Setting
Surah Sad [Sad] in Dutch
صٓ ۚ وَٱلْقُرْءَانِ ذِى ٱلذِّكْرِ ﴿١﴾
S. Ik zweer bij den Koran, gevuld met waarschuwingen.
Shâd. Bij de Koran, bezitter van eer.
Shâd. Bij de Koran, bezitter van eer.
بَلِ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ فِى عِزَّةٍۢ وَشِقَاقٍۢ ﴿٢﴾
Waarlijk, de ongeloovigen zijn verkleefd aan trotschheid en twist.
Maar degenen die ongelovig zijn., verkeren in eigendunk en opstandigheid.
Maar degenen die ongelovig zijn., verkeren in eigendunk en opstandigheid.
كَمْ أَهْلَكْنَا مِن قَبْلِهِم مِّن قَرْنٍۢ فَنَادَوا۟ وَّلَاتَ حِينَ مَنَاصٍۢ ﴿٣﴾
Hoevele geslachten hebben wij voor hen verdelgd en zij riepen om genade; maar het was geen tijd meer om aan de straf te ontkomen.
Hoeveelgeneraties vóór hen hebben Wij niet vernietigd, die toen (tot Ons) riepen. Die tijd was niet de tijd om te vluchten.
Hoeveelgeneraties vóór hen hebben Wij niet vernietigd, die toen (tot Ons) riepen. Die tijd was niet de tijd om te vluchten.
وَعَجِبُوٓا۟ أَن جَآءَهُم مُّنذِرٌۭ مِّنْهُمْ ۖ وَقَالَ ٱلْكَٰفِرُونَ هَٰذَا سَٰحِرٌۭ كَذَّابٌ ﴿٤﴾
Zij zijn verbaasd, dat een uit hen geboren waarschuwer tot hen is gekomen. En de ongeloovigen zeggen: Deze man is een toovenaar en een leugenaar.
En zij verbaasden zich dat er om waarschuwer uit hun midden tot hen was gekomen. En de ongelovigen zeiden: \"Dit is een liegende tovenaar!
En zij verbaasden zich dat er om waarschuwer uit hun midden tot hen was gekomen. En de ongelovigen zeiden: \"Dit is een liegende tovenaar!
أَجَعَلَ ٱلْءَالِهَةَ إِلَٰهًۭا وَٰحِدًا ۖ إِنَّ هَٰذَا لَشَىْءٌ عُجَابٌۭ ﴿٥﴾
Verklaart hij dat de goden één God zijn? Waarlijk dit is eene zonderlinge zaak.
Heeft hij de goden tot één God gernaakt? Voorwaar, dit is zeker een verbazingwekkend iets.\"
Heeft hij de goden tot één God gernaakt? Voorwaar, dit is zeker een verbazingwekkend iets.\"
وَٱنطَلَقَ ٱلْمَلَأُ مِنْهُمْ أَنِ ٱمْشُوا۟ وَٱصْبِرُوا۟ عَلَىٰٓ ءَالِهَتِكُمْ ۖ إِنَّ هَٰذَا لَشَىْءٌۭ يُرَادُ ﴿٦﴾
En de voornaamste lieden onder hen vertrokken, zeggende tot elkander: Gaat en volhardt in de vereering uwer goden, waarlijk; u er van af te trekken is de bedoelde zaak.
En de vooranstaanden onder hen gingen weg (zeggend:) \"Ga door en wees geduldig met (de aanbidding van) jullie goden. Voorwaar, dat (van Moehammad) is zeker iets dat (tegen jullie) bedoeld is.
En de vooranstaanden onder hen gingen weg (zeggend:) \"Ga door en wees geduldig met (de aanbidding van) jullie goden. Voorwaar, dat (van Moehammad) is zeker iets dat (tegen jullie) bedoeld is.
مَا سَمِعْنَا بِهَٰذَا فِى ٱلْمِلَّةِ ٱلْءَاخِرَةِ إِنْ هَٰذَآ إِلَّا ٱخْتِلَٰقٌ ﴿٧﴾
Wij hebben niet van zoo iets in den laatsten godsdienst gehoord. Dit is niets dan eene valsche uitvinding.
