Main pages

Surah Those who set the ranks [As-Saaffat] in Dutch

Surah Those who set the ranks [As-Saaffat] Ayah 182 Location Maccah Number 37

وَٱلصَّٰٓفَّٰتِ صَفًّۭا ﴿١﴾

Ik zweer bij de engelen, die zich in orde scharen.

Leemhuis

Bij hen die in rijen staan (de Engelen).

Siregar

Bij hen die in rijen staan (de Engelen).

فَٱلزَّٰجِرَٰتِ زَجْرًۭا ﴿٢﴾

En bij hen die de wolken voortdrijven en verspreiden.

Leemhuis

Die de wolken voortdrijven.

Siregar

Die de wolken voortdrijven.

فَٱلتَّٰلِيَٰتِ ذِكْرًا ﴿٣﴾

En bij hen, die den Koran lezen als eene vermaning,

Leemhuis

Die de Vermaning (de Koran) voordragen.

Siregar

Die de Vermaning (de Koran) voordragen.

إِنَّ إِلَٰهَكُمْ لَوَٰحِدٌۭ ﴿٤﴾

Waarlijk, uw Heer is eenig.

Leemhuis

Voorwaar, jullie God is zeker Eén.

Siregar

Voorwaar, jullie God is zeker Eén.

رَّبُّ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ وَمَا بَيْنَهُمَا وَرَبُّ ٱلْمَشَٰرِقِ ﴿٥﴾

De Heer van hemel en aarde en van alles wat daartusschen is, en de Heer van het Oosten.

Leemhuis

De Heer van de hemelen en de aarde en wat er tussen is en de Heer van de plaatsen van zonsopgang.

Siregar

De Heer van de hemelen en de aarde en wat er tussen is en de Heer van de plaatsen van zonsopgang.

إِنَّا زَيَّنَّا ٱلسَّمَآءَ ٱلدُّنْيَا بِزِينَةٍ ٱلْكَوَاكِبِ ﴿٦﴾

Wij hebben den ondersten hemel met het versiersel der sterrren getooid.

Leemhuis

Voorwaar, Wij hebben de nabije hemel gesierd met een veniering: de sterren.

Siregar

Voorwaar, Wij hebben de nabije hemel gesierd met een veniering: de sterren.

وَحِفْظًۭا مِّن كُلِّ شَيْطَٰنٍۢ مَّارِدٍۢ ﴿٧﴾

En wij hebben daarin een wachter tegen iederen weerspannigen duivel geplaatst.

Leemhuis

En als bescherming tegen alle opstandige Satans.

Siregar

En als bescherming tegen alle opstandige Satans.

لَّا يَسَّمَّعُونَ إِلَى ٱلْمَلَإِ ٱلْأَعْلَىٰ وَيُقْذَفُونَ مِن كُلِّ جَانِبٍۢ ﴿٨﴾

Opdat zij niet luisteren naar het gesprek der verheven vorsten (want zij worden van alle zijden bestormd),

Leemhuis

Zij kunnen niet luisteren bij de hoogste groep (de Engelen). Er wordt naar hen geworpen vanuit alle kanten.

Siregar

Zij kunnen niet luisteren bij de hoogste groep (de Engelen). Er wordt naar hen geworpen vanuit alle kanten.

دُحُورًۭا ۖ وَلَهُمْ عَذَابٌۭ وَاصِبٌ ﴿٩﴾

En eene zware marteling is voor hen gereed gemaakt.

Leemhuis

Ter verjaging. En voor hen is er een ononderbroken bestraffing.

Siregar

Ter verjaging. En voor hen is er een ononderbroken bestraffing.

إِلَّا مَنْ خَطِفَ ٱلْخَطْفَةَ فَأَتْبَعَهُۥ شِهَابٌۭ ثَاقِبٌۭ ﴿١٠﴾

Behalve hij, die een woord steelsgewijze opvangt, en door eene vlammende schicht wordt getroffen.

Leemhuis

Behalve wie afluisterend luistert: een gloeiende vlam achtervolgt hem.

Siregar

Behalve wie afluisterend luistert: een gloeiende vlam achtervolgt hem.

فَٱسْتَفْتِهِمْ أَهُمْ أَشَدُّ خَلْقًا أَم مَّنْ خَلَقْنَآ ۚ إِنَّا خَلَقْنَٰهُم مِّن طِينٍۢ لَّازِبٍۭ ﴿١١﴾

Vraag daarom den bewoners van Mekka, of zij van nature sterker zijn dan de engelen welke wij hebben geschapen? Waarlijk wij hebben hen van harde klei geschapen.

Leemhuis

Vraag hen: \"Zijn zij (de mensen) moeilijker om te scheppen of dat (hemel en aarde en wat er tussen is) wat wij hebben geschapen?\" Voorwaar, Wij hebben hen van kleverige klei geschapen.

Siregar

Vraag hen: \"Zijn zij (de mensen) moeilijker om te scheppen of dat (hemel en aarde en wat er tussen is) wat wij hebben geschapen?\" Voorwaar, Wij hebben hen van kleverige klei geschapen.

بَلْ عَجِبْتَ وَيَسْخَرُونَ ﴿١٢﴾

Gij verbaast u over Gods macht en hunne weêrspannigheid; maar zij spotten over de bewijsmiddelen, welke aangevoerd worden om hen te overtuigen.

Leemhuis

Jij verbaastje zelfs omdat zij (de door jou gebracht boodschap) bespotten.

Siregar

Jij verbaastje zelfs omdat zij (de door jou gebracht boodschap) bespotten.

وَإِذَا ذُكِّرُوا۟ لَا يَذْكُرُونَ ﴿١٣﴾

Als zij gewaarschuwd worden, nemen zij geene waarschuwing aan.

Leemhuis

En wanneer zij vermaand worden, dan nemen zij de Vemaning niet tot zich.

Siregar

En wanneer zij vermaand worden, dan nemen zij de Vemaning niet tot zich.

وَإِذَا رَأَوْا۟ ءَايَةًۭ يَسْتَسْخِرُونَ ﴿١٤﴾

En als zij iets zien, spotten zij er mede.

Leemhuis

En wanneer zij een Teken (een goddelijk wonder) zien, dan bespotten zij.

Siregar

En wanneer zij een Teken (een goddelijk wonder) zien, dan bespotten zij.

وَقَالُوٓا۟ إِنْ هَٰذَآ إِلَّا سِحْرٌۭ مُّبِينٌ ﴿١٥﴾

En zeggen: Dit is niet anders dan duidelijke tooverij.

Leemhuis

En zij zeggen: \"Dit is niets dan duidelijke tovenarij.\"

Siregar

En zij zeggen: \"Dit is niets dan duidelijke tovenarij.\"

أَءِذَا مِتْنَا وَكُنَّا تُرَابًۭا وَعِظَٰمًا أَءِنَّا لَمَبْعُوثُونَ ﴿١٦﴾

Nadat wij dood zullen wezen en tot stof en beenderen zijn geworden, zullen wij dan werkelijk tot het leven worden opgewekt.

Leemhuis

Als wij al dood zijn en tot aarde en beenderen zijn geworden; zullen wij dan zeker opgewekt worden?

Siregar

Als wij al dood zijn en tot aarde en beenderen zijn geworden; zullen wij dan zeker opgewekt worden?

أَوَءَابَآؤُنَا ٱلْأَوَّلُونَ ﴿١٧﴾

En onze voorvaderen ook?

Leemhuis

En ook onze voorvaderen?\"

Siregar

En ook onze voorvaderen?\"

قُلْ نَعَمْ وَأَنتُمْ دَٰخِرُونَ ﴿١٨﴾

Antwoord: Ja! en dan zult gij veracht wezen.

Leemhuis

Zeg: \"Ja, en jullie zullen vemederd zijn.\"

Siregar

Zeg: \"Ja, en jullie zullen vemederd zijn.\"

فَإِنَّمَا هِىَ زَجْرَةٌۭ وَٰحِدَةٌۭ فَإِذَا هُمْ يَنظُرُونَ ﴿١٩﴾

Er zal slechts eenmaal op de trompet worden geblazen, en zij zullen rond zien.

Leemhuis

Het is dan slechts één bliksemslag, waarna zij om zich heen kijken.

Siregar

Het is dan slechts één bliksemslag, waarna zij om zich heen kijken.

وَقَالُوا۟ يَٰوَيْلَنَا هَٰذَا يَوْمُ ٱلدِّينِ ﴿٢٠﴾

En zullen zeggen: Wee over ons! Dit is de dag des oordeels.

Leemhuis

En zij zullen zeggen: \"Wee ons, dit is de Dag des Oordeels.\"

Siregar

En zij zullen zeggen: \"Wee ons, dit is de Dag des Oordeels.\"

هَٰذَا يَوْمُ ٱلْفَصْلِ ٱلَّذِى كُنتُم بِهِۦ تُكَذِّبُونَ ﴿٢١﴾

Dit is de dag der onderscheiding tusschen de rechtvaardigen en de zondaren, dien gij als eene leugen verwerpt.

Leemhuis

Dit is de Dag van de beslissing, die jullie plachten te loochenen.

Siregar

Dit is de Dag van de beslissing, die jullie plachten te loochenen.

۞ ٱحْشُرُوا۟ ٱلَّذِينَ ظَلَمُوا۟ وَأَزْوَٰجَهُمْ وَمَا كَانُوا۟ يَعْبُدُونَ ﴿٢٢﴾

Verzamel degenen, die onrechtvaardig hebben gehandeld en hunne makkers, en de afgoden welke zij aanbaden.

