Setting
Surah Those who set the ranks [As-Saaffat] in Dutch
وَٱلصَّٰٓفَّٰتِ صَفًّۭا ﴿١﴾
Ik zweer bij de engelen, die zich in orde scharen.
Bij hen die in rijen staan (de Engelen).
Bij hen die in rijen staan (de Engelen).
فَٱلزَّٰجِرَٰتِ زَجْرًۭا ﴿٢﴾
En bij hen die de wolken voortdrijven en verspreiden.
Die de wolken voortdrijven.
Die de wolken voortdrijven.
فَٱلتَّٰلِيَٰتِ ذِكْرًا ﴿٣﴾
En bij hen, die den Koran lezen als eene vermaning,
Die de Vermaning (de Koran) voordragen.
Die de Vermaning (de Koran) voordragen.
إِنَّ إِلَٰهَكُمْ لَوَٰحِدٌۭ ﴿٤﴾
Waarlijk, uw Heer is eenig.
Voorwaar, jullie God is zeker Eén.
Voorwaar, jullie God is zeker Eén.
رَّبُّ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ وَمَا بَيْنَهُمَا وَرَبُّ ٱلْمَشَٰرِقِ ﴿٥﴾
De Heer van hemel en aarde en van alles wat daartusschen is, en de Heer van het Oosten.
De Heer van de hemelen en de aarde en wat er tussen is en de Heer van de plaatsen van zonsopgang.
De Heer van de hemelen en de aarde en wat er tussen is en de Heer van de plaatsen van zonsopgang.
إِنَّا زَيَّنَّا ٱلسَّمَآءَ ٱلدُّنْيَا بِزِينَةٍ ٱلْكَوَاكِبِ ﴿٦﴾
Wij hebben den ondersten hemel met het versiersel der sterrren getooid.
Voorwaar, Wij hebben de nabije hemel gesierd met een veniering: de sterren.
Voorwaar, Wij hebben de nabije hemel gesierd met een veniering: de sterren.
وَحِفْظًۭا مِّن كُلِّ شَيْطَٰنٍۢ مَّارِدٍۢ ﴿٧﴾
En wij hebben daarin een wachter tegen iederen weerspannigen duivel geplaatst.
En als bescherming tegen alle opstandige Satans.
En als bescherming tegen alle opstandige Satans.
لَّا يَسَّمَّعُونَ إِلَى ٱلْمَلَإِ ٱلْأَعْلَىٰ وَيُقْذَفُونَ مِن كُلِّ جَانِبٍۢ ﴿٨﴾
Opdat zij niet luisteren naar het gesprek der verheven vorsten (want zij worden van alle zijden bestormd),
Zij kunnen niet luisteren bij de hoogste groep (de Engelen). Er wordt naar hen geworpen vanuit alle kanten.
Zij kunnen niet luisteren bij de hoogste groep (de Engelen). Er wordt naar hen geworpen vanuit alle kanten.
دُحُورًۭا ۖ وَلَهُمْ عَذَابٌۭ وَاصِبٌ ﴿٩﴾
En eene zware marteling is voor hen gereed gemaakt.
Ter verjaging. En voor hen is er een ononderbroken bestraffing.
Ter verjaging. En voor hen is er een ononderbroken bestraffing.
إِلَّا مَنْ خَطِفَ ٱلْخَطْفَةَ فَأَتْبَعَهُۥ شِهَابٌۭ ثَاقِبٌۭ ﴿١٠﴾
Behalve hij, die een woord steelsgewijze opvangt, en door eene vlammende schicht wordt getroffen.
Behalve wie afluisterend luistert: een gloeiende vlam achtervolgt hem.
Behalve wie afluisterend luistert: een gloeiende vlam achtervolgt hem.
فَٱسْتَفْتِهِمْ أَهُمْ أَشَدُّ خَلْقًا أَم مَّنْ خَلَقْنَآ ۚ إِنَّا خَلَقْنَٰهُم مِّن طِينٍۢ لَّازِبٍۭ ﴿١١﴾
Vraag daarom den bewoners van Mekka, of zij van nature sterker zijn dan de engelen welke wij hebben geschapen? Waarlijk wij hebben hen van harde klei geschapen.
Vraag hen: \"Zijn zij (de mensen) moeilijker om te scheppen of dat (hemel en aarde en wat er tussen is) wat wij hebben geschapen?\" Voorwaar, Wij hebben hen van kleverige klei geschapen.
Vraag hen: \"Zijn zij (de mensen) moeilijker om te scheppen of dat (hemel en aarde en wat er tussen is) wat wij hebben geschapen?\" Voorwaar, Wij hebben hen van kleverige klei geschapen.
بَلْ عَجِبْتَ وَيَسْخَرُونَ ﴿١٢﴾
Gij verbaast u over Gods macht en hunne weêrspannigheid; maar zij spotten over de bewijsmiddelen, welke aangevoerd worden om hen te overtuigen.
Jij verbaastje zelfs omdat zij (de door jou gebracht boodschap) bespotten.
Jij verbaastje zelfs omdat zij (de door jou gebracht boodschap) bespotten.
وَإِذَا ذُكِّرُوا۟ لَا يَذْكُرُونَ ﴿١٣﴾
Als zij gewaarschuwd worden, nemen zij geene waarschuwing aan.
En wanneer zij vermaand worden, dan nemen zij de Vemaning niet tot zich.
En wanneer zij vermaand worden, dan nemen zij de Vemaning niet tot zich.
وَإِذَا رَأَوْا۟ ءَايَةًۭ يَسْتَسْخِرُونَ ﴿١٤﴾
En als zij iets zien, spotten zij er mede.
En wanneer zij een Teken (een goddelijk wonder) zien, dan bespotten zij.
En wanneer zij een Teken (een goddelijk wonder) zien, dan bespotten zij.
وَقَالُوٓا۟ إِنْ هَٰذَآ إِلَّا سِحْرٌۭ مُّبِينٌ ﴿١٥﴾
En zeggen: Dit is niet anders dan duidelijke tooverij.
En zij zeggen: \"Dit is niets dan duidelijke tovenarij.\"
En zij zeggen: \"Dit is niets dan duidelijke tovenarij.\"
أَءِذَا مِتْنَا وَكُنَّا تُرَابًۭا وَعِظَٰمًا أَءِنَّا لَمَبْعُوثُونَ ﴿١٦﴾
Nadat wij dood zullen wezen en tot stof en beenderen zijn geworden, zullen wij dan werkelijk tot het leven worden opgewekt.
Als wij al dood zijn en tot aarde en beenderen zijn geworden; zullen wij dan zeker opgewekt worden?
Als wij al dood zijn en tot aarde en beenderen zijn geworden; zullen wij dan zeker opgewekt worden?
أَوَءَابَآؤُنَا ٱلْأَوَّلُونَ ﴿١٧﴾
En onze voorvaderen ook?
En ook onze voorvaderen?\"
En ook onze voorvaderen?\"
قُلْ نَعَمْ وَأَنتُمْ دَٰخِرُونَ ﴿١٨﴾
Antwoord: Ja! en dan zult gij veracht wezen.
Zeg: \"Ja, en jullie zullen vemederd zijn.\"
Zeg: \"Ja, en jullie zullen vemederd zijn.\"
فَإِنَّمَا هِىَ زَجْرَةٌۭ وَٰحِدَةٌۭ فَإِذَا هُمْ يَنظُرُونَ ﴿١٩﴾
Er zal slechts eenmaal op de trompet worden geblazen, en zij zullen rond zien.
Het is dan slechts één bliksemslag, waarna zij om zich heen kijken.
Het is dan slechts één bliksemslag, waarna zij om zich heen kijken.
وَقَالُوا۟ يَٰوَيْلَنَا هَٰذَا يَوْمُ ٱلدِّينِ ﴿٢٠﴾
En zullen zeggen: Wee over ons! Dit is de dag des oordeels.
En zij zullen zeggen: \"Wee ons, dit is de Dag des Oordeels.\"
En zij zullen zeggen: \"Wee ons, dit is de Dag des Oordeels.\"
هَٰذَا يَوْمُ ٱلْفَصْلِ ٱلَّذِى كُنتُم بِهِۦ تُكَذِّبُونَ ﴿٢١﴾
Dit is de dag der onderscheiding tusschen de rechtvaardigen en de zondaren, dien gij als eene leugen verwerpt.
Dit is de Dag van de beslissing, die jullie plachten te loochenen.
Dit is de Dag van de beslissing, die jullie plachten te loochenen.
۞ ٱحْشُرُوا۟ ٱلَّذِينَ ظَلَمُوا۟ وَأَزْوَٰجَهُمْ وَمَا كَانُوا۟ يَعْبُدُونَ ﴿٢٢﴾
Verzamel degenen, die onrechtvaardig hebben gehandeld en hunne makkers, en de afgoden welke zij aanbaden.
