Setting
Surah The Prostration [As-Sajda] in Dutch
تَنزِيلُ ٱلْكِتَٰبِ لَا رَيْبَ فِيهِ مِن رَّبِّ ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿٢﴾
De openbaring van dit boek, dit lijdt geen twijfel, is van den Heer van alle schepselen.
De neerzending van het Boek waaraan geen twijfel is, is van de Heer der Werelden.
De neerzending van het Boek waaraan geen twijfel is, is van de Heer der Werelden.
أَمْ يَقُولُونَ ٱفْتَرَىٰهُ ۚ بَلْ هُوَ ٱلْحَقُّ مِن رَّبِّكَ لِتُنذِرَ قَوْمًۭا مَّآ أَتَىٰهُم مِّن نَّذِيرٍۢ مِّن قَبْلِكَ لَعَلَّهُمْ يَهْتَدُونَ ﴿٣﴾
Zullen zij zeggen: Mahomet heeft het uitgedacht? Neen, Mahomet! het is de waarheid van uwen Heer, opdat gij zoudt prediken voor een volk, tot hetwelk vóór u geen prediker werd gezonden; opdat zij ten goede geleid mochten worden.
Zij zeggen zelfs: \"Hij (Moehammad) heeft hem verzonnen.\" Nee! Het is de Waarheid van jouw Heer, zodat jij een volk waarschuwt tot wie vóór jou geen waarschuwer is gekomen. Hopelijk zulten zij Leiding volgen.
Zij zeggen zelfs: \"Hij (Moehammad) heeft hem verzonnen.\" Nee! Het is de Waarheid van jouw Heer, zodat jij een volk waarschuwt tot wie vóór jou geen waarschuwer is gekomen. Hopelijk zulten zij Leiding volgen.
ٱللَّهُ ٱلَّذِى خَلَقَ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضَ وَمَا بَيْنَهُمَا فِى سِتَّةِ أَيَّامٍۢ ثُمَّ ٱسْتَوَىٰ عَلَى ٱلْعَرْشِ ۖ مَا لَكُم مِّن دُونِهِۦ مِن وَلِىٍّۢ وَلَا شَفِيعٍ ۚ أَفَلَا تَتَذَكَّرُونَ ﴿٤﴾
God is het, die de hemelen en de aarde heeft geschapen en alles wat daartusschen is, in zes dagen, en toen zijn troon beklom; gij hebt geen schuts of tusschenpersoon buiten hem. Wilt gij dit niet bedenken?
Allah is Degene Die de hemelen en de aarde en wat tussen hen is heeft geschapen, in zes dagen (perioden), en Hij zetelde Zich op de Troon. Er is voor jullie buiten Allah geen beschermer en geen voorspreker. Laten jullie je dan niet vermanen?
Allah is Degene Die de hemelen en de aarde en wat tussen hen is heeft geschapen, in zes dagen (perioden), en Hij zetelde Zich op de Troon. Er is voor jullie buiten Allah geen beschermer en geen voorspreker. Laten jullie je dan niet vermanen?
يُدَبِّرُ ٱلْأَمْرَ مِنَ ٱلسَّمَآءِ إِلَى ٱلْأَرْضِ ثُمَّ يَعْرُجُ إِلَيْهِ فِى يَوْمٍۢ كَانَ مِقْدَارُهُۥٓ أَلْفَ سَنَةٍۢ مِّمَّا تَعُدُّونَ ﴿٥﴾
Hij regeert alle dingen, van den hemel tot de aarde: hierna zal alles tot hem terugkeeren, op den dag, welks lengte duizend jaren zal wezen, van diegene volgens welke gij rekent.
Hij regelt het bestuur vanuit de hemel naar de aarde, waarna die naar Hem opstijgt in een dag waarvan de tijdmaat duizend jaar is, zoals jullie rekenen.
Hij regelt het bestuur vanuit de hemel naar de aarde, waarna die naar Hem opstijgt in een dag waarvan de tijdmaat duizend jaar is, zoals jullie rekenen.
ذَٰلِكَ عَٰلِمُ ٱلْغَيْبِ وَٱلشَّهَٰدَةِ ٱلْعَزِيزُ ٱلرَّحِيمُ ﴿٦﴾
Hij is het, die de toekomst en het tegenwoordige kent; de Machtige de genadige.