Leemhuis

(Tot de Engelen wordt gezegd:) \"Verzamelt degenen die onrecht pleegden en hun gelijken en wat zij plachten te aanbidden.

Siregar

(Tot de Engelen wordt gezegd:) \"Verzamelt degenen die onrecht pleegden en hun gelijken en wat zij plachten te aanbidden.

مِن دُونِ ٱللَّهِ فَٱهْدُوهُمْ إِلَىٰ صِرَٰطِ ٱلْجَحِيمِ ﴿٢٣﴾

Naast God, en leidt hen op den weg der hel.

Leemhuis

Naast Allah. Leidt ben dan naar de weg naar Djahîm (de Hel).

Siregar

Naast Allah. Leidt ben dan naar de weg naar Djahîm (de Hel).

وَقِفُوهُمْ ۖ إِنَّهُم مَّسْـُٔولُونَ ﴿٢٤﴾

En plaats hen voor Gods vierschaar; want zij zullen geroepen worden om rekenschap af te leggen.

Leemhuis

En houdt hen vast: voorwaar, zij zullen ondervraagd worden.\"

Siregar

En houdt hen vast: voorwaar, zij zullen ondervraagd worden.\"

مَا لَكُمْ لَا تَنَاصَرُونَ ﴿٢٥﴾

Wat deert u, dat gij elkander niet verdedigt?

Leemhuis

(Er zal aan hen gevraagd worden:) \"Wat is er met jullie, waarom helpen jullie elkaar niet?\"

Siregar

(Er zal aan hen gevraagd worden:) \"Wat is er met jullie, waarom helpen jullie elkaar niet?\"

بَلْ هُمُ ٱلْيَوْمَ مُسْتَسْلِمُونَ ﴿٢٦﴾

Maar op dien dag zullen zij zich aan Gods oordeel onderwerpen.

Leemhuis

Op die Dag zullen zij zich zelfs overgeven.

Siregar

Op die Dag zullen zij zich zelfs overgeven.

وَأَقْبَلَ بَعْضُهُمْ عَلَىٰ بَعْضٍۢ يَتَسَآءَلُونَ ﴿٢٧﴾

En zij zullen elkander naderen en onder elkander twisten.

Leemhuis

En zij zullen zich tot elkaar wenden en elkaar ondervragen.

Siregar

En zij zullen zich tot elkaar wenden en elkaar ondervragen.

قَالُوٓا۟ إِنَّكُمْ كُنتُمْ تَأْتُونَنَا عَنِ ٱلْيَمِينِ ﴿٢٨﴾

En de verleiden zullen zeggen tot hen die hen hebben verleid: Waarlijk, gij kwaamt tot ons met voorspellingen van voorspoed.

Leemhuis

Zij (de volgelingen) zullen zeggen: \"Voorwaar, jullie zijn van de rechterkant tot ons gekomen.\"

Siregar

Zij (de volgelingen) zullen zeggen: \"Voorwaar, jullie zijn van de rechterkant tot ons gekomen.\"

قَالُوا۟ بَل لَّمْ تَكُونُوا۟ مُؤْمِنِينَ ﴿٢٩﴾

En de verleiders zullen antwoorden: Neen! gij waart veeleer geene ware geloovigen;

Leemhuis

Zij (de leiders) zullen antwoorden: \"Jullie was waren zelfs geen gelovigen.

Siregar

Zij (de leiders) zullen antwoorden: \"Jullie was waren zelfs geen gelovigen.

وَمَا كَانَ لَنَا عَلَيْكُم مِّن سُلْطَٰنٍۭ ۖ بَلْ كُنتُمْ قَوْمًۭا طَٰغِينَ ﴿٣٠﴾

Want wij hadden geene macht over u, om u te dwingen, maar gij hebt vrijwillig gezondigd.

Leemhuis

Ea wij hadden geen macht over jullie. Jullie waren zelfs een overtredend volk.

Siregar

Ea wij hadden geen macht over jullie. Jullie waren zelfs een overtredend volk.

فَحَقَّ عَلَيْنَا قَوْلُ رَبِّنَآ ۖ إِنَّا لَذَآئِقُونَ ﴿٣١﴾

Daarom werd het vonnis van onzen Heer rechtvaardig over ons uitgesproken, en wij zullen zekerlijk zijne wraak proeven.

Leemhuis

Het Woord (van bestraffing) tot ons van Onze Heer zal daarom bewaarheid worden. Voorwaar, wij zullen het zeker proeven.

Siregar

Het Woord (van bestraffing) tot ons van Onze Heer zal daarom bewaarheid worden. Voorwaar, wij zullen het zeker proeven.

فَأَغْوَيْنَٰكُمْ إِنَّا كُنَّا غَٰوِينَ ﴿٣٢﴾

Wij verleidden u, maar wij dwaalden ook zelven.

Leemhuis

Wij misleidden jullie toen: voorwaar, wij waren misleiders.\"

Siregar

Wij misleidden jullie toen: voorwaar, wij waren misleiders.\"

فَإِنَّهُمْ يَوْمَئِذٍۢ فِى ٱلْعَذَابِ مُشْتَرِكُونَ ﴿٣٣﴾

Zij zullen op dezen dag dus beiden deelgenooten van dezelfde straf zijn.

Leemhuis

Voorwaar, zij zullen dan op die Dag in de bestraffing bijelkaar zijn.

Siregar

Voorwaar, zij zullen dan op die Dag in de bestraffing bijelkaar zijn.

إِنَّا كَذَٰلِكَ نَفْعَلُ بِٱلْمُجْرِمِينَ ﴿٣٤﴾

Zoo zullen wij met de zondaren handelen;

Leemhuis

Voorwaar, zo behandelen Wij de misdadigers.

Siregar

Voorwaar, zo behandelen Wij de misdadigers.

إِنَّهُمْ كَانُوٓا۟ إِذَا قِيلَ لَهُمْ لَآ إِلَٰهَ إِلَّا ٱللَّهُ يَسْتَكْبِرُونَ ﴿٣٥﴾

Want toen er tot hen werd gezegd: Er is geen god buiten den waren God, bliezen zij zich op met hoogmoed.

Leemhuis

Voorwaar, toen er tot hen gezegd werd: \"Er is geen god dan Allah,\" toen waren zij hoogmoedig.

Siregar

Voorwaar, toen er tot hen gezegd werd: \"Er is geen god dan Allah,\" toen waren zij hoogmoedig.

وَيَقُولُونَ أَئِنَّا لَتَارِكُوٓا۟ ءَالِهَتِنَا لِشَاعِرٍۢ مَّجْنُونٍۭ ﴿٣٦﴾

En zeiden: zullen wij onze goden voor een bezeten dichter verlaten?

Leemhuis

En zij zeggen: \"Zullen wij dan onze goden achterlaten vanwege een bezeten dichter?\"

Siregar

En zij zeggen: \"Zullen wij dan onze goden achterlaten vanwege een bezeten dichter?\"

بَلْ جَآءَ بِٱلْحَقِّ وَصَدَّقَ ٱلْمُرْسَلِينَ ﴿٣٧﴾

Neen! hij komt met de waarheid en legt getuigenis af voor de vroegere gezanten.

Leemhuis

Nee! Hij (Moehammad) is met de Waarheid gekomen en hij heeft de Gezondenen (de Profeten vóór hem) bevestigd.

Siregar

Nee! Hij (Moehammad) is met de Waarheid gekomen en hij heeft de Gezondenen (de Profeten vóór hem) bevestigd.

إِنَّكُمْ لَذَآئِقُوا۟ ٱلْعَذَابِ ٱلْأَلِيمِ ﴿٣٨﴾

Gij zult zekerlijk de pijnlijke martelingen der hel proeven.

Leemhuis

Voorwaar, jullie proeven zeker de pijnlijke bestraffing.

Siregar

Voorwaar, jullie proeven zeker de pijnlijke bestraffing.

وَمَا تُجْزَوْنَ إِلَّا مَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٣٩﴾

En gij zult niet vergolden worden, dan overeenkomstig uwe werken.

Leemhuis

En jullie worden slechts vergolden voor wat jullie hebben gedaan.

Siregar

En jullie worden slechts vergolden voor wat jullie hebben gedaan.

إِلَّا عِبَادَ ٱللَّهِ ٱلْمُخْلَصِينَ ﴿٤٠﴾

Maar wat de oprechte dienaren Gods betreft.

Leemhuis

Behalve de dienaren van Allah die zuiver in hun aanbidding zijn.

Siregar

Behalve de dienaren van Allah die zuiver in hun aanbidding zijn.

أُو۟لَٰٓئِكَ لَهُمْ رِزْقٌۭ مَّعْلُومٌۭ ﴿٤١﴾

Zij zullen een zekeren voorraad in het paradijs hebben:

Leemhuis

Zij zijn degenen voor wie er een bekende voorziening is (het Paradijs).

Siregar

Zij zijn degenen voor wie er een bekende voorziening is (het Paradijs).

فَوَٰكِهُ ۖ وَهُم مُّكْرَمُونَ ﴿٤٢﴾

Namelijk heerlijke vruchten, en zij zullen geëerd worden.

Leemhuis

Vruchten. En zij zijn de geëerden.

Siregar

Vruchten. En zij zijn de geëerden.