(Tot de Engelen wordt gezegd:) \"Verzamelt degenen die onrecht pleegden en hun gelijken en wat zij plachten te aanbidden.
(Tot de Engelen wordt gezegd:) \"Verzamelt degenen die onrecht pleegden en hun gelijken en wat zij plachten te aanbidden.
مِن دُونِ ٱللَّهِ فَٱهْدُوهُمْ إِلَىٰ صِرَٰطِ ٱلْجَحِيمِ ﴿٢٣﴾
Naast God, en leidt hen op den weg der hel.
Naast Allah. Leidt ben dan naar de weg naar Djahîm (de Hel).
Naast Allah. Leidt ben dan naar de weg naar Djahîm (de Hel).
وَقِفُوهُمْ ۖ إِنَّهُم مَّسْـُٔولُونَ ﴿٢٤﴾
En plaats hen voor Gods vierschaar; want zij zullen geroepen worden om rekenschap af te leggen.
En houdt hen vast: voorwaar, zij zullen ondervraagd worden.\"
En houdt hen vast: voorwaar, zij zullen ondervraagd worden.\"
مَا لَكُمْ لَا تَنَاصَرُونَ ﴿٢٥﴾
Wat deert u, dat gij elkander niet verdedigt?
(Er zal aan hen gevraagd worden:) \"Wat is er met jullie, waarom helpen jullie elkaar niet?\"
(Er zal aan hen gevraagd worden:) \"Wat is er met jullie, waarom helpen jullie elkaar niet?\"
بَلْ هُمُ ٱلْيَوْمَ مُسْتَسْلِمُونَ ﴿٢٦﴾
Maar op dien dag zullen zij zich aan Gods oordeel onderwerpen.
Op die Dag zullen zij zich zelfs overgeven.
Op die Dag zullen zij zich zelfs overgeven.
وَأَقْبَلَ بَعْضُهُمْ عَلَىٰ بَعْضٍۢ يَتَسَآءَلُونَ ﴿٢٧﴾
En zij zullen elkander naderen en onder elkander twisten.
En zij zullen zich tot elkaar wenden en elkaar ondervragen.
En zij zullen zich tot elkaar wenden en elkaar ondervragen.
قَالُوٓا۟ إِنَّكُمْ كُنتُمْ تَأْتُونَنَا عَنِ ٱلْيَمِينِ ﴿٢٨﴾
En de verleiden zullen zeggen tot hen die hen hebben verleid: Waarlijk, gij kwaamt tot ons met voorspellingen van voorspoed.
Zij (de volgelingen) zullen zeggen: \"Voorwaar, jullie zijn van de rechterkant tot ons gekomen.\"
Zij (de volgelingen) zullen zeggen: \"Voorwaar, jullie zijn van de rechterkant tot ons gekomen.\"
قَالُوا۟ بَل لَّمْ تَكُونُوا۟ مُؤْمِنِينَ ﴿٢٩﴾
En de verleiders zullen antwoorden: Neen! gij waart veeleer geene ware geloovigen;
Zij (de leiders) zullen antwoorden: \"Jullie was waren zelfs geen gelovigen.
Zij (de leiders) zullen antwoorden: \"Jullie was waren zelfs geen gelovigen.
وَمَا كَانَ لَنَا عَلَيْكُم مِّن سُلْطَٰنٍۭ ۖ بَلْ كُنتُمْ قَوْمًۭا طَٰغِينَ ﴿٣٠﴾
Want wij hadden geene macht over u, om u te dwingen, maar gij hebt vrijwillig gezondigd.
Ea wij hadden geen macht over jullie. Jullie waren zelfs een overtredend volk.
Ea wij hadden geen macht over jullie. Jullie waren zelfs een overtredend volk.
فَحَقَّ عَلَيْنَا قَوْلُ رَبِّنَآ ۖ إِنَّا لَذَآئِقُونَ ﴿٣١﴾
Daarom werd het vonnis van onzen Heer rechtvaardig over ons uitgesproken, en wij zullen zekerlijk zijne wraak proeven.
Het Woord (van bestraffing) tot ons van Onze Heer zal daarom bewaarheid worden. Voorwaar, wij zullen het zeker proeven.
Het Woord (van bestraffing) tot ons van Onze Heer zal daarom bewaarheid worden. Voorwaar, wij zullen het zeker proeven.
فَأَغْوَيْنَٰكُمْ إِنَّا كُنَّا غَٰوِينَ ﴿٣٢﴾
Wij verleidden u, maar wij dwaalden ook zelven.
Wij misleidden jullie toen: voorwaar, wij waren misleiders.\"
Wij misleidden jullie toen: voorwaar, wij waren misleiders.\"
فَإِنَّهُمْ يَوْمَئِذٍۢ فِى ٱلْعَذَابِ مُشْتَرِكُونَ ﴿٣٣﴾
Zij zullen op dezen dag dus beiden deelgenooten van dezelfde straf zijn.
Voorwaar, zij zullen dan op die Dag in de bestraffing bijelkaar zijn.
Voorwaar, zij zullen dan op die Dag in de bestraffing bijelkaar zijn.
إِنَّا كَذَٰلِكَ نَفْعَلُ بِٱلْمُجْرِمِينَ ﴿٣٤﴾
Zoo zullen wij met de zondaren handelen;
Voorwaar, zo behandelen Wij de misdadigers.
Voorwaar, zo behandelen Wij de misdadigers.
إِنَّهُمْ كَانُوٓا۟ إِذَا قِيلَ لَهُمْ لَآ إِلَٰهَ إِلَّا ٱللَّهُ يَسْتَكْبِرُونَ ﴿٣٥﴾
Want toen er tot hen werd gezegd: Er is geen god buiten den waren God, bliezen zij zich op met hoogmoed.
Voorwaar, toen er tot hen gezegd werd: \"Er is geen god dan Allah,\" toen waren zij hoogmoedig.
Voorwaar, toen er tot hen gezegd werd: \"Er is geen god dan Allah,\" toen waren zij hoogmoedig.
وَيَقُولُونَ أَئِنَّا لَتَارِكُوٓا۟ ءَالِهَتِنَا لِشَاعِرٍۢ مَّجْنُونٍۭ ﴿٣٦﴾
En zeiden: zullen wij onze goden voor een bezeten dichter verlaten?
En zij zeggen: \"Zullen wij dan onze goden achterlaten vanwege een bezeten dichter?\"
En zij zeggen: \"Zullen wij dan onze goden achterlaten vanwege een bezeten dichter?\"
بَلْ جَآءَ بِٱلْحَقِّ وَصَدَّقَ ٱلْمُرْسَلِينَ ﴿٣٧﴾
Neen! hij komt met de waarheid en legt getuigenis af voor de vroegere gezanten.
Nee! Hij (Moehammad) is met de Waarheid gekomen en hij heeft de Gezondenen (de Profeten vóór hem) bevestigd.
Nee! Hij (Moehammad) is met de Waarheid gekomen en hij heeft de Gezondenen (de Profeten vóór hem) bevestigd.
إِنَّكُمْ لَذَآئِقُوا۟ ٱلْعَذَابِ ٱلْأَلِيمِ ﴿٣٨﴾
Gij zult zekerlijk de pijnlijke martelingen der hel proeven.
Voorwaar, jullie proeven zeker de pijnlijke bestraffing.
Voorwaar, jullie proeven zeker de pijnlijke bestraffing.
وَمَا تُجْزَوْنَ إِلَّا مَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٣٩﴾
En gij zult niet vergolden worden, dan overeenkomstig uwe werken.
En jullie worden slechts vergolden voor wat jullie hebben gedaan.
En jullie worden slechts vergolden voor wat jullie hebben gedaan.
إِلَّا عِبَادَ ٱللَّهِ ٱلْمُخْلَصِينَ ﴿٤٠﴾
Maar wat de oprechte dienaren Gods betreft.
Behalve de dienaren van Allah die zuiver in hun aanbidding zijn.
Behalve de dienaren van Allah die zuiver in hun aanbidding zijn.
أُو۟لَٰٓئِكَ لَهُمْ رِزْقٌۭ مَّعْلُومٌۭ ﴿٤١﴾
Zij zullen een zekeren voorraad in het paradijs hebben:
Zij zijn degenen voor wie er een bekende voorziening is (het Paradijs).
Zij zijn degenen voor wie er een bekende voorziening is (het Paradijs).
فَوَٰكِهُ ۖ وَهُم مُّكْرَمُونَ ﴿٤٢﴾
Namelijk heerlijke vruchten, en zij zullen geëerd worden.
Vruchten. En zij zijn de geëerden.