En wij hebben hierover niets gehoord in de laatste godsdienst. Dit is niets dan een verzinsel.\"
En wij hebben hierover niets gehoord in de laatste godsdienst. Dit is niets dan een verzinsel.\"
أَءُنزِلَ عَلَيْهِ ٱلذِّكْرُ مِنۢ بَيْنِنَا ۚ بَلْ هُمْ فِى شَكٍّۢ مِّن ذِكْرِى ۖ بَل لَّمَّا يَذُوقُوا۟ عَذَابِ ﴿٨﴾
Werd hem bij voorkeur boven een ander onzer eene waarschuwing nedergezonden? Waarlijk, zij verkeeren in eene dwaling omtrent mijne waarschuwing; doch zij hebben mijne wraak nog niet geproefd
Is aan hem uit Ons midden de Vermaning neergezonden? Nee! Zij verkeren in twijfel over Mijn Vermaning. Nee! Zij hebben de bestraffing nog niet geproefd.
Is aan hem uit Ons midden de Vermaning neergezonden? Nee! Zij verkeren in twijfel over Mijn Vermaning. Nee! Zij hebben de bestraffing nog niet geproefd.
أَمْ عِندَهُمْ خَزَآئِنُ رَحْمَةِ رَبِّكَ ٱلْعَزِيزِ ٱلْوَهَّابِ ﴿٩﴾
Zijn de schatten der genade van uwen Heer, den Machtige, den Milddadige, in hunne handen?
Of zijn bij ben de schatten van de Barmhartigheid van jouw Heer, de Almachtig, de Schenker?
Of zijn bij ben de schatten van de Barmhartigheid van jouw Heer, de Almachtig, de Schenker?
أَمْ لَهُم مُّلْكُ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ وَمَا بَيْنَهُمَا ۖ فَلْيَرْتَقُوا۟ فِى ٱلْأَسْبَٰبِ ﴿١٠﴾
Is het koninkrijk der hemelen en der aarde, en van hetgeen er tusschen is, in hun bezit? Indien dit zoo is, laat het dan met ladders (touwen) ten hemel opstijgen.
Of behoort aan hèn het koninkrijk van de hemelen en de aarde en wat daartussen is? Laten zij dan langs de ladders omhoog klimmen!
Of behoort aan hèn het koninkrijk van de hemelen en de aarde en wat daartussen is? Laten zij dan langs de ladders omhoog klimmen!
جُندٌۭ مَّا هُنَالِكَ مَهْزُومٌۭ مِّنَ ٱلْأَحْزَابِ ﴿١١﴾
Maar hunne legers, hoe talrijk die ook mochten zijn, zullen op de vlucht gejaagd worden.
Zij zijn daar niets anden dan het verslagen leger van de bondgenoten.
Zij zijn daar niets anden dan het verslagen leger van de bondgenoten.
كَذَّبَتْ قَبْلَهُمْ قَوْمُ نُوحٍۢ وَعَادٌۭ وَفِرْعَوْنُ ذُو ٱلْأَوْتَادِ ﴿١٢﴾
Het volk van Noach, de stam van Ad en Pharao, de bezitter der staken beschuldigden, voor hen, de profeten van bedrog.
Vóór hen loochende het volk van Nôeh, en (het volk van) de 'Âd en Fir'aun, de bezitter van de pinnen (macht).
Vóór hen loochende het volk van Nôeh, en (het volk van) de 'Âd en Fir'aun, de bezitter van de pinnen (macht).
وَثَمُودُ وَقَوْمُ لُوطٍۢ وَأَصْحَٰبُ لْـَٔيْكَةِ ۚ أُو۟لَٰٓئِكَ ٱلْأَحْزَابُ ﴿١٣﴾
Ook de stam van Thamoed en het volk van Lot, en de bewoners van het woud nabij Madian deden dit en waren de bondgenooten tegen Gods gezanten.
En de Tsamôed, het volk van Lôeth en de bewoners van Aikah. Zij zijn de bondgenoten.
En de Tsamôed, het volk van Lôeth en de bewoners van Aikah. Zij zijn de bondgenoten.
إِن كُلٌّ إِلَّا كَذَّبَ ٱلرُّسُلَ فَحَقَّ عِقَابِ ﴿١٤﴾
Zij allen deden niet anders, dan hunne gezanten van valschheid beschuldigen, waardoor mijne wraak rechtvaardig op hen werd uitgeoefend.
