Setting
Surah THE ANT [An-Naml] in Dutch
طسٓ ۚ تِلْكَ ءَايَٰتُ ٱلْقُرْءَانِ وَكِتَابٍۢ مُّبِينٍ ﴿١﴾
T. S. Dit zijn de teekenen van den Koran en van het duidelijke boek.
Tha Sîn. Dit zijn de Verzen van de Koran en een duidelijk Boek.
Tha Sîn. Dit zijn de Verzen van de Koran en een duidelijk Boek.
هُدًۭى وَبُشْرَىٰ لِلْمُؤْمِنِينَ ﴿٢﴾
Eene leiding en goede tijding voor de ware geloovigen.
Als Leiding en een verheugende tijding voor de gelovigen.
Als Leiding en een verheugende tijding voor de gelovigen.
ٱلَّذِينَ يُقِيمُونَ ٱلصَّلَوٰةَ وَيُؤْتُونَ ٱلزَّكَوٰةَ وَهُم بِٱلْءَاخِرَةِ هُمْ يُوقِنُونَ ﴿٣﴾
Die hun gebed geregeld verrichten en aalmoezen geven, en vast in het volgend leven gelooven.
Degenen die de shalât verrichten en de zakât geven, en die overtuigd zijn van het Hiernamals.
Degenen die de shalât verrichten en de zakât geven, en die overtuigd zijn van het Hiernamals.
إِنَّ ٱلَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِٱلْءَاخِرَةِ زَيَّنَّا لَهُمْ أَعْمَٰلَهُمْ فَهُمْ يَعْمَهُونَ ﴿٤﴾
Wat hen betreft, die niet in het volgende leven gelooven, wij hebben hunne werken voor hen gereed gemaakt, zij zullen door verbazing getroffen worden, over hunne teleurstelling, als zij weder zullen worden opgewekt.
Voorwaar, voor degenen die niet in het Hiernamaals geloven, doen Wij hun daden schoen toeschijnen, daarop verkeren zij rusteloos in hun dwaling.
Voorwaar, voor degenen die niet in het Hiernamaals geloven, doen Wij hun daden schoen toeschijnen, daarop verkeren zij rusteloos in hun dwaling.
أُو۟لَٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ لَهُمْ سُوٓءُ ٱلْعَذَابِ وَهُمْ فِى ٱلْءَاخِرَةِ هُمُ ٱلْأَخْسَرُونَ ﴿٥﴾
Zij zijn het, welken eene strenge straf in dit leven en in het toekomstige wacht: zij zullen de ongelukkigsten zijn.
Zij zijn degenen voor wie er de slechte bestraffing is en in het Hiernamaals zijn zij de grootste verliezers.
Zij zijn degenen voor wie er de slechte bestraffing is en in het Hiernamaals zijn zij de grootste verliezers.
وَإِنَّكَ لَتُلَقَّى ٱلْقُرْءَانَ مِن لَّدُنْ حَكِيمٍ عَلِيمٍ ﴿٦﴾
Gij hebt den Koran voorzeker van een wijzen en alwetenden God ontvangen.
En voorwaar, jij ontvangt de Koran van de Zijde van de Alwijze, de Alwetende.
En voorwaar, jij ontvangt de Koran van de Zijde van de Alwijze, de Alwetende.
إِذْ قَالَ مُوسَىٰ لِأَهْلِهِۦٓ إِنِّىٓ ءَانَسْتُ نَارًۭا سَـَٔاتِيكُم مِّنْهَا بِخَبَرٍ أَوْ ءَاتِيكُم بِشِهَابٍۢ قَبَسٍۢ لَّعَلَّكُمْ تَصْطَلُونَ ﴿٧﴾
Gedenk, toen Mozes tot zijn gezin zeide: Waarlijk, ik bemerk vuur, ik zal u tijdingen daarvan brengen, of ik zal u een brandend hout daarvan brengen, ten einde u te verwarmen.
(Gedenk) toen Môesa tot zijn familie zei: \"Ik heb een vuur gezien. Ik zal jullie er snel over berichten, of ik breng jullie er een fakkel van, zodat jullie je kunnen verwarmen.\"
(Gedenk) toen Môesa tot zijn familie zei: \"Ik heb een vuur gezien. Ik zal jullie er snel over berichten, of ik breng jullie er een fakkel van, zodat jullie je kunnen verwarmen.\"
فَلَمَّا جَآءَهَا نُودِىَ أَنۢ بُورِكَ مَن فِى ٱلنَّارِ وَمَنْ حَوْلَهَا وَسُبْحَٰنَ ٱللَّهِ رَبِّ ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿٨﴾
En toen hij nabij het vuur was gekomen, riep hem eene stem toe: Gezegend hij, die in, en hij die nabij het vuur is, en geloofd zij God, de Heer van alle schepselen!
Maar toen hij er aankwam, werd bij geroepen: \"Gezegend is hij (Môesa) die op de plaats van het vuur is en die er omheen zijn. En Heilig is Allah, de Heer der Werelden.
Maar toen hij er aankwam, werd bij geroepen: \"Gezegend is hij (Môesa) die op de plaats van het vuur is en die er omheen zijn. En Heilig is Allah, de Heer der Werelden.
يَٰمُوسَىٰٓ إِنَّهُۥٓ أَنَا ٱللَّهُ ٱلْعَزِيزُ ٱلْحَكِيمُ ﴿٩﴾
O Mozes! waarlijk, ik ben God, de machtige, de wijze.
O Môesa, Ik ben het, Allah, de Almachtige, de Alwijze.
O Môesa, Ik ben het, Allah, de Almachtige, de Alwijze.
وَأَلْقِ عَصَاكَ ۚ فَلَمَّا رَءَاهَا تَهْتَزُّ كَأَنَّهَا جَآنٌّۭ وَلَّىٰ مُدْبِرًۭا وَلَمْ يُعَقِّبْ ۚ يَٰمُوسَىٰ لَا تَخَفْ إِنِّى لَا يَخَافُ لَدَىَّ ٱلْمُرْسَلُونَ ﴿١٠﴾
Werp thans uwen staf neder. En toen hij zag dat deze zich bewoog als ware die eene slang, week hij achteruit en vlood, en keerde zich niet om. En God zeide: O Mozes! vrees niet; want mijne gezanten hebben niets van mij te duchten.
Werp jouw staf neer.\" Maar toen hij deze zag, bewoog zij alsof het een slang was, toen keerde hij haastig omen keek niet om. (Allah zei:) \"O Môesa, wees niet bang, want voorwaar, bij Mij zijn de Boodschappen niet bang.\"
Werp jouw staf neer.\" Maar toen hij deze zag, bewoog zij alsof het een slang was, toen keerde hij haastig omen keek niet om. (Allah zei:) \"O Môesa, wees niet bang, want voorwaar, bij Mij zijn de Boodschappen niet bang.\"
إِلَّا مَن ظَلَمَ ثُمَّ بَدَّلَ حُسْنًۢا بَعْدَ سُوٓءٍۢ فَإِنِّى غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿١١﴾
Behalve hij die onrechtvaardig zal hebben gehandeld; maar voor wien daarna kwaad door goed zal hebben vervangen, ben ik genadig en barmhartig.
En wie onrecht pleegde en vervolgens een slechte daad voor een goede daad inruilde: dan ben Ik waarlijk Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
En wie onrecht pleegde en vervolgens een slechte daad voor een goede daad inruilde: dan ben Ik waarlijk Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
وَأَدْخِلْ يَدَكَ فِى جَيْبِكَ تَخْرُجْ بَيْضَآءَ مِنْ غَيْرِ سُوٓءٍۢ ۖ فِى تِسْعِ ءَايَٰتٍ إِلَىٰ فِرْعَوْنَ وَقَوْمِهِۦٓ ۚ إِنَّهُمْ كَانُوا۟ قَوْمًۭا فَٰسِقِينَ ﴿١٢﴾
Steek uwe hand in uwe borst, en uwe hand zal wit en ongedeerd te voorschijn komen; dit zal een der negen teekenen voor Pharao en zijn volk wezen; want zij zijn zondaren.
(Allah zei tot Môesa:) \"En stop jouw hand onder jouw kraag en deze schijnt wit, zonder ziek te zijn: als één van de negen wonderen tegen Fir'aun en zijn volk. Voorwaar, zij zijn een zwaw zondig volk.\"
(Allah zei tot Môesa:) \"En stop jouw hand onder jouw kraag en deze schijnt wit, zonder ziek te zijn: als één van de negen wonderen tegen Fir'aun en zijn volk. Voorwaar, zij zijn een zwaw zondig volk.\"
فَلَمَّا جَآءَتْهُمْ ءَايَٰتُنَا مُبْصِرَةًۭ قَالُوا۟ هَٰذَا سِحْرٌۭ مُّبِينٌۭ ﴿١٣﴾
En toen onze zichtbare teekenen tot hen waren gekomen, zeiden zij: Dit is duidelijke tooverij.
Toen Onze Tekenen ter verduidelijking tot hen kwamen, zeiden zij: \"Dit is duidelijke tovenarij.\"
Toen Onze Tekenen ter verduidelijking tot hen kwamen, zeiden zij: \"Dit is duidelijke tovenarij.\"
وَجَحَدُوا۟ بِهَا وَٱسْتَيْقَنَتْهَآ أَنفُسُهُمْ ظُلْمًۭا وَعُلُوًّۭا ۚ فَٱنظُرْ كَيْفَ كَانَ عَٰقِبَةُ ٱلْمُفْسِدِينَ ﴿١٤﴾
En zij loochenden deze, uit onrechtvaardigheid en trotschheid, hoewel hunne zielen zekerlijk wisten, dat die van God waren; maar gedenk, wat het einde der zondaren was.