Vruchten. En zij zijn de geëerden.
فِى جَنَّٰتِ ٱلنَّعِيمِ ﴿٤٣﴾
Zij zullen in tuinen des vermaaks geplaatst worden.
In Tuinen van Gelukzaligheid (het Paradijs).
In Tuinen van Gelukzaligheid (het Paradijs).
عَلَىٰ سُرُرٍۢ مُّتَقَٰبِلِينَ ﴿٤٤﴾
Leunende in tegenover elkander geplaatste zetels.
Op rustbanken tegenover elkaar.
Op rustbanken tegenover elkaar.
يُطَافُ عَلَيْهِم بِكَأْسٍۢ مِّن مَّعِينٍۭ ﴿٤٥﴾
Een beker zal onder hen worden rondgereikt, gevuld aan eene heldere fontein;
Onder hen wordt rondgegaan met een beker met Ma'in (van de bron van het Paradij).
Onder hen wordt rondgegaan met een beker met Ma'in (van de bron van het Paradij).
بَيْضَآءَ لَذَّةٍۢ لِّلشَّٰرِبِينَ ﴿٤٦﴾
Een heerlijkheid voor hen, die er van zullen drinken.
Helder wit, smakelijk voor de drinkers.
Helder wit, smakelijk voor de drinkers.
لَا فِيهَا غَوْلٌۭ وَلَا هُمْ عَنْهَا يُنزَفُونَ ﴿٤٧﴾
Het zal het verstand niet benevelen, en zij zullen er niet door bedwelmd worden.
Deze (drank) kent geen beneveling en zij worden er niet dronken van.
Deze (drank) kent geen beneveling en zij worden er niet dronken van.
وَعِندَهُمْ قَٰصِرَٰتُ ٱلطَّرْفِ عِينٌۭ ﴿٤٨﴾
En nabij hen zullen de maagden van het paradijs liggen, hare blikken, behalve van hunne bruidegommen, van ieder een afwendende, hebbende groote, zwarte oogen,
En bij hen zijn schonen met ingetogen blikken, met mooie ogen.
En bij hen zijn schonen met ingetogen blikken, met mooie ogen.
كَأَنَّهُنَّ بَيْضٌۭ مَّكْنُونٌۭ ﴿٤٩﴾
En gelijkende op de eieren van een struisvogel, zorgvol met vederen bedekt.
Als waren zij welbewaarde eieren.
Als waren zij welbewaarde eieren.
فَأَقْبَلَ بَعْضُهُمْ عَلَىٰ بَعْضٍۢ يَتَسَآءَلُونَ ﴿٥٠﴾
En zij zullen zich tot elkander wenden, en elkander vragen doen.
Zij wenden zich dan tot elkaar en stellen elkaar vragen.
Zij wenden zich dan tot elkaar en stellen elkaar vragen.
قَالَ قَآئِلٌۭ مِّنْهُمْ إِنِّى كَانَ لِى قَرِينٌۭ ﴿٥١﴾
En een van hen zal zeggen: Waarlijk, ik had een vertrouwden vriend, terwijl ik op de wereld leefde.
Een spreker onder hen zal zeggen: \"Voorwaar, ik had een vriend.
Een spreker onder hen zal zeggen: \"Voorwaar, ik had een vriend.
يَقُولُ أَءِنَّكَ لَمِنَ ٱلْمُصَدِّقِينَ ﴿٥٢﴾
Die tot mij zeide: Zijt gij een van hen, die de waarheid der opstanding betuigen?
Hij zei (vroeger tegen mij): \"Voorwaar, behoor jij tot hen die (de Opstanding) bevestigen?
Hij zei (vroeger tegen mij): \"Voorwaar, behoor jij tot hen die (de Opstanding) bevestigen?
أَءِذَا مِتْنَا وَكُنَّا تُرَابًۭا وَعِظَٰمًا أَءِنَّا لَمَدِينُونَ ﴿٥٣﴾
Nadat wij dood zullen zijn, en tot stof en beenderen veranderd wezen, zullen wij dan zekerlijk worden geoordeeld?
Als wij dan al dood zijn, en tot aarde en beenderen zijn geworden, zullen wij dan zeker worden beoordeld?\"'
Als wij dan al dood zijn, en tot aarde en beenderen zijn geworden, zullen wij dan zeker worden beoordeld?\"'
قَالَ هَلْ أَنتُم مُّطَّلِعُونَ ﴿٥٤﴾
Dan zal hij tot zijne makkers zeggen: Wilt gij nederzien?
Hij zei (tegen de anderen in hct Paradijs): \"Hebben jullie (dit) gezien?\"
Hij zei (tegen de anderen in hct Paradijs): \"Hebben jullie (dit) gezien?\"
فَٱطَّلَعَ فَرَءَاهُ فِى سَوَآءِ ٱلْجَحِيمِ ﴿٥٥﴾
En zij zullen nederzien en hem in het midden der hel ontwaren.
Toen keek hij en zag hem in het midden van Djahîm (de Hel).
Toen keek hij en zag hem in het midden van Djahîm (de Hel).
قَالَ تَٱللَّهِ إِن كِدتَّ لَتُرْدِينِ ﴿٥٦﴾
En hij zal tot hem zeggen: Bij God! er ontbrak weinig aan, of gij hadt mij verdorven.
Hij zei: \"Bij Allah, jij hebt mij bijna in het ongeluk gestort.
Hij zei: \"Bij Allah, jij hebt mij bijna in het ongeluk gestort.
وَلَوْلَا نِعْمَةُ رَبِّى لَكُنتُ مِنَ ٱلْمُحْضَرِينَ ﴿٥٧﴾
En was het niet door de genade van mijnen Heer, dan ware ik zeker aan eene eeuwige marteling overgeleverd geworden.
En als er niet de genade van mijn Heer geweest was, dan zou ik zeker tot de voorgeleiden (voor de Hel) behoren.
En als er niet de genade van mijn Heer geweest was, dan zou ik zeker tot de voorgeleiden (voor de Hel) behoren.
أَفَمَا نَحْنُ بِمَيِّتِينَ ﴿٥٨﴾
Zullen wij een anderen dan onzen eersten dood sterven?
Zullen wij dan niet sterven?
Zullen wij dan niet sterven?
إِلَّا مَوْتَتَنَا ٱلْأُولَىٰ وَمَا نَحْنُ بِمُعَذَّبِينَ ﴿٥٩﴾
Of ondergaan wij eenige straf?
Naut ons eerste sterven? En zullen wij niet worden bestraft?\"
Naut ons eerste sterven? En zullen wij niet worden bestraft?\"
إِنَّ هَٰذَا لَهُوَ ٱلْفَوْزُ ٱلْعَظِيمُ ﴿٦٠﴾
Waarlijk, wij genieten eene groote gelukzaligheid.
Voorwaar, dat is zeker de geweldige overwinning.
Voorwaar, dat is zeker de geweldige overwinning.
لِمِثْلِ هَٰذَا فَلْيَعْمَلِ ٱلْعَٰمِلُونَ ﴿٦١﴾
Laten de arbeiders arbeiden om eene gelukzaligheid gelijk deze te verwerven.
Voor zoiets, laten de werkenden daarvoor werken.
Voor zoiets, laten de werkenden daarvoor werken.
أَذَٰلِكَ خَيْرٌۭ نُّزُلًا أَمْ شَجَرَةُ ٱلزَّقُّومِ ﴿٦٢﴾
Is dit een beter onthaal, of de boom van al Zakkum?
Is die ontvangst beter, of de Zaqqôem-boom (in de Hel)?
Is die ontvangst beter, of de Zaqqôem-boom (in de Hel)?
إِنَّا جَعَلْنَٰهَا فِتْنَةًۭ لِّلظَّٰلِمِينَ ﴿٦٣﴾
Waarlijk, wij hebben dien aangeduid als eene aanleiding tot twist onder de onrechtvaardigen
Voorwaar, Wij hebben hem tot een beproeving voor de onrechtvaardigen gemaakt.
Voorwaar, Wij hebben hem tot een beproeving voor de onrechtvaardigen gemaakt.
إِنَّهَا شَجَرَةٌۭ تَخْرُجُ فِىٓ أَصْلِ ٱلْجَحِيمِ ﴿٦٤﴾
Het is een boom die aan den bodem der hel ontspruit.
Voorwaar, het is een boom die voortkomt uit de bodem van Djahîm (de Hel).
Voorwaar, het is een boom die voortkomt uit de bodem van Djahîm (de Hel).
طَلْعُهَا كَأَنَّهُۥ رُءُوسُ ٱلشَّيَٰطِينِ ﴿٦٥﴾
De vrucht daarvan gelijkt op de hoofden van duivelen.