En er was niemand onder hen, of hij loochende de Boodschappers, zodat Mijn bestraffing bewaarheid word.
En er was niemand onder hen, of hij loochende de Boodschappers, zodat Mijn bestraffing bewaarheid word.
وَمَا يَنظُرُ هَٰٓؤُلَآءِ إِلَّا صَيْحَةًۭ وَٰحِدَةًۭ مَّا لَهَا مِن فَوَاقٍۢ ﴿١٥﴾
En deze wachten slechts op een klank der trompet, die niet uitgesteld zal worden.
En zij wachtten slechts op één enkele bliksemslag, die geen onderbreking kent.
En zij wachtten slechts op één enkele bliksemslag, die geen onderbreking kent.
وَقَالُوا۟ رَبَّنَا عَجِّل لَّنَا قِطَّنَا قَبْلَ يَوْمِ ٱلْحِسَابِ ﴿١٦﴾
En zij zeggen spottende: O Heer! geef ons ons deel voor den dag der rekenschap.
En zij zeggen: \"Onze Heer, bespoedig voor ons ons deel (van de bestraffing) vóór de Dag des Oordeels.\"
En zij zeggen: \"Onze Heer, bespoedig voor ons ons deel (van de bestraffing) vóór de Dag des Oordeels.\"
ٱصْبِرْ عَلَىٰ مَا يَقُولُونَ وَٱذْكُرْ عَبْدَنَا دَاوُۥدَ ذَا ٱلْأَيْدِ ۖ إِنَّهُۥٓ أَوَّابٌ ﴿١٧﴾
Verdraag geduldig wat zij bedrijven en herinner hen onzen dienaar David, die met sterkte begaafd was; want hij was iemand, die zich ernstig tot God wendde.
Weest geduldig mt wat zij zij zeggen, en gedenk Onze dienaar Dâwôed, de bezitter van kracht. Voorwaar, hij is de meest berouwtonende.
Weest geduldig mt wat zij zij zeggen, en gedenk Onze dienaar Dâwôed, de bezitter van kracht. Voorwaar, hij is de meest berouwtonende.
إِنَّا سَخَّرْنَا ٱلْجِبَالَ مَعَهُۥ يُسَبِّحْنَ بِٱلْعَشِىِّ وَٱلْإِشْرَاقِ ﴿١٨﴾
Wij dwongen de bergen, onzen lof met hem te verkondigen, des avonds en bij het opgaan der zon;
En Wij maakten de bergen dienstbaar, die met hem de Glorie van Allah prezen in de avond en in de ochtend.
En Wij maakten de bergen dienstbaar, die met hem de Glorie van Allah prezen in de avond en in de ochtend.
وَٱلطَّيْرَ مَحْشُورَةًۭ ۖ كُلٌّۭ لَّهُۥٓ أَوَّابٌۭ ﴿١٩﴾
Alsook de vogelen die zich tot hem verzamelen, en die allen dikwijls met dat doel bij hem terug keerden.
En (ook) de verzamelde vogels, allen wendden zich voortdurend tot Hem.
En (ook) de verzamelde vogels, allen wendden zich voortdurend tot Hem.
وَشَدَدْنَا مُلْكَهُۥ وَءَاتَيْنَٰهُ ٱلْحِكْمَةَ وَفَصْلَ ٱلْخِطَابِ ﴿٢٠﴾
Wij stichten zijn koninkrijk, en wij gaven hem wijsheid en welsprekendheid van woorden.
En Wij versterkten zi n koninkrijk en Wij gaven hem de wijsheid en de beslissende uitspraken.
En Wij versterkten zi n koninkrijk en Wij gaven hem de wijsheid en de beslissende uitspraken.
۞ وَهَلْ أَتَىٰكَ نَبَؤُا۟ ٱلْخَصْمِ إِذْ تَسَوَّرُوا۟ ٱلْمِحْرَابَ ﴿٢١﴾
Is het verhaal der twee twistende tot uwe kennis gekomen, toen zij, over den muur, in de bovenste vertrekken kwamen?
Heeft jou het bericht over de onenigheid bereikt? Toen zij over de muur de gebedsruimte binnendrongen?
Heeft jou het bericht over de onenigheid bereikt? Toen zij over de muur de gebedsruimte binnendrongen?
