيزٌ حَكِيمٌۭ ﴿٢٢٠﴾
Zij zullen u vragen omtrent weezen. Zeg hun: Het beste is goed met hen te handelen. Zoodra gij u met hen inlaat, zijn zij uwe broeders. God weet den gerechtige van den ongerechtige te onderscheiden, en indien God wil, kan hij u bedroeven; want God is machtig en wijs.
Over de wereld en het Hiernamaals. En zij vragen jou over de wezen. Zeg: \"Het juiste beheer van hun zaken is een goede daad, en als jullie je bezittingen met die can hen vermengen, dan zijn zij jullie broeders. An Allah weet de verderfzaaier van de goede beheerder te onderscheiden. En als Allah het wilde, zou Hij jullie in moeilijkheden gebracht hebben. Voorwaar, Allah is Almachtig, Alwetend.
Over de wereld en het Hiernamaals. En zij vragen jou over de wezen. Zeg: \"Het juiste beheer van hun zaken is een goede daad, en als jullie je bezittingen met die can hen vermengen, dan zijn zij jullie broeders. An Allah weet de verderfzaaier van de goede beheerder te onderscheiden. En als Allah het wilde, zou Hij jullie in moeilijkheden gebracht hebben. Voorwaar, Allah is Almachtig, Alwetend.
وَلَا تَنكِحُوا۟ ٱلْمُشْرِكَٰتِ حَتَّىٰ يُؤْمِنَّ ۚ وَلَأَمَةٌۭ مُّؤْمِنَةٌ خَيْرٌۭ مِّن مُّشْرِكَةٍۢ وَلَوْ أَعْجَبَتْكُمْ ۗ وَلَا تُنكِحُوا۟ ٱلْمُشْرِكِينَ حَتَّىٰ يُؤْمِنُوا۟ ۚ وَلَعَبْدٌۭ مُّؤْمِنٌ خَيْرٌۭ مِّن مُّشْرِكٍۢ وَلَوْ أَعْجَبَكُمْ ۗ أُو۟لَٰٓئِكَ يَدْعُونَ إِلَى ٱلنَّارِ ۖ وَٱللَّهُ يَدْعُوٓا۟ إِلَى ٱلْجَنَّةِ وَٱلْمَغْفِرَةِ بِإِذْنِهِۦ ۖ وَيُبَيِّنُ ءَايَٰتِهِۦ لِلنَّاسِ لَعَلَّهُمْ يَتَذَكَّرُونَ ﴿٢٢١﴾
Huwt niet met vrouwen die afgoden dienen, tot zij geloovig geworden zijn; waarlijk een slavin die gelooft, is beter dan eene vrije die niet gelooft; zelfs indien deze u meer behaagt. Huwt ook geene aan een afgodendienaar uit, tot hij geloovig is geworden; want eene geloovige slaaf is beter dan een vrije afgodendienaar; zelfs indien deze u meer bevalt. Zij noodigen u tot het vuur der hel. God noodigt u tot het paradijs en tot de vergiffenis, zooals hij wil. Hij verklaart de menschen zijne teekens, opdat zij hem gedenken.
En huwt niet met de veelgodenaanbidsters totdat zij gelovigen zijn geworden, en een gelovige slavin is zeker beter dan een veelgodenaanbidster, ook al is zij aantrekkelijk voor jullie. En huwelijkt (de gelovige vrouwen) niet uit aan de veelgodenaanbidders, totdat zij gelovigen zijn geworden. En een gelovige slaaf is zeker beter dan een veelgodenaanbidder, ook al bevalt hij jullie. Zij nodigen uit tot de Hel, terwijl Allah tot het Paradijs en tot de vergeving uitnodigt, met Zijn verlof. Hij maakt Zijn Verzen duidelijk aan de mensen, hopelijk zullen zij (de vermaning) ter harte nemen.
En huwt niet met de veelgodenaanbidsters totdat zij gelovigen zijn geworden, en een gelovige slavin is zeker beter dan een veelgodenaanbidster, ook al is zij aantrekkelijk voor jullie. En huwelijkt (de gelovige vrouwen) niet uit aan de veelgodenaanbidders, totdat zij gelovigen zijn geworden. En een gelovige slaaf is zeker beter dan een veelgodenaanbidder, ook al bevalt hij jullie. Zij nodigen uit tot de Hel, terwijl Allah tot het Paradijs en tot de vergeving uitnodigt, met Zijn verlof. Hij maakt Zijn Verzen duidelijk aan de mensen, hopelijk zullen zij (de vermaning) ter harte nemen.
وَيَسْـَٔلُونَكَ عَنِ ٱلْمَحِيضِ ۖ قُلْ هُوَ أَذًۭى فَٱعْتَزِلُوا۟ ٱلنِّسَآءَ فِى ٱلْمَحِيضِ ۖ وَلَا تَقْرَبُوهُنَّ حَتَّىٰ يَطْهُرْنَ ۖ فَإِذَا تَطَهَّرْنَ فَأْتُوهُنَّ مِنْ حَيْثُ أَمَرَكُمُ ٱللَّهُ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ يُحِبُّ ٱلتَّوَّٰبِينَ وَيُحِبُّ ٱلْمُتَطَهِّرِينَ ﴿٢٢٢﴾
Zij zullen u ondervragen omtrent de maandelijksche reiniging der vrouwen. Zeg hun: Dit is een onreinheid. Scheidt u daarom gedurende de maandelijksche reiniging van de vrouwen af; komt haar niet nabij, tot zij gereinigd zullen zijn. Maar als zij gereinigd zijn, gaat dan tot haar, zoo als God u heeft bevolen. Want God bemint hen die berouw hebben en de reinen.
En zij vragen jou over de menstruatie (Haid). Zeg: \"Dat is een onreinheid, vermijdt daarom (sexueel contact met) de vrouwen gedurende de ongesteldheid. En nadert hen niet totdat zij rein zijn. Wanneer zij zich dan gereinigd hebben, dan mogen jullie tot hen komen, zoals Allah jullie bevolen heeft. Voorwaar, Allah heeft de berouwvollen lief en Hij heeft hen lief die zich reinigen.
En zij vragen jou over de menstruatie (Haid). Zeg: \"Dat is een onreinheid, vermijdt daarom (sexueel contact met) de vrouwen gedurende de ongesteldheid. En nadert hen niet totdat zij rein zijn. Wanneer zij zich dan gereinigd hebben, dan mogen jullie tot hen komen, zoals Allah jullie bevolen heeft. Voorwaar, Allah heeft de berouwvollen lief en Hij heeft hen lief die zich reinigen.
نِسَآؤُكُمْ حَرْثٌۭ لَّكُمْ فَأْتُوا۟ حَرْثَكُمْ أَنَّىٰ شِئْتُمْ ۖ وَقَدِّمُوا۟ لِأَنفُسِكُمْ ۚ وَٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ وَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّكُم مُّلَٰقُوهُ ۗ وَبَشِّرِ ٱلْمُؤْمِنِينَ ﴿٢٢٣﴾
Uwe vrouwen zijn uw veld. Gaat in uw veld zoo als gij wilt, maar doet eerst iets wat goed is voor uwe zielen. Vreest God en weet dat gij eens voor hem zult verschijnen. Kondigt de geloovigen goede daden aan.
Jullie vrouwen zijn (als) akkers voor jullie, komt dan tot jullie akkers zoals jullie wensen. En stuurt voor jullie zelf (goede werken) vooruit en vreest Allah en weet dat jullie Hem zeker zullen ontmoeten. En geeft verheugende tijdingen aan de gelovigen.
Jullie vrouwen zijn (als) akkers voor jullie, komt dan tot jullie akkers zoals jullie wensen. En stuurt voor jullie zelf (goede werken) vooruit en vreest Allah en weet dat jullie Hem zeker zullen ontmoeten. En geeft verheugende tijdingen aan de gelovigen.
وَلَا تَجْعَلُوا۟ ٱللَّهَ عُرْضَةًۭ لِّأَيْمَٰنِكُمْ أَن تَبَرُّوا۟ وَتَتَّقُوا۟ وَتُصْلِحُوا۟ بَيْنَ ٱلنَّاسِ ۗ وَٱللَّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌۭ ﴿٢٢٤﴾
Maakt God niet tot onderwerp uwer eeden, dat gij rechtvaardig, vroom en vredebevorderend zult zijn; want God weet en hoort alles.
En maakt (de Naam van) Allah niet tot een belemmering in jullie eden (zwerende) dat jullie geen goedheid zullen bedrijven en (Allah) niet zullen vrezen en geen verzoening tussen de mensen tot stand zullen brengen. En Allah is Alhorend, Alwetend.
En maakt (de Naam van) Allah niet tot een belemmering in jullie eden (zwerende) dat jullie geen goedheid zullen bedrijven en (Allah) niet zullen vrezen en geen verzoening tussen de mensen tot stand zullen brengen. En Allah is Alhorend, Alwetend.
لَّا يُؤَاخِذُكُمُ ٱللَّهُ بِٱللَّغْوِ فِىٓ أَيْمَٰنِكُمْ وَلَٰكِن يُؤَاخِذُكُم بِمَا كَسَبَتْ قُلُوبُكُمْ ۗ وَٱللَّهُ غَفُورٌ حَلِيمٌۭ ﴿٢٢٥﴾
God zal u niet straffen voor een onbedacht woord in uwe eeden; hij zal u straffen voor de voorbedachtzaamheid uws harten. God is genadig en mild.
Allah rekent jullie onnadenkendheid in jullie eden niet aan. Maar Hij beoordeelt jullie naar wat jullie harten verworven hebben (door jullie intenties). En Allah is Vergevensgezind, Zachtmoedig.
Allah rekent jullie onnadenkendheid in jullie eden niet aan. Maar Hij beoordeelt jullie naar wat jullie harten verworven hebben (door jullie intenties). En Allah is Vergevensgezind, Zachtmoedig.
لِّلَّذِينَ يُؤْلُونَ مِن نِّسَآئِهِمْ تَرَبُّصُ أَرْبَعَةِ أَشْهُرٍۢ ۖ فَإِن فَآءُو فَإِنَّ ٱللَّهَ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿٢٢٦﴾
Hun die de gelofte afleggen, zich van hunne vrouwen te onthouden, is het vergund, zich vier maanden te bedenken; nemen zij dan die gelofte terug, dan is God verzoenend en barmhartig.
Voor degenen die zweren zich te zullen onthouden van hun vrouwen is een termijn van vier maanden vastgesteld. Als zij dan terugkeren (naar hun vrouwen): voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
Voor degenen die zweren zich te zullen onthouden van hun vrouwen is een termijn van vier maanden vastgesteld. Als zij dan terugkeren (naar hun vrouwen): voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
وَإِنْ عَزَمُوا۟ ٱلطَّلَٰقَ فَإِنَّ ٱللَّهَ سَمِيعٌ عَلِيمٌۭ ﴿٢٢٧﴾
Besluiten zij bepaald tot eene echtscheiding, dan ziet God het en weet het.
Maar als zij vastbesloten zijn tot echtscheiding: voorwaar, Allah is Alhorend, Alwetend.
Maar als zij vastbesloten zijn tot echtscheiding: voorwaar, Allah is Alhorend, Alwetend.
وَٱلْمُطَلَّقَٰتُ يَتَرَبَّصْنَ بِأَنفُسِهِنَّ ثَلَٰثَةَ قُرُوٓءٍۢ ۚ وَلَا يَحِلُّ لَهُنَّ أَن يَكْتُمْنَ مَا خَلَقَ ٱللَّهُ فِىٓ أَرْحَامِهِنَّ إِن كُنَّ يُؤْمِنَّ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلْءَاخِرِ ۚ وَبُعُولَتُهُنَّ أَحَقُّ بِرَدِّهِنَّ فِى ذَٰلِكَ إِنْ أَرَادُوٓا۟ إِصْلَٰحًۭا ۚ وَلَهُنَّ مِثْلُ ٱلَّذِى عَلَيْهِنَّ بِٱلْمَعْرُوفِ ۚ وَلِلرِّجَالِ عَلَيْهِنَّ دَرَجَةٌۭ ۗ وَٱللَّهُ عَزِيزٌ حَكِيمٌ ﴿٢٢٨﴾
De vrouwen die gescheiden zijn, zullen zoo lang wachten, tot zij driemaal hare reiniging gehad hebben, en zij zullen niet verbergen, wat God in haar lichaam heeft geschapen, als zij aan God en aan den jongsten dag gelooven. Hare mannen zullen rechtvaardiger zijn, door haar in dien staat te hernemen indien zij hereeniging verlangen. Zij zullen dan wederkeerig naar het rechtvaardige voorschrift omgaan; maar de man heeft de macht over de vrouw, God is machtig en wijs.
En de gescheiden vrouwen moeten voor zichzelf een Wachttijd ('Iddah) van drie maandelijkse perioden (maandstonden) in acht nemen. En het is hen niet toegestaan le verbergen wat Allah in hun schoten heeft geschapen, als jullie geloven in Allah en in de Laatste Dag. En hun echtgenoten hebben het recht om hen terug te nemen binnen die wachtijd, als zij verzoening wensen. En voor de vrouwen zijn er rechten overeenkomstig hun plichten, volgens wat redelijk is. Maar voor de mannen is er een rang boven hen (de vrouwen). En Allah is Almachtig Alwijs.
En de gescheiden vrouwen moeten voor zichzelf een Wachttijd ('Iddah) van drie maandelijkse perioden (maandstonden) in acht nemen. En het is hen niet toegestaan le verbergen wat Allah in hun schoten heeft geschapen, als jullie geloven in Allah en in de Laatste Dag. En hun echtgenoten hebben het recht om hen terug te nemen binnen die wachtijd, als zij verzoening wensen. En voor de vrouwen zijn er rechten overeenkomstig hun plichten, volgens wat redelijk is. Maar voor de mannen is er een rang boven hen (de vrouwen). En Allah is Almachtig Alwijs.
ٱلطَّلَٰقُ مَرَّتَانِ ۖ فَإِمْسَاكٌۢ بِمَعْرُوفٍ أَوْ تَسْرِيحٌۢ بِإِحْسَٰنٍۢ ۗ وَلَا يَحِلُّ لَكُمْ أَن تَأْخُذُوا۟ مِمَّآ ءَاتَيْتُمُوهُنَّ شَيْـًٔا إِلَّآ أَن يَخَافَآ أَلَّا يُقِيمَا حُدُودَ ٱللَّهِ ۖ فَإِنْ خِفْتُمْ أَلَّا يُقِيمَا حُدُودَ ٱللَّهِ فَلَا جُنَاحَ عَلَيْهِمَا فِيمَا ٱفْتَدَتْ بِهِۦ ۗ تِلْكَ حُدُودُ ٱللَّهِ فَلَا تَعْتَدُوهَا ۚ وَمَن يَتَعَدَّ حُدُودَ ٱللَّهِ فَأُو۟لَٰٓئِكَ هُمُ ٱلظَّٰلِمُونَ ﴿٢٢٩﴾
De echtscheiding mag tweemaal plaats hebben; dan moet hij haar met rechtvaardigheid behandelen, of met edelmoedigheid ontslaan. Het is u niet veroorloofd iets te behouden wat gij haar hebt geschonken, tenzij gij beiden vreest, Gods geboden niet te kunnen vervullen. Vreest gij echter Gods geboden niet te kunnen vervullen, dan is er geene zonde in, dat zij zich door haar weduwgift loskoope. Dit zijn de geboden Gods (overtreedt die niet); wie die overtreedt, behoort tot de zondaren.