Dat is de Kenner van het onwaarneembare en het waarneembare, de Almachtige, de Meest Barmhartige.
Dat is de Kenner van het onwaarneembare en het waarneembare, de Almachtige, de Meest Barmhartige.
ٱلَّذِىٓ أَحْسَنَ كُلَّ شَىْءٍ خَلَقَهُۥ ۖ وَبَدَأَ خَلْقَ ٱلْإِنسَٰنِ مِن طِينٍۢ ﴿٧﴾
Hij is het, die ieder ding dat hij schiep, buitengewoon goed gemaakt en den mensch het eerst van klei gevormd heeft.
Degene Die alles wat Hij schiep op de beste manier heeft geschapen. En Hij begon de schepping van de mens uit klei.
Degene Die alles wat Hij schiep op de beste manier heeft geschapen. En Hij begon de schepping van de mens uit klei.
ثُمَّ جَعَلَ نَسْلَهُۥ مِن سُلَٰلَةٍۢ مِّن مَّآءٍۢ مَّهِينٍۢ ﴿٨﴾
En daarna zijne nakomelingschap uit een uittreksel van een verachtelijken droppel water maakte.
Daarna maakte Hij zijn nageslacht van een uittreksel van nederig water (sperma).
Daarna maakte Hij zijn nageslacht van een uittreksel van nederig water (sperma).
ثُمَّ سَوَّىٰهُ وَنَفَخَ فِيهِ مِن رُّوحِهِۦ ۖ وَجَعَلَ لَكُمُ ٱلسَّمْعَ وَٱلْأَبْصَٰرَ وَٱلْأَفْـِٔدَةَ ۚ قَلِيلًۭا مَّا تَشْكُرُونَ ﴿٩﴾
Hem daarna in een geschikten vorm bracht, hem van zijn geest inblies, en u de zintuigen van het gehoor en gezicht heeft geschonken, en harten om te verstaan. Hoe weinig dankbaar zijt gij daarvoor!
Daarop voltooide Hij hem en blies in hem van de Ziel en Hij maakte voor jullie het gehoor en het gezichtsvermogen en de harten. Weinig dankbaarheid tonen jullie!
Daarop voltooide Hij hem en blies in hem van de Ziel en Hij maakte voor jullie het gehoor en het gezichtsvermogen en de harten. Weinig dankbaarheid tonen jullie!
وَقَالُوٓا۟ أَءِذَا ضَلَلْنَا فِى ٱلْأَرْضِ أَءِنَّا لَفِى خَلْقٍۢ جَدِيدٍۭ ۚ بَلْ هُم بِلِقَآءِ رَبِّهِمْ كَٰفِرُونَ ﴿١٠﴾
En zij zeggen: Als wij in de aarde bedolven zullen liggen, zullen wij dan als nieuwe schepsels worden opgewekt? Ja, zij loochenen de ontmoeting van hunnen Heer bij de opstanding.
En zij zeggen: \"Wanneer wij in de aarde zijn vergaan, zullen wij dan zeker tot een nieuwe schepping worden? Zij zijn zelfs ongelovig aan de ontmoeting met hun Heer.
En zij zeggen: \"Wanneer wij in de aarde zijn vergaan, zullen wij dan zeker tot een nieuwe schepping worden? Zij zijn zelfs ongelovig aan de ontmoeting met hun Heer.
۞ قُلْ يَتَوَفَّىٰكُم مَّلَكُ ٱلْمَوْتِ ٱلَّذِى وُكِّلَ بِكُمْ ثُمَّ إِلَىٰ رَبِّكُمْ تُرْجَعُونَ ﴿١١﴾
Zeg: De engel des doods, die boven u is gesteld, zal u doen sterven: dan zult gij tot uwen Heer worden teruggebracht.