إِذْ دَخَلُوا۟ عَلَىٰ دَاوُۥدَ فَفَزِعَ مِنْهُمْ ۖ قَالُوا۟ لَا تَخَفْ ۖ خَصْمَانِ بَغَىٰ بَعْضُنَا عَلَىٰ بَعْضٍۢ فَٱحْكُم بَيْنَنَا بِٱلْحَقِّ وَلَا تُشْطِطْ وَٱهْدِنَآ إِلَىٰ سَوَآءِ ٱلصِّرَٰطِ ﴿٢٢﴾
Toen zij tot David binnenkwamen, en hij bevreesd voor hen was, zeiden zij: Vrees niet, wij zijn twee tegenstanders, die een twist met elkander te beslechten hebben. De een van ons heeft den ander nadeel toegebracht: richt dus tusschen ons met waarheid: wees niet onrechtvaardig en leid ons op den rechten weg.
Toen zij bij Dâwôed binnenkwamen, schrok Hij van ten, zij zeiden: \"Wees niet bang, wij zijn twee mannen die het met elkaar oneens zijn, een van ons heeft de ander onrechtvaardig behandeld. Oordeel daarom rechtvaardig tussen ons en wijk niet af van de Waarheid en leid ons naar het rechte Pad.
Toen zij bij Dâwôed binnenkwamen, schrok Hij van ten, zij zeiden: \"Wees niet bang, wij zijn twee mannen die het met elkaar oneens zijn, een van ons heeft de ander onrechtvaardig behandeld. Oordeel daarom rechtvaardig tussen ons en wijk niet af van de Waarheid en leid ons naar het rechte Pad.
إِنَّ هَٰذَآ أَخِى لَهُۥ تِسْعٌۭ وَتِسْعُونَ نَعْجَةًۭ وَلِىَ نَعْجَةٌۭ وَٰحِدَةٌۭ فَقَالَ أَكْفِلْنِيهَا وَعَزَّنِى فِى ٱلْخِطَابِ ﴿٢٣﴾
Deze, mijn broeder heeft negenennegentig schapen, en ik had slechts eene ooi, en hij zeide: Geef mij die, om ze te houden, en hij overwon mij in den twist, dien wij te zamen hadden.
Voorwaar, mijn broeder heeft negen en negentig ooien en ik heb één ooi. Toen zei hij: 'Sta haar aan mij af.' En hij versloeg mij in het redetwisten.\"
Voorwaar, mijn broeder heeft negen en negentig ooien en ik heb één ooi. Toen zei hij: 'Sta haar aan mij af.' En hij versloeg mij in het redetwisten.\"
قَالَ لَقَدْ ظَلَمَكَ بِسُؤَالِ نَعْجَتِكَ إِلَىٰ نِعَاجِهِۦ ۖ وَإِنَّ كَثِيرًۭا مِّنَ ٱلْخُلَطَآءِ لَيَبْغِى بَعْضُهُمْ عَلَىٰ بَعْضٍ إِلَّا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّٰلِحَٰتِ وَقَلِيلٌۭ مَّا هُمْ ۗ وَظَنَّ دَاوُۥدُ أَنَّمَا فَتَنَّٰهُ فَٱسْتَغْفَرَ رَبَّهُۥ وَخَرَّ رَاكِعًۭا وَأَنَابَ ۩ ﴿٢٤﴾
David antwoordde: Waarlijk hij heeft u slecht behandeld, door u uwe ooi te vragen, als eene bijvoeging tot zijne eigen schapen; en velen van hen, die eene zaak met elkander hebben, benadeelen elkander, behalve zij, die gelooven en doen wat rechtvaardig is. Maar hoe weinigen zijn dat! En David bemerkte, dat wij hem door deze gelijkenis hadden beproefd, en hij vroeg vergiffenis van zijn Heer; hij viel neder, boog zich en betoonde berouw.
Bij (Dâwôed) zei: \"Voorzeker, hij heeft jou onrechtvaardig behandeld met de eis om jouw ooi am zijn ooien toe te voegen. En voorwaar, vele genoten behandelen elkaar onrechtvaardig, behalve degenen die geloven en die goede werken verrichten, en zij zijn slechts weinigen. En Dâwôed vermoedde dat Wij hem op de proef stelden, waarop hij zijn Heer om vergeving smeekte. Hij boog zich neer en hij toonde berouw.