De verstoting is twee maal (mogelijk). Daarna is er (de keus tussen) terugname volgens de voorschriften of scheiding op een goede manier. En het is jullie niet toegestaan om iets terug te nemen van wat jullie hen (de vrouwen gegeven hebben, behalve wanneer beiden vrezen dat ze niet de voorschriften van Allah in acht kunnen nemen. Als jullie dan vrezen dat zij beiden de voorschriften van Allah niet in acht nemen dan is het geen zonde voor wanneer zij zich ermee vrijkoopt. Dat zijn de voorschriften van Allah, overtreedt die daarom niet. En degenen de voorschriften van Allah over treden: diegenen zijn de onrechtplegers.
De verstoting is twee maal (mogelijk). Daarna is er (de keus tussen) terugname volgens de voorschriften of scheiding op een goede manier. En het is jullie niet toegestaan om iets terug te nemen van wat jullie hen (de vrouwen gegeven hebben, behalve wanneer beiden vrezen dat ze niet de voorschriften van Allah in acht kunnen nemen. Als jullie dan vrezen dat zij beiden de voorschriften van Allah niet in acht nemen dan is het geen zonde voor wanneer zij zich ermee vrijkoopt. Dat zijn de voorschriften van Allah, overtreedt die daarom niet. En degenen de voorschriften van Allah over treden: diegenen zijn de onrechtplegers.
فَإِن طَلَّقَهَا فَلَا تَحِلُّ لَهُۥ مِنۢ بَعْدُ حَتَّىٰ تَنكِحَ زَوْجًا غَيْرَهُۥ ۗ فَإِن طَلَّقَهَا فَلَا جُنَاحَ عَلَيْهِمَآ أَن يَتَرَاجَعَآ إِن ظَنَّآ أَن يُقِيمَا حُدُودَ ٱللَّهِ ۗ وَتِلْكَ حُدُودُ ٱللَّهِ يُبَيِّنُهَا لِقَوْمٍۢ يَعْلَمُونَ ﴿٢٣٠﴾
Scheidt hij zich nogmaals (ten derden male) van haar, dan mag hij haar niet weder terug nemen, of zij moest weder met een ander man getrouwd en van dien gescheiden zijn; dan is het geene zonde, indien zij zich weder vereenigen, als zij meenen Gods geboden te kunnen vervullen. Dit zijn de geboden Gods, welke hij het volk heeft bekend gemaakt, dat verstandig is.
En wanneer bij haar de scheiding heeft gegeven dan is zij hem daarna niet (als echtgenote) toegestaan, totdat zij niet een andere man gehuwd geweest is. En als hij dan van haar gescheiden is, dan rust er geen zonde op hen als zij weer bij elkaar terugkomen, wanneer zij menen dat zij de voorschriften van Allah in acht kunnen nemen. En dat zijn de voorschriften van Allah die Hij duidelijk maak, voor een volk dat weet.
En wanneer bij haar de scheiding heeft gegeven dan is zij hem daarna niet (als echtgenote) toegestaan, totdat zij niet een andere man gehuwd geweest is. En als hij dan van haar gescheiden is, dan rust er geen zonde op hen als zij weer bij elkaar terugkomen, wanneer zij menen dat zij de voorschriften van Allah in acht kunnen nemen. En dat zijn de voorschriften van Allah die Hij duidelijk maak, voor een volk dat weet.
وَإِذَا طَلَّقْتُمُ ٱلنِّسَآءَ فَبَلَغْنَ أَجَلَهُنَّ فَأَمْسِكُوهُنَّ بِمَعْرُوفٍ أَوْ سَرِّحُوهُنَّ بِمَعْرُوفٍۢ ۚ وَلَا تُمْسِكُوهُنَّ ضِرَارًۭا لِّتَعْتَدُوا۟ ۚ وَمَن يَفْعَلْ ذَٰلِكَ فَقَدْ ظَلَمَ نَفْسَهُۥ ۚ وَلَا تَتَّخِذُوٓا۟ ءَايَٰتِ ٱللَّهِ هُزُوًۭا ۚ وَٱذْكُرُوا۟ نِعْمَتَ ٱللَّهِ عَلَيْكُمْ وَمَآ أَنزَلَ عَلَيْكُم مِّنَ ٱلْكِتَٰبِ وَٱلْحِكْمَةِ يَعِظُكُم بِهِۦ ۚ وَٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ وَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّ ٱللَّهَ بِكُلِّ شَىْءٍ عَلِيمٌۭ ﴿٢٣١﴾
Maar indien gij u van uwe vrouwen scheidt en zij hebben haren voorgeschreven tijd vervuld, dan moet gij haar met billijkheid behouden, of met edelmoedigheid ontslaan. Houdt haar echter niet met geweld terug, om onrechtvaardig omtrent haar te handelen. Wie dit doet, bezondigt zijne eigene ziel. Maakt de teekenen van God niet tot spotternij, en herinnert u Gods weldaden jegens u, en dat hij het boek en de wijsheid tot u gezonden heeft tot onderricht. Vreest God en beseft dat hij alwetend is.
Wanneer de vrouwen scheiding (aankondigen) en zij hebben hun termijn (de wachttijd van drie maanden) bereikt, neemt hen dan terug volgens de voorschriften of scheidt volgens de voorschriften. En houdt hen niet vast met de bedoeling hen te kwellen waarmee jullie zouden overtreden. En degene die dat zou doen, die heeft voorzeker zichzelf onrecht aangedaan. En maakt de Verzen van Allah niet tot onderwerp van bespotting. En gedenkt de gunst van Allah aan jullie en wat Hij aan jullie heeft neergezonden van het Boek (de Koran) en de Wijsheid waarmee Hij jullie onderwijst. En vreest Allah en weet dat Allah over alle zaken Alwetend is.
Wanneer de vrouwen scheiding (aankondigen) en zij hebben hun termijn (de wachttijd van drie maanden) bereikt, neemt hen dan terug volgens de voorschriften of scheidt volgens de voorschriften. En houdt hen niet vast met de bedoeling hen te kwellen waarmee jullie zouden overtreden. En degene die dat zou doen, die heeft voorzeker zichzelf onrecht aangedaan. En maakt de Verzen van Allah niet tot onderwerp van bespotting. En gedenkt de gunst van Allah aan jullie en wat Hij aan jullie heeft neergezonden van het Boek (de Koran) en de Wijsheid waarmee Hij jullie onderwijst. En vreest Allah en weet dat Allah over alle zaken Alwetend is.
وَإِذَا طَلَّقْتُمُ ٱلنِّسَآءَ فَبَلَغْنَ أَجَلَهُنَّ فَلَا تَعْضُلُوهُنَّ أَن يَنكِحْنَ أَزْوَٰجَهُنَّ إِذَا تَرَٰضَوْا۟ بَيْنَهُم بِٱلْمَعْرُوفِ ۗ ذَٰلِكَ يُوعَظُ بِهِۦ مَن كَانَ مِنكُمْ يُؤْمِنُ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلْءَاخِرِ ۗ ذَٰلِكُمْ أَزْكَىٰ لَكُمْ وَأَطْهَرُ ۗ وَٱللَّهُ يَعْلَمُ وَأَنتُمْ لَا تَعْلَمُونَ ﴿٢٣٢﴾
Indien gij u van uwe vrouwen scheidt, en zij hebben den haar voorgeschreven tijd vervuld, verhindert haar dan niet een anderen man te nemen, indien zij zich naar billijkheid willen vereenigen. Dit is tot onderricht van hen onder u, die aan God en den jongsten dag gelooven. Dit is gerechter en reiner voor u God weet, maar gij weet niet.
En wanneer jullie de vrouwen scheiding hebben gegeven en zij hun termijn hebben bereikt verhindert hen dan niet om te huwen met hun aanstaande echtgenoten als zij met elkaar overeenstemming hebben bereikt, volgens de voorschriften. Dat is waartoe jullie vermaand worden, (voor) wie van jullie in Allah gelooft en in de Laatste Dag. Dat is deugdzamer en reiner voor jullie. En Allah weet, terwijl jullie niet weten.
En wanneer jullie de vrouwen scheiding hebben gegeven en zij hun termijn hebben bereikt verhindert hen dan niet om te huwen met hun aanstaande echtgenoten als zij met elkaar overeenstemming hebben bereikt, volgens de voorschriften. Dat is waartoe jullie vermaand worden, (voor) wie van jullie in Allah gelooft en in de Laatste Dag. Dat is deugdzamer en reiner voor jullie. En Allah weet, terwijl jullie niet weten.
۞ وَٱلْوَٰلِدَٰتُ يُرْضِعْنَ أَوْلَٰدَهُنَّ حَوْلَيْنِ كَامِلَيْنِ ۖ لِمَنْ أَرَادَ أَن يُتِمَّ ٱلرَّضَاعَةَ ۚ وَعَلَى ٱلْمَوْلُودِ لَهُۥ رِزْقُهُنَّ وَكِسْوَتُهُنَّ بِٱلْمَعْرُوفِ ۚ لَا تُكَلَّفُ نَفْسٌ إِلَّا وُسْعَهَا ۚ لَا تُضَآرَّ وَٰلِدَةٌۢ بِوَلَدِهَا وَلَا مَوْلُودٌۭ لَّهُۥ بِوَلَدِهِۦ ۚ وَعَلَى ٱلْوَارِثِ مِثْلُ ذَٰلِكَ ۗ فَإِنْ أَرَادَا فِصَالًا عَن تَرَاضٍۢ مِّنْهُمَا وَتَشَاوُرٍۢ فَلَا جُنَاحَ عَلَيْهِمَا ۗ وَإِنْ أَرَدتُّمْ أَن تَسْتَرْضِعُوٓا۟ أَوْلَٰدَكُمْ فَلَا جُنَاحَ عَلَيْكُمْ إِذَا سَلَّمْتُم مَّآ ءَاتَيْتُم بِٱلْمَعْرُوفِ ۗ وَٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ وَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّ ٱللَّهَ بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرٌۭ ﴿٢٣٣﴾
Moeders zullen hare kinderen twee volle jaren zogen, indien de vader wil dat de zoging volkomen zij. De vader zal verplicht zijn, haar voeding en kleeding naar billijkheid (gedurende dien tijd) te geven. Niemand is echter verplicht, boven zijne krachten te gaan. Noch de moeder zal in hare belangen ten opzichte van het kind benadeeld worden, noch de vader. De erfgenaam van den vader heeft dezelfde plichten. Indien de echtgenooten verkiezen, het kind (vóór den bepaalden tijd) te spenen, zal dit geene zonde zijn. En indien gij verkiest, eene min voor het kind te nemen, zal dit geene zonde zijn, ingeval gij haar ten volle betaalt wat gij haar hebt beloofd. Vreest God en weet dat hij alles weet wat gij doet.
De moeders dienen hun kinderen twee volle jaren te zogen, voor wie die de zogingsperiode wil volmaken. En op de vader rust de plicht van het voorzien in hun voedsel en hun kleding, volgens de voorschriften. Niemand wordt belast dan volgens zijn vermogen. Laat de moeders niet geschaad worden vanwege haar kind, noch de vader vanwege zijn kind. En op de erfgenamen rust dezelfde plicht. Maar wanneer beiden spening wensen met wederzijds goedvinden en overleg, dan rust er geen zonde op hen. En wanneer jullie je kinderen door zoogmoeders wilt laten zogen, dan rust er geen zonde op jullie, als jullie er een redelijke vergoeding voor geven. En vreest Allah en weet dat Allah Alziende is over wat jullie doen.
De moeders dienen hun kinderen twee volle jaren te zogen, voor wie die de zogingsperiode wil volmaken. En op de vader rust de plicht van het voorzien in hun voedsel en hun kleding, volgens de voorschriften. Niemand wordt belast dan volgens zijn vermogen. Laat de moeders niet geschaad worden vanwege haar kind, noch de vader vanwege zijn kind. En op de erfgenamen rust dezelfde plicht. Maar wanneer beiden spening wensen met wederzijds goedvinden en overleg, dan rust er geen zonde op hen. En wanneer jullie je kinderen door zoogmoeders wilt laten zogen, dan rust er geen zonde op jullie, als jullie er een redelijke vergoeding voor geven. En vreest Allah en weet dat Allah Alziende is over wat jullie doen.
وَٱلَّذِينَ يُتَوَفَّوْنَ مِنكُمْ وَيَذَرُونَ أَزْوَٰجًۭا يَتَرَبَّصْنَ بِأَنفُسِهِنَّ أَرْبَعَةَ أَشْهُرٍۢ وَعَشْرًۭا ۖ فَإِذَا بَلَغْنَ أَجَلَهُنَّ فَلَا جُنَاحَ عَلَيْكُمْ فِيمَا فَعَلْنَ فِىٓ أَنفُسِهِنَّ بِٱلْمَعْرُوفِ ۗ وَٱللَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ خَبِيرٌۭ ﴿٢٣٤﴾
Indien zij die sterven vrouwen nalaten, moeten deze vier maanden en tien dagen wachten. Is deze tijd verloopen, dan is het geene zonde, als zij naar billijkheid met zich zelven handelen. God weet wat gij doet.
En degenen van jullie die worden weggenomen (overlijden) en echtgenoten achterlaten, zij moeten dan voor zichzelf een termijn in acht nemen van vier maanden en tien dagen. En wanneer zij hun termijn hebben bereikt, dan rust er geen zonde op hen ten aanzien van wat zij met zichzelf doen, volgens de voorschriften. En Allah is Alwetend over wat jullie doen.
En degenen van jullie die worden weggenomen (overlijden) en echtgenoten achterlaten, zij moeten dan voor zichzelf een termijn in acht nemen van vier maanden en tien dagen. En wanneer zij hun termijn hebben bereikt, dan rust er geen zonde op hen ten aanzien van wat zij met zichzelf doen, volgens de voorschriften. En Allah is Alwetend over wat jullie doen.