En zij ontkenden ze, hoewel zij zelf ervan overtuigd waren, uit onrechtvaardigheid en hoogmoed. Zie dan hoe het einde van de verderfzaaiers was!
En zij ontkenden ze, hoewel zij zelf ervan overtuigd waren, uit onrechtvaardigheid en hoogmoed. Zie dan hoe het einde van de verderfzaaiers was!
وَلَقَدْ ءَاتَيْنَا دَاوُۥدَ وَسُلَيْمَٰنَ عِلْمًۭا ۖ وَقَالَا ٱلْحَمْدُ لِلَّهِ ٱلَّذِى فَضَّلَنَا عَلَىٰ كَثِيرٍۢ مِّنْ عِبَادِهِ ٱلْمُؤْمِنِينَ ﴿١٥﴾
Wij schonken vroeger verstand aan David en Salomo, en zij zeiden: Geloofd zij God, die ons boven zoo menige zijner geloovige dienaren heeft doen uitmunten!
En voorzeker, Wij gaven kennis aan Dâwôed en Soelaimân, en beiden zeiden zij: \"Alle lof zij Allah, Degene Die ons heeft bevoorrecht boven velen van Zijn gelovige dienaren.\"
En voorzeker, Wij gaven kennis aan Dâwôed en Soelaimân, en beiden zeiden zij: \"Alle lof zij Allah, Degene Die ons heeft bevoorrecht boven velen van Zijn gelovige dienaren.\"
وَوَرِثَ سُلَيْمَٰنُ دَاوُۥدَ ۖ وَقَالَ يَٰٓأَيُّهَا ٱلنَّاسُ عُلِّمْنَا مَنطِقَ ٱلطَّيْرِ وَأُوتِينَا مِن كُلِّ شَىْءٍ ۖ إِنَّ هَٰذَا لَهُوَ ٱلْفَضْلُ ٱلْمُبِينُ ﴿١٦﴾
En Salomo was David's erfgenaam, en hij zeide: O menschen! men heeft ons geleerd, de taal der vogelen te verstaan, en alles werd ons geschonken; dit is een duidelijk teeken van Gods gunst.
En Soelaimân volgde Dâwôed op. En hij zei: \"O mensen, aan ons is de taal van de vogels onderwezen, en ons is alles gegeven. Voorwaar, dit is zeker de duidelijke gunst.\"
En Soelaimân volgde Dâwôed op. En hij zei: \"O mensen, aan ons is de taal van de vogels onderwezen, en ons is alles gegeven. Voorwaar, dit is zeker de duidelijke gunst.\"
وَحُشِرَ لِسُلَيْمَٰنَ جُنُودُهُۥ مِنَ ٱلْجِنِّ وَٱلْإِنسِ وَٱلطَّيْرِ فَهُمْ يُوزَعُونَ ﴿١٧﴾
En Salomo's legers werden onder hem vergaderd, bestaande uit geniussen, menschen en ook vogelen; en zij werden in verschillende troepen gerangschikt.
En voor Soelaimân werden zijn troepen verzameld: de Djinn's en de mensen en de vogels, en zij werden in rijen opgesteld.
En voor Soelaimân werden zijn troepen verzameld: de Djinn's en de mensen en de vogels, en zij werden in rijen opgesteld.
حَتَّىٰٓ إِذَآ أَتَوْا۟ عَلَىٰ وَادِ ٱلنَّمْلِ قَالَتْ نَمْلَةٌۭ يَٰٓأَيُّهَا ٱلنَّمْلُ ٱدْخُلُوا۟ مَسَٰكِنَكُمْ لَا يَحْطِمَنَّكُمْ سُلَيْمَٰنُ وَجُنُودُهُۥ وَهُمْ لَا يَشْعُرُونَ ﴿١٨﴾
Toen zij in de vallei der mieren kwamen, zeide eene mier, toen zij de heirscharen zag naderen: O, mieren! gaat in uwe woningen, opdat Salomo en zijn leger u niet onder den voet trede, zonder het te bemerken.
Totdat zij langs de vallei van de mieren kwamen, en een mier zei: \"O jullie mieren, gaat jullie woningen binnen, anders zullen Soelaimân en zijn troepen jullie vertrappen, zonder dat zij het beseffen!\"
Totdat zij langs de vallei van de mieren kwamen, en een mier zei: \"O jullie mieren, gaat jullie woningen binnen, anders zullen Soelaimân en zijn troepen jullie vertrappen, zonder dat zij het beseffen!\"
فَتَبَسَّمَ ضَاحِكًۭا مِّن قَوْلِهَا وَقَالَ رَبِّ أَوْزِعْنِىٓ أَنْ أَشْكُرَ نِعْمَتَكَ ٱلَّتِىٓ أَنْعَمْتَ عَلَىَّ وَعَلَىٰ وَٰلِدَىَّ وَأَنْ أَعْمَلَ صَٰلِحًۭا تَرْضَىٰهُ وَأَدْخِلْنِى بِرَحْمَتِكَ فِى عِبَادِكَ ٱلصَّٰلِحِينَ ﴿١٩﴾
En Salomo glimlachte op die woorden, en zeide: O Heer! geef dat ik dankbaar zij voor uwe gunst, waarmede gij mij en mijne vaderen hebt begunstigd, en dat ik moge doen wat recht is en u behaagt; en leid mij door uwe genade in het paradijs, onder uwe dienaren, de rechtvaardigen.
Toen glimlachte hij (Soelaimân) om haar woorden, en zei: \"Mijn Heer, maak mij dankbaar voor Uw gunst die U mij en mijn ouders schonk, en doe mij goede daden verrichten, waar U Uw welgevallen op doet rusten. En laat mij, door Uw Barmhartigheid, behoren tot Uw rechtschapen dienaren.\"'
Toen glimlachte hij (Soelaimân) om haar woorden, en zei: \"Mijn Heer, maak mij dankbaar voor Uw gunst die U mij en mijn ouders schonk, en doe mij goede daden verrichten, waar U Uw welgevallen op doet rusten. En laat mij, door Uw Barmhartigheid, behoren tot Uw rechtschapen dienaren.\"'
وَتَفَقَّدَ ٱلطَّيْرَ فَقَالَ مَا لِىَ لَآ أَرَى ٱلْهُدْهُدَ أَمْ كَانَ مِنَ ٱلْغَآئِبِينَ ﴿٢٠﴾
En hij zag de vogelen en hij zeide: Wat is de reden dat ik de kievit niet zie? Is hij afwezig?
En hij inspecteerde de vogels, toen zei hij: \"Hoe komt het dat ik de hop niet zie? Of behoort hij tot de afwezigen?
En hij inspecteerde de vogels, toen zei hij: \"Hoe komt het dat ik de hop niet zie? Of behoort hij tot de afwezigen?
لَأُعَذِّبَنَّهُۥ عَذَابًۭا شَدِيدًا أَوْ لَأَا۟ذْبَحَنَّهُۥٓ أَوْ لَيَأْتِيَنِّى بِسُلْطَٰنٍۢ مُّبِينٍۢ ﴿٢١﴾
Waarlijk, ik zal hem straffen met eene strenge kastijding, of ik zal hem dooden, tenzij hij mij eene gegronde verontschuldiging make.
Ik zal hem zeker een strenge bestraffing opleggen of ik zal hem zeker slachten, of hij zal bij mij moeten komen met een duidelijke reden.\"
Ik zal hem zeker een strenge bestraffing opleggen of ik zal hem zeker slachten, of hij zal bij mij moeten komen met een duidelijke reden.\"
فَمَكَثَ غَيْرَ بَعِيدٍۢ فَقَالَ أَحَطتُ بِمَا لَمْ تُحِطْ بِهِۦ وَجِئْتُكَ مِن سَبَإٍۭ بِنَبَإٍۢ يَقِينٍ ﴿٢٢﴾
En het duurde niet lang, voor hij zich aan Salomo vertoonde, en zeide: Ik heb eene plaats gezien, welke gij niet gezien hebt, en ik kom tot u van Saba, met zeker nieuws.
Daarop bleef hij niet lang afwezig, en hij zei: \"Ik weet iets waarvan jij nog niet weet. En ik breng jou uit Saba' overtuigende berichten.
Daarop bleef hij niet lang afwezig, en hij zei: \"Ik weet iets waarvan jij nog niet weet. En ik breng jou uit Saba' overtuigende berichten.
إِنِّى وَجَدتُّ ٱمْرَأَةًۭ تَمْلِكُهُمْ وَأُوتِيَتْ مِن كُلِّ شَىْءٍۢ وَلَهَا عَرْشٌ عَظِيمٌۭ ﴿٢٣﴾
Ik vond eene vrouw, die daar regeerde, die voorzien is van alles, wat begeerlijk is voor een vorst, en een prachtigen troon heeft.
Voorwaar, ik heb gezien dat een vrouw over hen heerst en zij beschikt over alle zaken en zij heeft een geweldige troon.
Voorwaar, ik heb gezien dat een vrouw over hen heerst en zij beschikt over alle zaken en zij heeft een geweldige troon.
وَجَدتُّهَا وَقَوْمَهَا يَسْجُدُونَ لِلشَّمْسِ مِن دُونِ ٱللَّهِ وَزَيَّنَ لَهُمُ ٱلشَّيْطَٰنُ أَعْمَٰلَهُمْ فَصَدَّهُمْ عَنِ ٱلسَّبِيلِ فَهُمْ لَا يَهْتَدُونَ ﴿٢٤﴾
Ik vond dat zij en haar volk de zon naast God aanbaden, en Satan heeft hunne werken in hunne oogen goed doen schijnen, en hen van den weg der waarheid afgeleid (waardoor zij niet recht geleid worden).