De kolven ervan zijn als satanskoppen.
De kolven ervan zijn als satanskoppen.
فَإِنَّهُمْ لَءَاكِلُونَ مِنْهَا فَمَالِـُٔونَ مِنْهَا ٱلْبُطُونَ ﴿٦٦﴾
De verdoemden zullen daarvan eten, en hunne buiken daarmede vullen.
Voorwaar, dan zullen zij er van eten zodat zij er de buiken mee vullen.
Voorwaar, dan zullen zij er van eten zodat zij er de buiken mee vullen.
ثُمَّ إِنَّ لَهُمْ عَلَيْهَا لَشَوْبًۭا مِّنْ حَمِيمٍۢ ﴿٦٧﴾
Vervolgens zal hun een mengsel van vuil en kokend water te drinken worden gegeven.
Daarna is er voor hen een drank, gemengd met kokend water.
Daarna is er voor hen een drank, gemengd met kokend water.
ثُمَّ إِنَّ مَرْجِعَهُمْ لَإِلَى ٱلْجَحِيمِ ﴿٦٨﴾
Daarna zullen zij in de hel terugkeeren.
Tenslotte is hun terugkeer zeker naar Djahîm.
Tenslotte is hun terugkeer zeker naar Djahîm.
إِنَّهُمْ أَلْفَوْا۟ ءَابَآءَهُمْ ضَآلِّينَ ﴿٦٩﴾
Zij bevonden dat hunne vaderen dwalende waren.
Voorwaar, zij troffen hun vaderen in dwaling verkerend aan.
Voorwaar, zij troffen hun vaderen in dwaling verkerend aan.
فَهُمْ عَلَىٰٓ ءَاثَٰرِهِمْ يُهْرَعُونَ ﴿٧٠﴾
En zij traden haastig in hunne voetstappen;
Toen volgden zij hen haastig in hun voetsporen.
Toen volgden zij hen haastig in hun voetsporen.
وَلَقَدْ ضَلَّ قَبْلَهُمْ أَكْثَرُ ٱلْأَوَّلِينَ ﴿٧١﴾
Want het meerendeel der oude volken dwaalden vóór hen.
En voorzeker dwaalden vóór hen de meesten van de vroegeren.
En voorzeker dwaalden vóór hen de meesten van de vroegeren.
وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا فِيهِم مُّنذِرِينَ ﴿٧٢﴾
Wij zonden vroeger waarschuwers tot hen;
En voorzeker hebben Wij uit hun midden waarschuwers gezonden,
En voorzeker hebben Wij uit hun midden waarschuwers gezonden,
فَٱنظُرْ كَيْفَ كَانَ عَٰقِبَةُ ٱلْمُنذَرِينَ ﴿٧٣﴾
Maar zie hoe ellendig het einde was van degenen, die gewaarschuwd werden.
Zie dan (O Moehammad) hoe het einde was van de gewaamshuwden.
Zie dan (O Moehammad) hoe het einde was van de gewaamshuwden.
إِلَّا عِبَادَ ٱللَّهِ ٱلْمُخْلَصِينَ ﴿٧٤﴾
En die niet onze oprechte dienaren waren.
Behalve (het einde van) de dienaren van Allah die, zuiver in hun aanbidding zijn.
Behalve (het einde van) de dienaren van Allah die, zuiver in hun aanbidding zijn.
وَلَقَدْ نَادَىٰنَا نُوحٌۭ فَلَنِعْمَ ٱلْمُجِيبُونَ ﴿٧٥﴾
Noach riep ons in vroegere dagen aan, en wij verhoorden hem genadiglijk.
En voorzeker, Nôeh riep Ons aan, en Wij zijn zeker de beste verhorenden.
En voorzeker, Nôeh riep Ons aan, en Wij zijn zeker de beste verhorenden.
وَنَجَّيْنَٰهُ وَأَهْلَهُۥ مِنَ ٱلْكَرْبِ ٱلْعَظِيمِ ﴿٧٦﴾
En wij bevrijdden hem en zijn gezin uit de groote ellende.
En Wij redden hem en zijn volgelingen van de geweldige ramp.
En Wij redden hem en zijn volgelingen van de geweldige ramp.
وَجَعَلْنَا ذُرِّيَّتَهُۥ هُمُ ٱلْبَاقِينَ ﴿٧٧﴾
Wij deden zijne nakomelingschap den zondvloed overleven, om de aarde te bevolken.
En Wij maakte zijn nakomelingen tot voortlevenden.
En Wij maakte zijn nakomelingen tot voortlevenden.
وَتَرَكْنَا عَلَيْهِ فِى ٱلْءَاخِرِينَ ﴿٧٨﴾
En wij lieten hem de volgende begroeting door de verste nakomelingschap geven:
En Wij maakten voor hem (zijn goede naam) blijvend onder de lateren.
En Wij maakten voor hem (zijn goede naam) blijvend onder de lateren.
سَلَٰمٌ عَلَىٰ نُوحٍۢ فِى ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿٧٩﴾
Vrede zij op Noach onder alle schepselen!
Vrede zij met Nôeh in de werelden.
Vrede zij met Nôeh in de werelden.
إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجْزِى ٱلْمُحْسِنِينَ ﴿٨٠﴾
Zoo beloonen wij de rechtvaardigen.
Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners.
Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners.
إِنَّهُۥ مِنْ عِبَادِنَا ٱلْمُؤْمِنِينَ ﴿٨١﴾
Want hij was een van onze dienaren, de ware geloovigen.
Voorwaar, hij behoort tot Onze gelovip dienaren.
Voorwaar, hij behoort tot Onze gelovip dienaren.
ثُمَّ أَغْرَقْنَا ٱلْءَاخَرِينَ ﴿٨٢﴾
Daarna verdronken wij de anderen.
Wij verdonken toen de anderen.
Wij verdonken toen de anderen.
۞ وَإِنَّ مِن شِيعَتِهِۦ لَإِبْرَٰهِيمَ ﴿٨٣﴾
Abraham was mede van zijnen godsdienst;
En voorwaar, tot zijn groep behoorde zeker Ibrâhîm.
En voorwaar, tot zijn groep behoorde zeker Ibrâhîm.
إِذْ جَآءَ رَبَّهُۥ بِقَلْبٍۢ سَلِيمٍ ﴿٨٤﴾
Toen hij met een volkomen hart tot zijn Heer kwam.
(Gedenk) toen hij tot zijn Heer kwam met een zuiver hart.
(Gedenk) toen hij tot zijn Heer kwam met een zuiver hart.
إِذْ قَالَ لِأَبِيهِ وَقَوْمِهِۦ مَاذَا تَعْبُدُونَ ﴿٨٥﴾
Toen hij tot zijn vader en zijn volk zeide: Wat vreest gij?
Toen hij tot zijn vader en zijn volk zei: \"Wat aanbidden jullie?
Toen hij tot zijn vader en zijn volk zei: \"Wat aanbidden jullie?
أَئِفْكًا ءَالِهَةًۭ دُونَ ٱللَّهِ تُرِيدُونَ ﴿٨٦﴾
Kiest gij bij voorkeur valsche goden boven den waren God?
Wensen jullie als een verzinsel goden naast Allah?
Wensen jullie als een verzinsel goden naast Allah?
فَمَا ظَنُّكُم بِرَبِّ ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿٨٧﴾
Wat is dus uwe meening opzichtens den Heer aller schepselen?
Wat stellen jullie je voor over de Heer der Werelden?\"
Wat stellen jullie je voor over de Heer der Werelden?\"
فَنَظَرَ نَظْرَةًۭ فِى ٱلنُّجُومِ ﴿٨٨﴾
En hij beschouwde de sterren.
Hij keek toen een ogenblik naar de sterren.
Hij keek toen een ogenblik naar de sterren.
فَقَالَ إِنِّى سَقِيمٌۭ ﴿٨٩﴾
En zeide: Waarlijk, ik zal ziek wezen en niet bij uwe offeringen tegenwoordig zijn.
Hij zei toen: \"Voorwaar, ik ben ziek.\"
Hij zei toen: \"Voorwaar, ik ben ziek.\"
فَتَوَلَّوْا۟ عَنْهُ مُدْبِرِينَ ﴿٩٠﴾
En zij keerden zich af en verlieten hem.
Toen wendden zij zich af, hem de rug toekerend.
Toen wendden zij zich af, hem de rug toekerend.
فَرَاغَ إِلَىٰٓ ءَالِهَتِهِمْ فَقَالَ أَلَا تَأْكُلُونَ ﴿٩١﴾
En Abraham wendde zich in het geheim tot hunne goden, en zeide spottende tot hen: Eet gij niet van het vleesch dat u is voorgezet?
Toen ging hij heimelijk naar hun goden en zei: \"Eten jullie (dit voedsel) niet?