فِى جَنَّٰتِ ٱلنَّعِيمِ ﴿٤٣﴾

Zij zullen in tuinen des vermaaks geplaatst worden.

Leemhuis

In Tuinen van Gelukzaligheid (het Paradijs).

Siregar

In Tuinen van Gelukzaligheid (het Paradijs).

عَلَىٰ سُرُرٍۢ مُّتَقَٰبِلِينَ ﴿٤٤﴾

Leunende in tegenover elkander geplaatste zetels.

Leemhuis

Op rustbanken tegenover elkaar.

Siregar

Op rustbanken tegenover elkaar.

يُطَافُ عَلَيْهِم بِكَأْسٍۢ مِّن مَّعِينٍۭ ﴿٤٥﴾

Een beker zal onder hen worden rondgereikt, gevuld aan eene heldere fontein;

Leemhuis

Onder hen wordt rondgegaan met een beker met Ma'in (van de bron van het Paradij).

Siregar

Onder hen wordt rondgegaan met een beker met Ma'in (van de bron van het Paradij).

بَيْضَآءَ لَذَّةٍۢ لِّلشَّٰرِبِينَ ﴿٤٦﴾

Een heerlijkheid voor hen, die er van zullen drinken.

Leemhuis

Helder wit, smakelijk voor de drinkers.

Siregar

Helder wit, smakelijk voor de drinkers.

لَا فِيهَا غَوْلٌۭ وَلَا هُمْ عَنْهَا يُنزَفُونَ ﴿٤٧﴾

Het zal het verstand niet benevelen, en zij zullen er niet door bedwelmd worden.

Leemhuis

Deze (drank) kent geen beneveling en zij worden er niet dronken van.

Siregar

Deze (drank) kent geen beneveling en zij worden er niet dronken van.

وَعِندَهُمْ قَٰصِرَٰتُ ٱلطَّرْفِ عِينٌۭ ﴿٤٨﴾

En nabij hen zullen de maagden van het paradijs liggen, hare blikken, behalve van hunne bruidegommen, van ieder een afwendende, hebbende groote, zwarte oogen,

Leemhuis

En bij hen zijn schonen met ingetogen blikken, met mooie ogen.

Siregar

En bij hen zijn schonen met ingetogen blikken, met mooie ogen.

كَأَنَّهُنَّ بَيْضٌۭ مَّكْنُونٌۭ ﴿٤٩﴾

En gelijkende op de eieren van een struisvogel, zorgvol met vederen bedekt.

Leemhuis

Als waren zij welbewaarde eieren.

Siregar

Als waren zij welbewaarde eieren.

فَأَقْبَلَ بَعْضُهُمْ عَلَىٰ بَعْضٍۢ يَتَسَآءَلُونَ ﴿٥٠﴾

En zij zullen zich tot elkander wenden, en elkander vragen doen.

Leemhuis

Zij wenden zich dan tot elkaar en stellen elkaar vragen.

Siregar

Zij wenden zich dan tot elkaar en stellen elkaar vragen.

قَالَ قَآئِلٌۭ مِّنْهُمْ إِنِّى كَانَ لِى قَرِينٌۭ ﴿٥١﴾

En een van hen zal zeggen: Waarlijk, ik had een vertrouwden vriend, terwijl ik op de wereld leefde.

Leemhuis

Een spreker onder hen zal zeggen: \"Voorwaar, ik had een vriend.

Siregar

Een spreker onder hen zal zeggen: \"Voorwaar, ik had een vriend.

يَقُولُ أَءِنَّكَ لَمِنَ ٱلْمُصَدِّقِينَ ﴿٥٢﴾

Die tot mij zeide: Zijt gij een van hen, die de waarheid der opstanding betuigen?

Leemhuis

Hij zei (vroeger tegen mij): \"Voorwaar, behoor jij tot hen die (de Opstanding) bevestigen?

Siregar

Hij zei (vroeger tegen mij): \"Voorwaar, behoor jij tot hen die (de Opstanding) bevestigen?

أَءِذَا مِتْنَا وَكُنَّا تُرَابًۭا وَعِظَٰمًا أَءِنَّا لَمَدِينُونَ ﴿٥٣﴾

Nadat wij dood zullen zijn, en tot stof en beenderen veranderd wezen, zullen wij dan zekerlijk worden geoordeeld?

Leemhuis

Als wij dan al dood zijn, en tot aarde en beenderen zijn geworden, zullen wij dan zeker worden beoordeld?\"'

Siregar

Als wij dan al dood zijn, en tot aarde en beenderen zijn geworden, zullen wij dan zeker worden beoordeld?\"'

قَالَ هَلْ أَنتُم مُّطَّلِعُونَ ﴿٥٤﴾

Dan zal hij tot zijne makkers zeggen: Wilt gij nederzien?

Leemhuis

Hij zei (tegen de anderen in hct Paradijs): \"Hebben jullie (dit) gezien?\"

Siregar

Hij zei (tegen de anderen in hct Paradijs): \"Hebben jullie (dit) gezien?\"

فَٱطَّلَعَ فَرَءَاهُ فِى سَوَآءِ ٱلْجَحِيمِ ﴿٥٥﴾

En zij zullen nederzien en hem in het midden der hel ontwaren.

Leemhuis

Toen keek hij en zag hem in het midden van Djahîm (de Hel).

Siregar

Toen keek hij en zag hem in het midden van Djahîm (de Hel).

قَالَ تَٱللَّهِ إِن كِدتَّ لَتُرْدِينِ ﴿٥٦﴾

En hij zal tot hem zeggen: Bij God! er ontbrak weinig aan, of gij hadt mij verdorven.

Leemhuis

Hij zei: \"Bij Allah, jij hebt mij bijna in het ongeluk gestort.

Siregar

Hij zei: \"Bij Allah, jij hebt mij bijna in het ongeluk gestort.

وَلَوْلَا نِعْمَةُ رَبِّى لَكُنتُ مِنَ ٱلْمُحْضَرِينَ ﴿٥٧﴾

En was het niet door de genade van mijnen Heer, dan ware ik zeker aan eene eeuwige marteling overgeleverd geworden.

Leemhuis

En als er niet de genade van mijn Heer geweest was, dan zou ik zeker tot de voorgeleiden (voor de Hel) behoren.

Siregar

En als er niet de genade van mijn Heer geweest was, dan zou ik zeker tot de voorgeleiden (voor de Hel) behoren.

أَفَمَا نَحْنُ بِمَيِّتِينَ ﴿٥٨﴾

Zullen wij een anderen dan onzen eersten dood sterven?

Leemhuis

Zullen wij dan niet sterven?

Siregar

Zullen wij dan niet sterven?

إِلَّا مَوْتَتَنَا ٱلْأُولَىٰ وَمَا نَحْنُ بِمُعَذَّبِينَ ﴿٥٩﴾

Of ondergaan wij eenige straf?

Leemhuis

Naut ons eerste sterven? En zullen wij niet worden bestraft?\"

Siregar

Naut ons eerste sterven? En zullen wij niet worden bestraft?\"

إِنَّ هَٰذَا لَهُوَ ٱلْفَوْزُ ٱلْعَظِيمُ ﴿٦٠﴾

Waarlijk, wij genieten eene groote gelukzaligheid.

Leemhuis

Voorwaar, dat is zeker de geweldige overwinning.

Siregar

Voorwaar, dat is zeker de geweldige overwinning.

لِمِثْلِ هَٰذَا فَلْيَعْمَلِ ٱلْعَٰمِلُونَ ﴿٦١﴾

Laten de arbeiders arbeiden om eene gelukzaligheid gelijk deze te verwerven.

Leemhuis

Voor zoiets, laten de werkenden daarvoor werken.

Siregar

Voor zoiets, laten de werkenden daarvoor werken.

أَذَٰلِكَ خَيْرٌۭ نُّزُلًا أَمْ شَجَرَةُ ٱلزَّقُّومِ ﴿٦٢﴾

Is dit een beter onthaal, of de boom van al Zakkum?

Leemhuis

Is die ontvangst beter, of de Zaqqôem-boom (in de Hel)?

Siregar

Is die ontvangst beter, of de Zaqqôem-boom (in de Hel)?

إِنَّا جَعَلْنَٰهَا فِتْنَةًۭ لِّلظَّٰلِمِينَ ﴿٦٣﴾

Waarlijk, wij hebben dien aangeduid als eene aanleiding tot twist onder de onrechtvaardigen

Leemhuis

Voorwaar, Wij hebben hem tot een beproeving voor de onrechtvaardigen gemaakt.

Siregar

Voorwaar, Wij hebben hem tot een beproeving voor de onrechtvaardigen gemaakt.

إِنَّهَا شَجَرَةٌۭ تَخْرُجُ فِىٓ أَصْلِ ٱلْجَحِيمِ ﴿٦٤﴾

Het is een boom die aan den bodem der hel ontspruit.

Leemhuis

Voorwaar, het is een boom die voortkomt uit de bodem van Djahîm (de Hel).

Siregar

Voorwaar, het is een boom die voortkomt uit de bodem van Djahîm (de Hel).

طَلْعُهَا كَأَنَّهُۥ رُءُوسُ ٱلشَّيَٰطِينِ ﴿٦٥﴾

De vrucht daarvan gelijkt op de hoofden van duivelen.

Leemhuis

De kolven ervan zijn als satanskoppen.

Siregar

De kolven ervan zijn als satanskoppen.