Ik heb gezien dat zij en haar volk knielen voor de zon, naast Allah. En dat de Satan hun hun daden schoon doet toeschijnen en hen daarmee afleidt van de Weg. Zij volgen dus geen Leiding.
Ik heb gezien dat zij en haar volk knielen voor de zon, naast Allah. En dat de Satan hun hun daden schoon doet toeschijnen en hen daarmee afleidt van de Weg. Zij volgen dus geen Leiding.
أَلَّا يَسْجُدُوا۟ لِلَّهِ ٱلَّذِى يُخْرِجُ ٱلْخَبْءَ فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ وَيَعْلَمُ مَا تُخْفُونَ وَمَا تُعْلِنُونَ ﴿٢٥﴾
Opdat zij God niet zouden aanbidden, die aan het licht brengt wat in den hemel en op aarde is verborgen, en kent wat zij verbergen en wat zij ontdekken.
Zodat zij zich niet voor Allah neerknielen, Degene Die voortbrengt wat verborgen is in de hemelen en op de aarde, en Die weet wat jullie verbergen en wat jullie openlijk doen.
Zodat zij zich niet voor Allah neerknielen, Degene Die voortbrengt wat verborgen is in de hemelen en op de aarde, en Die weet wat jullie verbergen en wat jullie openlijk doen.
ٱللَّهُ لَآ إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ رَبُّ ٱلْعَرْشِ ٱلْعَظِيمِ ۩ ﴿٢٦﴾
God! Er is geen God buiten hem, den Heer van den grootschen troon.
Allah, er is geen god dan Hij, de Heer van de Geweldige Troon.\"
Allah, er is geen god dan Hij, de Heer van de Geweldige Troon.\"
۞ قَالَ سَنَنظُرُ أَصَدَقْتَ أَمْ كُنتَ مِنَ ٱلْكَٰذِبِينَ ﴿٢٧﴾
Salomo zeide: wij zullen zien of gij de waarheid hebt gesproken, dan of gij een leugenaar zijt.
Hij (Soelaimân) zei: \"Wij zullen zien of jij de waarheid verteld hebt of dat jij tot de leugenaars behoort.
Hij (Soelaimân) zei: \"Wij zullen zien of jij de waarheid verteld hebt of dat jij tot de leugenaars behoort.
ٱذْهَب بِّكِتَٰبِى هَٰذَا فَأَلْقِهْ إِلَيْهِمْ ثُمَّ تَوَلَّ عَنْهُمْ فَٱنظُرْ مَاذَا يَرْجِعُونَ ﴿٢٨﴾
Gaat met dezen brief van mij en werp dien onder hen neder; wend u daarna van hen af en wacht, om te weten, welk antwoord zij zullen geven.
Ga heen met deze brief en geef hem aan hen; wend je dan van hen af en zie wat zij terugzeggen.\"
Ga heen met deze brief en geef hem aan hen; wend je dan van hen af en zie wat zij terugzeggen.\"
قَالَتْ يَٰٓأَيُّهَا ٱلْمَلَؤُا۟ إِنِّىٓ أُلْقِىَ إِلَىَّ كِتَٰبٌۭ كَرِيمٌ ﴿٢٩﴾
En toen de koningin van Saba den brief had ontvangen, zeide zij: O edelen! waarlijk, mij is een eervolle brief overgebracht.
Zij zei: \"O vooraanstanden, aai mij is een edele brief bezorgd.
Zij zei: \"O vooraanstanden, aai mij is een edele brief bezorgd.
إِنَّهُۥ مِن سُلَيْمَٰنَ وَإِنَّهُۥ بِسْمِ ٱللَّهِ ٱلرَّحْمَٰنِ ٱلرَّحِيمِ ﴿٣٠﴾
Hij is van Salomo, en dit is de inhoud: In den naam van den barmhartigsten God.
Voorwaar, hij komt van Soelaimân en voorwaar, hij (luidt): \"In de Naam van Allah, de Erbarmer, de Meest Barmhartige.
Voorwaar, hij komt van Soelaimân en voorwaar, hij (luidt): \"In de Naam van Allah, de Erbarmer, de Meest Barmhartige.
أَلَّا تَعْلُوا۟ عَلَىَّ وَأْتُونِى مُسْلِمِينَ ﴿٣١﴾
Staat niet op tegen mij, maar komt en geeft u aan mij over.
Verhef jezelf niet in hoogmoed boven mij en komt maar mij als overgegevenen.\"
Verhef jezelf niet in hoogmoed boven mij en komt maar mij als overgegevenen.\"
قَالَتْ يَٰٓأَيُّهَا ٱلْمَلَؤُا۟ أَفْتُونِى فِىٓ أَمْرِى مَا كُنتُ قَاطِعَةً أَمْرًا حَتَّىٰ تَشْهَدُونِ ﴿٣٢﴾
Zij zeide: O edelen! raad mij in mijne zaak, ik wil omtrent niets besluiten, tenzij gij getuige daarvan zijt en het goedkeurt.
Zij zei: \"O vooraanstanden, geeft mij raad in mijn zaak. Ik nam geen besluit over een zaak voordat jullie er getuigen van waren.\"
Zij zei: \"O vooraanstanden, geeft mij raad in mijn zaak. Ik nam geen besluit over een zaak voordat jullie er getuigen van waren.\"
قَالُوا۟ نَحْنُ أُو۟لُوا۟ قُوَّةٍۢ وَأُو۟لُوا۟ بَأْسٍۢ شَدِيدٍۢ وَٱلْأَمْرُ إِلَيْكِ فَٱنظُرِى مَاذَا تَأْمُرِينَ ﴿٣٣﴾
De edelen antwoordden: Wij zijn met sterkte begiftigd, en met groote dapperheid in den oorlog; maar het bevel komt u toe: weet dus wat gij wilt bevelen.
Zij zeiden: \"Wij beschikken over macht en wij beschikken over grote moed, maar de zaak berust bij U, zie daarom maar wat U beveelt.\"
Zij zeiden: \"Wij beschikken over macht en wij beschikken over grote moed, maar de zaak berust bij U, zie daarom maar wat U beveelt.\"
قَالَتْ إِنَّ ٱلْمُلُوكَ إِذَا دَخَلُوا۟ قَرْيَةً أَفْسَدُوهَا وَجَعَلُوٓا۟ أَعِزَّةَ أَهْلِهَآ أَذِلَّةًۭ ۖ وَكَذَٰلِكَ يَفْعَلُونَ ﴿٣٤﴾
Zij zeide: Waarlijk, als de koningen eene stad met geweld binnentrekken, plunderen zij die en vernederen hare machtigste inwoners en zoo zullen dezen met ons handelen.
Zei zij: \"Voorwaar, wanneer de koningen een stad binnengingen, zaaiden zij daar verderf en maakten zij de edelen onder haar inwoners tot vernederden; en zo handelen zij.
Zei zij: \"Voorwaar, wanneer de koningen een stad binnengingen, zaaiden zij daar verderf en maakten zij de edelen onder haar inwoners tot vernederden; en zo handelen zij.
وَإِنِّى مُرْسِلَةٌ إِلَيْهِم بِهَدِيَّةٍۢ فَنَاظِرَةٌۢ بِمَ يَرْجِعُ ٱلْمُرْسَلُونَ ﴿٣٥﴾
Maar ik zal hun geschenken zenden, en ik zal wachten, om de nadere inlichtingen te vernemen, welke degenen zullen terugbrengen, die derwaarts worden afgezonden.
En voorwaar, ik zal hun een geschenk sturen en zien waarmee de gezanten temgkeren.\"
En voorwaar, ik zal hun een geschenk sturen en zien waarmee de gezanten temgkeren.\"
فَلَمَّا جَآءَ سُلَيْمَٰنَ قَالَ أَتُمِدُّونَنِ بِمَالٍۢ فَمَآ ءَاتَىٰنِۦَ ٱللَّهُ خَيْرٌۭ مِّمَّآ ءَاتَىٰكُم بَلْ أَنتُم بِهَدِيَّتِكُمْ تَفْرَحُونَ ﴿٣٦﴾
En toen de gezant der koningin tot Salomo kwam, zeide de vorst: Wilt gij mij met rijkdommen beschenken? Waarlijk, hetgeen God mij heeft gegeven, is beter dan hetgeen hij u heeft geschonken. Uwe geschenken maken u ijdel.
Maar toen hij (de gezant) bij Soelaimân kwam, zei hij: \"Zouden jullie mij met bezit steunen? Dat wat Allah mij gegeven heeft is beter dan wat Hij jullie gegeven heeft. Maar jullie verheugen je over jullie geschenk.
Maar toen hij (de gezant) bij Soelaimân kwam, zei hij: \"Zouden jullie mij met bezit steunen? Dat wat Allah mij gegeven heeft is beter dan wat Hij jullie gegeven heeft. Maar jullie verheugen je over jullie geschenk.
ٱرْجِعْ إِلَيْهِمْ فَلَنَأْتِيَنَّهُم بِجُنُودٍۢ لَّا قِبَلَ لَهُم بِهَا وَلَنُخْرِجَنَّهُم مِّنْهَآ أَذِلَّةًۭ وَهُمْ صَٰغِرُونَ ﴿٣٧﴾
Keer tot het volk van Saba terug. Wij zullen zekerlijk met strijdkrachten tot hen komen, welke zij niet in staat zullen zijn tegenstand te bieden, en wij zullen hen vernederd uit hunne stad drijven, en zij zullen tot schande gebracht worden.
Keer naar Hen terug, wij komen zeker met troepen naar hen, waartegen zij geen verzet kunnen bieden. En Wij zullen hen zeker daaruit verdrijven, vemederd, terwijl zij onderworpenen zijn.