Zeg (O Moehammad): \"De Engel des doods die over jullie is aangesteld, zal jullie wegnemen. Vervolgens worden jullie tot jullie Heer teruggekeerd.\"
Zeg (O Moehammad): \"De Engel des doods die over jullie is aangesteld, zal jullie wegnemen. Vervolgens worden jullie tot jullie Heer teruggekeerd.\"
وَلَوْ تَرَىٰٓ إِذِ ٱلْمُجْرِمُونَ نَاكِسُوا۟ رُءُوسِهِمْ عِندَ رَبِّهِمْ رَبَّنَآ أَبْصَرْنَا وَسَمِعْنَا فَٱرْجِعْنَا نَعْمَلْ صَٰلِحًا إِنَّا مُوقِنُونَ ﴿١٢﴾
Indien gij het zoudt kunnen aanschouwen, als de zondaren hunne hoofden voor hunnen Heer zullen nederbuigen, zeggende: O Heer! wij hebben gezien en wij hebben gehoord; sta ons dus toe in de wereld terug te keeren en wij zullen doen wat recht is, nu wij zeker zijn van de waarheid van hetgeen ons werd gepredikt, dan zoudt gij een verbazend gezicht zien.
En als jij het kon zien wanneer de zondaren hun hoofden buigen voor hun Heer (en zeggen:) \"Onze Heer, wij hebben gezien en gehoord, breng ons daarom terug, opdat wij goede werken verrichten. Voorwaar, wij zijn overtuigd.\"
En als jij het kon zien wanneer de zondaren hun hoofden buigen voor hun Heer (en zeggen:) \"Onze Heer, wij hebben gezien en gehoord, breng ons daarom terug, opdat wij goede werken verrichten. Voorwaar, wij zijn overtuigd.\"
وَلَوْ شِئْنَا لَءَاتَيْنَا كُلَّ نَفْسٍ هُدَىٰهَا وَلَٰكِنْ حَقَّ ٱلْقَوْلُ مِنِّى لَأَمْلَأَنَّ جَهَنَّمَ مِنَ ٱلْجِنَّةِ وَٱلنَّاسِ أَجْمَعِينَ ﴿١٣﴾
Indien het ons zou hebben behaagd, hadden wij zekerlijk iedere ziel hare leiding gegeven; maar het woord dat van mij is uitgegaan, moest noodzakelijk worden vervuld, toen ik namelijk zeide: Waarlijk ik zal de hel met geniussen en menschen te zamen vullen.
En als Wij wilden, dan zouden Wij zeker iedere ziel haar Leiding geven, maar het Woord is door Mij bepaald: \"Ik zal de Hel zeker vullen met Djinn's en mensen, allemaal\"
En als Wij wilden, dan zouden Wij zeker iedere ziel haar Leiding geven, maar het Woord is door Mij bepaald: \"Ik zal de Hel zeker vullen met Djinn's en mensen, allemaal\"
فَذُوقُوا۟ بِمَا نَسِيتُمْ لِقَآءَ يَوْمِكُمْ هَٰذَآ إِنَّا نَسِينَٰكُمْ ۖ وَذُوقُوا۟ عَذَابَ ٱلْخُلْدِ بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿١٤﴾
Proef dus de marteling welke voor u is gereed gemaakt, dewijl gij het komen van dezen uwen dag hebt vergeten: wij hebben ook u vergeten. Proef dus de eeuwig durende straf voor hetgeen gij hebt verricht.
Proeft dan (de bestraffing), omdat jullie ie de ontmoeting van deze Dag van jullie vergaten. Voorwaar, Wij hebben jullie vergeten. En proeft de eeuwige bestraffing vanwege wat jullie plachten te doen.\"
Proeft dan (de bestraffing), omdat jullie ie de ontmoeting van deze Dag van jullie vergaten. Voorwaar, Wij hebben jullie vergeten. En proeft de eeuwige bestraffing vanwege wat jullie plachten te doen.\"
إِنَّمَا يُؤْمِنُ بِـَٔايَٰتِنَا ٱلَّذِينَ إِذَا ذُكِّرُوا۟ بِهَا خَرُّوا۟ سُجَّدًۭا وَسَبَّحُوا۟ بِحَمْدِ رَبِّهِمْ وَهُمْ لَا يَسْتَكْبِرُونَ ۩ ﴿١٥﴾
Waarlijk, zij alleen gelooven in onze teekenen, die, wanneer zij daardoor gewaarschuwd worden, in aanbidding nederzinken, den lof van hunnen Heer verkondigen en niet van trotschheid zijn vervuld.