فَإِنَّهُمْ لَءَاكِلُونَ مِنْهَا فَمَالِـُٔونَ مِنْهَا ٱلْبُطُونَ ﴿٦٦﴾

De verdoemden zullen daarvan eten, en hunne buiken daarmede vullen.

Leemhuis

Voorwaar, dan zullen zij er van eten zodat zij er de buiken mee vullen.

Siregar

Voorwaar, dan zullen zij er van eten zodat zij er de buiken mee vullen.

ثُمَّ إِنَّ لَهُمْ عَلَيْهَا لَشَوْبًۭا مِّنْ حَمِيمٍۢ ﴿٦٧﴾

Vervolgens zal hun een mengsel van vuil en kokend water te drinken worden gegeven.

Leemhuis

Daarna is er voor hen een drank, gemengd met kokend water.

Siregar

Daarna is er voor hen een drank, gemengd met kokend water.

ثُمَّ إِنَّ مَرْجِعَهُمْ لَإِلَى ٱلْجَحِيمِ ﴿٦٨﴾

Daarna zullen zij in de hel terugkeeren.

Leemhuis

Tenslotte is hun terugkeer zeker naar Djahîm.

Siregar

Tenslotte is hun terugkeer zeker naar Djahîm.

إِنَّهُمْ أَلْفَوْا۟ ءَابَآءَهُمْ ضَآلِّينَ ﴿٦٩﴾

Zij bevonden dat hunne vaderen dwalende waren.

Leemhuis

Voorwaar, zij troffen hun vaderen in dwaling verkerend aan.

Siregar

Voorwaar, zij troffen hun vaderen in dwaling verkerend aan.

فَهُمْ عَلَىٰٓ ءَاثَٰرِهِمْ يُهْرَعُونَ ﴿٧٠﴾

En zij traden haastig in hunne voetstappen;

Leemhuis

Toen volgden zij hen haastig in hun voetsporen.

Siregar

Toen volgden zij hen haastig in hun voetsporen.

وَلَقَدْ ضَلَّ قَبْلَهُمْ أَكْثَرُ ٱلْأَوَّلِينَ ﴿٧١﴾

Want het meerendeel der oude volken dwaalden vóór hen.

Leemhuis

En voorzeker dwaalden vóór hen de meesten van de vroegeren.

Siregar

En voorzeker dwaalden vóór hen de meesten van de vroegeren.

وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا فِيهِم مُّنذِرِينَ ﴿٧٢﴾

Wij zonden vroeger waarschuwers tot hen;

Leemhuis

En voorzeker hebben Wij uit hun midden waarschuwers gezonden,

Siregar

En voorzeker hebben Wij uit hun midden waarschuwers gezonden,

فَٱنظُرْ كَيْفَ كَانَ عَٰقِبَةُ ٱلْمُنذَرِينَ ﴿٧٣﴾

Maar zie hoe ellendig het einde was van degenen, die gewaarschuwd werden.

Leemhuis

Zie dan (O Moehammad) hoe het einde was van de gewaamshuwden.

Siregar

Zie dan (O Moehammad) hoe het einde was van de gewaamshuwden.

إِلَّا عِبَادَ ٱللَّهِ ٱلْمُخْلَصِينَ ﴿٧٤﴾

En die niet onze oprechte dienaren waren.

Leemhuis

Behalve (het einde van) de dienaren van Allah die, zuiver in hun aanbidding zijn.

Siregar

Behalve (het einde van) de dienaren van Allah die, zuiver in hun aanbidding zijn.

وَلَقَدْ نَادَىٰنَا نُوحٌۭ فَلَنِعْمَ ٱلْمُجِيبُونَ ﴿٧٥﴾

Noach riep ons in vroegere dagen aan, en wij verhoorden hem genadiglijk.

Leemhuis

En voorzeker, Nôeh riep Ons aan, en Wij zijn zeker de beste verhorenden.

Siregar

En voorzeker, Nôeh riep Ons aan, en Wij zijn zeker de beste verhorenden.

وَنَجَّيْنَٰهُ وَأَهْلَهُۥ مِنَ ٱلْكَرْبِ ٱلْعَظِيمِ ﴿٧٦﴾

En wij bevrijdden hem en zijn gezin uit de groote ellende.

Leemhuis

En Wij redden hem en zijn volgelingen van de geweldige ramp.

Siregar

En Wij redden hem en zijn volgelingen van de geweldige ramp.

وَجَعَلْنَا ذُرِّيَّتَهُۥ هُمُ ٱلْبَاقِينَ ﴿٧٧﴾

Wij deden zijne nakomelingschap den zondvloed overleven, om de aarde te bevolken.

Leemhuis

En Wij maakte zijn nakomelingen tot voortlevenden.

Siregar

En Wij maakte zijn nakomelingen tot voortlevenden.

وَتَرَكْنَا عَلَيْهِ فِى ٱلْءَاخِرِينَ ﴿٧٨﴾

En wij lieten hem de volgende begroeting door de verste nakomelingschap geven:

Leemhuis

En Wij maakten voor hem (zijn goede naam) blijvend onder de lateren.

Siregar

En Wij maakten voor hem (zijn goede naam) blijvend onder de lateren.

سَلَٰمٌ عَلَىٰ نُوحٍۢ فِى ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿٧٩﴾

Vrede zij op Noach onder alle schepselen!

Leemhuis

Vrede zij met Nôeh in de werelden.

Siregar

Vrede zij met Nôeh in de werelden.

إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجْزِى ٱلْمُحْسِنِينَ ﴿٨٠﴾

Zoo beloonen wij de rechtvaardigen.

Leemhuis

Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners.

Siregar

Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners.

إِنَّهُۥ مِنْ عِبَادِنَا ٱلْمُؤْمِنِينَ ﴿٨١﴾

Want hij was een van onze dienaren, de ware geloovigen.

Leemhuis

Voorwaar, hij behoort tot Onze gelovip dienaren.

Siregar

Voorwaar, hij behoort tot Onze gelovip dienaren.

ثُمَّ أَغْرَقْنَا ٱلْءَاخَرِينَ ﴿٨٢﴾

Daarna verdronken wij de anderen.

Leemhuis

Wij verdonken toen de anderen.

Siregar

Wij verdonken toen de anderen.

۞ وَإِنَّ مِن شِيعَتِهِۦ لَإِبْرَٰهِيمَ ﴿٨٣﴾

Abraham was mede van zijnen godsdienst;

Leemhuis

En voorwaar, tot zijn groep behoorde zeker Ibrâhîm.

Siregar

En voorwaar, tot zijn groep behoorde zeker Ibrâhîm.

إِذْ جَآءَ رَبَّهُۥ بِقَلْبٍۢ سَلِيمٍ ﴿٨٤﴾

Toen hij met een volkomen hart tot zijn Heer kwam.

Leemhuis

(Gedenk) toen hij tot zijn Heer kwam met een zuiver hart.

Siregar

(Gedenk) toen hij tot zijn Heer kwam met een zuiver hart.

إِذْ قَالَ لِأَبِيهِ وَقَوْمِهِۦ مَاذَا تَعْبُدُونَ ﴿٨٥﴾

Toen hij tot zijn vader en zijn volk zeide: Wat vreest gij?

Leemhuis

Toen hij tot zijn vader en zijn volk zei: \"Wat aanbidden jullie?

Siregar

Toen hij tot zijn vader en zijn volk zei: \"Wat aanbidden jullie?

أَئِفْكًا ءَالِهَةًۭ دُونَ ٱللَّهِ تُرِيدُونَ ﴿٨٦﴾

Kiest gij bij voorkeur valsche goden boven den waren God?

Leemhuis

Wensen jullie als een verzinsel goden naast Allah?

Siregar

Wensen jullie als een verzinsel goden naast Allah?

فَمَا ظَنُّكُم بِرَبِّ ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿٨٧﴾

Wat is dus uwe meening opzichtens den Heer aller schepselen?

Leemhuis

Wat stellen jullie je voor over de Heer der Werelden?\"

Siregar

Wat stellen jullie je voor over de Heer der Werelden?\"

فَنَظَرَ نَظْرَةًۭ فِى ٱلنُّجُومِ ﴿٨٨﴾

En hij beschouwde de sterren.

Leemhuis

Hij keek toen een ogenblik naar de sterren.

Siregar

Hij keek toen een ogenblik naar de sterren.

فَقَالَ إِنِّى سَقِيمٌۭ ﴿٨٩﴾

En zeide: Waarlijk, ik zal ziek wezen en niet bij uwe offeringen tegenwoordig zijn.

Leemhuis

Hij zei toen: \"Voorwaar, ik ben ziek.\"

Siregar

Hij zei toen: \"Voorwaar, ik ben ziek.\"

فَتَوَلَّوْا۟ عَنْهُ مُدْبِرِينَ ﴿٩٠﴾

En zij keerden zich af en verlieten hem.

Leemhuis

Toen wendden zij zich af, hem de rug toekerend.

Siregar

Toen wendden zij zich af, hem de rug toekerend.

فَرَاغَ إِلَىٰٓ ءَالِهَتِهِمْ فَقَالَ أَلَا تَأْكُلُونَ ﴿٩١﴾

En Abraham wendde zich in het geheim tot hunne goden, en zeide spottende tot hen: Eet gij niet van het vleesch dat u is voorgezet?

Leemhuis

Toen ging hij heimelijk naar hun goden en zei: \"Eten jullie (dit voedsel) niet?