وَلَا جُنَاحَ عَلَيْكُمْ فِيمَا عَرَّضْتُم بِهِۦ مِنْ خِطْبَةِ ٱلنِّسَآءِ أَوْ أَكْنَنتُمْ فِىٓ أَنفُسِكُمْ ۚ عَلِمَ ٱللَّهُ أَنَّكُمْ سَتَذْكُرُونَهُنَّ وَلَٰكِن لَّا تُوَاعِدُوهُنَّ سِرًّا إِلَّآ أَن تَقُولُوا۟ قَوْلًۭا مَّعْرُوفًۭا ۚ وَلَا تَعْزِمُوا۟ عُقْدَةَ ٱلنِّكَاحِ حَتَّىٰ يَبْلُغَ ٱلْكِتَٰبُ أَجَلَهُۥ ۚ وَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّ ٱللَّهَ يَعْلَمُ مَا فِىٓ أَنفُسِكُمْ فَٱحْذَرُوهُ ۚ وَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّ ٱللَّهَ غَفُورٌ حَلِيمٌۭ ﴿٢٣٥﴾
Ook is er geene zonde in, zoo gij vóór dezen tijd openlijk eene vrouw ten huwelijk vraagt of dit voornemen in uwen boezem verborgen houdt. God kent uwe wenschen. Doet haar echter geene beloften in het geheim, dan wanneer gij dit met kuische woorden doet. Gaat echter de verbintenis zelve niet aan, tot de bestemde tijd is verloopen: weet, dat God kent wat in uwe harten geschiedt, en weet, dat hij genadig en barmhartig is.
En er rust geen zonde op jullie wanneer jullie de vrouwen indirect huwelijksaanzoeken doen, of jullie het verbergen in jullie harten. Allah weet dat jullie hen zuilen noemen, maar doet hen geen beloften in het geheim, behalve om een behoorlijk woord te spreken. En besluit niet tot de huwelijksvoltrekking totdat de voorgeschreven termijn is bereikt. En weet dat Allah weet wat zich in jullie harten bevindt. Hoedt jullie daarom voor Hem en weet dat Allah Vergevensgezind, Zachtmoedig is.
En er rust geen zonde op jullie wanneer jullie de vrouwen indirect huwelijksaanzoeken doen, of jullie het verbergen in jullie harten. Allah weet dat jullie hen zuilen noemen, maar doet hen geen beloften in het geheim, behalve om een behoorlijk woord te spreken. En besluit niet tot de huwelijksvoltrekking totdat de voorgeschreven termijn is bereikt. En weet dat Allah weet wat zich in jullie harten bevindt. Hoedt jullie daarom voor Hem en weet dat Allah Vergevensgezind, Zachtmoedig is.
لَّا جُنَاحَ عَلَيْكُمْ إِن طَلَّقْتُمُ ٱلنِّسَآءَ مَا لَمْ تَمَسُّوهُنَّ أَوْ تَفْرِضُوا۟ لَهُنَّ فَرِيضَةًۭ ۚ وَمَتِّعُوهُنَّ عَلَى ٱلْمُوسِعِ قَدَرُهُۥ وَعَلَى ٱلْمُقْتِرِ قَدَرُهُۥ مَتَٰعًۢا بِٱلْمَعْرُوفِ ۖ حَقًّا عَلَى ٱلْمُحْسِنِينَ ﴿٢٣٦﴾
Ook is het geene zonde, zich van de vrouw te scheiden, zoo lang gij haar niet aangeraakt of haar nog geene huwelijksgift toegekend hebt; doch dan moet gij, de rijke en de arme, ieder naar omstandigheden en billijkheid, voor haar onderhoud zorgen. Dit is de plicht der rechtvaardigen.
Er rust geen zonde op jullie wanneer jullie de vrouwen scheiding geven voordat jullie hen hebben aangeraakt (geslachtsgemeenschap) of jullie voor hen een bruidschat hebben vastgesteld, En geeft hun een geschenk, de rijke volgens zijn vermogen en de arme volgens zijn vermogen. Een redelijk geschenk: als een plicht voor de weldoeners.
Er rust geen zonde op jullie wanneer jullie de vrouwen scheiding geven voordat jullie hen hebben aangeraakt (geslachtsgemeenschap) of jullie voor hen een bruidschat hebben vastgesteld, En geeft hun een geschenk, de rijke volgens zijn vermogen en de arme volgens zijn vermogen. Een redelijk geschenk: als een plicht voor de weldoeners.
وَإِن طَلَّقْتُمُوهُنَّ مِن قَبْلِ أَن تَمَسُّوهُنَّ وَقَدْ فَرَضْتُمْ لَهُنَّ فَرِيضَةًۭ فَنِصْفُ مَا فَرَضْتُمْ إِلَّآ أَن يَعْفُونَ أَوْ يَعْفُوَا۟ ٱلَّذِى بِيَدِهِۦ عُقْدَةُ ٱلنِّكَاحِ ۚ وَأَن تَعْفُوٓا۟ أَقْرَبُ لِلتَّقْوَىٰ ۚ وَلَا تَنسَوُا۟ ٱلْفَضْلَ بَيْنَكُمْ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرٌ ﴿٢٣٧﴾
Verstoot gij eene vrouw vóór gij haar hebt aangeraakt, maar nadat gij haar eene huwelijksgift hebt toegekend, dan zult gij haar de helft geven van hetgeen gij haar toegekent hebt, behalve wanneer zij, of hij die het huwelijks-contract in handen heeft, van alles afziet. Zijt gij echter toegevend, dan nadert gij de vroomheid des te meer. Vergeet de edelmoedigheid niet onder u. God ziet wat gij doet.
En wanneer jullie hun scheiding geven voor-dat jullie hen hebben aangeraakt en terwijl jullie voor hen een bruidschat hebben vastgesteld: (geeft dan) de helft van wat jullie hebben vastgesteld behalve wanneer zij kwijtschelding geven of degene in wiens hand de huwelijksvoltrekking rust. En dat jullie kwijtschelding geven is dichter bij Taqwa. En vergeet niet elkaars goede eigenschappen. Voorwaar, Allah is Alziende over wat jullie doen.
En wanneer jullie hun scheiding geven voor-dat jullie hen hebben aangeraakt en terwijl jullie voor hen een bruidschat hebben vastgesteld: (geeft dan) de helft van wat jullie hebben vastgesteld behalve wanneer zij kwijtschelding geven of degene in wiens hand de huwelijksvoltrekking rust. En dat jullie kwijtschelding geven is dichter bij Taqwa. En vergeet niet elkaars goede eigenschappen. Voorwaar, Allah is Alziende over wat jullie doen.
حَٰفِظُوا۟ عَلَى ٱلصَّلَوَٰتِ وَٱلصَّلَوٰةِ ٱلْوُسْطَىٰ وَقُومُوا۟ لِلَّهِ قَٰنِتِينَ ﴿٢٣٨﴾
Neemt het gebed in acht; vooral het middengebed. Bidt God met eerbied.
Waakt over de shalât en (in het bijzonder) over de middelste shalât ('Ashr). En staat voor Allah in ootmoed.
Waakt over de shalât en (in het bijzonder) over de middelste shalât ('Ashr). En staat voor Allah in ootmoed.
فَإِنْ خِفْتُمْ فَرِجَالًا أَوْ رُكْبَانًۭا ۖ فَإِذَآ أَمِنتُمْ فَٱذْكُرُوا۟ ٱللَّهَ كَمَا عَلَّمَكُم مَّا لَمْ تَكُونُوا۟ تَعْلَمُونَ ﴿٢٣٩﴾
Vreest gij (eenig gevaar, bidt dan) te voet of te paard; zijt ge in zekerheid, gedenkt dan God, die u heeft geleerd wat gij nog niet wist.
En als jullie (een aanval) vrezen, (verricht de shalât dan) lopende of rijdende en als jullie dan in veiligheid zijn, gedenkt dan Allah omdat Hij jullie heeft onderwezen wat jullie voorheen niet wisten.
En als jullie (een aanval) vrezen, (verricht de shalât dan) lopende of rijdende en als jullie dan in veiligheid zijn, gedenkt dan Allah omdat Hij jullie heeft onderwezen wat jullie voorheen niet wisten.
وَٱلَّذِينَ يُتَوَفَّوْنَ مِنكُمْ وَيَذَرُونَ أَزْوَٰجًۭا وَصِيَّةًۭ لِّأَزْوَٰجِهِم مَّتَٰعًا إِلَى ٱلْحَوْلِ غَيْرَ إِخْرَاجٍۢ ۚ فَإِنْ خَرَجْنَ فَلَا جُنَاحَ عَلَيْكُمْ فِى مَا فَعَلْنَ فِىٓ أَنفُسِهِنَّ مِن مَّعْرُوفٍۢ ۗ وَٱللَّهُ عَزِيزٌ حَكِيمٌۭ ﴿٢٤٠﴾
Zij onder u die sterven en vrouwen achter laten, moeten haar onderhoud voor een jaar achter laten, zonder haar uit het huis te verdrijven. Verlaten zij het vrijwillig, dan hebt gij er geene zonde van, indien zij naar billijkheid met zich zelven handelen. God is machtig en wijs.
En degenen onder jullie die weggenomen worden en echtgenotes achterlaten, moeten een testament maken voor hun echtgenotes, een voorziening voor een jaar, zonder uitzelting, maar als zij (de huizen) uit vrije wil verlaten, dan rust er geen zonde op jullie ten aanzien van wat zij voor zichzelf doen, volgens de voorschriften. En Allah is Almachtig, Alwijs.
En degenen onder jullie die weggenomen worden en echtgenotes achterlaten, moeten een testament maken voor hun echtgenotes, een voorziening voor een jaar, zonder uitzelting, maar als zij (de huizen) uit vrije wil verlaten, dan rust er geen zonde op jullie ten aanzien van wat zij voor zichzelf doen, volgens de voorschriften. En Allah is Almachtig, Alwijs.
وَلِلْمُطَلَّقَٰتِ مَتَٰعٌۢ بِٱلْمَعْرُوفِ ۖ حَقًّا عَلَى ٱلْمُتَّقِينَ ﴿٢٤١﴾
De gescheiden vrouwen zijt gij mede verplicht naar billijkheid te onderhouden, zoo als het den godvruchtige betaamt.
En voor de gescheiden vrouwen is er een gift naar redelijkheid, als een plicht voor de Moettaqôen.
En voor de gescheiden vrouwen is er een gift naar redelijkheid, als een plicht voor de Moettaqôen.
كَذَٰلِكَ يُبَيِّنُ ٱللَّهُ لَكُمْ ءَايَٰتِهِۦ لَعَلَّكُمْ تَعْقِلُونَ ﴿٢٤٢﴾
Dit heeft God u duidelijk voorgeschreven, opdat gij het zoudt verstaan.
Zo maakt Allah voor jullie zijn Verzen duidelijk hopelijk zullen jullie begrijpen.
Zo maakt Allah voor jullie zijn Verzen duidelijk hopelijk zullen jullie begrijpen.
۞ أَلَمْ تَرَ إِلَى ٱلَّذِينَ خَرَجُوا۟ مِن دِيَٰرِهِمْ وَهُمْ أُلُوفٌ حَذَرَ ٱلْمَوْتِ فَقَالَ لَهُمُ ٱللَّهُ مُوتُوا۟ ثُمَّ أَحْيَٰهُمْ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ لَذُو فَضْلٍ عَلَى ٱلنَّاسِ وَلَٰكِنَّ أَكْثَرَ ٱلنَّاسِ لَا يَشْكُرُونَ ﴿٢٤٣﴾
Hebt gij hen nog niet beschouwd die hunne woningen verlieten (zoo waren er duizenden) uit vrees voor den dood. God zeide tot hen: Sterft. Daarop wekte Hij hen weder op; want God is genadig voor de menschen, doch het grootste gedeelte hunner bedankt hem niet voor zijne weldaden.
Heb jij degenen niet gezien die uit hun huizen vluchtten terwijl zij met duizenden waren, uit angst voor de dood? Allah zei toen tot hen: \"Sterft!\" Daarna bracht Hij hen weer tot leven. Voorwaar, Allah is de Bezitter van Gunsten voor de mensen, maar de meeste mensen zijn niet dankbaar.
Heb jij degenen niet gezien die uit hun huizen vluchtten terwijl zij met duizenden waren, uit angst voor de dood? Allah zei toen tot hen: \"Sterft!\" Daarna bracht Hij hen weer tot leven. Voorwaar, Allah is de Bezitter van Gunsten voor de mensen, maar de meeste mensen zijn niet dankbaar.
وَقَٰتِلُوا۟ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ وَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّ ٱللَّهَ سَمِيعٌ عَلِيمٌۭ ﴿٢٤٤﴾
Kampt voor des Heeren godsdienst, en beseft dat God alles hoort en kent.
En strijdt op de Weg van Allah en weet dat Allah Alhorend, Alwetend is.
En strijdt op de Weg van Allah en weet dat Allah Alhorend, Alwetend is.
مَّن ذَا ٱلَّذِى يُقْرِضُ ٱللَّهَ قَرْضًا حَسَنًۭا فَيُضَٰعِفَهُۥ لَهُۥٓ أَضْعَافًۭا كَثِيرَةًۭ ۚ وَٱللَّهُ يَقْبِضُ وَيَبْصُۜطُ وَإِلَيْهِ تُرْجَعُونَ ﴿٢٤٥﴾
Wie wil God tegen goede renten leenen? Veelvoudig verdubbeld geeft hij het hem weder; want God verbreidt en beperkt zijne weldaden naar zijnen wil, en tot hem keert gij eens terug.
Wie is degene die aan Allah een goede lening geeft? Hij zal die vele malen vermenigvuldigen. En Allah beperkt en verruimt (Zijn voorzieningen) en tot Hem worden jullie teruggebracht.
Wie is degene die aan Allah een goede lening geeft? Hij zal die vele malen vermenigvuldigen. En Allah beperkt en verruimt (Zijn voorzieningen) en tot Hem worden jullie teruggebracht.
أَلَمْ تَرَ إِلَى ٱلْمَلَإِ مِنۢ بَنِىٓ إِسْرَٰٓءِيلَ مِنۢ بَعْدِ مُوسَىٰٓ إِذْ قَالُوا۟ لِنَبِىٍّۢ لَّهُمُ ٱبْعَثْ لَنَا مَلِكًۭا نُّقَٰتِلْ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ ۖ قَالَ هَلْ عَسَيْتُمْ إِن كُتِبَ عَلَيْكُمُ ٱلْقِتَالُ أَلَّا تُقَٰتِلُوا۟ ۖ قَالُوا۟ وَمَا لَنَآ أَلَّا نُقَٰتِلَ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ وَقَدْ أُخْرِجْنَا مِن دِيَٰرِنَا وَأَبْنَآئِنَا ۖ فَلَمَّا كُتِبَ عَلَيْهِمُ ٱلْقِتَالُ تَوَلَّوْا۟ إِلَّا قَلِيلًۭا مِّنْهُمْ ۗ وَٱللَّهُ عَلِيمٌۢ بِٱلظَّٰلِمِينَ ﴿٢٤٦﴾
Hebt gij nog niet teruggeblikt op de vergadering der kinderen Israëls, na den tijd van Mozes, toen zij tot den profeet zeiden: stel een koning over ons, dat wij voor des Heeren godsdienst mogen strijden. Hij antwoordde; Zult gij misschien niet weigeren te vechten, als u de oorlog bevolen wordt? Zij antwoordden; Zouden wij niet kampen voor den godsdienst onzes Heeren; wij die uit ons land verdreven en van onze kinderen gescheiden zijn? Toen hun nu echter de krijg werd bevolen, vloden zij op weinigen na. Maar God kent de goddeloozen.