Voorwaar, gelovig aan Onze Verzen zijn slechts degenen die, wanneer zij ermee vemaand worden, zich neerbuigen, en die de Glorie van hun Heer prijzen met Zijn lofprijzing. En zij zijn niet hoogmoedig.
Voorwaar, gelovig aan Onze Verzen zijn slechts degenen die, wanneer zij ermee vemaand worden, zich neerbuigen, en die de Glorie van hun Heer prijzen met Zijn lofprijzing. En zij zijn niet hoogmoedig.
تَتَجَافَىٰ جُنُوبُهُمْ عَنِ ٱلْمَضَاجِعِ يَدْعُونَ رَبَّهُمْ خَوْفًۭا وَطَمَعًۭا وَمِمَّا رَزَقْنَٰهُمْ يُنفِقُونَ ﴿١٦﴾
Die hunne lichamen van hunne bedden opheffen, onder het aanroepen van hunnen Heer met vrees en hoop; die aalmoezen uitdeelen van hetgeen wij hun hebben geschonken.
Hun zijden mijden de slaapplaatsen, zij roepen hun Heer aan, vrezend en hopend. En zij geven uit van dat waar Wij hun mee voorzagen.
Hun zijden mijden de slaapplaatsen, zij roepen hun Heer aan, vrezend en hopend. En zij geven uit van dat waar Wij hun mee voorzagen.
فَلَا تَعْلَمُ نَفْسٌۭ مَّآ أُخْفِىَ لَهُم مِّن قُرَّةِ أَعْيُنٍۢ جَزَآءًۢ بِمَا كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿١٧﴾
Geene ziel kent de volkomen voldoening, die heimelijk voor hen (de deugdzamen) is gereed gemaakt als eene belooning voor hetgeen zij hebben verricht.
En geen ziet weet welke verkoeling van de ogen voor hen verborgen wordt gehouden, als beloning voor wat zij plachten te doen.
En geen ziet weet welke verkoeling van de ogen voor hen verborgen wordt gehouden, als beloning voor wat zij plachten te doen.
أَفَمَن كَانَ مُؤْمِنًۭا كَمَن كَانَ فَاسِقًۭا ۚ لَّا يَسْتَوُۥنَ ﴿١٨﴾
Zal dus hij, die een waar geloovige is, als degeen wezen, die een goddelooze zondaar is. Zij zullen niet gelijk staan.
Is wie gelovig is, gelijk aan een zwaar zondige? Zij zijn niet gelijk.
Is wie gelovig is, gelijk aan een zwaar zondige? Zij zijn niet gelijk.
أَمَّا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّٰلِحَٰتِ فَلَهُمْ جَنَّٰتُ ٱلْمَأْوَىٰ نُزُلًۢا بِمَا كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿١٩﴾
Wat hen betreft, die gelooven en doen wat rechtvaardig is, zij zullen tuinen van eeuwig verblijf bezitten, als eene ruime belooning, voor hetgeen zij hebben verricht.
Wat betreft degenen die geloofden en goede werken verrichtten: voor hen zijn er Tuinen (het Paradijs) als verblijfplaats, als ontvangst voor wal zij plachten te doen.
Wat betreft degenen die geloofden en goede werken verrichtten: voor hen zijn er Tuinen (het Paradijs) als verblijfplaats, als ontvangst voor wal zij plachten te doen.
وَأَمَّا ٱلَّذِينَ فَسَقُوا۟ فَمَأْوَىٰهُمُ ٱلنَّارُ ۖ كُلَّمَآ أَرَادُوٓا۟ أَن يَخْرُجُوا۟ مِنْهَآ أُعِيدُوا۟ فِيهَا وَقِيلَ لَهُمْ ذُوقُوا۟ عَذَابَ ٱلنَّارِ ٱلَّذِى كُنتُم بِهِۦ تُكَذِّبُونَ ﴿٢٠﴾
Maar wat hen betreft, die goddeloos zondigen, hun verblijf zal het hellevuur wezen. Zoo dikwijls zij zullen trachten daaruit te gaan, zullen zij daarin teruggesleept worden, en men zal tot hen zeggen: Proeft de marteling van het hellevuur, welke gij als eene logen verwerpt.