Siregar

Toen ging hij heimelijk naar hun goden en zei: \"Eten jullie (dit voedsel) niet?

مَا لَكُمْ لَا تَنطِقُونَ ﴿٩٢﴾

Wat deert u, dat gij niet spreekt?

Leemhuis

Wat is er met jullie dat jullie niet spreken?\"

Siregar

Wat is er met jullie dat jullie niet spreken?\"

فَرَاغَ عَلَيْهِمْ ضَرْبًۢا بِٱلْيَمِينِ ﴿٩٣﴾

En hij keerde zich tot hen, en sloeg hen met zijne rechterhand en vernietigde hen.

Leemhuis

Toen liep hij op hen toe en sloeg (hen) met de rechterhand.

Siregar

Toen liep hij op hen toe en sloeg (hen) met de rechterhand.

فَأَقْبَلُوٓا۟ إِلَيْهِ يَزِفُّونَ ﴿٩٤﴾

En zijn volk kwam haastig tot hem.

Leemhuis

Daarop liepen zij (de veelgodenaanbidders) snel naar hem toe.

Siregar

Daarop liepen zij (de veelgodenaanbidders) snel naar hem toe.

قَالَ أَتَعْبُدُونَ مَا تَنْحِتُونَ ﴿٩٥﴾

Hij zeide: Aanbidt gij de beelden die gij zelven snijdt?

Leemhuis

Hij zei: \"Aanbidden jullie wat jullie hebben uitgehouwen?

Siregar

Hij zei: \"Aanbidden jullie wat jullie hebben uitgehouwen?

وَٱللَّهُ خَلَقَكُمْ وَمَا تَعْمَلُونَ ﴿٩٦﴾

Terwijl God u heeft geschapen en ook datgene wat gij maakt.

Leemhuis

Terwijl Allah jullie heeft geschapen en wat jullie maken.\"

Siregar

Terwijl Allah jullie heeft geschapen en wat jullie maken.\"

قَالُوا۟ ٱبْنُوا۟ لَهُۥ بُنْيَٰنًۭا فَأَلْقُوهُ فِى ٱلْجَحِيمِ ﴿٩٧﴾

Zij zeiden: Richt een brandstapel voor hem op en werp hem in het gloeiende vuur.

Leemhuis

Zij zeiden: \"Bouwt voor hem een bouwwerk (brandstapel) en werpt hem in liet laaiende vuur.\"

Siregar

Zij zeiden: \"Bouwt voor hem een bouwwerk (brandstapel) en werpt hem in liet laaiende vuur.\"

فَأَرَادُوا۟ بِهِۦ كَيْدًۭا فَجَعَلْنَٰهُمُ ٱلْأَسْفَلِينَ ﴿٩٨﴾

En zij smeedden eene list tegen hem. Maar wij deden hem het onderspit delven en bevrijdden hem.

Leemhuis

Toen zij een list tegen hem wensten te beramen maakten Wij hen tot de allerlaagsten.

Siregar

Toen zij een list tegen hem wensten te beramen maakten Wij hen tot de allerlaagsten.

وَقَالَ إِنِّى ذَاهِبٌ إِلَىٰ رَبِّى سَيَهْدِينِ ﴿٩٩﴾

En Abraham zeide: Waarlijk, ik ga tot mijnen Heer, die mij zal richten.

Leemhuis

En hij zei (toen hun pogingen mislukt waren): \"Ik wend mij tot mijn Heer, Hij zal mij leiden.

Siregar

En hij zei (toen hun pogingen mislukt waren): \"Ik wend mij tot mijn Heer, Hij zal mij leiden.

رَبِّ هَبْ لِى مِنَ ٱلصَّٰلِحِينَ ﴿١٠٠﴾

O Heer! geef mij eene rechtvaardige nakomelingschap.

Leemhuis

Mijn Heer, schenk mij (een zoon) van de rechtschapenen.\"

Siregar

Mijn Heer, schenk mij (een zoon) van de rechtschapenen.\"

فَبَشَّرْنَٰهُ بِغُلَٰمٍ حَلِيمٍۢ ﴿١٠١﴾

Daarom maakten wij hem bekend, dat hij een zoon zou bekomen, die een zachten aard zou hebben.

Leemhuis

Toen verkondigden Wij hem de verheugende tijding van een zachtmoedige jongen (Ismâ'îl).

Siregar

Toen verkondigden Wij hem de verheugende tijding van een zachtmoedige jongen (Ismâ'îl).

فَلَمَّا بَلَغَ مَعَهُ ٱلسَّعْىَ قَالَ يَٰبُنَىَّ إِنِّىٓ أَرَىٰ فِى ٱلْمَنَامِ أَنِّىٓ أَذْبَحُكَ فَٱنظُرْ مَاذَا تَرَىٰ ۚ قَالَ يَٰٓأَبَتِ ٱفْعَلْ مَا تُؤْمَرُ ۖ سَتَجِدُنِىٓ إِن شَآءَ ٱللَّهُ مِنَ ٱلصَّٰبِرِينَ ﴿١٠٢﴾

En toen hij den ouderdom der jongelingschap had bereikt, en zich met hem in de verrichtingen van den godsdienst kon vereenigen. Zeide Abraham tot hem: O mijn zoon! waarlijk, ik zag in een droom, dat ik u als eene offerande zoude aanbieden. Overweeg dus wat gij meent, dat ik zal doen. Hij antwoordde: O mijn vader! doe wat u bevolen werd; indien het Gode behaagt, zult gij bevinden dat ik het lijdzaam zal ondergaan.

Leemhuis

Toen hij de leeftijd had bereikt waarop hij hem (Ibrâhîm) kon helpen, zei hij: \"O mijn zoon, voorwaar, ik heb in een droom gezien dat ik jou zal offeren, zeg mij hoe jij daarover denkt,\" Hij zei: \"O mijn vader, doe wat u is bevolen, U zult vinden dat ik, als Allah het wil, tot de geduldigen behoor.\"

Siregar

Toen hij de leeftijd had bereikt waarop hij hem (Ibrâhîm) kon helpen, zei hij: \"O mijn zoon, voorwaar, ik heb in een droom gezien dat ik jou zal offeren, zeg mij hoe jij daarover denkt,\" Hij zei: \"O mijn vader, doe wat u is bevolen, U zult vinden dat ik, als Allah het wil, tot de geduldigen behoor.\"

فَلَمَّآ أَسْلَمَا وَتَلَّهُۥ لِلْجَبِينِ ﴿١٠٣﴾

En toen zij beiden zich aan den goddelijken wil hadden onderworpen, en Abraham zijn zoon voorover op het aangezicht had gelegd.

Leemhuis

Toen zij zich (aan Allah) hadden overgegeven en hij hem op zijn slaap had gelegd (om te offeren).

Siregar

Toen zij zich (aan Allah) hadden overgegeven en hij hem op zijn slaap had gelegd (om te offeren).

وَنَٰدَيْنَٰهُ أَن يَٰٓإِبْرَٰهِيمُ ﴿١٠٤﴾

Riepen wij hem toe: O Abraham!

Leemhuis

Toen riepen Wij tot hem: \"O Ibrâhîm!

Siregar

Toen riepen Wij tot hem: \"O Ibrâhîm!

قَدْ صَدَّقْتَ ٱلرُّءْيَآ ۚ إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجْزِى ٱلْمُحْسِنِينَ ﴿١٠٥﴾

Gij hebt aan uw visioen geloofd. Zoo beloonen wij den rechtvaardige.

Leemhuis

Waarlijk, jij hebt de droom in waarheid vervuld. Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners.\"

Siregar

Waarlijk, jij hebt de droom in waarheid vervuld. Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners.\"

إِنَّ هَٰذَا لَهُوَ ٱلْبَلَٰٓؤُا۟ ٱلْمُبِينُ ﴿١٠٦﴾

Waarlijk, dit was eene duidelijke proef.

Leemhuis

Voorwaar, dat is zeker de duidelijke beproeving.

Siregar

Voorwaar, dat is zeker de duidelijke beproeving.

وَفَدَيْنَٰهُ بِذِبْحٍ عَظِيمٍۢ ﴿١٠٧﴾

En wij losten zijn zoon met een edel slachtoffer uit.

Leemhuis

En Wij gaven hem ter vervanging een groot offerdier.

Siregar

En Wij gaven hem ter vervanging een groot offerdier.

وَتَرَكْنَا عَلَيْهِ فِى ٱلْءَاخِرِينَ ﴿١٠٨﴾

En wij lieten hem de volgende groete door de verste nakomelingschap bewaren;

Leemhuis

En Wij maakten voor hem (zijn goede naam) blijvend onder de lateren.

Siregar

En Wij maakten voor hem (zijn goede naam) blijvend onder de lateren.

سَلَٰمٌ عَلَىٰٓ إِبْرَٰهِيمَ ﴿١٠٩﴾

Namelijk: Vrede zij op Abraham!

Leemhuis

Vrede zij met Ibrâhîm.

Siregar

Vrede zij met Ibrâhîm.

كَذَٰلِكَ نَجْزِى ٱلْمُحْسِنِينَ ﴿١١٠﴾

Zoo beloonen wij den rechtvaardige;

Leemhuis

Zo belonen Wij de weldoeners.

Siregar

Zo belonen Wij de weldoeners.

إِنَّهُۥ مِنْ عِبَادِنَا ٱلْمُؤْمِنِينَ ﴿١١١﴾

Want hij was een onzer geloovige dienaren.