Bij (Dâwôed) zei: \"Voorzeker, hij heeft jou onrechtvaardig behandeld met de eis om jouw ooi am zijn ooien toe te voegen. En voorwaar, vele genoten behandelen elkaar onrechtvaardig, behalve degenen die geloven en die goede werken verrichten, en zij zijn slechts weinigen. En Dâwôed vermoedde dat Wij hem op de proef stelden, waarop hij zijn Heer om vergeving smeekte. Hij boog zich neer en hij toonde berouw.
فَغَفَرْنَا لَهُۥ ذَٰلِكَ ۖ وَإِنَّ لَهُۥ عِندَنَا لَزُلْفَىٰ وَحُسْنَ مَـَٔابٍۢ ﴿٢٥﴾
Daarom vergaven wij hem zijne fout, en hij zal toegelaten worden om ons te naderen, en hij zal eene uitmuntende verblijfplaats in het paradijs hebben.
Toen vergaven Wij hem dat. En voorwaar, voor hem is er bij Ons zeker (Onze) nabijheid en de beste plaats van terugkeer.
Toen vergaven Wij hem dat. En voorwaar, voor hem is er bij Ons zeker (Onze) nabijheid en de beste plaats van terugkeer.
يَٰدَاوُۥدُ إِنَّا جَعَلْنَٰكَ خَلِيفَةًۭ فِى ٱلْأَرْضِ فَٱحْكُم بَيْنَ ٱلنَّاسِ بِٱلْحَقِّ وَلَا تَتَّبِعِ ٱلْهَوَىٰ فَيُضِلَّكَ عَن سَبِيلِ ٱللَّهِ ۚ إِنَّ ٱلَّذِينَ يَضِلُّونَ عَن سَبِيلِ ٱللَّهِ لَهُمْ عَذَابٌۭ شَدِيدٌۢ بِمَا نَسُوا۟ يَوْمَ ٱلْحِسَابِ ﴿٢٦﴾
O David! wij hebben u aangewezen, als een uitverkoren vorst op de aarde; oordeel dus tusschen de menschen met waarheid, en volg niet uw eigen hartstocht, opdat hij u niet van Gods weg doe afdwalen; want zij die van Gods weg afdwalen, zullen eene ernstige straf ondergaan, dewijl zij den dag van hulp hebben vergeten.
O Dâwôed, Wij hebben jou tot gevolmachtigde op aarde aangesteld, oordeel daarom met de Waarheid tussen de mensen en volg niet de begeerte, want die zal jou doen afdwalen van de Weg van Allah. Voorwaar, degenen die van de Weg van Allah afdwalen: voor hen is er een harde bestraffing omdat zij de Dag des Oordeels vergaten.
O Dâwôed, Wij hebben jou tot gevolmachtigde op aarde aangesteld, oordeel daarom met de Waarheid tussen de mensen en volg niet de begeerte, want die zal jou doen afdwalen van de Weg van Allah. Voorwaar, degenen die van de Weg van Allah afdwalen: voor hen is er een harde bestraffing omdat zij de Dag des Oordeels vergaten.
وَمَا خَلَقْنَا ٱلسَّمَآءَ وَٱلْأَرْضَ وَمَا بَيْنَهُمَا بَٰطِلًۭا ۚ ذَٰلِكَ ظَنُّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ ۚ فَوَيْلٌۭ لِّلَّذِينَ كَفَرُوا۟ مِنَ ٱلنَّارِ ﴿٢٧﴾
Wij hebben de hemelen en de aarde en wat daartusschen is, niet in ijdelheid geschapen. Dit is het oordeel der ongeloovigen; maar wee over hen, die niet gelooven, hun deel is het hellevuur.
En Wij hebben de hemel en de aarde en wat dartussen is niet voor niets geschapen. Dat is een vermoeden van degenen die ongelovig zijn. Wee daarom degenen die niet in de Hel geloven.
En Wij hebben de hemel en de aarde en wat dartussen is niet voor niets geschapen. Dat is een vermoeden van degenen die ongelovig zijn. Wee daarom degenen die niet in de Hel geloven.