Toen ging hij heimelijk naar hun goden en zei: \"Eten jullie (dit voedsel) niet?
مَا لَكُمْ لَا تَنطِقُونَ ﴿٩٢﴾
Wat deert u, dat gij niet spreekt?
Wat is er met jullie dat jullie niet spreken?\"
Wat is er met jullie dat jullie niet spreken?\"
فَرَاغَ عَلَيْهِمْ ضَرْبًۢا بِٱلْيَمِينِ ﴿٩٣﴾
En hij keerde zich tot hen, en sloeg hen met zijne rechterhand en vernietigde hen.
Toen liep hij op hen toe en sloeg (hen) met de rechterhand.
Toen liep hij op hen toe en sloeg (hen) met de rechterhand.
فَأَقْبَلُوٓا۟ إِلَيْهِ يَزِفُّونَ ﴿٩٤﴾
En zijn volk kwam haastig tot hem.
Daarop liepen zij (de veelgodenaanbidders) snel naar hem toe.
Daarop liepen zij (de veelgodenaanbidders) snel naar hem toe.
قَالَ أَتَعْبُدُونَ مَا تَنْحِتُونَ ﴿٩٥﴾
Hij zeide: Aanbidt gij de beelden die gij zelven snijdt?
Hij zei: \"Aanbidden jullie wat jullie hebben uitgehouwen?
Hij zei: \"Aanbidden jullie wat jullie hebben uitgehouwen?
وَٱللَّهُ خَلَقَكُمْ وَمَا تَعْمَلُونَ ﴿٩٦﴾
Terwijl God u heeft geschapen en ook datgene wat gij maakt.
Terwijl Allah jullie heeft geschapen en wat jullie maken.\"
Terwijl Allah jullie heeft geschapen en wat jullie maken.\"
قَالُوا۟ ٱبْنُوا۟ لَهُۥ بُنْيَٰنًۭا فَأَلْقُوهُ فِى ٱلْجَحِيمِ ﴿٩٧﴾
Zij zeiden: Richt een brandstapel voor hem op en werp hem in het gloeiende vuur.
Zij zeiden: \"Bouwt voor hem een bouwwerk (brandstapel) en werpt hem in liet laaiende vuur.\"
Zij zeiden: \"Bouwt voor hem een bouwwerk (brandstapel) en werpt hem in liet laaiende vuur.\"
فَأَرَادُوا۟ بِهِۦ كَيْدًۭا فَجَعَلْنَٰهُمُ ٱلْأَسْفَلِينَ ﴿٩٨﴾
En zij smeedden eene list tegen hem. Maar wij deden hem het onderspit delven en bevrijdden hem.
Toen zij een list tegen hem wensten te beramen maakten Wij hen tot de allerlaagsten.
Toen zij een list tegen hem wensten te beramen maakten Wij hen tot de allerlaagsten.
وَقَالَ إِنِّى ذَاهِبٌ إِلَىٰ رَبِّى سَيَهْدِينِ ﴿٩٩﴾
En Abraham zeide: Waarlijk, ik ga tot mijnen Heer, die mij zal richten.
En hij zei (toen hun pogingen mislukt waren): \"Ik wend mij tot mijn Heer, Hij zal mij leiden.
En hij zei (toen hun pogingen mislukt waren): \"Ik wend mij tot mijn Heer, Hij zal mij leiden.
رَبِّ هَبْ لِى مِنَ ٱلصَّٰلِحِينَ ﴿١٠٠﴾
O Heer! geef mij eene rechtvaardige nakomelingschap.
Mijn Heer, schenk mij (een zoon) van de rechtschapenen.\"
Mijn Heer, schenk mij (een zoon) van de rechtschapenen.\"
فَبَشَّرْنَٰهُ بِغُلَٰمٍ حَلِيمٍۢ ﴿١٠١﴾
Daarom maakten wij hem bekend, dat hij een zoon zou bekomen, die een zachten aard zou hebben.
Toen verkondigden Wij hem de verheugende tijding van een zachtmoedige jongen (Ismâ'îl).
Toen verkondigden Wij hem de verheugende tijding van een zachtmoedige jongen (Ismâ'îl).
فَلَمَّا بَلَغَ مَعَهُ ٱلسَّعْىَ قَالَ يَٰبُنَىَّ إِنِّىٓ أَرَىٰ فِى ٱلْمَنَامِ أَنِّىٓ أَذْبَحُكَ فَٱنظُرْ مَاذَا تَرَىٰ ۚ قَالَ يَٰٓأَبَتِ ٱفْعَلْ مَا تُؤْمَرُ ۖ سَتَجِدُنِىٓ إِن شَآءَ ٱللَّهُ مِنَ ٱلصَّٰبِرِينَ ﴿١٠٢﴾
En toen hij den ouderdom der jongelingschap had bereikt, en zich met hem in de verrichtingen van den godsdienst kon vereenigen. Zeide Abraham tot hem: O mijn zoon! waarlijk, ik zag in een droom, dat ik u als eene offerande zoude aanbieden. Overweeg dus wat gij meent, dat ik zal doen. Hij antwoordde: O mijn vader! doe wat u bevolen werd; indien het Gode behaagt, zult gij bevinden dat ik het lijdzaam zal ondergaan.
Toen hij de leeftijd had bereikt waarop hij hem (Ibrâhîm) kon helpen, zei hij: \"O mijn zoon, voorwaar, ik heb in een droom gezien dat ik jou zal offeren, zeg mij hoe jij daarover denkt,\" Hij zei: \"O mijn vader, doe wat u is bevolen, U zult vinden dat ik, als Allah het wil, tot de geduldigen behoor.\"
Toen hij de leeftijd had bereikt waarop hij hem (Ibrâhîm) kon helpen, zei hij: \"O mijn zoon, voorwaar, ik heb in een droom gezien dat ik jou zal offeren, zeg mij hoe jij daarover denkt,\" Hij zei: \"O mijn vader, doe wat u is bevolen, U zult vinden dat ik, als Allah het wil, tot de geduldigen behoor.\"
فَلَمَّآ أَسْلَمَا وَتَلَّهُۥ لِلْجَبِينِ ﴿١٠٣﴾
En toen zij beiden zich aan den goddelijken wil hadden onderworpen, en Abraham zijn zoon voorover op het aangezicht had gelegd.
Toen zij zich (aan Allah) hadden overgegeven en hij hem op zijn slaap had gelegd (om te offeren).
Toen zij zich (aan Allah) hadden overgegeven en hij hem op zijn slaap had gelegd (om te offeren).
وَنَٰدَيْنَٰهُ أَن يَٰٓإِبْرَٰهِيمُ ﴿١٠٤﴾
Riepen wij hem toe: O Abraham!
Toen riepen Wij tot hem: \"O Ibrâhîm!
Toen riepen Wij tot hem: \"O Ibrâhîm!
قَدْ صَدَّقْتَ ٱلرُّءْيَآ ۚ إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجْزِى ٱلْمُحْسِنِينَ ﴿١٠٥﴾
Gij hebt aan uw visioen geloofd. Zoo beloonen wij den rechtvaardige.
Waarlijk, jij hebt de droom in waarheid vervuld. Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners.\"
Waarlijk, jij hebt de droom in waarheid vervuld. Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners.\"
إِنَّ هَٰذَا لَهُوَ ٱلْبَلَٰٓؤُا۟ ٱلْمُبِينُ ﴿١٠٦﴾
Waarlijk, dit was eene duidelijke proef.
Voorwaar, dat is zeker de duidelijke beproeving.
Voorwaar, dat is zeker de duidelijke beproeving.
وَفَدَيْنَٰهُ بِذِبْحٍ عَظِيمٍۢ ﴿١٠٧﴾
En wij losten zijn zoon met een edel slachtoffer uit.
En Wij gaven hem ter vervanging een groot offerdier.
En Wij gaven hem ter vervanging een groot offerdier.
وَتَرَكْنَا عَلَيْهِ فِى ٱلْءَاخِرِينَ ﴿١٠٨﴾
En wij lieten hem de volgende groete door de verste nakomelingschap bewaren;
En Wij maakten voor hem (zijn goede naam) blijvend onder de lateren.
En Wij maakten voor hem (zijn goede naam) blijvend onder de lateren.
سَلَٰمٌ عَلَىٰٓ إِبْرَٰهِيمَ ﴿١٠٩﴾
Namelijk: Vrede zij op Abraham!
Vrede zij met Ibrâhîm.
Vrede zij met Ibrâhîm.
كَذَٰلِكَ نَجْزِى ٱلْمُحْسِنِينَ ﴿١١٠﴾
Zoo beloonen wij den rechtvaardige;
Zo belonen Wij de weldoeners.