Leemhuis

Voorwaar, hij behoort tot Onze gelovige dienaren.

Siregar

Voorwaar, hij behoort tot Onze gelovige dienaren.

وَبَشَّرْنَٰهُ بِإِسْحَٰقَ نَبِيًّۭا مِّنَ ٱلصَّٰلِحِينَ ﴿١١٢﴾

Wij verblijdden hem met de belofte van Izaäk, een rechtvaardigen profeet.

Leemhuis

En Wij verkondigden hem de verheugende tijding over (de geboorte van) Ishâq, als een Profeet van de rechtschapenen.

Siregar

En Wij verkondigden hem de verheugende tijding over (de geboorte van) Ishâq, als een Profeet van de rechtschapenen.

وَبَٰرَكْنَا عَلَيْهِ وَعَلَىٰٓ إِسْحَٰقَ ۚ وَمِن ذُرِّيَّتِهِمَا مُحْسِنٌۭ وَظَالِمٌۭ لِّنَفْسِهِۦ مُبِينٌۭ ﴿١١٣﴾

En wij zegenden hem en Izaäk; en onder hunne nakomelingschap waren eenige rechtvaardigen, en anderen, die klaarblijkelijk hunne eigene zielen nadeel toebrachten.

Leemhuis

En Wij zegenden hem en Ishâq. En onder kun nakomelingen zijn er die weldoener zijn en (ook) die duidelijk onrechtvaardig voor zichzelf zijn.

Siregar

En Wij zegenden hem en Ishâq. En onder kun nakomelingen zijn er die weldoener zijn en (ook) die duidelijk onrechtvaardig voor zichzelf zijn.

وَلَقَدْ مَنَنَّا عَلَىٰ مُوسَىٰ وَهَٰرُونَ ﴿١١٤﴾

Wij waren ook vroeger genadig omtrent Mozes en Aäron.

Leemhuis

En voorzeker, Wij hebben Môesa en Hârôen begenadigd.

Siregar

En voorzeker, Wij hebben Môesa en Hârôen begenadigd.

وَنَجَّيْنَٰهُمَا وَقَوْمَهُمَا مِنَ ٱلْكَرْبِ ٱلْعَظِيمِ ﴿١١٥﴾

En wij bevrijdden hen en hun volk van eene groote ellende.

Leemhuis

En Wij hebben hen beiden en hun volk gered van de geweldige ramp.

Siregar

En Wij hebben hen beiden en hun volk gered van de geweldige ramp.

وَنَصَرْنَٰهُمْ فَكَانُوا۟ هُمُ ٱلْغَٰلِبِينَ ﴿١١٦﴾

Wij ondersteunden hen tegen de Egyptenaren, en zij werden overwinnaars.

Leemhuis

En Wij hielpen hen, waarop zij de overwinnaars werden.

Siregar

En Wij hielpen hen, waarop zij de overwinnaars werden.

وَءَاتَيْنَٰهُمَا ٱلْكِتَٰبَ ٱلْمُسْتَبِينَ ﴿١١٧﴾

Wij gaven hun het duidelijke boek der wet.

Leemhuis

En Wij gaven hun de verduidelijkende Schrift (de Taurât).

Siregar

En Wij gaven hun de verduidelijkende Schrift (de Taurât).

وَهَدَيْنَٰهُمَا ٱلصِّرَٰطَ ٱلْمُسْتَقِيمَ ﴿١١٨﴾

Wij leidden hen op den rechten weg.

Leemhuis

En Wij hebben Hen op het rechte Pad geleid.

Siregar

En Wij hebben Hen op het rechte Pad geleid.

وَتَرَكْنَا عَلَيْهِمَا فِى ٱلْءَاخِرِينَ ﴿١١٩﴾

En wij lieten de volgende groete door de verste nakomelingschap voor hen bewaren;

Leemhuis

En Wij maakten voor hen (hun goede naam) blijvend onder de lateren.

Siregar

En Wij maakten voor hen (hun goede naam) blijvend onder de lateren.

سَلَٰمٌ عَلَىٰ مُوسَىٰ وَهَٰرُونَ ﴿١٢٠﴾

Namelijk: Vrede zij op Mozes en Aäron!

Leemhuis

Vrede zij met Môcsa en Harôen.

Siregar

Vrede zij met Môcsa en Harôen.

إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجْزِى ٱلْمُحْسِنِينَ ﴿١٢١﴾

Zoo beloonen wij de rechtvaardigen.

Leemhuis

Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners.

Siregar

Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners.

إِنَّهُمَا مِنْ عِبَادِنَا ٱلْمُؤْمِنِينَ ﴿١٢٢﴾

Want zij waren twee onzer geloovige dienaren.

Leemhuis

Voorwaar, zij behoren tot Onze gelovige dienaren.

Siregar

Voorwaar, zij behoren tot Onze gelovige dienaren.

وَإِنَّ إِلْيَاسَ لَمِنَ ٱلْمُرْسَلِينَ ﴿١٢٣﴾

En Elias was mede een dergenen, die door ons werden gezonden.

Leemhuis

En voorwaar. Ilyâs behoort zeker tot de Gezondenen.

Siregar

En voorwaar. Ilyâs behoort zeker tot de Gezondenen.

إِذْ قَالَ لِقَوْمِهِۦٓ أَلَا تَتَّقُونَ ﴿١٢٤﴾

Toen hij tot zijn volk zeide: Vreest gij God niet?

Leemhuis

(Gedenkt) toen hij tot zijn volk zei: \"Vrezen jullie (Allah) niet?

Siregar

(Gedenkt) toen hij tot zijn volk zei: \"Vrezen jullie (Allah) niet?

أَتَدْعُونَ بَعْلًۭا وَتَذَرُونَ أَحْسَنَ ٱلْخَٰلِقِينَ ﴿١٢٥﴾

Roept gij Baal aan, en verzaakt gij den uitmuntendsten schepper?

Leemhuis

Aanbidden jullie Ba'l (een afgod) en verlaten jullie de Beste der Scheppers?

Siregar

Aanbidden jullie Ba'l (een afgod) en verlaten jullie de Beste der Scheppers?

ٱللَّهَ رَبَّكُمْ وَرَبَّ ءَابَآئِكُمُ ٱلْأَوَّلِينَ ﴿١٢٦﴾

God is uw Heer en de Heer uwer voorvaderen.

Leemhuis

Allah is jullie Heer en de Heer van jullie voorvaderen.\"

Siregar

Allah is jullie Heer en de Heer van jullie voorvaderen.\"

فَكَذَّبُوهُ فَإِنَّهُمْ لَمُحْضَرُونَ ﴿١٢٧﴾

Maar zij beschuldigden hem van bedrog.

Leemhuis

Toen loochenden zij hem, daarom worden zij zeker voorgeleiden (voor de bestraffing).

Siregar

Toen loochenden zij hem, daarom worden zij zeker voorgeleiden (voor de bestraffing).

إِلَّا عِبَادَ ٱللَّهِ ٱلْمُخْلَصِينَ ﴿١٢٨﴾

Weshalve zij aan de eeuwige straf zullen worden overgeleverd, behalve de oprechte dienaren Gods

Leemhuis

Behalve de dienaren van Allah die zuiver in hun aanbidding zijn.

Siregar

Behalve de dienaren van Allah die zuiver in hun aanbidding zijn.

وَتَرَكْنَا عَلَيْهِ فِى ٱلْءَاخِرِينَ ﴿١٢٩﴾

En wij lieten de volgende groete door de verste nakomelingschap voor hem bewaren.

Leemhuis

En Wij maakten voor hem (zijn goede naam) blijvend onder de lateren.

Siregar

En Wij maakten voor hem (zijn goede naam) blijvend onder de lateren.

سَلَٰمٌ عَلَىٰٓ إِلْ يَاسِينَ ﴿١٣٠﴾

Namelijk: Vrede zij op Ilyasin!

Leemhuis

Vrede zij met Ilyâs.

Siregar

Vrede zij met Ilyâs.

إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجْزِى ٱلْمُحْسِنِينَ ﴿١٣١﴾

Zoo beloonen wij den rechtvaardige.

Leemhuis

Voorwaar, zo belonen wij de weldoeners.

Siregar

Voorwaar, zo belonen wij de weldoeners.

إِنَّهُۥ مِنْ عِبَادِنَا ٱلْمُؤْمِنِينَ ﴿١٣٢﴾

Want hij was een onzer geloovige dienaren.

Leemhuis

Voorwaar, hij behoort tot Onze gelovige dienaren.

Siregar

Voorwaar, hij behoort tot Onze gelovige dienaren.

وَإِنَّ لُوطًۭا لَّمِنَ ٱلْمُرْسَلِينَ ﴿١٣٣﴾

En Lot was mede een dergenen, die door ons werden gezonden.

Leemhuis

En voorwaar, Lôeth behoort zeker tot de gezondenen.

Siregar

En voorwaar, Lôeth behoort zeker tot de gezondenen.

إِذْ نَجَّيْنَٰهُ وَأَهْلَهُۥٓ أَجْمَعِينَ ﴿١٣٤﴾

Toen wij hem en zijn geheel gezin bevrijden.

Leemhuis

(Gedenk) toen Wij hem en zijn volgelingen allen hebben gered.

Siregar

(Gedenk) toen Wij hem en zijn volgelingen allen hebben gered.