أَمْ نَجْعَلُ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّٰلِحَٰتِ كَٱلْمُفْسِدِينَ فِى ٱلْأَرْضِ أَمْ نَجْعَلُ ٱلْمُتَّقِينَ كَٱلْفُجَّارِ ﴿٢٨﴾
Zullen wij met hen, die gelooven en goede werken verrichten, evenzoo doen, als met hen, die verderfelijk op aarde handelen? Zullen wij met den vrome even als met den zondaar handelen?
Zullen Wij degenen die geloven en goede werken verrichten behandelen als de verderfzaaiers op de aarde? Of zullen Wij de Moettaqôen be handelen als de verdorvenen?
Zullen Wij degenen die geloven en goede werken verrichten behandelen als de verderfzaaiers op de aarde? Of zullen Wij de Moettaqôen be handelen als de verdorvenen?
كِتَٰبٌ أَنزَلْنَٰهُ إِلَيْكَ مُبَٰرَكٌۭ لِّيَدَّبَّرُوٓا۟ ءَايَٰتِهِۦ وَلِيَتَذَكَّرَ أُو۟لُوا۟ ٱلْأَلْبَٰبِ ﴿٢٩﴾
O Mahomet! wij hebben u een gezegend boek nedergezonden, opdat gij aandachtig over de teekenen daarvan zoudt nadenken, en de met verstand begiftigde menschen gewaarschuwd zouden mogen wezen.
(Dit is) een gezegend Boek dat Wij aan jou hebben neergezonden opdat zij Zijn Verzen zullen overpeinzen en opdat de bezitters van verstand er lering uit trekken.
(Dit is) een gezegend Boek dat Wij aan jou hebben neergezonden opdat zij Zijn Verzen zullen overpeinzen en opdat de bezitters van verstand er lering uit trekken.
وَوَهَبْنَا لِدَاوُۥدَ سُلَيْمَٰنَ ۚ نِعْمَ ٱلْعَبْدُ ۖ إِنَّهُۥٓ أَوَّابٌ ﴿٣٠﴾
En wij gaven aan David Salomo. Welk een uitmuntende dienaar! want hij wendde zich dikwijls tot den Heer.
En Wij schonken Dâwôed Soelaimân, de beste dienaar. Voorwaar, hij is de meest berouwtonende.
En Wij schonken Dâwôed Soelaimân, de beste dienaar. Voorwaar, hij is de meest berouwtonende.
إِذْ عُرِضَ عَلَيْهِ بِٱلْعَشِىِّ ٱلصَّٰفِنَٰتُ ٱلْجِيَادُ ﴿٣١﴾
Toen de paarden, staande op drie pooten, en den grond met den kant van den vierden poot aanrakende en vlug in hunnen loop, des avonds voor hem werden ten toon gesteld.
(Gedenkt) toen hem in de avond dc snelle raspaarden werden getoond.
(Gedenkt) toen hem in de avond dc snelle raspaarden werden getoond.
فَقَالَ إِنِّىٓ أَحْبَبْتُ حُبَّ ٱلْخَيْرِ عَن ذِكْرِ رَبِّى حَتَّىٰ تَوَارَتْ بِٱلْحِجَابِ ﴿٣٢﴾
Zeide hij: Waarlijk, ik heb de liefde der aardsche goederen bemind, boven de herdenking van mijn Heer, en heb den tijd besteed aan het beschouwen dezer paarden, terwijl de zon door den sluier des nachts is verborgen; breng de paarden weder voor mij.
Toen zei hij: \"Voorwaar, ik koesterde de liefde voor het goede ten koste van het gedenken van mijn Heer, totdat zij onzichtbaar werden door de zonsondergang.
Toen zei hij: \"Voorwaar, ik koesterde de liefde voor het goede ten koste van het gedenken van mijn Heer, totdat zij onzichtbaar werden door de zonsondergang.
رُدُّوهَا عَلَىَّ ۖ فَطَفِقَ مَسْحًۢا بِٱلسُّوقِ وَٱلْأَعْنَاقِ ﴿٣٣﴾
En toen zij teruggebracht waren, begon hij hunne pooten en halzen af te snijden.
Brengt ze naar mij terug.\" Daarna begon bij (de paarden) over de benen en de halzen te stirijken.
Brengt ze naar mij terug.\" Daarna begon bij (de paarden) over de benen en de halzen te stirijken.