Zo belonen Wij de weldoeners.
إِنَّهُۥ مِنْ عِبَادِنَا ٱلْمُؤْمِنِينَ ﴿١١١﴾
Want hij was een onzer geloovige dienaren.
Voorwaar, hij behoort tot Onze gelovige dienaren.
Voorwaar, hij behoort tot Onze gelovige dienaren.
وَبَشَّرْنَٰهُ بِإِسْحَٰقَ نَبِيًّۭا مِّنَ ٱلصَّٰلِحِينَ ﴿١١٢﴾
Wij verblijdden hem met de belofte van Izaäk, een rechtvaardigen profeet.
En Wij verkondigden hem de verheugende tijding over (de geboorte van) Ishâq, als een Profeet van de rechtschapenen.
En Wij verkondigden hem de verheugende tijding over (de geboorte van) Ishâq, als een Profeet van de rechtschapenen.
وَبَٰرَكْنَا عَلَيْهِ وَعَلَىٰٓ إِسْحَٰقَ ۚ وَمِن ذُرِّيَّتِهِمَا مُحْسِنٌۭ وَظَالِمٌۭ لِّنَفْسِهِۦ مُبِينٌۭ ﴿١١٣﴾
En wij zegenden hem en Izaäk; en onder hunne nakomelingschap waren eenige rechtvaardigen, en anderen, die klaarblijkelijk hunne eigene zielen nadeel toebrachten.
En Wij zegenden hem en Ishâq. En onder kun nakomelingen zijn er die weldoener zijn en (ook) die duidelijk onrechtvaardig voor zichzelf zijn.
En Wij zegenden hem en Ishâq. En onder kun nakomelingen zijn er die weldoener zijn en (ook) die duidelijk onrechtvaardig voor zichzelf zijn.
وَلَقَدْ مَنَنَّا عَلَىٰ مُوسَىٰ وَهَٰرُونَ ﴿١١٤﴾
Wij waren ook vroeger genadig omtrent Mozes en Aäron.
En voorzeker, Wij hebben Môesa en Hârôen begenadigd.
En voorzeker, Wij hebben Môesa en Hârôen begenadigd.
وَنَجَّيْنَٰهُمَا وَقَوْمَهُمَا مِنَ ٱلْكَرْبِ ٱلْعَظِيمِ ﴿١١٥﴾
En wij bevrijdden hen en hun volk van eene groote ellende.
En Wij hebben hen beiden en hun volk gered van de geweldige ramp.
En Wij hebben hen beiden en hun volk gered van de geweldige ramp.
وَنَصَرْنَٰهُمْ فَكَانُوا۟ هُمُ ٱلْغَٰلِبِينَ ﴿١١٦﴾
Wij ondersteunden hen tegen de Egyptenaren, en zij werden overwinnaars.
En Wij hielpen hen, waarop zij de overwinnaars werden.
En Wij hielpen hen, waarop zij de overwinnaars werden.
وَءَاتَيْنَٰهُمَا ٱلْكِتَٰبَ ٱلْمُسْتَبِينَ ﴿١١٧﴾
Wij gaven hun het duidelijke boek der wet.
En Wij gaven hun de verduidelijkende Schrift (de Taurât).
En Wij gaven hun de verduidelijkende Schrift (de Taurât).
وَهَدَيْنَٰهُمَا ٱلصِّرَٰطَ ٱلْمُسْتَقِيمَ ﴿١١٨﴾
Wij leidden hen op den rechten weg.
En Wij hebben Hen op het rechte Pad geleid.
En Wij hebben Hen op het rechte Pad geleid.
وَتَرَكْنَا عَلَيْهِمَا فِى ٱلْءَاخِرِينَ ﴿١١٩﴾
En wij lieten de volgende groete door de verste nakomelingschap voor hen bewaren;
En Wij maakten voor hen (hun goede naam) blijvend onder de lateren.
En Wij maakten voor hen (hun goede naam) blijvend onder de lateren.
سَلَٰمٌ عَلَىٰ مُوسَىٰ وَهَٰرُونَ ﴿١٢٠﴾
Namelijk: Vrede zij op Mozes en Aäron!
Vrede zij met Môcsa en Harôen.
Vrede zij met Môcsa en Harôen.
إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجْزِى ٱلْمُحْسِنِينَ ﴿١٢١﴾
Zoo beloonen wij de rechtvaardigen.
Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners.
Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners.
إِنَّهُمَا مِنْ عِبَادِنَا ٱلْمُؤْمِنِينَ ﴿١٢٢﴾
Want zij waren twee onzer geloovige dienaren.
Voorwaar, zij behoren tot Onze gelovige dienaren.
Voorwaar, zij behoren tot Onze gelovige dienaren.
وَإِنَّ إِلْيَاسَ لَمِنَ ٱلْمُرْسَلِينَ ﴿١٢٣﴾
En Elias was mede een dergenen, die door ons werden gezonden.
En voorwaar. Ilyâs behoort zeker tot de Gezondenen.
En voorwaar. Ilyâs behoort zeker tot de Gezondenen.
إِذْ قَالَ لِقَوْمِهِۦٓ أَلَا تَتَّقُونَ ﴿١٢٤﴾
Toen hij tot zijn volk zeide: Vreest gij God niet?
(Gedenkt) toen hij tot zijn volk zei: \"Vrezen jullie (Allah) niet?
(Gedenkt) toen hij tot zijn volk zei: \"Vrezen jullie (Allah) niet?
أَتَدْعُونَ بَعْلًۭا وَتَذَرُونَ أَحْسَنَ ٱلْخَٰلِقِينَ ﴿١٢٥﴾
Roept gij Baal aan, en verzaakt gij den uitmuntendsten schepper?
Aanbidden jullie Ba'l (een afgod) en verlaten jullie de Beste der Scheppers?
Aanbidden jullie Ba'l (een afgod) en verlaten jullie de Beste der Scheppers?
ٱللَّهَ رَبَّكُمْ وَرَبَّ ءَابَآئِكُمُ ٱلْأَوَّلِينَ ﴿١٢٦﴾
God is uw Heer en de Heer uwer voorvaderen.
Allah is jullie Heer en de Heer van jullie voorvaderen.\"
Allah is jullie Heer en de Heer van jullie voorvaderen.\"
فَكَذَّبُوهُ فَإِنَّهُمْ لَمُحْضَرُونَ ﴿١٢٧﴾
Maar zij beschuldigden hem van bedrog.
Toen loochenden zij hem, daarom worden zij zeker voorgeleiden (voor de bestraffing).
Toen loochenden zij hem, daarom worden zij zeker voorgeleiden (voor de bestraffing).
إِلَّا عِبَادَ ٱللَّهِ ٱلْمُخْلَصِينَ ﴿١٢٨﴾
Weshalve zij aan de eeuwige straf zullen worden overgeleverd, behalve de oprechte dienaren Gods
Behalve de dienaren van Allah die zuiver in hun aanbidding zijn.
Behalve de dienaren van Allah die zuiver in hun aanbidding zijn.
وَتَرَكْنَا عَلَيْهِ فِى ٱلْءَاخِرِينَ ﴿١٢٩﴾
En wij lieten de volgende groete door de verste nakomelingschap voor hem bewaren.
En Wij maakten voor hem (zijn goede naam) blijvend onder de lateren.
En Wij maakten voor hem (zijn goede naam) blijvend onder de lateren.
سَلَٰمٌ عَلَىٰٓ إِلْ يَاسِينَ ﴿١٣٠﴾
Namelijk: Vrede zij op Ilyasin!
Vrede zij met Ilyâs.
Vrede zij met Ilyâs.
إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجْزِى ٱلْمُحْسِنِينَ ﴿١٣١﴾
Zoo beloonen wij den rechtvaardige.
Voorwaar, zo belonen wij de weldoeners.
Voorwaar, zo belonen wij de weldoeners.
إِنَّهُۥ مِنْ عِبَادِنَا ٱلْمُؤْمِنِينَ ﴿١٣٢﴾
Want hij was een onzer geloovige dienaren.
Voorwaar, hij behoort tot Onze gelovige dienaren.
Voorwaar, hij behoort tot Onze gelovige dienaren.
وَإِنَّ لُوطًۭا لَّمِنَ ٱلْمُرْسَلِينَ ﴿١٣٣﴾
En Lot was mede een dergenen, die door ons werden gezonden.
En voorwaar, Lôeth behoort zeker tot de gezondenen.
En voorwaar, Lôeth behoort zeker tot de gezondenen.
إِذْ نَجَّيْنَٰهُ وَأَهْلَهُۥٓ أَجْمَعِينَ ﴿١٣٤﴾
Toen wij hem en zijn geheel gezin bevrijden.