Heb jij niet gezien, (hoe het einde was van) de vooraanstaanden van de Kinderen van Israe I na (het heengaan van) Môesa? Toen zij tot een Profeet van hen zeiden: \"Wijs voor ons een koning aan, dan zullen wij strijden op de Weg van Allah.\" Hij zei: \"Is het mogelijk dat als jullie de strijd wordt verplicht, jullie niet zullen strijden?\" Zij zeiden: \"Waarom zouden wij niet op de Weg van Allah strijden, terwijl wij uit onze woonplaatsen zijn verdreven en van onze zonen?\" En toen dan hun de strijd werd verplicht, wendden zij zich af, met uitzondering van een klein aantal van hen. En Allah kent de onrechtplegers.
Heb jij niet gezien, (hoe het einde was van) de vooraanstaanden van de Kinderen van Israe I na (het heengaan van) Môesa? Toen zij tot een Profeet van hen zeiden: \"Wijs voor ons een koning aan, dan zullen wij strijden op de Weg van Allah.\" Hij zei: \"Is het mogelijk dat als jullie de strijd wordt verplicht, jullie niet zullen strijden?\" Zij zeiden: \"Waarom zouden wij niet op de Weg van Allah strijden, terwijl wij uit onze woonplaatsen zijn verdreven en van onze zonen?\" En toen dan hun de strijd werd verplicht, wendden zij zich af, met uitzondering van een klein aantal van hen. En Allah kent de onrechtplegers.
وَقَالَ لَهُمْ نَبِيُّهُمْ إِنَّ ٱللَّهَ قَدْ بَعَثَ لَكُمْ طَالُوتَ مَلِكًۭا ۚ قَالُوٓا۟ أَنَّىٰ يَكُونُ لَهُ ٱلْمُلْكُ عَلَيْنَا وَنَحْنُ أَحَقُّ بِٱلْمُلْكِ مِنْهُ وَلَمْ يُؤْتَ سَعَةًۭ مِّنَ ٱلْمَالِ ۚ قَالَ إِنَّ ٱللَّهَ ٱصْطَفَىٰهُ عَلَيْكُمْ وَزَادَهُۥ بَسْطَةًۭ فِى ٱلْعِلْمِ وَٱلْجِسْمِ ۖ وَٱللَّهُ يُؤْتِى مُلْكَهُۥ مَن يَشَآءُ ۚ وَٱللَّهُ وَٰسِعٌ عَلِيمٌۭ ﴿٢٤٧﴾
En hun profeet zeide tot hen: Waarlijk, God heeft Talut als koning over u gesteld; toen zeiden zij: Hoe zal hij over ons regeeren, daar wij den schepter meer waardig zijn dan hij; daarbij bezit hij geene rijkdommen? De profeet zeide: God heeft hem voor u gekozen; hij heeft hem uitgerust met voordeelen van geest en lichaam. God geeft de regeering wien hij wil: God is goed en wijs.
En hun Profeet zei tot hen: \"Voorwaar, Allah heeft voor jullie Thâlôet aangewezen als koning.\" Zij zeiden: \"Hoe kan het zijn dat hem het koningschap over ons gegeven wordt, terwijl wij meer recht hebben op het koningschap dan hij, en hem geen overvloed aan bezittingen is gegeven?\"' Hij zei: \"Voorwaar, Allah heeft hem boven jullie verkozen en hem rijkelijk voorzien van kennis en lichaamskracht. En Allah geeft het koningschap aan wie Hij wil en Allah is Allesomvattend. Alwetend,
En hun Profeet zei tot hen: \"Voorwaar, Allah heeft voor jullie Thâlôet aangewezen als koning.\" Zij zeiden: \"Hoe kan het zijn dat hem het koningschap over ons gegeven wordt, terwijl wij meer recht hebben op het koningschap dan hij, en hem geen overvloed aan bezittingen is gegeven?\"' Hij zei: \"Voorwaar, Allah heeft hem boven jullie verkozen en hem rijkelijk voorzien van kennis en lichaamskracht. En Allah geeft het koningschap aan wie Hij wil en Allah is Allesomvattend. Alwetend,
وَقَالَ لَهُمْ نَبِيُّهُمْ إِنَّ ءَايَةَ مُلْكِهِۦٓ أَن يَأْتِيَكُمُ ٱلتَّابُوتُ فِيهِ سَكِينَةٌۭ مِّن رَّبِّكُمْ وَبَقِيَّةٌۭ مِّمَّا تَرَكَ ءَالُ مُوسَىٰ وَءَالُ هَٰرُونَ تَحْمِلُهُ ٱلْمَلَٰٓئِكَةُ ۚ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَءَايَةًۭ لَّكُمْ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ﴿٢٤٨﴾
De profeet zeide tot hen: een teeken van zijn rijk zal zijn, dat de arke waarin de Godheid woont, tot u zal komen en ook de reliquieën, welke door de gezinnen van Mozes en Aäron zijn achtergelaten. Engelen zullen u die brengen. Dit zijn teekenen voor u, indien gij geloovig zijt.
En hun Profeet zei tot hen: \"Voorwaar, een teken van zijn koningschap is dat de Tabôet (ark) tot jullie zal komen waarin geruststelling van jullie Heer is, (en) waarin zich een nalatenschap bevindt van wat is nagelaten door de familie van Môesa en de familie van Hârôen. De Engelen zullen hem (de ark) dragen. Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor jullie, als jullie gelovigen zouden zijn.
En hun Profeet zei tot hen: \"Voorwaar, een teken van zijn koningschap is dat de Tabôet (ark) tot jullie zal komen waarin geruststelling van jullie Heer is, (en) waarin zich een nalatenschap bevindt van wat is nagelaten door de familie van Môesa en de familie van Hârôen. De Engelen zullen hem (de ark) dragen. Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor jullie, als jullie gelovigen zouden zijn.
فَلَمَّا فَصَلَ طَالُوتُ بِٱلْجُنُودِ قَالَ إِنَّ ٱللَّهَ مُبْتَلِيكُم بِنَهَرٍۢ فَمَن شَرِبَ مِنْهُ فَلَيْسَ مِنِّى وَمَن لَّمْ يَطْعَمْهُ فَإِنَّهُۥ مِنِّىٓ إِلَّا مَنِ ٱغْتَرَفَ غُرْفَةًۢ بِيَدِهِۦ ۚ فَشَرِبُوا۟ مِنْهُ إِلَّا قَلِيلًۭا مِّنْهُمْ ۚ فَلَمَّا جَاوَزَهُۥ هُوَ وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ مَعَهُۥ قَالُوا۟ لَا طَاقَةَ لَنَا ٱلْيَوْمَ بِجَالُوتَ وَجُنُودِهِۦ ۚ قَالَ ٱلَّذِينَ يَظُنُّونَ أَنَّهُم مُّلَٰقُوا۟ ٱللَّهِ كَم مِّن فِئَةٍۢ قَلِيلَةٍ غَلَبَتْ فِئَةًۭ كَثِيرَةًۢ بِإِذْنِ ٱللَّهِ ۗ وَٱللَّهُ مَعَ ٱلصَّٰبِرِينَ ﴿٢٤٩﴾
Toen nu Talut met zijne soldaten uittrok, zeide hij: God wil u aan de rivier beproeven. Wie daaruit drinken zal, is niet met mij, doch wie daaruit niet drinkt, zal met mij zijn. Hij die echter met de vlakke hand een weinig daaruit schept, is daarvan uitgezonderd. Maar op weinigen na dronken allen daaruit. Toen zij nu de rivier waren overgetrokken, hij en die met hem geloofden, riepen zij: Wij hebben heden geene kracht tegen Jalut en zijne soldaten. Zij echter die geloofden dat zij God eens zouden zien, zeiden: Hoe dikwijls heeft niet reeds een klein leger, door Gods hulp, een talrijker leger overwonnen. God is met de geduldig volhardenden.
En toen Tâlôet met de legers was uitgetrokken, zei hij: \"Voorwaar, Allah zal jullie zeker beproeven door middel van een rivier. Wie er dan van drinkt, die is niet een van mij en wie er niet (meer) van proeft, dan een slokje uit zijn hand, die is een van mij.\" Toen dronken zij ervan, met uitzondering van een klein aantal van hen. Toen hij en degenen die met hem geloofden (de rivier) waren overgestoken, zeiden zij: \"Wij hebben vandaag geen kracht om Djâlôet (Goliat) en zijn legers te bevechten.\" Degenen die overtuigd waren dat zij Allah zeker zullen ontmoeten, zeiden: \"Hoeveel kleine troepen hebben niet grote troepen overwonnen, met het verlof van Allah. En Allah is met de geduldigen.\"
En toen Tâlôet met de legers was uitgetrokken, zei hij: \"Voorwaar, Allah zal jullie zeker beproeven door middel van een rivier. Wie er dan van drinkt, die is niet een van mij en wie er niet (meer) van proeft, dan een slokje uit zijn hand, die is een van mij.\" Toen dronken zij ervan, met uitzondering van een klein aantal van hen. Toen hij en degenen die met hem geloofden (de rivier) waren overgestoken, zeiden zij: \"Wij hebben vandaag geen kracht om Djâlôet (Goliat) en zijn legers te bevechten.\" Degenen die overtuigd waren dat zij Allah zeker zullen ontmoeten, zeiden: \"Hoeveel kleine troepen hebben niet grote troepen overwonnen, met het verlof van Allah. En Allah is met de geduldigen.\"
وَلَمَّا بَرَزُوا۟ لِجَالُوتَ وَجُنُودِهِۦ قَالُوا۟ رَبَّنَآ أَفْرِغْ عَلَيْنَا صَبْرًۭا وَثَبِّتْ أَقْدَامَنَا وَٱنصُرْنَا عَلَى ٱلْقَوْمِ ٱلْكَٰفِرِينَ ﴿٢٥٠﴾
Toen zij nu tot den strijd met Jalut en zijn leger optrokken, zeiden zij: O Heer! stort geduld over ons uit, sterk onzen voet en help ons tegen dit ongeloovige volk.
En toen wij optrokken tegen Djâlôet en zijn legers, zeiden zij: \"Onze Heer, schenk ons geduld en maak onze voeten standvastig en sta ons bij tegen het ongelovige volk.\"
En toen wij optrokken tegen Djâlôet en zijn legers, zeiden zij: \"Onze Heer, schenk ons geduld en maak onze voeten standvastig en sta ons bij tegen het ongelovige volk.\"
فَهَزَمُوهُم بِإِذْنِ ٱللَّهِ وَقَتَلَ دَاوُۥدُ جَالُوتَ وَءَاتَىٰهُ ٱللَّهُ ٱلْمُلْكَ وَٱلْحِكْمَةَ وَعَلَّمَهُۥ مِمَّا يَشَآءُ ۗ وَلَوْلَا دَفْعُ ٱللَّهِ ٱلنَّاسَ بَعْضَهُم بِبَعْضٍۢ لَّفَسَدَتِ ٱلْأَرْضُ وَلَٰكِنَّ ٱللَّهَ ذُو فَضْلٍ عَلَى ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿٢٥١﴾
Door Gods wil overwonnen zij, en David doodde Jalut. En God gaf hem het rijk en wijsheid, en leerde hem, wat hij wilde. Zou God den mensch niet door den mensch binnen de grenzen houden, dan ware de aarde reeds verdorven. Maar God is genadig voor zijne schepselen.
Toen versloegen zij hen met het verlof van Allah en Dâwôed doodde Djâlôet en Allah gaf hem het koningschap en de Wijsheid (het Profectsehap) en Hij onderwees hem wat Hij wilde. En als Allah niet een deel van de mensen door een ander (deel) zou verstoten, din zou de aarde ten onder gaan. Maar Allah is de Bezitta van gunsten voor de werelden.
Toen versloegen zij hen met het verlof van Allah en Dâwôed doodde Djâlôet en Allah gaf hem het koningschap en de Wijsheid (het Profectsehap) en Hij onderwees hem wat Hij wilde. En als Allah niet een deel van de mensen door een ander (deel) zou verstoten, din zou de aarde ten onder gaan. Maar Allah is de Bezitta van gunsten voor de werelden.
تِلْكَ ءَايَٰتُ ٱللَّهِ نَتْلُوهَا عَلَيْكَ بِٱلْحَقِّ ۚ وَإِنَّكَ لَمِنَ ٱلْمُرْسَلِينَ ﴿٢٥٢﴾
Dit zijn de teekens van God, en wij openbaren u die in waarheid; want gij behoort tot de gezanten.
Dit zijn Verzen van Allah die Wij in de Waarneid aan jullie voorlezen, En voorwaar, jij (O Moehammad) behoort tot de Gezondenen.
Dit zijn Verzen van Allah die Wij in de Waarneid aan jullie voorlezen, En voorwaar, jij (O Moehammad) behoort tot de Gezondenen.
۞ تِلْكَ ٱلرُّسُلُ فَضَّلْنَا بَعْضَهُمْ عَلَىٰ بَعْضٍۢ ۘ مِّنْهُم مَّن كَلَّمَ ٱللَّهُ ۖ وَرَفَعَ بَعْضَهُمْ دَرَجَٰتٍۢ ۚ وَءَاتَيْنَا عِيسَى ٱبْنَ مَرْيَمَ ٱلْبَيِّنَٰتِ وَأَيَّدْنَٰهُ بِرُوحِ ٱلْقُدُسِ ۗ وَلَوْ شَآءَ ٱللَّهُ مَا ٱقْتَتَلَ ٱلَّذِينَ مِنۢ بَعْدِهِم مِّنۢ بَعْدِ مَا جَآءَتْهُمُ ٱلْبَيِّنَٰتُ وَلَٰكِنِ ٱخْتَلَفُوا۟ فَمِنْهُم مَّنْ ءَامَنَ وَمِنْهُم مَّن كَفَرَ ۚ وَلَوْ شَآءَ ٱللَّهُ مَا ٱقْتَتَلُوا۟ وَلَٰكِنَّ ٱللَّهَ يَفْعَلُ مَا يُرِيدُ ﴿٢٥٣﴾
Onder de apostelen hebben wij eenigen boven de anderen bevoorrecht. Met eenige sprak God zelf, anderen bevoorrechte hij nog meer. Jezus, den zoon van Maria, gaven wij kracht van teekenen en versterkten hem met den heiligen geest. Indien God gewild had, dan zouden de later levenden, nadat hun zulke duidelijke teekens waren geopenbaard, niet van meening verschillen. Maar zij zijn van verschillende meening. Eenige gelooven, anderen gelooven niet. En indien het Gode behaagd had, zouden zij niet onder elkander strijden; maar God doet wat hij wil.