وَلَقَدْ فَتَنَّا سُلَيْمَٰنَ وَأَلْقَيْنَا عَلَىٰ كُرْسِيِّهِۦ جَسَدًۭا ثُمَّ أَنَابَ ﴿٣٤﴾
Ook beproefden wij Salomo, en plaatsten een nagebootst (misvormd) lichaam op zijn troon. Daarna wendde hij zich tot God.
En voorzeker, Wij hebben Soelaimân op de proef gesteld en Wij zetten (hem) op zijn zetel, als een lichaam, waarna hij berouw toonde.
En voorzeker, Wij hebben Soelaimân op de proef gesteld en Wij zetten (hem) op zijn zetel, als een lichaam, waarna hij berouw toonde.
قَالَ رَبِّ ٱغْفِرْ لِى وَهَبْ لِى مُلْكًۭا لَّا يَنۢبَغِى لِأَحَدٍۢ مِّنۢ بَعْدِىٓ ۖ إِنَّكَ أَنتَ ٱلْوَهَّابُ ﴿٣٥﴾
En zeide: O Heer! vergeef mij en mijn koninkrijk, dat door niemand na mij zal worden verkregen; want gij zijt de schenker van koninkrijken.
Hij zei: \"Mijn Heer, vergeef rnij, en schenk mij een koninkrijk dat niemand na mij ooit zal bezitten. Voorwaar, U bent de Schenker.
Hij zei: \"Mijn Heer, vergeef rnij, en schenk mij een koninkrijk dat niemand na mij ooit zal bezitten. Voorwaar, U bent de Schenker.
فَسَخَّرْنَا لَهُ ٱلرِّيحَ تَجْرِى بِأَمْرِهِۦ رُخَآءً حَيْثُ أَصَابَ ﴿٣٦﴾
En wij onderwierpen den wind aan hem, die op zijn bevel zachtjes heengleed, werwaarts wij dien richtten.
En Wij maakten de wind un hem dienstbaar, die volgzaan waaide op zijn bevel, waarheen bij wilde.
En Wij maakten de wind un hem dienstbaar, die volgzaan waaide op zijn bevel, waarheen bij wilde.
وَٱلشَّيَٰطِينَ كُلَّ بَنَّآءٍۢ وَغَوَّاصٍۢ ﴿٣٧﴾
En wij onderwierpen hem ook de duivels en, onder deze, degenen die behendig waren in het bouwen en van het duiken naar parelen.
En (ook) de Satans, allen waren bouwers en duikers.
En (ook) de Satans, allen waren bouwers en duikers.
وَءَاخَرِينَ مُقَرَّنِينَ فِى ٱلْأَصْفَادِ ﴿٣٨﴾
En wij leverden hem anderen over, die geketend waren,
En andere (Satans) vastgebonden in ketenen.
En andere (Satans) vastgebonden in ketenen.
هَٰذَا عَطَآؤُنَا فَٱمْنُنْ أَوْ أَمْسِكْ بِغَيْرِ حِسَابٍۢ ﴿٣٩﴾
Zeggende: Dit is ons geschenk; wees dus mild, of wees spaarzaam tegenover wien gij dit geschikt zult oordeelen, zonder daarvan rekenschap af te leggen.
Dat is een ge-schenk van Ons, geef (het) dan weg of houd (het) achter; zonder afrekening.
Dat is een ge-schenk van Ons, geef (het) dan weg of houd (het) achter; zonder afrekening.
وَإِنَّ لَهُۥ عِندَنَا لَزُلْفَىٰ وَحُسْنَ مَـَٔابٍۢ ﴿٤٠﴾
En hij zal ons naderen, en een heerlijk verblijf in het paradijs hebben.
En voorwaar, voor hem is er bij Ons zeker (Onze) nabijheid en de beste plaats van terugkeer.
En voorwaar, voor hem is er bij Ons zeker (Onze) nabijheid en de beste plaats van terugkeer.
وَٱذْكُرْ عَبْدَنَآ أَيُّوبَ إِذْ نَادَىٰ رَبَّهُۥٓ أَنِّى مَسَّنِىَ ٱلشَّيْطَٰنُ بِنُصْبٍۢ وَعَذَابٍ ﴿٤١﴾
En gedenk onzen dienaar Job, toen hij tot zijnen Heer riep, zeggende: Waarlijk, Satan heeft mij met rampen en pijn bedroefd.