En wat betreft degenen die zware zonden begingen: hun verblijfplaats is de Hel. Iedere keer dat zij eruit willen komen, worden zij erin terruggedreven, en wordt er tot hen gezegd: \"Proeft de bestraffing van de Hel die jullie plachten te loochenen.\"
En wat betreft degenen die zware zonden begingen: hun verblijfplaats is de Hel. Iedere keer dat zij eruit willen komen, worden zij erin terruggedreven, en wordt er tot hen gezegd: \"Proeft de bestraffing van de Hel die jullie plachten te loochenen.\"
وَلَنُذِيقَنَّهُم مِّنَ ٱلْعَذَابِ ٱلْأَدْنَىٰ دُونَ ٱلْعَذَابِ ٱلْأَكْبَرِ لَعَلَّهُمْ يَرْجِعُونَ ﴿٢١﴾
En wij zullen hun de lichtere straf dezer wereld doen lijden, buiten de strengere straf der volgende wereld; misschien zullen zij berouw gevoelen.
En Wij zullen hun zeker de bestraffing van het wereldse (leven) dom proeven, vóór de grotere bestraffing, Hopelijk zullen zij terugkeren.
En Wij zullen hun zeker de bestraffing van het wereldse (leven) dom proeven, vóór de grotere bestraffing, Hopelijk zullen zij terugkeren.
وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّن ذُكِّرَ بِـَٔايَٰتِ رَبِّهِۦ ثُمَّ أَعْرَضَ عَنْهَآ ۚ إِنَّا مِنَ ٱلْمُجْرِمِينَ مُنتَقِمُونَ ﴿٢٢﴾
Wie is onrechtvaardiger dan hij, die door de teekens van zijnen Heer is gewaarschuwd en zich daarna er van afwendt? Wij zullen zekerlijk wraak nemen op de zondaren?
En wie is er onrechtvaardiger dan degene die met de Verzen van zijn Heer wordt vermand en zich er vervolgens van afwendt? Voorwaar, Wij zullen de zondaren vergelden.
En wie is er onrechtvaardiger dan degene die met de Verzen van zijn Heer wordt vermand en zich er vervolgens van afwendt? Voorwaar, Wij zullen de zondaren vergelden.
وَلَقَدْ ءَاتَيْنَا مُوسَى ٱلْكِتَٰبَ فَلَا تَكُن فِى مِرْيَةٍۢ مِّن لِّقَآئِهِۦ ۖ وَجَعَلْنَٰهُ هُدًۭى لِّبَنِىٓ إِسْرَٰٓءِيلَ ﴿٢٣﴾
Wij gaven vroeger het boek der wet aan Mozes; verkeer dus niet in twijfel omtrent de openbaring daarvan, en wij gelastten, dat het eene leiding voor de kinderen Israëls zou zijn.
En voorzeker, Wij hebben Môesa het Boek (de Taurât) gegeven. Verkeer daarom (O Moehammad) niet in twijfel over de ontvangst ervan (de Koran). En Wij maakten kom (de Taurât) tot Leiding voor de Kinderen van Israël.
En voorzeker, Wij hebben Môesa het Boek (de Taurât) gegeven. Verkeer daarom (O Moehammad) niet in twijfel over de ontvangst ervan (de Koran). En Wij maakten kom (de Taurât) tot Leiding voor de Kinderen van Israël.
وَجَعَلْنَا مِنْهُمْ أَئِمَّةًۭ يَهْدُونَ بِأَمْرِنَا لَمَّا صَبَرُوا۟ ۖ وَكَانُوا۟ بِـَٔايَٰتِنَا يُوقِنُونَ ﴿٢٤﴾
En wij wezen leeraren onder hen aan, die het volk op ons bevel zouden leiden, indien zij met geduld volhard en standvastig in onze teekenen geloofd zouden hebben.
En Wij stelden vanwege kun geduld onder hen leiders aan, die leiding gaven volgens Ons bevel. En zij waren van Onze Tekenen oveirtuigd.
En Wij stelden vanwege kun geduld onder hen leiders aan, die leiding gaven volgens Ons bevel. En zij waren van Onze Tekenen oveirtuigd.
إِنَّ رَبَّكَ هُوَ يَفْصِلُ بَيْنَهُمْ يَوْمَ ٱلْقِيَٰمَةِ فِيمَا كَانُوا۟ فِيهِ يَخْتَلِفُونَ ﴿٢٥﴾
Waarlijk, uw Heer zal tusschen hen richten op den dag der opstanding, nopens datgene, waaromtrent zij hebben verschild.