Dat zijn de Boodschappers van wie Wij sommigen boven anderen bevoorrecht hebben, onder hen zijn er tot wie Allah gesproken heeft, en onder hen zijn er die Hij (enkele) graden verheven heeft, en Wij hebben aan 'Isa, de zoon van Maryam, duidelijke Tekenen gegeven en Wij hebben hem niet de Heilige Geest (Djibrîl) versterkt. Als Allah het gewild had, hadden degenen na lien niet met elkaar gevochten nadat de duidelijke Tekenen tot hen waren gekomen, maar zij twistten: sommigen geloofden en sommigen van hen waren ongelovig. En als Allah het gewild had, hadden zij niet met elkaar gevochten, maar Allah doet wat Hij wil.
Dat zijn de Boodschappers van wie Wij sommigen boven anderen bevoorrecht hebben, onder hen zijn er tot wie Allah gesproken heeft, en onder hen zijn er die Hij (enkele) graden verheven heeft, en Wij hebben aan 'Isa, de zoon van Maryam, duidelijke Tekenen gegeven en Wij hebben hem niet de Heilige Geest (Djibrîl) versterkt. Als Allah het gewild had, hadden degenen na lien niet met elkaar gevochten nadat de duidelijke Tekenen tot hen waren gekomen, maar zij twistten: sommigen geloofden en sommigen van hen waren ongelovig. En als Allah het gewild had, hadden zij niet met elkaar gevochten, maar Allah doet wat Hij wil.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ أَنفِقُوا۟ مِمَّا رَزَقْنَٰكُم مِّن قَبْلِ أَن يَأْتِىَ يَوْمٌۭ لَّا بَيْعٌۭ فِيهِ وَلَا خُلَّةٌۭ وَلَا شَفَٰعَةٌۭ ۗ وَٱلْكَٰفِرُونَ هُمُ ٱلظَّٰلِمُونَ ﴿٢٥٤﴾
O geloovigen! geeft aalmoezen van hetgeen wij u schonken, tot de dag komt, waarop noch onderhandeling, noch vriendschap, noch bemiddeling zal zijn. Goddeloozen zijn de ongeloovigen.
O jullie die geloven: geeft van dat waar Wij jullie mee voorzien hebben, voordat de Dag komt waarop er noch handel, noch voorspraak zal zijn. En de ongelovigen: zij zijn de onrechtvaardigen.
O jullie die geloven: geeft van dat waar Wij jullie mee voorzien hebben, voordat de Dag komt waarop er noch handel, noch voorspraak zal zijn. En de ongelovigen: zij zijn de onrechtvaardigen.
ٱللَّهُ لَآ إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ ٱلْحَىُّ ٱلْقَيُّومُ ۚ لَا تَأْخُذُهُۥ سِنَةٌۭ وَلَا نَوْمٌۭ ۚ لَّهُۥ مَا فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَمَا فِى ٱلْأَرْضِ ۗ مَن ذَا ٱلَّذِى يَشْفَعُ عِندَهُۥٓ إِلَّا بِإِذْنِهِۦ ۚ يَعْلَمُ مَا بَيْنَ أَيْدِيهِمْ وَمَا خَلْفَهُمْ ۖ وَلَا يُحِيطُونَ بِشَىْءٍۢ مِّنْ عِلْمِهِۦٓ إِلَّا بِمَا شَآءَ ۚ وَسِعَ كُرْسِيُّهُ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضَ ۖ وَلَا يَـُٔودُهُۥ حِفْظُهُمَا ۚ وَهُوَ ٱلْعَلِىُّ ٱلْعَظِيمُ ﴿٢٥٥﴾
God is de eenige God; buiten hem is geen God, de levende, de eeuwige. Hem bereikt sluimering noch slaap; hem behoort wat in den hemel en op aarde is. Wie kan bemiddelaar bij hem zijn, zonder zijnen wil. Hij weet wat was, wat zijn zal, en de menschen begrijpen slechts wat hij hun wil leeren. Zijn troon is over hemel en aarde uitgespreid en de bewaking van beide kost hem geene moeite. Hij is de verhevene, de machtige.
Allah, er is geen god dan Hij, de Levende, de Zelfstandige, sluimer noch slaap kan Hem treffen, aan Hem behoort toe wat er in de hemelen en wat er op de aarde is. Wie is degene die van voorspraak is bij Hem zonder Zijn verlof? Hij kent wat er voor hen is en wat er achter hen is. En zij kunnen niets van Zijn Kennis omvatten, behalve wat Hij wil. En Zijn Zetel strekt zich uit over de Hemelen en de Aarde en het waken over beide vermoeit Hem niet. En Hij is de Verhevene, de Almachtige.
Allah, er is geen god dan Hij, de Levende, de Zelfstandige, sluimer noch slaap kan Hem treffen, aan Hem behoort toe wat er in de hemelen en wat er op de aarde is. Wie is degene die van voorspraak is bij Hem zonder Zijn verlof? Hij kent wat er voor hen is en wat er achter hen is. En zij kunnen niets van Zijn Kennis omvatten, behalve wat Hij wil. En Zijn Zetel strekt zich uit over de Hemelen en de Aarde en het waken over beide vermoeit Hem niet. En Hij is de Verhevene, de Almachtige.
لَآ إِكْرَاهَ فِى ٱلدِّينِ ۖ قَد تَّبَيَّنَ ٱلرُّشْدُ مِنَ ٱلْغَىِّ ۚ فَمَن يَكْفُرْ بِٱلطَّٰغُوتِ وَيُؤْمِنۢ بِٱللَّهِ فَقَدِ ٱسْتَمْسَكَ بِٱلْعُرْوَةِ ٱلْوُثْقَىٰ لَا ٱنفِصَامَ لَهَا ۗ وَٱللَّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌ ﴿٢٥٦﴾
Laat geen dwang in den godsdienst zijn. De ware leer is duidelijk van de valsche onderscheiden. Wie echter den Tagut verloochent en aan God gelooft, rust op eenen staf, die nimmer breekt. God hoort en weet alles.
Er is geen dwang in de godsdienst. Waarlijk, de rechte leiding is duidelijk onderscheiden van de dwaling, en hij die de Thaghôet verwerpt en in Allah gelooft: hij heeft zeker het stevigste houvast gegrepen, dat niet breken kan. En Allah is Alhorend, Alwetend.
Er is geen dwang in de godsdienst. Waarlijk, de rechte leiding is duidelijk onderscheiden van de dwaling, en hij die de Thaghôet verwerpt en in Allah gelooft: hij heeft zeker het stevigste houvast gegrepen, dat niet breken kan. En Allah is Alhorend, Alwetend.
ٱللَّهُ وَلِىُّ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ يُخْرِجُهُم مِّنَ ٱلظُّلُمَٰتِ إِلَى ٱلنُّورِ ۖ وَٱلَّذِينَ كَفَرُوٓا۟ أَوْلِيَآؤُهُمُ ٱلطَّٰغُوتُ يُخْرِجُونَهُم مِّنَ ٱلنُّورِ إِلَى ٱلظُّلُمَٰتِ ۗ أُو۟لَٰٓئِكَ أَصْحَٰبُ ٱلنَّارِ ۖ هُمْ فِيهَا خَٰلِدُونَ ﴿٢٥٧﴾
God is de beschermer der geloovigen. Hij voert hen door de duisternis naar het licht. De ongeloovigen hebben geen anderen beschermer dan Tagut, die hen uit het licht in de duisternis zal leiden; zij behooren tot de hel, en eeuwig zullen zij daar blijven.
Allah is de Helper van degenen die geloven. Hij voert hen van de duisternis naar het licht. En degenen die ongelovig zijn: hun helpers zijn de Thaghôet, zij voeren hen van het licht naar de duisternis. Diegenen zijn de gezellen van de Hel, zij zullen daar eeuwig levenden zijn.
Allah is de Helper van degenen die geloven. Hij voert hen van de duisternis naar het licht. En degenen die ongelovig zijn: hun helpers zijn de Thaghôet, zij voeren hen van het licht naar de duisternis. Diegenen zijn de gezellen van de Hel, zij zullen daar eeuwig levenden zijn.
أَلَمْ تَرَ إِلَى ٱلَّذِى حَآجَّ إِبْرَٰهِۦمَ فِى رَبِّهِۦٓ أَنْ ءَاتَىٰهُ ٱللَّهُ ٱلْمُلْكَ إِذْ قَالَ إِبْرَٰهِۦمُ رَبِّىَ ٱلَّذِى يُحْىِۦ وَيُمِيتُ قَالَ أَنَا۠ أُحْىِۦ وَأُمِيتُ ۖ قَالَ إِبْرَٰهِۦمُ فَإِنَّ ٱللَّهَ يَأْتِى بِٱلشَّمْسِ مِنَ ٱلْمَشْرِقِ فَأْتِ بِهَا مِنَ ٱلْمَغْرِبِ فَبُهِتَ ٱلَّذِى كَفَرَ ۗ وَٱللَّهُ لَا يَهْدِى ٱلْقَوْمَ ٱلظَّٰلِمِينَ ﴿٢٥٨﴾
Hebt gij niet teruggeblikt op hem die met Abraham over God heeft gestreden, omdat God hem het koninkrijk had gegeven. Toen Abraham zeide: Mijn Heer is hij, die leven geeft en doodt. Hij antwoordde: Ook ik maak levend en dood. Abraham hernam: Hij brengt de zon van het Oosten hierheen, breng gij die van het Westen. De ongeloovige was verbaasd. God leidt de ongeloovigen niet.
Weet jij niet van degene die met Ibrâhîm over zijn Heer redetwistte, omdat Allah hem het koninkijk had gegeven? Toen Ibrâhîm zei: \"Zijn Heer is Degene Die doet leven en doet sterven.\" Hij zei: \"Ik doe leven en sterven.\" Ibrâhîm zei: \"Maar voorwaar, het is Allah Die ervoor zorgt dat de zon in het Oosten opkomt, zorg jij er dan voor dat zij in het Westen opkomt.\" Toen zweeg degene die ongelovig was van verbazing. En Allah leidt lief onrechtvaardige volk niet.
Weet jij niet van degene die met Ibrâhîm over zijn Heer redetwistte, omdat Allah hem het koninkijk had gegeven? Toen Ibrâhîm zei: \"Zijn Heer is Degene Die doet leven en doet sterven.\" Hij zei: \"Ik doe leven en sterven.\" Ibrâhîm zei: \"Maar voorwaar, het is Allah Die ervoor zorgt dat de zon in het Oosten opkomt, zorg jij er dan voor dat zij in het Westen opkomt.\" Toen zweeg degene die ongelovig was van verbazing. En Allah leidt lief onrechtvaardige volk niet.
أَوْ كَٱلَّذِى مَرَّ عَلَىٰ قَرْيَةٍۢ وَهِىَ خَاوِيَةٌ عَلَىٰ عُرُوشِهَا قَالَ أَنَّىٰ يُحْىِۦ هَٰذِهِ ٱللَّهُ بَعْدَ مَوْتِهَا ۖ فَأَمَاتَهُ ٱللَّهُ مِا۟ئَةَ عَامٍۢ ثُمَّ بَعَثَهُۥ ۖ قَالَ كَمْ لَبِثْتَ ۖ قَالَ لَبِثْتُ يَوْمًا أَوْ بَعْضَ يَوْمٍۢ ۖ قَالَ بَل لَّبِثْتَ مِا۟ئَةَ عَامٍۢ فَٱنظُرْ إِلَىٰ طَعَامِكَ وَشَرَابِكَ لَمْ يَتَسَنَّهْ ۖ وَٱنظُرْ إِلَىٰ حِمَارِكَ وَلِنَجْعَلَكَ ءَايَةًۭ لِّلنَّاسِ ۖ وَٱنظُرْ إِلَى ٱلْعِظَامِ كَيْفَ نُنشِزُهَا ثُمَّ نَكْسُوهَا لَحْمًۭا ۚ فَلَمَّا تَبَيَّنَ لَهُۥ قَالَ أَعْلَمُ أَنَّ ٱللَّهَ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ قَدِيرٌۭ ﴿٢٥٩﴾
Of hebt ge niet teruggeblikt op hem die eene stad voorbijging, welke verwoest was tot op den grond en zeide: Hoe zal God deze stad weder doen herleven, nadat zij dood is. God liet hem daarop sterven en eerst na honderd jaren weder opstaan, en God zeide: Hoe lang hebt gij hier doorgebracht? Hij antwoordde: een dag of een deel van eenen dag. En God zeide: Neen, gij hebt hier honderd jaren doorgebracht. Zie op uw spijs en drank; zij zijn nog niet bedorven. Zie ook op uwen ezel, dien wij als een teeken voor de menschen hebben ingesteld. Betracht deze hoe wij die opwekken en met vleesch omkleeden. Toen hij dit wonder zag, riep hij uit: Nu weet ik dat God almachtig is.
Of degene die, toen hij langs een dorp kwam dat verlaten was en in ruïnes lag, zei: \"Hoe kan Allah het na haar dood weer doen herleven?\" Toen deed Allah hem voor honderd jaar dood zijn, en wekte hem weer op. Hij zei: \"Hoe lang verbleef jij hier?\" Hij zei: \"Ik verbleef hier een dag of een gedeelte van een dag.\" Hij (Allah) zei: \"Nee, jij verbleef hier honderd jaar; kijk naar je voedsel en je drank, zij zijn niet bedorven; en kijk naar je ezel, zodat Wij jou tot een Teken voor de mens maken. En kijk naar hoe Wij de beenderen in elkaar zetten en met vlees bedekken.\" En toen hem dit duidelijk werd, zei hij: \"Ik weet dat Allah Almachtig is over alle dingen.\"
Of degene die, toen hij langs een dorp kwam dat verlaten was en in ruïnes lag, zei: \"Hoe kan Allah het na haar dood weer doen herleven?\" Toen deed Allah hem voor honderd jaar dood zijn, en wekte hem weer op. Hij zei: \"Hoe lang verbleef jij hier?\" Hij zei: \"Ik verbleef hier een dag of een gedeelte van een dag.\" Hij (Allah) zei: \"Nee, jij verbleef hier honderd jaar; kijk naar je voedsel en je drank, zij zijn niet bedorven; en kijk naar je ezel, zodat Wij jou tot een Teken voor de mens maken. En kijk naar hoe Wij de beenderen in elkaar zetten en met vlees bedekken.\" En toen hem dit duidelijk werd, zei hij: \"Ik weet dat Allah Almachtig is over alle dingen.\"
وَإِذْ قَالَ إِبْرَٰهِۦمُ رَبِّ أَرِنِى كَيْفَ تُحْىِ ٱلْمَوْتَىٰ ۖ قَالَ أَوَلَمْ تُؤْمِن ۖ قَالَ بَلَىٰ وَلَٰكِن لِّيَطْمَئِنَّ قَلْبِى ۖ قَالَ فَخُذْ أَرْبَعَةًۭ مِّنَ ٱلطَّيْرِ فَصُرْهُنَّ إِلَيْكَ ثُمَّ ٱجْعَلْ عَلَىٰ كُلِّ جَبَلٍۢ مِّنْهُنَّ جُزْءًۭا ثُمَّ ٱدْعُهُنَّ يَأْتِينَكَ سَعْيًۭا ۚ وَٱعْلَمْ أَنَّ ٱللَّهَ عَزِيزٌ حَكِيمٌۭ ﴿٢٦٠﴾
Toen Abraham zeide; O Heer! toon mij, hoe gij de dooden levend maakt, zeide God: Wilt gij nog niet gelooven? Ja, maar ik vraag slechts om mijn hart gerust te stellen. God zeide, neem daartoe vier vogels, snijd die in stukken, en leg een stuk op iederen berg; roep ze daarna en zij zullen tot u komen; want weet dat God almachtig en wijs is.