(Gedenk) toen Wij hem en zijn volgelingen allen hebben gered.
(Gedenk) toen Wij hem en zijn volgelingen allen hebben gered.
إِلَّا عَجُوزًۭا فِى ٱلْغَٰبِرِينَ ﴿١٣٥﴾
Behalve eene oude vrouw, zijne huisvrouw, die omkwam met hen die achterbleven.
Behalve een vrouw (zijn echtgenote) die tot de achterblijvers behoorde.
Behalve een vrouw (zijn echtgenote) die tot de achterblijvers behoorde.
ثُمَّ دَمَّرْنَا ٱلْءَاخَرِينَ ﴿١٣٦﴾
Daarna verdelgden wij de anderen.
Vervolgens vernietigden Wij de overigen.
Vervolgens vernietigden Wij de overigen.
وَإِنَّكُمْ لَتَمُرُّونَ عَلَيْهِم مُّصْبِحِينَ ﴿١٣٧﴾
En gij, o bewoners van Mekka! komt de plaatsen voorbij waar zij eens hebben gewoond, als gij des ochtends reist.
En voorwaar, jullie gaan in de ochtend aan hen (de ruïnes van hun steden) voorbij.
En voorwaar, jullie gaan in de ochtend aan hen (de ruïnes van hun steden) voorbij.
وَبِٱلَّيْلِ ۗ أَفَلَا تَعْقِلُونَ ﴿١٣٨﴾
En des nachts. Zult gij dan niet begrijpen?
En ook in de nacht, denken jullie dan niet na?
En ook in de nacht, denken jullie dan niet na?
وَإِنَّ يُونُسَ لَمِنَ ٱلْمُرْسَلِينَ ﴿١٣٩﴾
Jonas was mede een dergenen die door ons werden gezonden.
En voorwaar, Yôenoes behoort zeker tot de gezondenen.
En voorwaar, Yôenoes behoort zeker tot de gezondenen.
إِذْ أَبَقَ إِلَى ٱلْفُلْكِ ٱلْمَشْحُونِ ﴿١٤٠﴾
Toen hij in een geladen schip vluchtte.
(Gedenkt) toen hij wegliep naar het volgeladen schip.
(Gedenkt) toen hij wegliep naar het volgeladen schip.
فَسَاهَمَ فَكَانَ مِنَ ٱلْمُدْحَضِينَ ﴿١٤١﴾
En zij die aan boord waren, lootten onder elkander en hij werd veroordeeld.
Toen lootte hij (om een plaats erop) en bij behoorde daarop tot de verliezers.
Toen lootte hij (om een plaats erop) en bij behoorde daarop tot de verliezers.
فَٱلْتَقَمَهُ ٱلْحُوتُ وَهُوَ مُلِيمٌۭ ﴿١٤٢﴾
En de visch verzwolg hem; want hij had eene bestraffing verdiend.
Toen slokte de vis hem op en hij verweet zichzelf.
Toen slokte de vis hem op en hij verweet zichzelf.
فَلَوْلَآ أَنَّهُۥ كَانَ مِنَ ٱلْمُسَبِّحِينَ ﴿١٤٣﴾
En indien hij niet eene ware geweest van hen die God loven.
En als hij niet tot degenen die de Glorie van Allah prezen behoord had.
En als hij niet tot degenen die de Glorie van Allah prezen behoord had.
لَلَبِثَ فِى بَطْنِهِۦٓ إِلَىٰ يَوْمِ يُبْعَثُونَ ﴿١٤٤﴾
Waarlijk, dan ware hij, tot den dag der opstanding, in den buik van den visch gebleven.
Zou hij zeker in zijn buik zijn gebleven, tot de Dag waarop zij worden opgewekt.
Zou hij zeker in zijn buik zijn gebleven, tot de Dag waarop zij worden opgewekt.
۞ فَنَبَذْنَٰهُ بِٱلْعَرَآءِ وَهُوَ سَقِيمٌۭ ﴿١٤٥﴾
En wij wierpen hem op het naakte strand, en hij was ziek.
Toen wierpen Wij hem eruit, op een kale vlakte, en hij was ziek.
Toen wierpen Wij hem eruit, op een kale vlakte, en hij was ziek.
وَأَنۢبَتْنَا عَلَيْهِ شَجَرَةًۭ مِّن يَقْطِينٍۢ ﴿١٤٦﴾
Wij deden een pompoenplant over hem heen groeien.
En Wij deden over hem een boom groeien met veel bladeren.
En Wij deden over hem een boom groeien met veel bladeren.
وَأَرْسَلْنَٰهُ إِلَىٰ مِا۟ئَةِ أَلْفٍ أَوْ يَزِيدُونَ ﴿١٤٧﴾
Wij zonden hem daarna tot een volk van honderdduizend zielen of meer.
En Wij zonden hem naar een honderdduizendtal (volgelingen) of meer.
En Wij zonden hem naar een honderdduizendtal (volgelingen) of meer.
فَـَٔامَنُوا۟ فَمَتَّعْنَٰهُمْ إِلَىٰ حِينٍۢ ﴿١٤٨﴾
En zij geloofden: daarom lieten wij hun dit leven nog voor eenigen tijd genieten.
Daarop geloofden zij en Wij schonken hun genietingen, voor een bepaalde tijd.
Daarop geloofden zij en Wij schonken hun genietingen, voor een bepaalde tijd.
فَٱسْتَفْتِهِمْ أَلِرَبِّكَ ٱلْبَنَاتُ وَلَهُمُ ٱلْبَنُونَ ﴿١٤٩﴾
Vraag aan de bewoners van Mekka of uw Heer dochters heeft gelijk zij zonen hebben?
Vraag hen (de ongelovigen), of voor jouw Heer de dochters zijn en voor hen de zonen.
Vraag hen (de ongelovigen), of voor jouw Heer de dochters zijn en voor hen de zonen.
أَمْ خَلَقْنَا ٱلْمَلَٰٓئِكَةَ إِنَٰثًۭا وَهُمْ شَٰهِدُونَ ﴿١٥٠﴾
Hebben wij ook de engelen van het vrouwelijke geslacht geschapen, en waren zij er getuigen van?
Hebben Wij de Engelen als vrouwen geschapen en waren zij getuigen?
Hebben Wij de Engelen als vrouwen geschapen en waren zij getuigen?
أَلَآ إِنَّهُم مِّنْ إِفْكِهِمْ لَيَقُولُونَ ﴿١٥١﴾
Zeggen zij niet, volgens hunne eigene, valsche uitvinding:
Weet dat zij wegens hun verzonnen leugens zeker zullen zeggen:
Weet dat zij wegens hun verzonnen leugens zeker zullen zeggen:
وَلَدَ ٱللَّهُ وَإِنَّهُمْ لَكَٰذِبُونَ ﴿١٥٢﴾
God heeft eene nakomelingschap gebaard? en zij zijn niet werkelijk leugenaars?
\"Allah heeft kinderen verwekt.\" Voorwaar, zij zijn zeker leugenaars.
\"Allah heeft kinderen verwekt.\" Voorwaar, zij zijn zeker leugenaars.
أَصْطَفَى ٱلْبَنَاتِ عَلَى ٱلْبَنِينَ ﴿١٥٣﴾
Heeft hij bij voorkeur dochters boven zonen verkozen?
Heeft Hij dochters verkozen boven zonen?
Heeft Hij dochters verkozen boven zonen?
مَا لَكُمْ كَيْفَ تَحْكُمُونَ ﴿١٥٤﴾
Gij hebt geene reden aldus te oordeelen.
Wat is er met jullie? Hoe beoordelen jullie?
Wat is er met jullie? Hoe beoordelen jullie?
أَفَلَا تَذَكَّرُونَ ﴿١٥٥﴾
Wilt gij dus niet vermaand wezen?
Laten jullie je dan in iet vermanen?
Laten jullie je dan in iet vermanen?
أَمْ لَكُمْ سُلْطَٰنٌۭ مُّبِينٌۭ ﴿١٥٦﴾
Of hebt gij een duidelijk bewijs voor hetgeen gij zegt?
Of beschikken jullie over een duidelijk bewijs?
Of beschikken jullie over een duidelijk bewijs?
فَأْتُوا۟ بِكِتَٰبِكُمْ إِن كُنتُمْ صَٰدِقِينَ ﴿١٥٧﴾
Brengt thans uw boek der openbaringen voor den dag, indien gij de waarheid spreekt.
Brengt dan jullie boek, als jullie waarachtigen zijn!
Brengt dan jullie boek, als jullie waarachtigen zijn!