Keer naar Hen terug, wij komen zeker met troepen naar hen, waartegen zij geen verzet kunnen bieden. En Wij zullen hen zeker daaruit verdrijven, vemederd, terwijl zij onderworpenen zijn.
قَالَ يَٰٓأَيُّهَا ٱلْمَلَؤُا۟ أَيُّكُمْ يَأْتِينِى بِعَرْشِهَا قَبْلَ أَن يَأْتُونِى مُسْلِمِينَ ﴿٣٨﴾
En Salomo zeide: O edelen! wie wil mij haren troon brengen, alvorens zij kome en zich aan mij overgeven?
Hij zei: \"O vooraanstanden, wie van jullie brengt mij haar troon, voordat zij naar mij komen als overgegevenen.\"
Hij zei: \"O vooraanstanden, wie van jullie brengt mij haar troon, voordat zij naar mij komen als overgegevenen.\"
قَالَ عِفْرِيتٌۭ مِّنَ ٱلْجِنِّ أَنَا۠ ءَاتِيكَ بِهِۦ قَبْلَ أَن تَقُومَ مِن مَّقَامِكَ ۖ وَإِنِّى عَلَيْهِ لَقَوِىٌّ أَمِينٌۭ ﴿٣٩﴾
Een vreeselijke genius antwoordde: Ik zal u dien brengen, voor gij van uwe plaats opstaat: want ik ben instaat het te volvoeren, en ik ben getrouw;
Een Ifrît van de Djinn's zei: \"Ik zal hem naar jou brengen voordat jij van jouw plaats opstaat en voorwaar, ik ben zeker een betrouwbare kracht daartoe.\"
Een Ifrît van de Djinn's zei: \"Ik zal hem naar jou brengen voordat jij van jouw plaats opstaat en voorwaar, ik ben zeker een betrouwbare kracht daartoe.\"
قَالَ ٱلَّذِى عِندَهُۥ عِلْمٌۭ مِّنَ ٱلْكِتَٰبِ أَنَا۠ ءَاتِيكَ بِهِۦ قَبْلَ أَن يَرْتَدَّ إِلَيْكَ طَرْفُكَ ۚ فَلَمَّا رَءَاهُ مُسْتَقِرًّا عِندَهُۥ قَالَ هَٰذَا مِن فَضْلِ رَبِّى لِيَبْلُوَنِىٓ ءَأَشْكُرُ أَمْ أَكْفُرُ ۖ وَمَن شَكَرَ فَإِنَّمَا يَشْكُرُ لِنَفْسِهِۦ ۖ وَمَن كَفَرَ فَإِنَّ رَبِّى غَنِىٌّۭ كَرِيمٌۭ ﴿٤٠﴾
En een ander, die de kennis der schriften bezat, zeide; Ik zal u dien in een oogwenk brengen. En toen Salomo den troon voor zich zag geplaatst, zeide hij: Dit is eene gunst van mijn Heer, om mij te beproeven, of ik dankbaar of ondankbaar zal zijn, en hij die dankbaar is, is dankbaar in zijn eigen voordeel; maar indien iemand ondankbaar is, waarlijk, dan is mijn Heer zelfgenoegzaam en milddadig.
Degene met kennis van Schrift zei: \"ik zal hein in een oogwenk naar jou toebrengen.\" En toen hij hem vóór zich geplaatst zag, zei hij: \"Dit is een gunst van mijn Heer, om mij op de proef te stellen of ik dankbaar zal zijn of ik ondankbaar zal zijn. Maar hij die dankbaar is, is slechts dankbaar voor zichzelf. En wie ondankbaar is: voorwaar, mijn Heer is Behoefteloos. Edel.\"
Degene met kennis van Schrift zei: \"ik zal hein in een oogwenk naar jou toebrengen.\" En toen hij hem vóór zich geplaatst zag, zei hij: \"Dit is een gunst van mijn Heer, om mij op de proef te stellen of ik dankbaar zal zijn of ik ondankbaar zal zijn. Maar hij die dankbaar is, is slechts dankbaar voor zichzelf. En wie ondankbaar is: voorwaar, mijn Heer is Behoefteloos. Edel.\"
قَالَ نَكِّرُوا۟ لَهَا عَرْشَهَا نَنظُرْ أَتَهْتَدِىٓ أَمْ تَكُونُ مِنَ ٱلَّذِينَ لَا يَهْتَدُونَ ﴿٤١﴾
En Salomo zeide tot zijne dienaren: Verandert haren troon, dat zij dien niet herkenne, opdat wij mogen zien, of zij op den rechten weg wordt geleid, of dat zij tot hen behoort, die niet op den rechten weg worden gevoerd.
Hij (Soelaimân) zei: \"Maak haar troon onherkenbaar voor haar, zodat wij zien of zij herkent of dat zij behoort tot degenen die niet herkennen.\"
Hij (Soelaimân) zei: \"Maak haar troon onherkenbaar voor haar, zodat wij zien of zij herkent of dat zij behoort tot degenen die niet herkennen.\"
فَلَمَّا جَآءَتْ قِيلَ أَهَٰكَذَا عَرْشُكِ ۖ قَالَتْ كَأَنَّهُۥ هُوَ ۚ وَأُوتِينَا ٱلْعِلْمَ مِن قَبْلِهَا وَكُنَّا مُسْلِمِينَ ﴿٤٢﴾
En toen zij tot Salomo was gekomen, zeide men tot haar: Is uw troon gelijk aan dezen? Zij antwoordde: Men zou zeggen dat hij dezelfde was. En ons werd vóór haar de kennis geschonken, en wij waren aan God onderworpen.
Toen zij aankwam, werd haar gezegd: \"Es dit jouw troon?\" Zij zei: \"Het is alsof hij het is.\" (Soelaimân zei:) \"Aan ons is vóór haar al kennis gegeven en wij gaven ons (aan Allah) over.\"
Toen zij aankwam, werd haar gezegd: \"Es dit jouw troon?\" Zij zei: \"Het is alsof hij het is.\" (Soelaimân zei:) \"Aan ons is vóór haar al kennis gegeven en wij gaven ons (aan Allah) over.\"
وَصَدَّهَا مَا كَانَت تَّعْبُدُ مِن دُونِ ٱللَّهِ ۖ إِنَّهَا كَانَتْ مِن قَوْمٍۢ كَٰفِرِينَ ﴿٤٣﴾
Maar datgene wat zij buiten God aanbad, heeft haar van de waarheid afgeleid; want zij behoorde tot een ongeloovig volk.
En zij werd verhinderd door wat zij naast Allah aanbad. Voorwaar, zij behoorde tot het ongelovige volk.
En zij werd verhinderd door wat zij naast Allah aanbad. Voorwaar, zij behoorde tot het ongelovige volk.
قِيلَ لَهَا ٱدْخُلِى ٱلصَّرْحَ ۖ فَلَمَّا رَأَتْهُ حَسِبَتْهُ لُجَّةًۭ وَكَشَفَتْ عَن سَاقَيْهَا ۚ قَالَ إِنَّهُۥ صَرْحٌۭ مُّمَرَّدٌۭ مِّن قَوَارِيرَ ۗ قَالَتْ رَبِّ إِنِّى ظَلَمْتُ نَفْسِى وَأَسْلَمْتُ مَعَ سُلَيْمَٰنَ لِلَّهِ رَبِّ ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿٤٤﴾
Men zeide tot haar: Treed het paleis binnen, en toen zij het zag, dacht zij dat het een groot water was, en zij ontblootte hare beenen, door haar kleed op te lichten, om het te doorwaden. Daarop zeide Salomo tot haar: Waarlijk, dit is een paleis met glas geplaveid. Daarop zeide de koningin: O Heer! waarlijk, ik heb onrechtvaardig met mijne eigene ziel gehandeld en ik onderwerp mij met Salomo aan God, den Heer van alle schepselen.
Er werd tegen haar gezegd: \"Treed het paleis binnen.\" Toen zij het zag, dacht zij dat het een waterplas was en zij trok (haar gewaad) op van haar benen. Hij zei: \"Het is een paleis dat betegeld is met glas. Zij zei: \"Mijn Heer, voorwaar, ik heb mijzelf onrecht aangedaan en ik geef mij met Soelaimân over aan Allah, de Heer der Werelden.\"
Er werd tegen haar gezegd: \"Treed het paleis binnen.\" Toen zij het zag, dacht zij dat het een waterplas was en zij trok (haar gewaad) op van haar benen. Hij zei: \"Het is een paleis dat betegeld is met glas. Zij zei: \"Mijn Heer, voorwaar, ik heb mijzelf onrecht aangedaan en ik geef mij met Soelaimân over aan Allah, de Heer der Werelden.\"
وَلَقَدْ أَرْسَلْنَآ إِلَىٰ ثَمُودَ أَخَاهُمْ صَٰلِحًا أَنِ ٱعْبُدُوا۟ ٱللَّهَ فَإِذَا هُمْ فَرِيقَانِ يَخْتَصِمُونَ ﴿٤٥﴾
Zoo zonden wij ook vroeger tot den stam van Thamoed hun broeder Saleh, die tot hen zeide: Dient God. En ziet, zij werden in twee gedeelten gescheiden, die met elkander twistten.
En voorzeker, Wij zonden hun broeder Shâlih naar de Tsamôcd. (Hij zei:) \"Aanbidt Allah!\" Toen werden zij twee groepen die met elkaar redetwistten.
En voorzeker, Wij zonden hun broeder Shâlih naar de Tsamôcd. (Hij zei:) \"Aanbidt Allah!\" Toen werden zij twee groepen die met elkaar redetwistten.