En toen Ibrâhîm zei: \"Mijn Heer, toon mij hoe U de doden doet leven.\" Hij (Allah) zei: \"Geloof jij dan niet?\" Hij zei: \"Jawel maar opdat mijn hart tot rust komt.\" Hij (Allah) zei: \"Neem dan vier vogels en snijd ze voor je in stukken, leg dan van hen op iedere berg stukken; roep hen dan, zij zullen dan haastig tot je komen, en weet dat Allah Almachtig, Alwijs is.\"
En toen Ibrâhîm zei: \"Mijn Heer, toon mij hoe U de doden doet leven.\" Hij (Allah) zei: \"Geloof jij dan niet?\" Hij zei: \"Jawel maar opdat mijn hart tot rust komt.\" Hij (Allah) zei: \"Neem dan vier vogels en snijd ze voor je in stukken, leg dan van hen op iedere berg stukken; roep hen dan, zij zullen dan haastig tot je komen, en weet dat Allah Almachtig, Alwijs is.\"
مَّثَلُ ٱلَّذِينَ يُنفِقُونَ أَمْوَٰلَهُمْ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ كَمَثَلِ حَبَّةٍ أَنۢبَتَتْ سَبْعَ سَنَابِلَ فِى كُلِّ سُنۢبُلَةٍۢ مِّا۟ئَةُ حَبَّةٍۢ ۗ وَٱللَّهُ يُضَٰعِفُ لِمَن يَشَآءُ ۗ وَٱللَّهُ وَٰسِعٌ عَلِيمٌ ﴿٢٦١﴾
Zij die hun vermogen voor des Heeren Godsdienst verteren, gelijken een zaadkorrel, die zeven aren oplevert en waarvan iedere aar honderd zaadkorrels voortbrengt; want God geeft tweevoudig aan hen die hem behagen; God is goed en wijs.
De gelijkenis van degenen die op de Weg van Allah uitgeven is als de gelijkenis van een graankorrel, (die) zeven aren voortbrengt, in iedere aar honderd korrels, en Allah vermenigvuldigt voor wie Hij wil. En Allah is Alomvattend, Alwetend.
De gelijkenis van degenen die op de Weg van Allah uitgeven is als de gelijkenis van een graankorrel, (die) zeven aren voortbrengt, in iedere aar honderd korrels, en Allah vermenigvuldigt voor wie Hij wil. En Allah is Alomvattend, Alwetend.
ٱلَّذِينَ يُنفِقُونَ أَمْوَٰلَهُمْ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ ثُمَّ لَا يُتْبِعُونَ مَآ أَنفَقُوا۟ مَنًّۭا وَلَآ أَذًۭى ۙ لَّهُمْ أَجْرُهُمْ عِندَ رَبِّهِمْ وَلَا خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلَا هُمْ يَحْزَنُونَ ﴿٢٦٢﴾
Zij die hun vermogen voor des Heeren Godsdienst verteren en die gaven niet terugvorderen, en ook geen strijd daarom beginnen, zullen door hunnen Heer beloond worden; hun treft vrees noch droefheid.
Degenen die hun eigendommen op de Weg van Allah uitgeven en dan bun vrijgevigheid noch met opscheppen, noch met kwetsen laten volgen, voor hen is hun beloning bij him Heer, er is voor hen geen angst en zij zullen niet treuren.
Degenen die hun eigendommen op de Weg van Allah uitgeven en dan bun vrijgevigheid noch met opscheppen, noch met kwetsen laten volgen, voor hen is hun beloning bij him Heer, er is voor hen geen angst en zij zullen niet treuren.
۞ قَوْلٌۭ مَّعْرُوفٌۭ وَمَغْفِرَةٌ خَيْرٌۭ مِّن صَدَقَةٍۢ يَتْبَعُهَآ أَذًۭى ۗ وَٱللَّهُ غَنِىٌّ حَلِيمٌۭ ﴿٢٦٣﴾
Woorden van vriendelijkheid en vergeving zijn beter dan eene aalmoes door onvriendelijkheid gevolgd. God is rijk en genadig.
(Het uitspreken van,) vriendelijke woorden en vergeving is beter dan een liefdadigheid die door kwetsing gevolgd wordt. En Allah is Behoefteloos, Zachtmoedig.
(Het uitspreken van,) vriendelijke woorden en vergeving is beter dan een liefdadigheid die door kwetsing gevolgd wordt. En Allah is Behoefteloos, Zachtmoedig.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ لَا تُبْطِلُوا۟ صَدَقَٰتِكُم بِٱلْمَنِّ وَٱلْأَذَىٰ كَٱلَّذِى يُنفِقُ مَالَهُۥ رِئَآءَ ٱلنَّاسِ وَلَا يُؤْمِنُ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلْءَاخِرِ ۖ فَمَثَلُهُۥ كَمَثَلِ صَفْوَانٍ عَلَيْهِ تُرَابٌۭ فَأَصَابَهُۥ وَابِلٌۭ فَتَرَكَهُۥ صَلْدًۭا ۖ لَّا يَقْدِرُونَ عَلَىٰ شَىْءٍۢ مِّمَّا كَسَبُوا۟ ۗ وَٱللَّهُ لَا يَهْدِى ٱلْقَوْمَ ٱلْكَٰفِرِينَ ﴿٢٦٤﴾
O geloovigen! maakt uwe aalmoezen toch niet ijdel door verwijtingen of onvriendelijkheid, evenals diegenen, welke slechts aalmoezen geven, opdat de lieden het zullen zien, maar niet aan God en aan den jongsten dag gelooven. Zij gelijken de kiezelsteenen die op de aarde liggen; het moge er op regenen, zij blijven toch hard. Hunne zaken zullen hun geene winst aanbrengen; want God leidt de ongeloovigen niet.
O jullie die geloven: maakt jullie liefdadigheid noch ongeldig door opscheppen, noch door kwetsen, zoals degene die, van zijn eigendom geeft om op te vallen bij de mensen, en (die) niet in Allah en de Laatste Dag gelooft. En de gelijkenis met hem is als met een gladde rots, bedekt met aarde, waarop zware regen valt die haar kaal achterlaat: zij verdienen niets voor wat zij gedaan hebben. En Allah leidt het ongelovige volk niet.
O jullie die geloven: maakt jullie liefdadigheid noch ongeldig door opscheppen, noch door kwetsen, zoals degene die, van zijn eigendom geeft om op te vallen bij de mensen, en (die) niet in Allah en de Laatste Dag gelooft. En de gelijkenis met hem is als met een gladde rots, bedekt met aarde, waarop zware regen valt die haar kaal achterlaat: zij verdienen niets voor wat zij gedaan hebben. En Allah leidt het ongelovige volk niet.
وَمَثَلُ ٱلَّذِينَ يُنفِقُونَ أَمْوَٰلَهُمُ ٱبْتِغَآءَ مَرْضَاتِ ٱللَّهِ وَتَثْبِيتًۭا مِّنْ أَنفُسِهِمْ كَمَثَلِ جَنَّةٍۭ بِرَبْوَةٍ أَصَابَهَا وَابِلٌۭ فَـَٔاتَتْ أُكُلَهَا ضِعْفَيْنِ فَإِن لَّمْ يُصِبْهَا وَابِلٌۭ فَطَلٌّۭ ۗ وَٱللَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرٌ ﴿٢٦٥﴾
Zij echter die aalmoezen geven om God te behagen en tot heil hunner zielen, gelijken eenen tuin, die op eenen heuvel ligt waarop een sterke regen valt, en die zijne vruchten tweevoudig voortbrengt; en indien er geen regen op valt, wordt hij toch door den dauw bevochtigd, God ziet wat gij doet.
En de gelijkenis van degenen die van hun eigendommen besteden omwille van het welbehagen van Allah en de versterking van hun ziel, is als met een tuin op een hoge en vruchtbare plaats waar zware regen op valt en (die) dan dubbel vrucht draagt. En als er geen zware regen valt, dan is lichte dauw (voldoende). En Allah is Alziende ever wat jullie doen.
En de gelijkenis van degenen die van hun eigendommen besteden omwille van het welbehagen van Allah en de versterking van hun ziel, is als met een tuin op een hoge en vruchtbare plaats waar zware regen op valt en (die) dan dubbel vrucht draagt. En als er geen zware regen valt, dan is lichte dauw (voldoende). En Allah is Alziende ever wat jullie doen.
أَيَوَدُّ أَحَدُكُمْ أَن تَكُونَ لَهُۥ جَنَّةٌۭ مِّن نَّخِيلٍۢ وَأَعْنَابٍۢ تَجْرِى مِن تَحْتِهَا ٱلْأَنْهَٰرُ لَهُۥ فِيهَا مِن كُلِّ ٱلثَّمَرَٰتِ وَأَصَابَهُ ٱلْكِبَرُ وَلَهُۥ ذُرِّيَّةٌۭ ضُعَفَآءُ فَأَصَابَهَآ إِعْصَارٌۭ فِيهِ نَارٌۭ فَٱحْتَرَقَتْ ۗ كَذَٰلِكَ يُبَيِّنُ ٱللَّهُ لَكُمُ ٱلْءَايَٰتِ لَعَلَّكُمْ تَتَفَكَّرُونَ ﴿٢٦٦﴾
Begeert een uwer een tuin te hebben met palmboomen en wijnstokken, door beken besproeid, waarin alle soorten van vruchten voorkomen; dat door hem een hooge ouderdom worde bereikt; dat hij kinderen hebbe die hem gelijk zijn, en dat een vreeselijke storm met vlammen dien tuin verwoeste? Zoo verklaart God u zijne teekens, opdat gij zoudt nadenken.
Wenst een van jullie een tuin met dadelpalmen en druivenranken waar de rivieren onderdoor stromen en waarin alle (soorten) fruit zijn, en de ouderdom treft hem terwijl zijn kinderen nog zwak zijn en zij (de tuin) wordt getroffen door een orkaan met vuur erin, zodat (deze) verbrandt? Zo maakt Allah aan jullie de Tekenen duidelijk. Hopelijk zullen jullie nadenken.
Wenst een van jullie een tuin met dadelpalmen en druivenranken waar de rivieren onderdoor stromen en waarin alle (soorten) fruit zijn, en de ouderdom treft hem terwijl zijn kinderen nog zwak zijn en zij (de tuin) wordt getroffen door een orkaan met vuur erin, zodat (deze) verbrandt? Zo maakt Allah aan jullie de Tekenen duidelijk. Hopelijk zullen jullie nadenken.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ أَنفِقُوا۟ مِن طَيِّبَٰتِ مَا كَسَبْتُمْ وَمِمَّآ أَخْرَجْنَا لَكُم مِّنَ ٱلْأَرْضِ ۖ وَلَا تَيَمَّمُوا۟ ٱلْخَبِيثَ مِنْهُ تُنفِقُونَ وَلَسْتُم بِـَٔاخِذِيهِ إِلَّآ أَن تُغْمِضُوا۟ فِيهِ ۚ وَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّ ٱللَّهَ غَنِىٌّ حَمِيدٌ ﴿٢٦٧﴾
O geloovigen! geeft aalmoezen van de goede zaken die gij verworven hebt, en van datgene wat wij voor u uit de aarde hebben doen voortkomen, en zoekt niet het slechtste voor aalmoezen uit. Zoo als gij zelven het niet hebt ontvangen, of het moest door wederzijdsch goedvinden zijn met hem die het u aanbood. Weet, dat God groot en hooggeprezen is.
O jullie die geloven: geeft van de goede dingen die jullie verworven hebben en (van wat) Wij voor jullie uit de aarde hebben voortgebracht en kiest niet van het slechte ervan om te geven, waarvan jullie slechts met gesloten ogen zouden nemen. En weet dat Allah Behoefteloos, Prijzenswaardig is.
O jullie die geloven: geeft van de goede dingen die jullie verworven hebben en (van wat) Wij voor jullie uit de aarde hebben voortgebracht en kiest niet van het slechte ervan om te geven, waarvan jullie slechts met gesloten ogen zouden nemen. En weet dat Allah Behoefteloos, Prijzenswaardig is.
ٱلشَّيْطَٰنُ يَعِدُكُمُ ٱلْفَقْرَ وَيَأْمُرُكُم بِٱلْفَحْشَآءِ ۖ وَٱللَّهُ يَعِدُكُم مَّغْفِرَةًۭ مِّنْهُ وَفَضْلًۭا ۗ وَٱللَّهُ وَٰسِعٌ عَلِيمٌۭ ﴿٢٦٨﴾
Satan bedreigt u met armoede en beveelt u met schandelijkheden. God belooft u vergeving en rijkdom, en waarlijk God is mild en wijs.
De Satan dreigt jullie met armoede en beveelt jullie gierigheid en Allah belooft jullie vergeving van Hem en gunst. En Allah is Alomvattend, Alwetend.
De Satan dreigt jullie met armoede en beveelt jullie gierigheid en Allah belooft jullie vergeving van Hem en gunst. En Allah is Alomvattend, Alwetend.
يُؤْتِى ٱلْحِكْمَةَ مَن يَشَآءُ ۚ وَمَن يُؤْتَ ٱلْحِكْمَةَ فَقَدْ أُوتِىَ خَيْرًۭا كَثِيرًۭا ۗ وَمَا يَذَّكَّرُ إِلَّآ أُو۟لُوا۟ ٱلْأَلْبَٰبِ ﴿٢٦٩﴾
Hij geeft wijsheid aan wien hij wil, en degene die de wijsheid heeft ontvangen, bezit een groot goed; maar slechts de wijzen bedenken dit.
Hij (Allah) geeft de Wijsheid aan wie Hij wijl en wie de Wijsheid geschonken wordt: aan hem wordt inderdaad veel goeds gegeven. En niemand laat zich vermanen dan de bezitters van verstand.
Hij (Allah) geeft de Wijsheid aan wie Hij wijl en wie de Wijsheid geschonken wordt: aan hem wordt inderdaad veel goeds gegeven. En niemand laat zich vermanen dan de bezitters van verstand.