Voorwaar, jouw Heer oordeelt tussen hen op de Dag der Opstanding over dat waarover zij plachten te redetwisten.
Voorwaar, jouw Heer oordeelt tussen hen op de Dag der Opstanding over dat waarover zij plachten te redetwisten.
أَوَلَمْ يَهْدِ لَهُمْ كَمْ أَهْلَكْنَا مِن قَبْلِهِم مِّنَ ٱلْقُرُونِ يَمْشُونَ فِى مَسَٰكِنِهِمْ ۚ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَءَايَٰتٍ ۖ أَفَلَا يَسْمَعُونَ ﴿٢٦﴾
Is het hun niet bekend, hoe vele geslachten wij voor hen hebben verdelgd, door welker woningen zij wandelen? Waarlijk, hierin zijn teekenen: zullen zij dus niet luisteren?
Is er geen leiding voor hen in hoeveel generaties Wij vóór hen hebben vernietigd? Zij lopen in kun woonplaatsen rond. Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen. Luisteren zij dan niet?
Is er geen leiding voor hen in hoeveel generaties Wij vóór hen hebben vernietigd? Zij lopen in kun woonplaatsen rond. Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen. Luisteren zij dan niet?
أَوَلَمْ يَرَوْا۟ أَنَّا نَسُوقُ ٱلْمَآءَ إِلَى ٱلْأَرْضِ ٱلْجُرُزِ فَنُخْرِجُ بِهِۦ زَرْعًۭا تَأْكُلُ مِنْهُ أَنْعَٰمُهُمْ وَأَنفُسُهُمْ ۖ أَفَلَا يُبْصِرُونَ ﴿٢٧﴾
Zien zij niet dat wij den regen over een land voeren, dat van gras ontbloot en uitgedroogd is, en daaruit graan voortbrengen, waarvan hun vee en ook zij eten? Zullen zij dit niet overwegen?
En zien zij niet dat Wij het water (in wolken) naar het dorre land drijven, waarna Wij gewassen tevoorschijn doen komen, waarvan hun vee en zij zelf eten? Zien zij dan niet?
En zien zij niet dat Wij het water (in wolken) naar het dorre land drijven, waarna Wij gewassen tevoorschijn doen komen, waarvan hun vee en zij zelf eten? Zien zij dan niet?
وَيَقُولُونَ مَتَىٰ هَٰذَا ٱلْفَتْحُ إِن كُنتُمْ صَٰدِقِينَ ﴿٢٨﴾
De ongeloovigen zeggen tot de ware geloovigen: wanneer zal deze beslissing tusschen ons plaats hebben, indien gij de waarheid spreekt?
En zij zeggen: \"Wanneer zal die overwinning plaatsvinden, als jullie waarachtigen zijn?\"
En zij zeggen: \"Wanneer zal die overwinning plaatsvinden, als jullie waarachtigen zijn?\"
قُلْ يَوْمَ ٱلْفَتْحِ لَا يَنفَعُ ٱلَّذِينَ كَفَرُوٓا۟ إِيمَٰنُهُمْ وَلَا هُمْ يُنظَرُونَ ﴿٢٩﴾
Antwoord: Op den dag dier beslissing zal het geloof van hen, die niet geloofd zullen hebben, hun niet baten: ook zullen zij geen langer uitstel ontvangen.
Zeg: \"Op de Dag van de overwinning zal het geloof van degenen die ongelovig waren niet meer baten, en hen zal geen uitstel worden gegeven.\"'
Zeg: \"Op de Dag van de overwinning zal het geloof van degenen die ongelovig waren niet meer baten, en hen zal geen uitstel worden gegeven.\"'
فَأَعْرِضْ عَنْهُمْ وَٱنتَظِرْ إِنَّهُم مُّنتَظِرُونَ ﴿٣٠﴾
Vermijdt hen dus, en verwacht den uitslag. Waarlijk, zij verwachten eenig voordeel op u te behalen.
Wend je daarom van hen af en wacht af: voorwaar, zij zijn afwachtenden.
Wend je daarom van hen af en wacht af: voorwaar, zij zijn afwachtenden.