إِلَّا عَجُوزًۭا فِى ٱلْغَٰبِرِينَ ﴿١٣٥﴾

Behalve eene oude vrouw, zijne huisvrouw, die omkwam met hen die achterbleven.

Leemhuis

Behalve een vrouw (zijn echtgenote) die tot de achterblijvers behoorde.

Siregar

Behalve een vrouw (zijn echtgenote) die tot de achterblijvers behoorde.

ثُمَّ دَمَّرْنَا ٱلْءَاخَرِينَ ﴿١٣٦﴾

Daarna verdelgden wij de anderen.

Leemhuis

Vervolgens vernietigden Wij de overigen.

Siregar

Vervolgens vernietigden Wij de overigen.

وَإِنَّكُمْ لَتَمُرُّونَ عَلَيْهِم مُّصْبِحِينَ ﴿١٣٧﴾

En gij, o bewoners van Mekka! komt de plaatsen voorbij waar zij eens hebben gewoond, als gij des ochtends reist.

Leemhuis

En voorwaar, jullie gaan in de ochtend aan hen (de ruïnes van hun steden) voorbij.

Siregar

En voorwaar, jullie gaan in de ochtend aan hen (de ruïnes van hun steden) voorbij.

وَبِٱلَّيْلِ ۗ أَفَلَا تَعْقِلُونَ ﴿١٣٨﴾

En des nachts. Zult gij dan niet begrijpen?

Leemhuis

En ook in de nacht, denken jullie dan niet na?

Siregar

En ook in de nacht, denken jullie dan niet na?

وَإِنَّ يُونُسَ لَمِنَ ٱلْمُرْسَلِينَ ﴿١٣٩﴾

Jonas was mede een dergenen die door ons werden gezonden.

Leemhuis

En voorwaar, Yôenoes behoort zeker tot de gezondenen.

Siregar

En voorwaar, Yôenoes behoort zeker tot de gezondenen.

إِذْ أَبَقَ إِلَى ٱلْفُلْكِ ٱلْمَشْحُونِ ﴿١٤٠﴾

Toen hij in een geladen schip vluchtte.

Leemhuis

(Gedenkt) toen hij wegliep naar het volgeladen schip.

Siregar

(Gedenkt) toen hij wegliep naar het volgeladen schip.

فَسَاهَمَ فَكَانَ مِنَ ٱلْمُدْحَضِينَ ﴿١٤١﴾

En zij die aan boord waren, lootten onder elkander en hij werd veroordeeld.

Leemhuis

Toen lootte hij (om een plaats erop) en bij behoorde daarop tot de verliezers.

Siregar

Toen lootte hij (om een plaats erop) en bij behoorde daarop tot de verliezers.

فَٱلْتَقَمَهُ ٱلْحُوتُ وَهُوَ مُلِيمٌۭ ﴿١٤٢﴾

En de visch verzwolg hem; want hij had eene bestraffing verdiend.

Leemhuis

Toen slokte de vis hem op en hij verweet zichzelf.

Siregar

Toen slokte de vis hem op en hij verweet zichzelf.

فَلَوْلَآ أَنَّهُۥ كَانَ مِنَ ٱلْمُسَبِّحِينَ ﴿١٤٣﴾

En indien hij niet eene ware geweest van hen die God loven.

Leemhuis

En als hij niet tot degenen die de Glorie van Allah prezen behoord had.

Siregar

En als hij niet tot degenen die de Glorie van Allah prezen behoord had.

لَلَبِثَ فِى بَطْنِهِۦٓ إِلَىٰ يَوْمِ يُبْعَثُونَ ﴿١٤٤﴾

Waarlijk, dan ware hij, tot den dag der opstanding, in den buik van den visch gebleven.

Leemhuis

Zou hij zeker in zijn buik zijn gebleven, tot de Dag waarop zij worden opgewekt.

Siregar

Zou hij zeker in zijn buik zijn gebleven, tot de Dag waarop zij worden opgewekt.

۞ فَنَبَذْنَٰهُ بِٱلْعَرَآءِ وَهُوَ سَقِيمٌۭ ﴿١٤٥﴾

En wij wierpen hem op het naakte strand, en hij was ziek.

Leemhuis

Toen wierpen Wij hem eruit, op een kale vlakte, en hij was ziek.

Siregar

Toen wierpen Wij hem eruit, op een kale vlakte, en hij was ziek.

وَأَنۢبَتْنَا عَلَيْهِ شَجَرَةًۭ مِّن يَقْطِينٍۢ ﴿١٤٦﴾

Wij deden een pompoenplant over hem heen groeien.

Leemhuis

En Wij deden over hem een boom groeien met veel bladeren.

Siregar

En Wij deden over hem een boom groeien met veel bladeren.

وَأَرْسَلْنَٰهُ إِلَىٰ مِا۟ئَةِ أَلْفٍ أَوْ يَزِيدُونَ ﴿١٤٧﴾

Wij zonden hem daarna tot een volk van honderdduizend zielen of meer.

Leemhuis

En Wij zonden hem naar een honderdduizendtal (volgelingen) of meer.

Siregar

En Wij zonden hem naar een honderdduizendtal (volgelingen) of meer.

فَـَٔامَنُوا۟ فَمَتَّعْنَٰهُمْ إِلَىٰ حِينٍۢ ﴿١٤٨﴾

En zij geloofden: daarom lieten wij hun dit leven nog voor eenigen tijd genieten.

Leemhuis

Daarop geloofden zij en Wij schonken hun genietingen, voor een bepaalde tijd.

Siregar

Daarop geloofden zij en Wij schonken hun genietingen, voor een bepaalde tijd.

فَٱسْتَفْتِهِمْ أَلِرَبِّكَ ٱلْبَنَاتُ وَلَهُمُ ٱلْبَنُونَ ﴿١٤٩﴾

Vraag aan de bewoners van Mekka of uw Heer dochters heeft gelijk zij zonen hebben?

Leemhuis

Vraag hen (de ongelovigen), of voor jouw Heer de dochters zijn en voor hen de zonen.

Siregar

Vraag hen (de ongelovigen), of voor jouw Heer de dochters zijn en voor hen de zonen.

أَمْ خَلَقْنَا ٱلْمَلَٰٓئِكَةَ إِنَٰثًۭا وَهُمْ شَٰهِدُونَ ﴿١٥٠﴾

Hebben wij ook de engelen van het vrouwelijke geslacht geschapen, en waren zij er getuigen van?

Leemhuis

Hebben Wij de Engelen als vrouwen geschapen en waren zij getuigen?

Siregar

Hebben Wij de Engelen als vrouwen geschapen en waren zij getuigen?

أَلَآ إِنَّهُم مِّنْ إِفْكِهِمْ لَيَقُولُونَ ﴿١٥١﴾

Zeggen zij niet, volgens hunne eigene, valsche uitvinding:

Leemhuis

Weet dat zij wegens hun verzonnen leugens zeker zullen zeggen:

Siregar

Weet dat zij wegens hun verzonnen leugens zeker zullen zeggen:

وَلَدَ ٱللَّهُ وَإِنَّهُمْ لَكَٰذِبُونَ ﴿١٥٢﴾

God heeft eene nakomelingschap gebaard? en zij zijn niet werkelijk leugenaars?

Leemhuis

\"Allah heeft kinderen verwekt.\" Voorwaar, zij zijn zeker leugenaars.

Siregar

\"Allah heeft kinderen verwekt.\" Voorwaar, zij zijn zeker leugenaars.

أَصْطَفَى ٱلْبَنَاتِ عَلَى ٱلْبَنِينَ ﴿١٥٣﴾

Heeft hij bij voorkeur dochters boven zonen verkozen?

Leemhuis

Heeft Hij dochters verkozen boven zonen?

Siregar

Heeft Hij dochters verkozen boven zonen?

مَا لَكُمْ كَيْفَ تَحْكُمُونَ ﴿١٥٤﴾

Gij hebt geene reden aldus te oordeelen.

Leemhuis

Wat is er met jullie? Hoe beoordelen jullie?

Siregar

Wat is er met jullie? Hoe beoordelen jullie?

أَفَلَا تَذَكَّرُونَ ﴿١٥٥﴾

Wilt gij dus niet vermaand wezen?

Leemhuis

Laten jullie je dan in iet vermanen?

Siregar

Laten jullie je dan in iet vermanen?

أَمْ لَكُمْ سُلْطَٰنٌۭ مُّبِينٌۭ ﴿١٥٦﴾

Of hebt gij een duidelijk bewijs voor hetgeen gij zegt?

Leemhuis

Of beschikken jullie over een duidelijk bewijs?

Siregar

Of beschikken jullie over een duidelijk bewijs?

فَأْتُوا۟ بِكِتَٰبِكُمْ إِن كُنتُمْ صَٰدِقِينَ ﴿١٥٧﴾

Brengt thans uw boek der openbaringen voor den dag, indien gij de waarheid spreekt.

Leemhuis

Brengt dan jullie boek, als jullie waarachtigen zijn!

Siregar

Brengt dan jullie boek, als jullie waarachtigen zijn!

وَجَعَلُوا۟ بَيْنَهُۥ وَبَيْنَ ٱلْجِنَّةِ نَسَبًۭا ۚ وَلَقَدْ عَلِمَتِ ٱلْجِنَّةُ إِنَّهُمْ لَمُحْضَرُونَ ﴿١٥٨﴾

En zij maken hem tot een verwante der geniussen, terwijl de geniussen weten, dat hij, die zulke dingen verklaart, aan de eeuwige straf zal worden overgeleverd.