وَمَآ أَنفَقْتُم مِّن نَّفَقَةٍ أَوْ نَذَرْتُم مِّن نَّذْرٍۢ فَإِنَّ ٱللَّهَ يَعْلَمُهُۥ ۗ وَمَا لِلظَّٰلِمِينَ مِنْ أَنصَارٍ ﴿٢٧٠﴾
Wat gij aan aalmoezen geeft en wat gij gelooft, God weet het; zondaren worden niet beschermd.
En wat jullie ook in liefdadigheid uitgeven en welke eed jullie ook afleggen: voorwaar, Allah weet man en de onrechtplegers hebben geen helpers.
En wat jullie ook in liefdadigheid uitgeven en welke eed jullie ook afleggen: voorwaar, Allah weet man en de onrechtplegers hebben geen helpers.
إِن تُبْدُوا۟ ٱلصَّدَقَٰتِ فَنِعِمَّا هِىَ ۖ وَإِن تُخْفُوهَا وَتُؤْتُوهَا ٱلْفُقَرَآءَ فَهُوَ خَيْرٌۭ لَّكُمْ ۚ وَيُكَفِّرُ عَنكُم مِّن سَيِّـَٔاتِكُمْ ۗ وَٱللَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ خَبِيرٌۭ ﴿٢٧١﴾
Maakt gij uwe aalmoezen bekend, het is goed; maar zoo gij verbergt wat gij den armen geeft, dan is het nog beter. Dit zal al uwe zonden uitwisschen. God weet wat gij doet.
Als jullie de liefdadigheid openlijk geven, dan is dat best, en als jullie haar heimelijk aan de armen geven is dat beter voor jullie en het wist jullie zonden uit. En Allah is Alwetend over wat jullie doen.
Als jullie de liefdadigheid openlijk geven, dan is dat best, en als jullie haar heimelijk aan de armen geven is dat beter voor jullie en het wist jullie zonden uit. En Allah is Alwetend over wat jullie doen.
۞ لَّيْسَ عَلَيْكَ هُدَىٰهُمْ وَلَٰكِنَّ ٱللَّهَ يَهْدِى مَن يَشَآءُ ۗ وَمَا تُنفِقُوا۟ مِنْ خَيْرٍۢ فَلِأَنفُسِكُمْ ۚ وَمَا تُنفِقُونَ إِلَّا ٱبْتِغَآءَ وَجْهِ ٱللَّهِ ۚ وَمَا تُنفِقُوا۟ مِنْ خَيْرٍۢ يُوَفَّ إِلَيْكُمْ وَأَنتُمْ لَا تُظْلَمُونَ ﴿٢٧٢﴾
Gij zijt niet verplicht hen terecht te wijzen, God leidt wien hij wil. Wat gij aan aalmoezen geeft is voor uw heil; wat gij geeft, geeft het met het doel, Gods aangezicht te zien. Wat gij den armen goed doet, zal u eens betaald worden, en gij zult niet onrechtvaardig behandeld worden.
Het is niet aan jou hen te leiden, maar Allah leidt wie Hij wil, en wat jullie aan goeds geven is voor jullie zelf. En jullie geven slechts liefdadigheid omwille van het welbehagen van Allah. En wat jullie ook van het goede geven zal jullie beloond worden en jullie zullen niet onrechtvaardig behandelt worden.
Het is niet aan jou hen te leiden, maar Allah leidt wie Hij wil, en wat jullie aan goeds geven is voor jullie zelf. En jullie geven slechts liefdadigheid omwille van het welbehagen van Allah. En wat jullie ook van het goede geven zal jullie beloond worden en jullie zullen niet onrechtvaardig behandelt worden.
لِلْفُقَرَآءِ ٱلَّذِينَ أُحْصِرُوا۟ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ لَا يَسْتَطِيعُونَ ضَرْبًۭا فِى ٱلْأَرْضِ يَحْسَبُهُمُ ٱلْجَاهِلُ أَغْنِيَآءَ مِنَ ٱلتَّعَفُّفِ تَعْرِفُهُم بِسِيمَٰهُمْ لَا يَسْـَٔلُونَ ٱلنَّاسَ إِلْحَافًۭا ۗ وَمَا تُنفِقُوا۟ مِنْ خَيْرٍۢ فَإِنَّ ٱللَّهَ بِهِۦ عَلِيمٌ ﴿٢٧٣﴾
De armen die in den godsdienstoorlog bezig zijn, kunnen het land niet doorloopen om hun onderhoud te zoeken. De onwetenden houden hen om hunne bescheidenheid voor rijk. Aan hunne merken zult gij hen erkennen; zij vragen niet met onbescheidenheid. Het goede wat gij hun doet is God bekend.
(De liefdadigheid is) voor de armen die, op de Weg van Allah, weerhouden zijn (te werken), zij zijn niet in staat op deze aarde te reizen (om te werken). Door hun bescheidenheid vermoedt de onwetende dat zij rijk zijn, je herkent hen aan hun tekens: zij vragen niet van de mensen op opdringerige wijze. En wat jullie ook van het goede uitgeven, voorwaar, Allah weet ervan.
(De liefdadigheid is) voor de armen die, op de Weg van Allah, weerhouden zijn (te werken), zij zijn niet in staat op deze aarde te reizen (om te werken). Door hun bescheidenheid vermoedt de onwetende dat zij rijk zijn, je herkent hen aan hun tekens: zij vragen niet van de mensen op opdringerige wijze. En wat jullie ook van het goede uitgeven, voorwaar, Allah weet ervan.
ٱلَّذِينَ يُنفِقُونَ أَمْوَٰلَهُم بِٱلَّيْلِ وَٱلنَّهَارِ سِرًّۭا وَعَلَانِيَةًۭ فَلَهُمْ أَجْرُهُمْ عِندَ رَبِّهِمْ وَلَا خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلَا هُمْ يَحْزَنُونَ ﴿٢٧٤﴾
Zij die nacht en dag aalmoezen van hun vermogen geven, in het geheim en openbaar, zullen hun loon van den Heer ontvangen, en vrees noch droefheid zal hen bereiken.
En degenen die 's nachts en overdag van hun eigendommen uitgeven, heimlijk en openlijk, voor hen is hun beloning bij hun Heer, en voor hen zal er geen vrees zijn en zij zullen treuren.
En degenen die 's nachts en overdag van hun eigendommen uitgeven, heimlijk en openlijk, voor hen is hun beloning bij hun Heer, en voor hen zal er geen vrees zijn en zij zullen treuren.
ٱلَّذِينَ يَأْكُلُونَ ٱلرِّبَوٰا۟ لَا يَقُومُونَ إِلَّا كَمَا يَقُومُ ٱلَّذِى يَتَخَبَّطُهُ ٱلشَّيْطَٰنُ مِنَ ٱلْمَسِّ ۚ ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمْ قَالُوٓا۟ إِنَّمَا ٱلْبَيْعُ مِثْلُ ٱلرِّبَوٰا۟ ۗ وَأَحَلَّ ٱللَّهُ ٱلْبَيْعَ وَحَرَّمَ ٱلرِّبَوٰا۟ ۚ فَمَن جَآءَهُۥ مَوْعِظَةٌۭ مِّن رَّبِّهِۦ فَٱنتَهَىٰ فَلَهُۥ مَا سَلَفَ وَأَمْرُهُۥٓ إِلَى ٱللَّهِ ۖ وَمَنْ عَادَ فَأُو۟لَٰٓئِكَ أَصْحَٰبُ ٱلنَّارِ ۖ هُمْ فِيهَا خَٰلِدُونَ ﴿٢٧٥﴾
Zij, die van woeker leven, zullen eens weder opstaan, als bezetenen, die door Satan zijn aangeraakt, en wel omdat zij zeggen: \"Koophandel staat gelijk met woeker.\" Maar God heeft den handel veroorloofd en den woeker verboden. Wie nu, door Gods waarschuwing, zich daarvan onthoudt, ontvangt vergeving voor het verledene, en zijn lot wordt dan door Gods wil geregeld. Zij echter die tot den woeker terugkeeren, zullen deelgenooten der hel zijn: eeuwig zullen zij daarin blijven.
Degenen die van de rente eten zullen niet anders opstaan als degene die opstaat en door de Satan tot bezetenheid is geslagen. Dat is omdat zij zeggen: \"De handel is te vergelijken met rente.\" Maar Allah heeft de handel toegestaan en de rente verboden. En wie nad it de vermaning van zijn Heer tot hem is gekomen stopt: voor hem is wat hij al heeft, zijn zaak is aan Allah, maar wie het herhaalt: zij zijn de bewoners van de Hel, zij zijn daarin eeuwig levenden.
Degenen die van de rente eten zullen niet anders opstaan als degene die opstaat en door de Satan tot bezetenheid is geslagen. Dat is omdat zij zeggen: \"De handel is te vergelijken met rente.\" Maar Allah heeft de handel toegestaan en de rente verboden. En wie nad it de vermaning van zijn Heer tot hem is gekomen stopt: voor hem is wat hij al heeft, zijn zaak is aan Allah, maar wie het herhaalt: zij zijn de bewoners van de Hel, zij zijn daarin eeuwig levenden.
يَمْحَقُ ٱللَّهُ ٱلرِّبَوٰا۟ وَيُرْبِى ٱلصَّدَقَٰتِ ۗ وَٱللَّهُ لَا يُحِبُّ كُلَّ كَفَّارٍ أَثِيمٍ ﴿٢٧٦﴾
God geeft den woeker geen zegen, de aalmoezen zal hij vermeerderen. God bemint de Goddeloozen niet.
Allah zal de rente al zijn zegeningen ontnemen en Hij zal (de zegeningen) an de liefdadigheid vermeerderen en Hij houdt van geen enkele ondankbare zondaar.
Allah zal de rente al zijn zegeningen ontnemen en Hij zal (de zegeningen) an de liefdadigheid vermeerderen en Hij houdt van geen enkele ondankbare zondaar.
إِنَّ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّٰلِحَٰتِ وَأَقَامُوا۟ ٱلصَّلَوٰةَ وَءَاتَوُا۟ ٱلزَّكَوٰةَ لَهُمْ أَجْرُهُمْ عِندَ رَبِّهِمْ وَلَا خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلَا هُمْ يَحْزَنُونَ ﴿٢٧٧﴾
Zij die gelooven, goed doen, het gebed verrichten en aalmoezen geven, hebben loon van hunnen Heer te verwachten, en vrees noch droefheid zal hen bereiken.
Voorwaar, degenen die geloven en goede daden verrichten en de shalât onderhouden en de zakât geven, voor hen zal de beloning bij hun Heer zijn. En zij zullen niet angstig zijn en zij zullen niet treuren.
Voorwaar, degenen die geloven en goede daden verrichten en de shalât onderhouden en de zakât geven, voor hen zal de beloning bij hun Heer zijn. En zij zullen niet angstig zijn en zij zullen niet treuren.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ ٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ وَذَرُوا۟ مَا بَقِىَ مِنَ ٱلرِّبَوٰٓا۟ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ﴿٢٧٨﴾
O geloovigen! vreest God en geeft den woeker terug, dien gij in handen hebt, voor zoo ver gij geloovigen zijt.
O jullie die geloven, vreest Allah en geeft op wat er van (vragen) van rente overblijft, als jullie gelovigen zijn.
O jullie die geloven, vreest Allah en geeft op wat er van (vragen) van rente overblijft, als jullie gelovigen zijn.
فَإِن لَّمْ تَفْعَلُوا۟ فَأْذَنُوا۟ بِحَرْبٍۢ مِّنَ ٱللَّهِ وَرَسُولِهِۦ ۖ وَإِن تُبْتُمْ فَلَكُمْ رُءُوسُ أَمْوَٰلِكُمْ لَا تَظْلِمُونَ وَلَا تُظْلَمُونَ ﴿٢٧٩﴾
Doet gij dit echter niet, verwacht dan den oorlog met God en zijnen apostel. Maar bekeert gij u, dan zal u uw kapitaal verblijven. Doet niemand onrecht, dan zal u geen onrecht geschieden.
En wanneer jullie (dit) niet doen: weest op de hoogte van de oorlog van Allah en Zijn Boodschapper. Maar als jullie berouwvol zijn: dan blijft het oorspronkelijke bezit voor jullie. Jullie plegen (dan) geen onrechtvaardigheid en jullie worden niet onrechtvaardig behandeld.
En wanneer jullie (dit) niet doen: weest op de hoogte van de oorlog van Allah en Zijn Boodschapper. Maar als jullie berouwvol zijn: dan blijft het oorspronkelijke bezit voor jullie. Jullie plegen (dan) geen onrechtvaardigheid en jullie worden niet onrechtvaardig behandeld.
وَإِن كَانَ ذُو عُسْرَةٍۢ فَنَظِرَةٌ إِلَىٰ مَيْسَرَةٍۢ ۚ وَأَن تَصَدَّقُوا۟ خَيْرٌۭ لَّكُمْ ۖ إِن كُنتُمْ تَعْلَمُونَ ﴿٢٨٠﴾
Valt een schuldenaar de betaling moeilijk, wacht dan tot zij hem gemakkelijker is; schenkt gij zijn schuld hem echter, als aalmoes, des te beter voor u; indien gij het weet.
En wanneer degene die schuldig is in moeilijkheden verkeert, geeft dan uitsel tot een makkelijker tijd (voor hem), en wanneer jullie het (verschuldigde) als liefdadigheid beschouwen is dat beter voor jullie, als jullie het weten.
En wanneer degene die schuldig is in moeilijkheden verkeert, geeft dan uitsel tot een makkelijker tijd (voor hem), en wanneer jullie het (verschuldigde) als liefdadigheid beschouwen is dat beter voor jullie, als jullie het weten.
وَٱتَّقُوا۟ يَوْمًۭا تُرْجَعُونَ فِيهِ إِلَى ٱللَّهِ ۖ ثُمَّ تُوَفَّىٰ كُلُّ نَفْسٍۢ مَّا كَسَبَتْ وَهُمْ لَا يُظْلَمُونَ ﴿٢٨١﴾
Vreest den dag waarop gij tot God zult terugkeeren, dan ontvangt iedere ziel het loon dat zij verdient, en niemand zal onrecht gebeuren.
En vreest de Dag waarop jullie tot Allah teruggevoerd zullen worden: dan zal iedere ziel beloond worden voor wat zij verdiend heeft, en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.