قَالَ يَٰقَوْمِ لِمَ تَسْتَعْجِلُونَ بِٱلسَّيِّئَةِ قَبْلَ ٱلْحَسَنَةِ ۖ لَوْلَا تَسْتَغْفِرُونَ ٱللَّهَ لَعَلَّكُمْ تُرْحَمُونَ ﴿٤٦﴾
Saleh zeide: O mijn volk! waarom verhaast gij het kwade veeleer dan het goede? Weshalve smeekt geen vergiffenis, van God, opdat gij genade moogt erlangen: gij zijt anders verloren.
Hij zei: \"O mijn volk, waarom zouden jullie het slechte vóór het goede bespoedigen? Hadden jullie maar om vergeving gevraagd. Hopelijk worden jullie begenadigd.\"
Hij zei: \"O mijn volk, waarom zouden jullie het slechte vóór het goede bespoedigen? Hadden jullie maar om vergeving gevraagd. Hopelijk worden jullie begenadigd.\"
قَالُوا۟ ٱطَّيَّرْنَا بِكَ وَبِمَن مَّعَكَ ۚ قَالَ طَٰٓئِرُكُمْ عِندَ ٱللَّهِ ۖ بَلْ أَنتُمْ قَوْمٌۭ تُفْتَنُونَ ﴿٤٧﴾
Zij antwoordden: Wij voorzien kwaad van u en die met u zijn. Saleh hernam: Het kwaad dat gij voorspelt, hangt van God af, maar gij zijt een volk, dat beproefd wordt, door eene wisseling van voor- en tegenspoed.
Zij zeiden: \"Wij verwachtten van jou en degenen die met jou zijn een slecht lot.\" Hij zei: \"Jullie lot is bij Allah. Jullie zijn beslist een volk dat op de proef gesteld wordt.\"
Zij zeiden: \"Wij verwachtten van jou en degenen die met jou zijn een slecht lot.\" Hij zei: \"Jullie lot is bij Allah. Jullie zijn beslist een volk dat op de proef gesteld wordt.\"
وَكَانَ فِى ٱلْمَدِينَةِ تِسْعَةُ رَهْطٍۢ يُفْسِدُونَ فِى ٱلْأَرْضِ وَلَا يُصْلِحُونَ ﴿٤٨﴾
En er waren negen menschen in de stad, die schandelijk op de aarde handelden en zich in niets met rechtschapenheid gedroegen.
En in de stad was een groep van negen, die verderf zaaide op aarde en die zich niet beterde.
En in de stad was een groep van negen, die verderf zaaide op aarde en die zich niet beterde.
قَالُوا۟ تَقَاسَمُوا۟ بِٱللَّهِ لَنُبَيِّتَنَّهُۥ وَأَهْلَهُۥ ثُمَّ لَنَقُولَنَّ لِوَلِيِّهِۦ مَا شَهِدْنَا مَهْلِكَ أَهْلِهِۦ وَإِنَّا لَصَٰدِقُونَ ﴿٤٩﴾
Deze zeiden tot elkander: Zweert wederkeerig bij God, dat wij Saleh en zijn gezin des nachts zullen overvallen, en daarna zullen wij tot dengeen zeggen, die het recht heeft zijn bloed te wreken: Wij waren volstrekt niet tegenwoordig bij de uitroeiing van zijn gezin: en wij spreken de waarheid.
Zij zeiden: \"Zweert onder elkaar bi Allah dat wij zeker een nachtelijke aanval doen tegen hem(Shâlih) en zijn familie; daarna zeggen wij zeker tot zijn verwant: \"Wij waren geen getuigen van de uitroeiing van zijn familie, en voorwaar, wij zijn waarachtigen.\"
Zij zeiden: \"Zweert onder elkaar bi Allah dat wij zeker een nachtelijke aanval doen tegen hem(Shâlih) en zijn familie; daarna zeggen wij zeker tot zijn verwant: \"Wij waren geen getuigen van de uitroeiing van zijn familie, en voorwaar, wij zijn waarachtigen.\"
وَمَكَرُوا۟ مَكْرًۭا وَمَكَرْنَا مَكْرًۭا وَهُمْ لَا يَشْعُرُونَ ﴿٥٠﴾
En zij vormden eene samenspanning tegen hen en zij bemerkten het niet.
En zij beraamden een list en Wij beraamden een list, terwijl zij het niet beseften.
En zij beraamden een list en Wij beraamden een list, terwijl zij het niet beseften.
فَٱنظُرْ كَيْفَ كَانَ عَٰقِبَةُ مَكْرِهِمْ أَنَّا دَمَّرْنَٰهُمْ وَقَوْمَهُمْ أَجْمَعِينَ ﴿٥١﴾
En zie, wat was de uitkomst van hunne listen: wij verdelgden hen geheel en al hun volk
En zie hoe het einde vaa hun list was: dat Wij hen vernietigden en hun vo Ik, allemaal.
En zie hoe het einde vaa hun list was: dat Wij hen vernietigden en hun vo Ik, allemaal.
فَتِلْكَ بُيُوتُهُمْ خَاوِيَةًۢ بِمَا ظَلَمُوٓا۟ ۗ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَءَايَةًۭ لِّقَوْمٍۢ يَعْلَمُونَ ﴿٥٢﴾
En deze hunne woningen blijven ledig, om de onrechtvaardigheid, welke zij hebben bedreven. Waarlijk, hierin is een teeken voor hen die begrijpen.
Dat zijn nu hun huizen, tot ruïnes geworden, omdat zij onrecht pleegden. Voorwaar, daarin is zeker een Teken voor een volk dat begrijpt.
Dat zijn nu hun huizen, tot ruïnes geworden, omdat zij onrecht pleegden. Voorwaar, daarin is zeker een Teken voor een volk dat begrijpt.
وَأَنجَيْنَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَكَانُوا۟ يَتَّقُونَ ﴿٥٣﴾
En wij bevrijdden hen, die geloofden en God vreesden.
En Wij redden hen die geloofden en zij plachten (Allah) te vrezen.
En Wij redden hen die geloofden en zij plachten (Allah) te vrezen.
وَلُوطًا إِذْ قَالَ لِقَوْمِهِۦٓ أَتَأْتُونَ ٱلْفَٰحِشَةَ وَأَنتُمْ تُبْصِرُونَ ﴿٥٤﴾
En gedenk Lot, toen hij tot zijn volk zeide: Begaat gij eene zonde, hoewel gij de verfoeielijkheid daarvan ziet?
En (gedenkt) Lôeth, toen hij tot zijn volk zei: \"Begaan jullie gruweldaden hoewel jullie het inzien?
En (gedenkt) Lôeth, toen hij tot zijn volk zei: \"Begaan jullie gruweldaden hoewel jullie het inzien?
أَئِنَّكُمْ لَتَأْتُونَ ٱلرِّجَالَ شَهْوَةًۭ مِّن دُونِ ٱلنِّسَآءِ ۚ بَلْ أَنتُمْ قَوْمٌۭ تَجْهَلُونَ ﴿٥٥﴾
Nadert gij vol lusten de mannen en verlaat gij de vrouwen?
Waarom benaderen jullie uit begeerte mannen in plaats van vrouwen? Jullie zijn beslist een onwetend volk.\"
Waarom benaderen jullie uit begeerte mannen in plaats van vrouwen? Jullie zijn beslist een onwetend volk.\"
۞ فَمَا كَانَ جَوَابَ قَوْمِهِۦٓ إِلَّآ أَن قَالُوٓا۟ أَخْرِجُوٓا۟ ءَالَ لُوطٍۢ مِّن قَرْيَتِكُمْ ۖ إِنَّهُمْ أُنَاسٌۭ يَتَطَهَّرُونَ ﴿٥٦﴾
Maar het antwoord van zijn volk was niet anders dan dat zij zeiden: Drijft het gezin van Lot uit uwe stad; want zij zijn menschen, die zich rein houden van de daden, welke gij bedrijft.
Maar het antwoord van zijn volk was slechts dat zij zeiden: \"Verdrijft de familie van Lôeth uit jullie stad: voorwaar, zij zijn mensen die zich reinigen.\"
Maar het antwoord van zijn volk was slechts dat zij zeiden: \"Verdrijft de familie van Lôeth uit jullie stad: voorwaar, zij zijn mensen die zich reinigen.\"
فَأَنجَيْنَٰهُ وَأَهْلَهُۥٓ إِلَّا ٱمْرَأَتَهُۥ قَدَّرْنَٰهَا مِنَ ٱلْغَٰبِرِينَ ﴿٥٧﴾
Daarom bevrijdden wij hem en zijn gezin, behalve zijne vrouw, omtrent welke wij besloten, dat zij een van hen zou zijn, die achter zouden blijven om verdelgd te worden.
Toen redden Wij hem en zijn familie, behalve zijn vrouw: Wij bepaalden dat zij tot de achterblijvers behoorde.
Toen redden Wij hem en zijn familie, behalve zijn vrouw: Wij bepaalden dat zij tot de achterblijvers behoorde.
وَأَمْطَرْنَا عَلَيْهِم مَّطَرًۭا ۖ فَسَآءَ مَطَرُ ٱلْمُنذَرِينَ ﴿٥٨﴾
En wij deden eene bui van steenen op hen nederregenen; en vreeselijk was de bui, die neerviel op hen, welke te vergeefs waren gewaarschuwd geworden.
En Wij deden op hen een (vulkanische) regen neerdalen: en slecht was de regen voor de gewaarschuwden.
En Wij deden op hen een (vulkanische) regen neerdalen: en slecht was de regen voor de gewaarschuwden.
قُلِ ٱلْحَمْدُ لِلَّهِ وَسَلَٰمٌ عَلَىٰ عِبَادِهِ ٱلَّذِينَ ٱصْطَفَىٰٓ ۗ ءَآللَّهُ خَيْرٌ أَمَّا يُشْرِكُونَ ﴿٥٩﴾
Zeg: Geloofd zij God en vrede op zijne dienaren, welke hij gekozen heeft! Is God meer waard, of de valsche goden, welke zij met hem vereenigen?