Leemhuis

En zij verzinnen verwantschap tussen Hem en de Djinn's. En voorzeker, de Djinn's weten dat zij de voorgeleiden zullen zijn.

Siregar

En zij verzinnen verwantschap tussen Hem en de Djinn's. En voorzeker, de Djinn's weten dat zij de voorgeleiden zullen zijn.

سُبْحَٰنَ ٱللَّهِ عَمَّا يَصِفُونَ ﴿١٥٩﴾

(God is verheven, boven datgene wat zij nopens hem verklaren):

Leemhuis

Heilig is Allah boven wat zij toeschrijven.

Siregar

Heilig is Allah boven wat zij toeschrijven.

إِلَّا عِبَادَ ٱللَّهِ ٱلْمُخْلَصِينَ ﴿١٦٠﴾

Maar niet Gods oprechte dienaren.

Leemhuis

Behalve de dienaren van Allah die Hem zuiver aanbidden.

Siregar

Behalve de dienaren van Allah die Hem zuiver aanbidden.

فَإِنَّكُمْ وَمَا تَعْبُدُونَ ﴿١٦١﴾

Maar gij en de goden, welke gij aanbidt,

Leemhuis

Voorwaar jullie en wat jullie aanbidden.

Siregar

Voorwaar jullie en wat jullie aanbidden.

مَآ أَنتُمْ عَلَيْهِ بِفَٰتِنِينَ ﴿١٦٢﴾

Zullen niemand nopens God verleiden.

Leemhuis

Jullie kunnen niemand tegen (het plan van) Hem te doen dwalen.

Siregar

Jullie kunnen niemand tegen (het plan van) Hem te doen dwalen.

إِلَّا مَنْ هُوَ صَالِ ٱلْجَحِيمِ ﴿١٦٣﴾

Behalve hem die bestemd is om in de hel verbrand te worden.

Leemhuis

Behalve degene die Djahîm (de Hel) binnengaat.

Siregar

Behalve degene die Djahîm (de Hel) binnengaat.

وَمَا مِنَّآ إِلَّا لَهُۥ مَقَامٌۭ مَّعْلُومٌۭ ﴿١٦٤﴾

Er is niemand van ons, of hij heeft een bestemde plaats.

Leemhuis

(De Engelen zeggen:) \"En er is niemand van ons, of er is voor hem een bekende plaats.

Siregar

(De Engelen zeggen:) \"En er is niemand van ons, of er is voor hem een bekende plaats.

وَإِنَّا لَنَحْنُ ٱلصَّآفُّونَ ﴿١٦٥﴾

Wij scharen ons in orde,

Leemhuis

En voorwaar, wij zijn degenen die in rijen staan.

Siregar

En voorwaar, wij zijn degenen die in rijen staan.

وَإِنَّا لَنَحْنُ ٱلْمُسَبِّحُونَ ﴿١٦٦﴾

Gods bevelen afwachtende, en wij verkondigen den goddelijken lof.

Leemhuis

En voorwaar, wij zijn zeker degenen die de Glorie van Allah prijzen.\"

Siregar

En voorwaar, wij zijn zeker degenen die de Glorie van Allah prijzen.\"

وَإِن كَانُوا۟ لَيَقُولُونَ ﴿١٦٧﴾

De ongeloovigen zeiden:

Leemhuis

En zij (de ongelovigen) zullen zeker zeggen:

Siregar

En zij (de ongelovigen) zullen zeker zeggen:

لَوْ أَنَّ عِندَنَا ذِكْرًۭا مِّنَ ٱلْأَوَّلِينَ ﴿١٦٨﴾

Indien wij door een boek met goddelijke openbaringen waren begunstigd geworden, van diegene welke aan de ouden werden geschonken.

Leemhuis

\"Als wij over een Vermaning van de vruegeren hadden beschikt,

Siregar

\"Als wij over een Vermaning van de vruegeren hadden beschikt,

لَكُنَّا عِبَادَ ٱللَّهِ ٱلْمُخْلَصِينَ ﴿١٦٩﴾

Zouden wij zeker oprechte dienaren Gods zijn geweest;

Leemhuis

Dan zouden wij zeker tot de dienaren van Allah die Hem zuiver aanbidden hebben behoord.\"

Siregar

Dan zouden wij zeker tot de dienaren van Allah die Hem zuiver aanbidden hebben behoord.\"

فَكَفَرُوا۟ بِهِۦ ۖ فَسَوْفَ يَعْلَمُونَ ﴿١٧٠﴾

Maar thans, nu de Koran is geopenbaard, gelooven zij daarin niet; doch hier namaals zullen zij het gevolg van hun ongeloof kennen.

Leemhuis

Maar zij verwierpen hem (de Koran), daarom zullen zij het weten.

Siregar

Maar zij verwierpen hem (de Koran), daarom zullen zij het weten.

وَلَقَدْ سَبَقَتْ كَلِمَتُنَا لِعِبَادِنَا ٱلْمُرْسَلِينَ ﴿١٧١﴾

Ons woord werd vroeger aan onze dienaren, de gezanten, gegeven.

Leemhuis

En voorzeker, Ons Woord is voorafgegaan aan Onze gezonden dienaren.

Siregar

En voorzeker, Ons Woord is voorafgegaan aan Onze gezonden dienaren.

إِنَّهُمْ لَهُمُ ٱلْمَنصُورُونَ ﴿١٧٢﴾

Dat zij zekerlijk tegen de ongeloovigen zouden ondersteund worden,

Leemhuis

Voorwaar, zij zijn het die zeker geholpen zullen worden.

Siregar

Voorwaar, zij zijn het die zeker geholpen zullen worden.

وَإِنَّ جُندَنَا لَهُمُ ٱلْغَٰلِبُونَ ﴿١٧٣﴾

En dat onze legers de overwinning zouden behalen.

Leemhuis

Voorwaar, zij zijn Onze legers die zeker de overwinnaars zullen zijn.

Siregar

Voorwaar, zij zijn Onze legers die zeker de overwinnaars zullen zijn.

فَتَوَلَّ عَنْهُمْ حَتَّىٰ حِينٍۢ ﴿١٧٤﴾

Wend u dus gedurende eenen tijd van hen af.

Leemhuis

Wend je (O Moehammad) dan voor een bepaalde tijd van hen (de gelovigen) af.

Siregar

Wend je (O Moehammad) dan voor een bepaalde tijd van hen (de gelovigen) af.

وَأَبْصِرْهُمْ فَسَوْفَ يُبْصِرُونَ ﴿١٧٥﴾

En zie de rampen die hen zullen bedroeven; want zij zullen uwe toekomstige overwinning en uwen voorspoed zien.

Leemhuis

En kijk naar hen, zij zullen spoedig (de gevolgen) zien.

Siregar

En kijk naar hen, zij zullen spoedig (de gevolgen) zien.

أَفَبِعَذَابِنَا يَسْتَعْجِلُونَ ﴿١٧٦﴾

Trachten zij daarom onze wraak te verhaasten?

Leemhuis

Vragen zij dan Onze bestraffing te bespoedigen?

Siregar

Vragen zij dan Onze bestraffing te bespoedigen?

فَإِذَا نَزَلَ بِسَاحَتِهِمْ فَسَآءَ صَبَاحُ ٱلْمُنذَرِينَ ﴿١٧٧﴾

Waarlijk, wanneer die in hunne afgesloten hoven zal nederdalen, zal het een slechte ochtend zijn voor hen, die te vergeefs werden gewaarschuwd.

Leemhuis

Als dan (de bestraffing) neerdaalt op hun erven, dat is dan de slechtste ochtend voor de gewaarschuwden.

Siregar

Als dan (de bestraffing) neerdaalt op hun erven, dat is dan de slechtste ochtend voor de gewaarschuwden.

وَتَوَلَّ عَنْهُمْ حَتَّىٰ حِينٍۢ ﴿١٧٨﴾

Wend u dus voor eenigen tijd van hen af.

Leemhuis

En wend je van hen af voor een bepaalde tijd.

Siregar

En wend je van hen af voor een bepaalde tijd.

وَأَبْصِرْ فَسَوْفَ يُبْصِرُونَ ﴿١٧٩﴾

Hierna zullen zij uwe overwinning en hunne straf ontwaren.

Leemhuis

En kijk, spoedig zullen zij (de bestraffing) zien.

Siregar

En kijk, spoedig zullen zij (de bestraffing) zien.

سُبْحَٰنَ رَبِّكَ رَبِّ ٱلْعِزَّةِ عَمَّا يَصِفُونَ ﴿١٨٠﴾

Geloofd zij uw Heer, de Heer die verre verheven is boven hetgeen zij van hem verklaren!

Leemhuis

Heilig is jouw Heer, de Heer van de Almacht, boven wat zij toeschrijven.

Siregar

Heilig is jouw Heer, de Heer van de Almacht, boven wat zij toeschrijven.

وَسَلَٰمٌ عَلَى ٱلْمُرْسَلِينَ ﴿١٨١﴾

Vrede zij op zijne gezanten.

Leemhuis

En vrede zij met de gezondenen.

Siregar

En vrede zij met de gezondenen.

وَٱلْحَمْدُ لِلَّهِ رَبِّ ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿١٨٢﴾

En geloofd zij God, de Heer van alle schepselen!

Leemhuis

En alle lof zij Allah, de Heer der Werelden.

Siregar

En alle lof zij Allah, de Heer der Werelden.