En vreest de Dag waarop jullie tot Allah teruggevoerd zullen worden: dan zal iedere ziel beloond worden voor wat zij verdiend heeft, en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ إِذَا تَدَايَنتُم بِدَيْنٍ إِلَىٰٓ أَجَلٍۢ مُّسَمًّۭى فَٱكْتُبُوهُ ۚ وَلْيَكْتُب بَّيْنَكُمْ كَاتِبٌۢ بِٱلْعَدْلِ ۚ وَلَا يَأْبَ كَاتِبٌ أَن يَكْتُبَ كَمَا عَلَّمَهُ ٱللَّهُ ۚ فَلْيَكْتُبْ وَلْيُمْلِلِ ٱلَّذِى عَلَيْهِ ٱلْحَقُّ وَلْيَتَّقِ ٱللَّهَ رَبَّهُۥ وَلَا يَبْخَسْ مِنْهُ شَيْـًۭٔا ۚ فَإِن كَانَ ٱلَّذِى عَلَيْهِ ٱلْحَقُّ سَفِيهًا أَوْ ضَعِيفًا أَوْ لَا يَسْتَطِيعُ أَن يُمِلَّ هُوَ فَلْيُمْلِلْ وَلِيُّهُۥ بِٱلْعَدْلِ ۚ وَٱسْتَشْهِدُوا۟ شَهِيدَيْنِ مِن رِّجَالِكُمْ ۖ فَإِن لَّمْ يَكُونَا رَجُلَيْنِ فَرَجُلٌۭ وَٱمْرَأَتَانِ مِمَّن تَرْضَوْنَ مِنَ ٱلشُّهَدَآءِ أَن تَضِلَّ إِحْدَىٰهُمَا فَتُذَكِّرَ إِحْدَىٰهُمَا ٱلْأُخْرَىٰ ۚ وَلَا يَأْبَ ٱلشُّهَدَآءُ إِذَا مَا دُعُوا۟ ۚ وَلَا تَسْـَٔمُوٓا۟ أَن تَكْتُبُوهُ صَغِيرًا أَوْ كَبِيرًا إِلَىٰٓ أَجَلِهِۦ ۚ ذَٰلِكُمْ أَقْسَطُ عِندَ ٱللَّهِ وَأَقْوَمُ لِلشَّهَٰدَةِ وَأَدْنَىٰٓ أَلَّا تَرْتَابُوٓا۟ ۖ إِلَّآ أَن تَكُونَ تِجَٰرَةً حَاضِرَةًۭ تُدِيرُونَهَا بَيْنَكُمْ فَلَيْسَ عَلَيْكُمْ جُنَاحٌ أَلَّا تَكْتُبُوهَا ۗ وَأَشْهِدُوٓا۟ إِذَا تَبَايَعْتُمْ ۚ وَلَا يُضَآرَّ كَاتِبٌۭ وَلَا شَهِيدٌۭ ۚ وَإِن تَفْعَلُوا۟ فَإِنَّهُۥ فُسُوقٌۢ بِكُمْ ۗ وَٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ ۖ وَيُعَلِّمُكُمُ ٱللَّهُ ۗ وَٱللَّهُ بِكُلِّ شَىْءٍ عَلِيمٌۭ ﴿٢٨٢﴾
O geloovigen! indien gij bij eene schuld u voor een bepaalden tijd verbindt, doet het dan schriftelijk. Een schrijver schrijve dit nauwkeurig voor u neder. De schrijver schrijve alleen en niet anders dan zoo als het hem door God geleerd is. Laat hem schrijven zoo als de schuldenaar het hem voorzegt, naar waarheid; hij vreeze God zijnen Heer en vervalsche niets. Is echter de schuldenaar dwaas of zwak, of kan hij zelf niet voorzeggen, dan zegge zijn voogd naar waarheid, en neme twee mannen onder u tot getuigen. Kent gij geene twee mannen, neemt dan een man en twee vrouwen, van die welke u geschikt voorkomen, tot getuigen; indien zich eene dezer (vrouwen) vergist, kan de andere haar helpen. De getuigen mogen niet weigeren, indien zij geroepen worden. Versmaadt het niet op te schrijven, hetzij een groote of kleine schuld, met het tijdstip van betaling. Dit zal rechtvaardiger zijn in het oog van God; het dient tot verzekering en neemt allen twijfel weg. Maar is het eene zaak, die gij dadelijk tusschen u beiden afmaakt, dan zal het geene zonde zijn indien gij niets opschrijft; maar neemt getuigen indien de een den ander iets verkoopt. Maar doe den schrijver noch den getuige geweld. Handelt gij echter anders, dan begaat gij eene zonde. Vreest God: hij zal u onderrichten; want hij weet alles.
O jullie die geloven, wanneer jullie een lening afsluiten tot een vastgestelde tijd, legt deze dan schriftelijk vast, en laat een schrijver van onder jullie op rechtvaardige wijze schrijven en laat de schrijver niet weigeren te schriijven zoals Allah hem onderwees. Laat hem dus schrijven en laat degene die de schuld aangaat dicteren en laat hem Allah zijn heer vrezen en laat hem niets (van wat hij schuldig is) in mindering brengen. En in het geval dat degene die de schuld aangaat dwaas of zwak is, of niet in staat om zelf te dicteren, laat dan zijn verzorger waarheidsgetrouw dicteren. En laat twee getuigen van onder jullie mannen getuigen, en als er niet twee mannen zijn, dan een man en twee vrouwen die jullie als getuigen goedkeuren, zodat als één van hen zich vergist, de andere haar kan verbeteren. En laat de getuigen niet weigeren wanneer zij opgeroepen worden. Veronachtzaamt niet het op te schrijven, klein of groot, tot zijn vastgestelde tijd, dat is rechtvaardiger bij Allah, en oprechter als bewijs en (het) vermindert de twijfels. Behalve wanneer het een contante transactie betreft die jullie met elkaar regelen, er treft jullie dan geen verwijt wanneer jullie het niet opscrijven. Maar neemt getulgen wanneer jullie handel drijven. Laat noch de schrijver, noch de getuige benadeeld worden, wanneer jullie het (toch) doen: dan zou dat een zware zonde van jullie zijn. En vreest Allah, en het is Allah Die jullie onderwijst, en Allah is Alwatende over alle zaken.
O jullie die geloven, wanneer jullie een lening afsluiten tot een vastgestelde tijd, legt deze dan schriftelijk vast, en laat een schrijver van onder jullie op rechtvaardige wijze schrijven en laat de schrijver niet weigeren te schriijven zoals Allah hem onderwees. Laat hem dus schrijven en laat degene die de schuld aangaat dicteren en laat hem Allah zijn heer vrezen en laat hem niets (van wat hij schuldig is) in mindering brengen. En in het geval dat degene die de schuld aangaat dwaas of zwak is, of niet in staat om zelf te dicteren, laat dan zijn verzorger waarheidsgetrouw dicteren. En laat twee getuigen van onder jullie mannen getuigen, en als er niet twee mannen zijn, dan een man en twee vrouwen die jullie als getuigen goedkeuren, zodat als één van hen zich vergist, de andere haar kan verbeteren. En laat de getuigen niet weigeren wanneer zij opgeroepen worden. Veronachtzaamt niet het op te schrijven, klein of groot, tot zijn vastgestelde tijd, dat is rechtvaardiger bij Allah, en oprechter als bewijs en (het) vermindert de twijfels. Behalve wanneer het een contante transactie betreft die jullie met elkaar regelen, er treft jullie dan geen verwijt wanneer jullie het niet opscrijven. Maar neemt getulgen wanneer jullie handel drijven. Laat noch de schrijver, noch de getuige benadeeld worden, wanneer jullie het (toch) doen: dan zou dat een zware zonde van jullie zijn. En vreest Allah, en het is Allah Die jullie onderwijst, en Allah is Alwatende over alle zaken.
۞ وَإِن كُنتُمْ عَلَىٰ سَفَرٍۢ وَلَمْ تَجِدُوا۟ كَاتِبًۭا فَرِهَٰنٌۭ مَّقْبُوضَةٌۭ ۖ فَإِنْ أَمِنَ بَعْضُكُم بَعْضًۭا فَلْيُؤَدِّ ٱلَّذِى ٱؤْتُمِنَ أَمَٰنَتَهُۥ وَلْيَتَّقِ ٱللَّهَ رَبَّهُۥ ۗ وَلَا تَكْتُمُوا۟ ٱلشَّهَٰدَةَ ۚ وَمَن يَكْتُمْهَا فَإِنَّهُۥٓ ءَاثِمٌۭ قَلْبُهُۥ ۗ وَٱللَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ عَلِيمٌۭ ﴿٢٨٣﴾
Zijt gij echter op reis en vindt gij geen schrijver, neemt dan een onderpand. Vertrouwt echter de een den ander zonder dat, dan geve hij, wien het vertrouwd werd, het vertrouwde weder terug en hij vreeze God. Weiger geene getuigenis. Wie het verbergt, heeft een boos hart, en God weet wat gij doet.
En wanneer jullie op reis zijn, en jullie junnen geen schrijver vinden, dan kan een plechtige belofte met onderpand (hetzelfde doel dienen). En als jullie elkaar iets toevertrouwen, laat dan degene die iets toevertrouwd is, dit vertrouwen waard zijn en laat hem Allah zijn Heer vrezen. En verbergt geen bewijs. En wie het verbergt: voorwaar, zijn hart wordt zondig. En Allah is Alwetend over wat jullie doen.
En wanneer jullie op reis zijn, en jullie junnen geen schrijver vinden, dan kan een plechtige belofte met onderpand (hetzelfde doel dienen). En als jullie elkaar iets toevertrouwen, laat dan degene die iets toevertrouwd is, dit vertrouwen waard zijn en laat hem Allah zijn Heer vrezen. En verbergt geen bewijs. En wie het verbergt: voorwaar, zijn hart wordt zondig. En Allah is Alwetend over wat jullie doen.
لِّلَّهِ مَا فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَمَا فِى ٱلْأَرْضِ ۗ وَإِن تُبْدُوا۟ مَا فِىٓ أَنفُسِكُمْ أَوْ تُخْفُوهُ يُحَاسِبْكُم بِهِ ٱللَّهُ ۖ فَيَغْفِرُ لِمَن يَشَآءُ وَيُعَذِّبُ مَن يَشَآءُ ۗ وَٱللَّهُ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ قَدِيرٌ ﴿٢٨٤﴾
Gode behoort wat in den hemel en op aarde is. Hij zal u rekenschap vragen van hetgeen in uwe harten is, hetzij gij het openbaar maakt of verbergt. Hij zal vergeven en bestraffen wien hij wil; want God is almachtig.
Aan Allah behoort alles wat er in de hemelen en op de aarde is, en of jullie nu openlijk laten blijken wat er in jullie zielen is, of jullie verbergen het: Allah zal jullie ervoor de rekening opmaken, en Hij vergeeft wie Hij wil, en Hij bestraft wie Hij wil, en Allah is Almachtig over alle zaken.
Aan Allah behoort alles wat er in de hemelen en op de aarde is, en of jullie nu openlijk laten blijken wat er in jullie zielen is, of jullie verbergen het: Allah zal jullie ervoor de rekening opmaken, en Hij vergeeft wie Hij wil, en Hij bestraft wie Hij wil, en Allah is Almachtig over alle zaken.
ءَامَنَ ٱلرَّسُولُ بِمَآ أُنزِلَ إِلَيْهِ مِن رَّبِّهِۦ وَٱلْمُؤْمِنُونَ ۚ كُلٌّ ءَامَنَ بِٱللَّهِ وَمَلَٰٓئِكَتِهِۦ وَكُتُبِهِۦ وَرُسُلِهِۦ لَا نُفَرِّقُ بَيْنَ أَحَدٍۢ مِّن رُّسُلِهِۦ ۚ وَقَالُوا۟ سَمِعْنَا وَأَطَعْنَا ۖ غُفْرَانَكَ رَبَّنَا وَإِلَيْكَ ٱلْمَصِيرُ ﴿٢٨٥﴾
De profeet gelooft aan hetgeen hem geopenbaard is, en alle geloovigen gelooven aan God, aan zijne engelen, aan zijne schrift en aan zijne profeten. Zij zeggen: Wij maken geen onderscheid tusschen zijne profeten. Wij hooren en wij gehoorzamen. U, o Heer bidden wij om genade; want tot U keeren wij terug.
De Boodschapper gelooft in wat hem van zijn Heer is geopenbaard, en (ook) de gelovigen, allen geloven in Allah, en Zijn Engelen en Zijn Boeken en Zijn Boodschappers. Wij maken geen onderscheid tussen Zijn Boodschappers. Zij zeiden: \"Wij luisteren en wij gehoorzamen, vergeef ons, onze heer, en tot U is de terugkeer.\"
De Boodschapper gelooft in wat hem van zijn Heer is geopenbaard, en (ook) de gelovigen, allen geloven in Allah, en Zijn Engelen en Zijn Boeken en Zijn Boodschappers. Wij maken geen onderscheid tussen Zijn Boodschappers. Zij zeiden: \"Wij luisteren en wij gehoorzamen, vergeef ons, onze heer, en tot U is de terugkeer.\"
لَا يُكَلِّفُ ٱللَّهُ نَفْسًا إِلَّا وُسْعَهَا ۚ لَهَا مَا كَسَبَتْ وَعَلَيْهَا مَا ٱكْتَسَبَتْ ۗ رَبَّنَا لَا تُؤَاخِذْنَآ إِن نَّسِينَآ أَوْ أَخْطَأْنَا ۚ رَبَّنَا وَلَا تَحْمِلْ عَلَيْنَآ إِصْرًۭا كَمَا حَمَلْتَهُۥ عَلَى ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِنَا ۚ رَبَّنَا وَلَا تُحَمِّلْنَا مَا لَا طَاقَةَ لَنَا بِهِۦ ۖ وَٱعْفُ عَنَّا وَٱغْفِرْ لَنَا وَٱرْحَمْنَآ ۚ أَنتَ مَوْلَىٰنَا فَٱنصُرْنَا عَلَى ٱلْقَوْمِ ٱلْكَٰفِرِينَ ﴿٢٨٦﴾
God dwingt niemand boven zijne kracht te gaan; maar het loon van het goede en kwade hetwelk men gedaan heeft, zal men ontvangen. O Heer! bestraf ons niet, indien wij door verzuim of vergissing gezondigd hebben. Leg ons het juk niet op, dat gij hun hebt opgelegd, die vóór ons leefden. O Heer, leg ons niet meer op, dan wij dragen kunnen. Wees ons genadig, vergeef ons, erbarm u onzer. Gij zijt onze beschermer. Help ons tegen de ongeloovigen.
Allah belast niemand dan volgens zijn vermogen. Voor hem is hetgeen (de beloning) dat hij doet en voor hem is hetgeen (de bestraffing) wat hij doet. (Zeg:) \"Onze Heer, bestraf ons niet als wij vergeten of als wij fouten maken. Onze Heer, belast ons niet zoals U degenen vóór ons belast heeft. Onze Heer belast ons niet met wat wij niet kunnen dragen en scheld ons kwijt en vergeef ons en wees ons genadig. U bent onze Meester en help ons tegen het ongelovige volk.\"
Allah belast niemand dan volgens zijn vermogen. Voor hem is hetgeen (de beloning) dat hij doet en voor hem is hetgeen (de bestraffing) wat hij doet. (Zeg:) \"Onze Heer, bestraf ons niet als wij vergeten of als wij fouten maken. Onze Heer, belast ons niet zoals U degenen vóór ons belast heeft. Onze Heer belast ons niet met wat wij niet kunnen dragen en scheld ons kwijt en vergeef ons en wees ons genadig. U bent onze Meester en help ons tegen het ongelovige volk.\"