Zeg (O Moehammad): \"Alle lof zij Allah en vrede voor Zijn dienaren en degenen die Hij verkoos.\" Is Allah beter, of wat zij (Hem) aan deelgenoten toekennen?
Zeg (O Moehammad): \"Alle lof zij Allah en vrede voor Zijn dienaren en degenen die Hij verkoos.\" Is Allah beter, of wat zij (Hem) aan deelgenoten toekennen?
أَمَّنْ خَلَقَ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضَ وَأَنزَلَ لَكُم مِّنَ ٱلسَّمَآءِ مَآءًۭ فَأَنۢبَتْنَا بِهِۦ حَدَآئِقَ ذَاتَ بَهْجَةٍۢ مَّا كَانَ لَكُمْ أَن تُنۢبِتُوا۟ شَجَرَهَآ ۗ أَءِلَٰهٌۭ مَّعَ ٱللَّهِ ۚ بَلْ هُمْ قَوْمٌۭ يَعْدِلُونَ ﴿٦٠﴾
Moet niet hem de voorkeur worden gegeven, die de hemelen en de aarde heeft geschapen, en regen uit den hemel voor u nederzendt, waardoor wij heerlijke tuinen doen voortspruiten? Het is niet in uwe macht, de boomen daarvan te doen opgroeien. Is er een andere god deelgenoot met den eenigen God? Waarlijk, het is een volk, dat van de waarheid afwijkt.
Of wie heeft de hemelen en de aarde geschapen en water uit de hemel neergezonden, waarmee Wij prachtige tuinen doen groeien? Jullie zijn niet in staat haar bomen te doen groeien. Is er een god naast Allah? Welnee, zij (die dit beweren) behoren tot een volk dat afwijkt (van de Waarheid).
Of wie heeft de hemelen en de aarde geschapen en water uit de hemel neergezonden, waarmee Wij prachtige tuinen doen groeien? Jullie zijn niet in staat haar bomen te doen groeien. Is er een god naast Allah? Welnee, zij (die dit beweren) behoren tot een volk dat afwijkt (van de Waarheid).
أَمَّن جَعَلَ ٱلْأَرْضَ قَرَارًۭا وَجَعَلَ خِلَٰلَهَآ أَنْهَٰرًۭا وَجَعَلَ لَهَا رَوَٰسِىَ وَجَعَلَ بَيْنَ ٱلْبَحْرَيْنِ حَاجِزًا ۗ أَءِلَٰهٌۭ مَّعَ ٱللَّهِ ۚ بَلْ أَكْثَرُهُمْ لَا يَعْلَمُونَ ﴿٦١﴾
Is niet hij waardiger te worden aangebeden, die de aarde heeft opgericht en rivieren in haar midden heeft doen vloeien, en onbeweegbare bergen daarop heeft geplaatst en eene afscheiding tusschen de twee zeeën heeft gesteld. Of is er eene andere god, die gelijk is aan den eenigen God? Maar het grootste gedeelte van hen overdenkt niet.
Of wie heeft de aarde als een verblijfplaats gemaakt en daardoor rivieren getrokken en daarop stevige bergen geplaatst en een scheiding tussen de twee zeeën gemaakt? Is er een god naast Allah? Maar de meesten van hen weten het niet.
Of wie heeft de aarde als een verblijfplaats gemaakt en daardoor rivieren getrokken en daarop stevige bergen geplaatst en een scheiding tussen de twee zeeën gemaakt? Is er een god naast Allah? Maar de meesten van hen weten het niet.
أَمَّن يُجِيبُ ٱلْمُضْطَرَّ إِذَا دَعَاهُ وَيَكْشِفُ ٱلسُّوٓءَ وَيَجْعَلُكُمْ خُلَفَآءَ ٱلْأَرْضِ ۗ أَءِلَٰهٌۭ مَّعَ ٱللَّهِ ۚ قَلِيلًۭا مَّا تَذَكَّرُونَ ﴿٦٢﴾
Is niet hij de waardigste, die den bedroefde verhoort als hij hem aanroept, en het kwade wegneemt, dat hem bedroeft, en die u tot de opvolgers uwer voorvaderen op de aarde heeft gemaakt? Hoe weinigen beschouwen deze dingen.
Of wie heeft de in nood verkerende verhoord, wanneer hij Hem aanroept, en het onheil van hem weggenomen en jullie gevolmachtigden gemaakt op de aarde? Is er een god naast Allah? En weinig is het dat jullie je laten vermanen!
Of wie heeft de in nood verkerende verhoord, wanneer hij Hem aanroept, en het onheil van hem weggenomen en jullie gevolmachtigden gemaakt op de aarde? Is er een god naast Allah? En weinig is het dat jullie je laten vermanen!
أَمَّن يَهْدِيكُمْ فِى ظُلُمَٰتِ ٱلْبَرِّ وَٱلْبَحْرِ وَمَن يُرْسِلُ ٱلرِّيَٰحَ بُشْرًۢا بَيْنَ يَدَىْ رَحْمَتِهِۦٓ ۗ أَءِلَٰهٌۭ مَّعَ ٱللَّهِ ۚ تَعَٰلَى ٱللَّهُ عَمَّا يُشْرِكُونَ ﴿٦٣﴾
Is niet hij de waardigste, die u leidt op de donkere paden des lands en der zee, en die de winden zendt, welke de wolken voortdrijven als de voorboden zijner genade! Is er een andere god die met den eenigen God gelijk kan worden gesteld? Verre zij het van God, de deelgenooten zijner macht te hebben, welke gij met hem vereenigt.
Of wie heeft jullie geleid in de duisternissen op het land en op de zee en wie heeft de winden als dragers van verheugende tijdingen voor Zijn Barmhartigheid uitgestuurd? Is er een god naast Allah? Verheven is Allah boven wat zij Hem aan deelgenoten toekennen!
Of wie heeft jullie geleid in de duisternissen op het land en op de zee en wie heeft de winden als dragers van verheugende tijdingen voor Zijn Barmhartigheid uitgestuurd? Is er een god naast Allah? Verheven is Allah boven wat zij Hem aan deelgenoten toekennen!
أَمَّن يَبْدَؤُا۟ ٱلْخَلْقَ ثُمَّ يُعِيدُهُۥ وَمَن يَرْزُقُكُم مِّنَ ٱلسَّمَآءِ وَٱلْأَرْضِ ۗ أَءِلَٰهٌۭ مَّعَ ٱللَّهِ ۚ قُلْ هَاتُوا۟ بُرْهَٰنَكُمْ إِن كُنتُمْ صَٰدِقِينَ ﴿٦٤﴾
Is niet hij de waardigste, die een schepsel voortbrengt en het na den dood weder opwekt, en die u voedsel van hemel en aarde geeft? Is er, bij den waren God een andere god, die dit doet? Zeg: Geef uw bewijs daarvoor, indien gij de waarheid spreekt.
Of wie is de schepping begonnen en heeft haar vervolgens herhaald; en wie heeft in jullie onderhoud uit de hemel en de aarde voorzien? Is er een god naast Allah? Zeg (O Moehammad): \"Brengt jullie bewijs, als jullie waarachtigen zijn.\"
Of wie is de schepping begonnen en heeft haar vervolgens herhaald; en wie heeft in jullie onderhoud uit de hemel en de aarde voorzien? Is er een god naast Allah? Zeg (O Moehammad): \"Brengt jullie bewijs, als jullie waarachtigen zijn.\"
قُل لَّا يَعْلَمُ مَن فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ٱلْغَيْبَ إِلَّا ٱللَّهُ ۚ وَمَا يَشْعُرُونَ أَيَّانَ يُبْعَثُونَ ﴿٦٥﴾
Zeg: Niemand, in den hemel, of op aarde kent wat verborgen is behalve God. Ook begrijpen zij niet. Wanneer zij zullen worden opgewekt.
Zeg: \"Niemand kent het onwaarneembare in de hemelen en op dc aarde, behalve Allah.\" En zij weten niet waneer zij worden opgewekt.
Zeg: \"Niemand kent het onwaarneembare in de hemelen en op dc aarde, behalve Allah.\" En zij weten niet waneer zij worden opgewekt.
بَلِ ٱدَّٰرَكَ عِلْمُهُمْ فِى ٱلْءَاخِرَةِ ۚ بَلْ هُمْ فِى شَكٍّۢ مِّنْهَا ۖ بَلْ هُم مِّنْهَا عَمُونَ ﴿٦٦﴾
En toch hebben zij door hunne kennis eenig begrip van het volgende leven; maar zij verkeeren daaromtrent in eene onzekerheid; ja, zij zijn blind, nopens de wezenlijke omstandigheden daarvan.
Hun kennis omvat het Hiernamaals niet. Zij verkeren hierover zelfs in onzekerheid, zij zijn er zelfs blind voor.
Hun kennis omvat het Hiernamaals niet. Zij verkeren hierover zelfs in onzekerheid, zij zijn er zelfs blind voor.
وَقَالَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوٓا۟ أَءِذَا كُنَّا تُرَٰبًۭا وَءَابَآؤُنَآ أَئِنَّا لَمُخْرَجُونَ ﴿٦٧﴾
En de ongeloovigen zeggen: Als wij en onze vaderen in stof zullen zijn veranderd, zullen wij dan levend het graf ontstijgen?
En degenen die ongelovig zijn zeggen: \"Is het waar, dat als wij en onze vaderen tot aarde zijn geworden, wij zeker worden opgewekt?
En degenen die ongelovig zijn zeggen: \"Is het waar, dat als wij en onze vaderen tot aarde zijn geworden, wij zeker worden opgewekt?