وَجَعَلُوا۟ بَيْنَهُۥ وَبَيْنَ ٱلْجِنَّةِ نَسَبًۭا ۚ وَلَقَدْ عَلِمَتِ ٱلْجِنَّةُ إِنَّهُمْ لَمُحْضَرُونَ ﴿١٥٨﴾
En zij maken hem tot een verwante der geniussen, terwijl de geniussen weten, dat hij, die zulke dingen verklaart, aan de eeuwige straf zal worden overgeleverd.
En zij verzinnen verwantschap tussen Hem en de Djinn's. En voorzeker, de Djinn's weten dat zij de voorgeleiden zullen zijn.
En zij verzinnen verwantschap tussen Hem en de Djinn's. En voorzeker, de Djinn's weten dat zij de voorgeleiden zullen zijn.
سُبْحَٰنَ ٱللَّهِ عَمَّا يَصِفُونَ ﴿١٥٩﴾
(God is verheven, boven datgene wat zij nopens hem verklaren):
Heilig is Allah boven wat zij toeschrijven.
Heilig is Allah boven wat zij toeschrijven.
إِلَّا عِبَادَ ٱللَّهِ ٱلْمُخْلَصِينَ ﴿١٦٠﴾
Maar niet Gods oprechte dienaren.
Behalve de dienaren van Allah die Hem zuiver aanbidden.
Behalve de dienaren van Allah die Hem zuiver aanbidden.
فَإِنَّكُمْ وَمَا تَعْبُدُونَ ﴿١٦١﴾
Maar gij en de goden, welke gij aanbidt,
Voorwaar jullie en wat jullie aanbidden.
Voorwaar jullie en wat jullie aanbidden.
مَآ أَنتُمْ عَلَيْهِ بِفَٰتِنِينَ ﴿١٦٢﴾
Zullen niemand nopens God verleiden.
Jullie kunnen niemand tegen (het plan van) Hem te doen dwalen.
Jullie kunnen niemand tegen (het plan van) Hem te doen dwalen.
إِلَّا مَنْ هُوَ صَالِ ٱلْجَحِيمِ ﴿١٦٣﴾
Behalve hem die bestemd is om in de hel verbrand te worden.
Behalve degene die Djahîm (de Hel) binnengaat.
Behalve degene die Djahîm (de Hel) binnengaat.
وَمَا مِنَّآ إِلَّا لَهُۥ مَقَامٌۭ مَّعْلُومٌۭ ﴿١٦٤﴾
Er is niemand van ons, of hij heeft een bestemde plaats.
(De Engelen zeggen:) \"En er is niemand van ons, of er is voor hem een bekende plaats.
(De Engelen zeggen:) \"En er is niemand van ons, of er is voor hem een bekende plaats.
وَإِنَّا لَنَحْنُ ٱلصَّآفُّونَ ﴿١٦٥﴾
Wij scharen ons in orde,
En voorwaar, wij zijn degenen die in rijen staan.
En voorwaar, wij zijn degenen die in rijen staan.
وَإِنَّا لَنَحْنُ ٱلْمُسَبِّحُونَ ﴿١٦٦﴾
Gods bevelen afwachtende, en wij verkondigen den goddelijken lof.
En voorwaar, wij zijn zeker degenen die de Glorie van Allah prijzen.\"
En voorwaar, wij zijn zeker degenen die de Glorie van Allah prijzen.\"
وَإِن كَانُوا۟ لَيَقُولُونَ ﴿١٦٧﴾
De ongeloovigen zeiden:
En zij (de ongelovigen) zullen zeker zeggen:
En zij (de ongelovigen) zullen zeker zeggen:
لَوْ أَنَّ عِندَنَا ذِكْرًۭا مِّنَ ٱلْأَوَّلِينَ ﴿١٦٨﴾
Indien wij door een boek met goddelijke openbaringen waren begunstigd geworden, van diegene welke aan de ouden werden geschonken.
\"Als wij over een Vermaning van de vruegeren hadden beschikt,
\"Als wij over een Vermaning van de vruegeren hadden beschikt,
لَكُنَّا عِبَادَ ٱللَّهِ ٱلْمُخْلَصِينَ ﴿١٦٩﴾
Zouden wij zeker oprechte dienaren Gods zijn geweest;
Dan zouden wij zeker tot de dienaren van Allah die Hem zuiver aanbidden hebben behoord.\"
Dan zouden wij zeker tot de dienaren van Allah die Hem zuiver aanbidden hebben behoord.\"
فَكَفَرُوا۟ بِهِۦ ۖ فَسَوْفَ يَعْلَمُونَ ﴿١٧٠﴾
Maar thans, nu de Koran is geopenbaard, gelooven zij daarin niet; doch hier namaals zullen zij het gevolg van hun ongeloof kennen.
Maar zij verwierpen hem (de Koran), daarom zullen zij het weten.
Maar zij verwierpen hem (de Koran), daarom zullen zij het weten.
وَلَقَدْ سَبَقَتْ كَلِمَتُنَا لِعِبَادِنَا ٱلْمُرْسَلِينَ ﴿١٧١﴾
Ons woord werd vroeger aan onze dienaren, de gezanten, gegeven.
En voorzeker, Ons Woord is voorafgegaan aan Onze gezonden dienaren.
En voorzeker, Ons Woord is voorafgegaan aan Onze gezonden dienaren.
إِنَّهُمْ لَهُمُ ٱلْمَنصُورُونَ ﴿١٧٢﴾
Dat zij zekerlijk tegen de ongeloovigen zouden ondersteund worden,
Voorwaar, zij zijn het die zeker geholpen zullen worden.
Voorwaar, zij zijn het die zeker geholpen zullen worden.
وَإِنَّ جُندَنَا لَهُمُ ٱلْغَٰلِبُونَ ﴿١٧٣﴾
En dat onze legers de overwinning zouden behalen.
Voorwaar, zij zijn Onze legers die zeker de overwinnaars zullen zijn.
Voorwaar, zij zijn Onze legers die zeker de overwinnaars zullen zijn.
فَتَوَلَّ عَنْهُمْ حَتَّىٰ حِينٍۢ ﴿١٧٤﴾
Wend u dus gedurende eenen tijd van hen af.
Wend je (O Moehammad) dan voor een bepaalde tijd van hen (de gelovigen) af.
Wend je (O Moehammad) dan voor een bepaalde tijd van hen (de gelovigen) af.
وَأَبْصِرْهُمْ فَسَوْفَ يُبْصِرُونَ ﴿١٧٥﴾
En zie de rampen die hen zullen bedroeven; want zij zullen uwe toekomstige overwinning en uwen voorspoed zien.
En kijk naar hen, zij zullen spoedig (de gevolgen) zien.
En kijk naar hen, zij zullen spoedig (de gevolgen) zien.
أَفَبِعَذَابِنَا يَسْتَعْجِلُونَ ﴿١٧٦﴾
Trachten zij daarom onze wraak te verhaasten?
Vragen zij dan Onze bestraffing te bespoedigen?
Vragen zij dan Onze bestraffing te bespoedigen?
فَإِذَا نَزَلَ بِسَاحَتِهِمْ فَسَآءَ صَبَاحُ ٱلْمُنذَرِينَ ﴿١٧٧﴾
Waarlijk, wanneer die in hunne afgesloten hoven zal nederdalen, zal het een slechte ochtend zijn voor hen, die te vergeefs werden gewaarschuwd.
Als dan (de bestraffing) neerdaalt op hun erven, dat is dan de slechtste ochtend voor de gewaarschuwden.
Als dan (de bestraffing) neerdaalt op hun erven, dat is dan de slechtste ochtend voor de gewaarschuwden.
وَتَوَلَّ عَنْهُمْ حَتَّىٰ حِينٍۢ ﴿١٧٨﴾
Wend u dus voor eenigen tijd van hen af.
En wend je van hen af voor een bepaalde tijd.
En wend je van hen af voor een bepaalde tijd.
وَأَبْصِرْ فَسَوْفَ يُبْصِرُونَ ﴿١٧٩﴾
Hierna zullen zij uwe overwinning en hunne straf ontwaren.
En kijk, spoedig zullen zij (de bestraffing) zien.
En kijk, spoedig zullen zij (de bestraffing) zien.
سُبْحَٰنَ رَبِّكَ رَبِّ ٱلْعِزَّةِ عَمَّا يَصِفُونَ ﴿١٨٠﴾
Geloofd zij uw Heer, de Heer die verre verheven is boven hetgeen zij van hem verklaren!
Heilig is jouw Heer, de Heer van de Almacht, boven wat zij toeschrijven.
Heilig is jouw Heer, de Heer van de Almacht, boven wat zij toeschrijven.
وَسَلَٰمٌ عَلَى ٱلْمُرْسَلِينَ ﴿١٨١﴾
Vrede zij op zijne gezanten.
En vrede zij met de gezondenen.
En vrede zij met de gezondenen.