لَقَدْ وُعِدْنَا هَٰذَا نَحْنُ وَءَابَآؤُنَا مِن قَبْلُ إِنْ هَٰذَآ إِلَّآ أَسَٰطِيرُ ٱلْأَوَّلِينَ ﴿٦٨﴾
Waarlijk, wij zijn vroeger daarmede bedreigd, zoowel wij als onze vaderen. Dit zijn slechts fabelen van de ouden.
Voorzeker, dit is ons en onze vaderen vroeger beloofd. Dit zijn slechts fabels van de vroegeren.\"
Voorzeker, dit is ons en onze vaderen vroeger beloofd. Dit zijn slechts fabels van de vroegeren.\"
قُلْ سِيرُوا۟ فِى ٱلْأَرْضِ فَٱنظُرُوا۟ كَيْفَ كَانَ عَٰقِبَةُ ٱلْمُجْرِمِينَ ﴿٦٩﴾
Zeg tot hen: Gaat over de aarde, en ziet wat het einde der zondaren was.
Zeg (O Moehammad): \"Reist rond op de aarde en ziet hoe het einde van de misdadigers was.\"
Zeg (O Moehammad): \"Reist rond op de aarde en ziet hoe het einde van de misdadigers was.\"
وَلَا تَحْزَنْ عَلَيْهِمْ وَلَا تَكُن فِى ضَيْقٍۢ مِّمَّا يَمْكُرُونَ ﴿٧٠﴾
En weest niet bedroefd om hen: voedt volstrekt geene ongerustheid over de listen welke zij tegen u zullen uitdenken.
En treur niet om hen, en wees ook niet bezorgd over wat zij aan listen beramen.
En treur niet om hen, en wees ook niet bezorgd over wat zij aan listen beramen.
وَيَقُولُونَ مَتَىٰ هَٰذَا ٱلْوَعْدُ إِن كُنتُمْ صَٰدِقِينَ ﴿٧١﴾
En zij zullen zeggen: Wanneer zal deze bedreiging worden vervuld; zeg, indien gij de waarheid spreekt?
En zij (de ongelovigen) zeggen: \"Wanneer zal deze belofte (vervuld worden), als jullie warachtigen rijn?\"
En zij (de ongelovigen) zeggen: \"Wanneer zal deze belofte (vervuld worden), als jullie warachtigen rijn?\"
قُلْ عَسَىٰٓ أَن يَكُونَ رَدِفَ لَكُم بَعْضُ ٱلَّذِى تَسْتَعْجِلُونَ ﴿٧٢﴾
Antwoord: Misschien zal een deel der straf, welke gij verlangt dat verhaast zal worden, dicht achter u volgen.
Zeg (O Moehammad): \"Moge een deel van wat jullie wensen te bespoedigen bijna bij jullie zijn.\"
Zeg (O Moehammad): \"Moge een deel van wat jullie wensen te bespoedigen bijna bij jullie zijn.\"
وَإِنَّ رَبَّكَ لَذُو فَضْلٍ عَلَى ٱلنَّاسِ وَلَٰكِنَّ أَكْثَرَهُمْ لَا يَشْكُرُونَ ﴿٧٣﴾
Waarlijk, de Heer is vol lankmoedigheid omtrent den mensch; maar het grootste gedeelte hunner is niet dankbaar.
En voorwaar, jouw Heer bezit zeker gunsten voor de mensen, maar de meesten van en zijn niet dankbaar.
En voorwaar, jouw Heer bezit zeker gunsten voor de mensen, maar de meesten van en zijn niet dankbaar.
وَإِنَّ رَبَّكَ لَيَعْلَمُ مَا تُكِنُّ صُدُورُهُمْ وَمَا يُعْلِنُونَ ﴿٧٤﴾
Waarlijk, uw Heer kent wat hunne borsten verbergen en wat zij ontdekken;
En voorwaar, jouw Heer weet zeker wat hun harten verbergen en wat zij openlijk doen.
En voorwaar, jouw Heer weet zeker wat hun harten verbergen en wat zij openlijk doen.
وَمَا مِنْ غَآئِبَةٍۢ فِى ٱلسَّمَآءِ وَٱلْأَرْضِ إِلَّا فِى كِتَٰبٍۢ مُّبِينٍ ﴿٧٥﴾
En er is niets in den hemel of op de aarde verborgen, of het is in een duidelijk boek opgeschreven.
En niets is onwaameembaar in de hemel en op de aarde, of het staat in een duidelijk Boek.
En niets is onwaameembaar in de hemel en op de aarde, of het staat in een duidelijk Boek.
إِنَّ هَٰذَا ٱلْقُرْءَانَ يَقُصُّ عَلَىٰ بَنِىٓ إِسْرَٰٓءِيلَ أَكْثَرَ ٱلَّذِى هُمْ فِيهِ يَخْتَلِفُونَ ﴿٧٦﴾
Waarlijk, deze Koran verklaart aan de kinderen Israëls het meerendeel der punten waaromtrent zij verschillen.
Voorwaar, deze Koran vertelt aan de Kinderen van Israël waarover zij het meeste redetwisten.
Voorwaar, deze Koran vertelt aan de Kinderen van Israël waarover zij het meeste redetwisten.
وَإِنَّهُۥ لَهُدًۭى وَرَحْمَةٌۭ لِّلْمُؤْمِنِينَ ﴿٧٧﴾
En het is zekerlijk eene leiding en eene genade voor de ware geloovigen.
En voorwaar, hij is zeker Leiding en Barmhartigheid voor de gelovigen.
En voorwaar, hij is zeker Leiding en Barmhartigheid voor de gelovigen.
إِنَّ رَبَّكَ يَقْضِى بَيْنَهُم بِحُكْمِهِۦ ۚ وَهُوَ ٱلْعَزِيزُ ٱلْعَلِيمُ ﴿٧٨﴾
Uw Heer zal den strijd tusschen hen door zijn eind-vonnis beslissen, en hij is de Machtige, de Wijze.
Voorwaar, jouw Heer zal tussen hen oordelen met Zijn Oordeel. En Hij is de Almachtige, de Alwetende.
Voorwaar, jouw Heer zal tussen hen oordelen met Zijn Oordeel. En Hij is de Almachtige, de Alwetende.
فَتَوَكَّلْ عَلَى ٱللَّهِ ۖ إِنَّكَ عَلَى ٱلْحَقِّ ٱلْمُبِينِ ﴿٧٩﴾
Stelt dus uw vertrouwen in God; want gij steunt op de duidelijke waarheid.
Vertrouw daarom op Allah. Voorwaar, jij (O Moehammad) bent op (het Pad van) de duidelijke Waarheid.
Vertrouw daarom op Allah. Voorwaar, jij (O Moehammad) bent op (het Pad van) de duidelijke Waarheid.
إِنَّكَ لَا تُسْمِعُ ٱلْمَوْتَىٰ وَلَا تُسْمِعُ ٱلصُّمَّ ٱلدُّعَآءَ إِذَا وَلَّوْا۟ مُدْبِرِينَ ﴿٨٠﴾
Waarlijk, gij zult de dooden niet hoorende maken, noch zult gij de dooven uwe oproeping tot het ware geloof doen hooren, als zij zich verwijderen en u hunne ruggen toewenden.
Voorwaar, jij bent niet in staat de doden te doen horen en de doven de roep te doen horen wanneer zij de rug toekeren.
Voorwaar, jij bent niet in staat de doden te doen horen en de doven de roep te doen horen wanneer zij de rug toekeren.
وَمَآ أَنتَ بِهَٰدِى ٱلْعُمْىِ عَن ضَلَٰلَتِهِمْ ۖ إِن تُسْمِعُ إِلَّا مَن يُؤْمِنُ بِـَٔايَٰتِنَا فَهُم مُّسْلِمُونَ ﴿٨١﴾
Ook zult gij de blinden er niet toe brengen zich uit hunne dwaling te redden. Gij zult u door niemand doen hooren, behalve door hen die in onze teekenen gelooven, en deze zijn geheel aan ons onderworpen.
En jij kunt ook niet de blinden van hun dwaling wegleiden en jij kunt alleen hen doen luisteren die in Onze Verzen geloven, waarop zij zich (aan Allah) overgeven.
En jij kunt ook niet de blinden van hun dwaling wegleiden en jij kunt alleen hen doen luisteren die in Onze Verzen geloven, waarop zij zich (aan Allah) overgeven.
۞ وَإِذَا وَقَعَ ٱلْقَوْلُ عَلَيْهِمْ أَخْرَجْنَا لَهُمْ دَآبَّةًۭ مِّنَ ٱلْأَرْضِ تُكَلِّمُهُمْ أَنَّ ٱلنَّاسَ كَانُوا۟ بِـَٔايَٰتِنَا لَا يُوقِنُونَ ﴿٨٢﴾
Als bet oordeel gereed zal zijn om op hen neder te komen, zullen wij een dier uit de aarde doen voortkomen dat tot hen zal spreken: Waarlijk, de menschen gelooven niet vast in onze teekenen.
En wanneer het woord hen treft, dan brengen Wij voor hen een levend wezen uit de aarde tevoorschijn om tot hen te spreken: voorwaar, de mensheid was niet van Onze Tekenen overtuigd.
En wanneer het woord hen treft, dan brengen Wij voor hen een levend wezen uit de aarde tevoorschijn om tot hen te spreken: voorwaar, de mensheid was niet van Onze Tekenen overtuigd.
وَيَوْمَ نَحْشُرُ مِن كُلِّ أُمَّةٍۢ فَوْجًۭا مِّمَّن يُكَذِّبُ بِـَٔايَٰتِنَا فَهُمْ يُوزَعُونَ ﴿٨٣﴾
Op den dag der opstanding zullen wij uit ieder volk degenen verzamelen, die onze teekenen van valschheid zullen hebben beschuldigd; zij zullen verhinderd worden zich onder elkander te mengen.
En (gedenk) op die Dag zullen Wij uit iedere gemeenschap een groep verzamelen van hen die Onze Tekenen loochenden, zij worden dan in rijen opgesteld.
En (gedenk) op die Dag zullen Wij uit iedere gemeenschap een groep verzamelen van hen die Onze Tekenen loochenden, zij worden dan in rijen opgesteld.
حَتَّىٰٓ إِذَا جَآءُو قَالَ أَكَذَّبْتُم بِـَٔايَٰتِى وَلَمْ تُحِيطُوا۟ بِهَا عِلْمًا أَمَّاذَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٨٤﴾
Tot zij op de plaats des oordeels zullen aangekomen zijn. En God zal tot hen zeggen: Hebt gij mijne teekens van valschheid beschuldigd, hoezeer gij die met uwe kennis niet begrijpt? Of welke beweegreden hebt gij om aldus te handelen?
Totdat, wanneer zij komen, Hij zal zeggen: \"Hebben jullie Mijn Tekenen geloochend, die jullie niet met kennis omvatten? Of wat was het, dat jullie plachten te doen?\"
Totdat, wanneer zij komen, Hij zal zeggen: \"Hebben jullie Mijn Tekenen geloochend, die jullie niet met kennis omvatten? Of wat was het, dat jullie plachten te doen?\"
وَوَقَعَ ٱلْقَوْلُ عَلَيْهِم بِمَا ظَلَمُوا۟ فَهُمْ لَا يَنطِقُونَ ﴿٨٥﴾
En het vonnis der verdoemenis zal op hen nederkomen, omdat zij onrechtvaardig hebben gehandeld, en zij zullen geen woord tot hunne verontschuldiging spreken.
En het woord zal hen treffen omdat zij onrecht pleegden, en zij spreken niet.
En het woord zal hen treffen omdat zij onrecht pleegden, en zij spreken niet.
أَلَمْ يَرَوْا۟ أَنَّا جَعَلْنَا ٱلَّيْلَ لِيَسْكُنُوا۟ فِيهِ وَٱلنَّهَارَ مُبْصِرًا ۚ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَءَايَٰتٍۢ لِّقَوْمٍۢ يُؤْمِنُونَ ﴿٨٦﴾
Zien zij niet dat wij den nacht hebben ingesteld, opdat zij daarin zouden rusten, en den dag, die een groot licht geeft, om te arbeiden. Waarlijk, hierin zijn teekenen voor hen die gelooven.
Hebben zij niet gezien dat Wij de nacht voor hen hebben gemaakt om erin uit te rusten en de dag om hen licht te geven? Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor een volk dat gelooft.
Hebben zij niet gezien dat Wij de nacht voor hen hebben gemaakt om erin uit te rusten en de dag om hen licht te geven? Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor een volk dat gelooft.
وَيَوْمَ يُنفَخُ فِى ٱلصُّورِ فَفَزِعَ مَن فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَمَن فِى ٱلْأَرْضِ إِلَّا مَن شَآءَ ٱللَّهُ ۚ وَكُلٌّ أَتَوْهُ دَٰخِرِينَ ﴿٨٧﴾
Op dien dag zal de trompet klinken, en allen die in den hemel en op de aarde zijn, zullen met schrik worden getroffen, behalve zij, wie het Gode behagen zal daarvan uit te zonderen, en allen zullen zij in eene nederige houding voor hem komen.
En (gedenkt) de Dag waarop op de Bazuin geblazen wordt: wie er dan in de hemelen en op de aarde zijn, zullen in angst verkeren, behalve voor wie Allah het (anders) wil. Eii allen zullen nederig tot Hem komen.
En (gedenkt) de Dag waarop op de Bazuin geblazen wordt: wie er dan in de hemelen en op de aarde zijn, zullen in angst verkeren, behalve voor wie Allah het (anders) wil. Eii allen zullen nederig tot Hem komen.
وَتَرَى ٱلْجِبَالَ تَحْسَبُهَا جَامِدَةًۭ وَهِىَ تَمُرُّ مَرَّ ٱلسَّحَابِ ۚ صُنْعَ ٱللَّهِ ٱلَّذِىٓ أَتْقَنَ كُلَّ شَىْءٍ ۚ إِنَّهُۥ خَبِيرٌۢ بِمَا تَفْعَلُونَ ﴿٨٨﴾
En gij zult de bergen zien, en gij zult u verbeelden dat zij stevig zijn bevestigd; maar zij zullen voorbijgaan evenals de wolken voorbijgaan. Dit zal het werk van God zijn, die alle dingen goed geschikt heeft, en hij is wel bekend met hetgeen gij doet.
En jij ziet de bergen, waarvan jij denkt dat zij vaststaan, terwijl zij voorbijgaan als wolken. Een werk van Allah, Degene Die alle zaken nauwkeurig geregeld heeft. Voorwaar, Hij is Alwetend over wat jullie doen.
En jij ziet de bergen, waarvan jij denkt dat zij vaststaan, terwijl zij voorbijgaan als wolken. Een werk van Allah, Degene Die alle zaken nauwkeurig geregeld heeft. Voorwaar, Hij is Alwetend over wat jullie doen.
مَن جَآءَ بِٱلْحَسَنَةِ فَلَهُۥ خَيْرٌۭ مِّنْهَا وَهُم مِّن فَزَعٍۢ يَوْمَئِذٍ ءَامِنُونَ ﴿٨٩﴾
Hij die rechtvaardigheid zal hebben uitgeoefend, zal eene belooning ontvangen, grooter dan de verdienste daarvan. Deze zullen verzekerd zijn tegen de vreeselijkheid van dien dag.
En wie met het goede kwam, zal beter dan dat krijgen en zij zullen op die Dag veilig zijn voor angst.
En wie met het goede kwam, zal beter dan dat krijgen en zij zullen op die Dag veilig zijn voor angst.
وَمَن جَآءَ بِٱلسَّيِّئَةِ فَكُبَّتْ وُجُوهُهُمْ فِى ٱلنَّارِ هَلْ تُجْزَوْنَ إِلَّا مَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٩٠﴾
Maar zij die kwaad zullen hebben bedreven, zullen op hunne aangezichten in de hel worden nedergeworpen. Zult gij de belooning voor iets anders ontvangen dan voor datgene, wat gij zult hebben verricht?
En wie met het slechte kwam, zij zullen met hun gezicht in de Hel geworpen worden. Jullie worden slechts beloond voor wat jullie plachten te doen.
En wie met het slechte kwam, zij zullen met hun gezicht in de Hel geworpen worden. Jullie worden slechts beloond voor wat jullie plachten te doen.
إِنَّمَآ أُمِرْتُ أَنْ أَعْبُدَ رَبَّ هَٰذِهِ ٱلْبَلْدَةِ ٱلَّذِى حَرَّمَهَا وَلَهُۥ كُلُّ شَىْءٍۢ ۖ وَأُمِرْتُ أَنْ أَكُونَ مِنَ ٱلْمُسْلِمِينَ ﴿٩١﴾
Waarlijk, mij is bevolen den Heer van dit grondgebied (van Mekka) te vereeren, die het heeft geheiligd. Aan hem behooren alle dingen, en mij is bevolen een Moslem te zijn.
(Zeg, O Moehammad:) \"Voorwaar, het is mij bevolen om de Heer van deze stad (Mekkah) te aanbidden, die Hij wijdde. En aan Hem behoren alle zaken, en het is mij bevolen om tot de Moslims te behoren.
(Zeg, O Moehammad:) \"Voorwaar, het is mij bevolen om de Heer van deze stad (Mekkah) te aanbidden, die Hij wijdde. En aan Hem behoren alle zaken, en het is mij bevolen om tot de Moslims te behoren.
وَأَنْ أَتْلُوَا۟ ٱلْقُرْءَانَ ۖ فَمَنِ ٱهْتَدَىٰ فَإِنَّمَا يَهْتَدِى لِنَفْسِهِۦ ۖ وَمَن ضَلَّ فَقُلْ إِنَّمَآ أَنَا۠ مِنَ ٱلْمُنذِرِينَ ﴿٩٢﴾
En den Koran te herinneren. Hij die daardoor zal worden geleid, zal tot zijn eigen voordeel worden gericht, en zeg tot hem die zich zal afwenden: Waarlijk, ik waarschuw slechts.
En de Koren voor te dragen. Hij die dan de Leiding volgt, volgt die voor zichzelf.\" En wie dan dwaalt, zeg dan (tot hen): \"Voorwaar, ik behoor slechts tot de waarschuwers.\"
En de Koren voor te dragen. Hij die dan de Leiding volgt, volgt die voor zichzelf.\" En wie dan dwaalt, zeg dan (tot hen): \"Voorwaar, ik behoor slechts tot de waarschuwers.\"
وَقُلِ ٱلْحَمْدُ لِلَّهِ سَيُرِيكُمْ ءَايَٰتِهِۦ فَتَعْرِفُونَهَا ۚ وَمَا رَبُّكَ بِغَٰفِلٍ عَمَّا تَعْمَلُونَ ﴿٩٣﴾
En zeg: Geloofd zij God! hij zal u zijne teekenen toonen, en gij zult die kennen, en uw Heer is niet onopmerkzaam nopens hetgeen gij doet.
En zeg: \"Alle lof zij Allah. Hij zal jullie Zijn Tekenen laten zien en jullie zullen ze herkennen.\" En jouw Heer is niet onachtzaam omtrent wat jullie doen.
En zeg: \"Alle lof zij Allah. Hij zal jullie Zijn Tekenen laten zien en jullie zullen ze herkennen.\" En jouw Heer is niet onachtzaam omtrent wat jullie doen.