En gedenk Onze dienaar, Ayyôeb, toen hij tot zij Heer riep: \"Voorwaw, de Satan heeft mij getroffen met tegenspoed en bestraffing.\"
En gedenk Onze dienaar, Ayyôeb, toen hij tot zij Heer riep: \"Voorwaw, de Satan heeft mij getroffen met tegenspoed en bestraffing.\"
ٱرْكُضْ بِرِجْلِكَ ۖ هَٰذَا مُغْتَسَلٌۢ بَارِدٌۭ وَشَرَابٌۭ ﴿٤٢﴾
En er werd tot hem gezegd: Strijk de aarde met uwen voet; en toen hij dit had gedaan, ontsprong er eene fontein, en er werd tot hem gezegd: Dit is voor u, om u er mede te wasschen, te verfrisschen en om te drinken.
(Allah antwoordde:) \"Stamp met jouw voet, dit is koel water om te baden en om van te drinken.\"
(Allah antwoordde:) \"Stamp met jouw voet, dit is koel water om te baden en om van te drinken.\"
وَوَهَبْنَا لَهُۥٓ أَهْلَهُۥ وَمِثْلَهُم مَّعَهُمْ رَحْمَةًۭ مِّنَّا وَذِكْرَىٰ لِأُو۟لِى ٱلْأَلْبَٰبِ ﴿٤٣﴾
En wij gaven hem zijn gezin terug, en nog eens zooveel bovendien, door onze genade.
En Wij hebben hem zijn familie en nog eens zoveel met hen geschonken, als een genade van Ons en als een tering voor de bezitters van verstand.
En Wij hebben hem zijn familie en nog eens zoveel met hen geschonken, als een genade van Ons en als een tering voor de bezitters van verstand.
وَخُذْ بِيَدِكَ ضِغْثًۭا فَٱضْرِب بِّهِۦ وَلَا تَحْنَثْ ۗ إِنَّا وَجَدْنَٰهُ صَابِرًۭا ۚ نِّعْمَ ٱلْعَبْدُ ۖ إِنَّهُۥٓ أَوَّابٌۭ ﴿٤٤﴾
En wij zeiden tot hem: Neem een handvol (of bundel) in uwe hand en sla er uwe vrouw mede, en breek uwen eed niet. Waarlijk, wij bevonden, dat hij een geduldig persoon was. Welk een uitmuntend dienaar was hij: want hij was iemand, die zich dikwijls tot ons wendde.
(Allah zei tegen Ayyôeb:) \"En neem een bosje gras in je hand, en sla daarmee (jouw vrouw) en breek jouw eed niet.\" Voorwaar, Wij troffen hem aan als een geduldige, de beste dienaar. Voorwaar, hij is de meest berouwtonende.
(Allah zei tegen Ayyôeb:) \"En neem een bosje gras in je hand, en sla daarmee (jouw vrouw) en breek jouw eed niet.\" Voorwaar, Wij troffen hem aan als een geduldige, de beste dienaar. Voorwaar, hij is de meest berouwtonende.
وَٱذْكُرْ عِبَٰدَنَآ إِبْرَٰهِيمَ وَإِسْحَٰقَ وَيَعْقُوبَ أُو۟لِى ٱلْأَيْدِى وَٱلْأَبْصَٰرِ ﴿٤٥﴾
Gedenk ook onze dienaren Abraham, Izaäk en Jacob, die dappere en voorzichtige menschen waren.
En gedenk Onze dienaren Ibrâhîm en Ishâq en Ya'qôeb allen waren beziners van grote kracht en inzicht.
En gedenk Onze dienaren Ibrâhîm en Ishâq en Ya'qôeb allen waren beziners van grote kracht en inzicht.
إِنَّآ أَخْلَصْنَٰهُم بِخَالِصَةٍۢ ذِكْرَى ٱلدَّارِ ﴿٤٦﴾
Waarlijk, wij zuiverden hen met eene volkomene zuivering, door de herdenking van het volgende leven.
Voorwaar, Wij zuiverden hen volledig ten behoeve van (hun) godachtenis van het Hiernamaals.
Voorwaar, Wij zuiverden hen volledig ten behoeve van (hun) godachtenis van het Hiernamaals.
وَإِنَّهُمْ عِندَنَا لَمِنَ ٱلْمُصْطَفَيْنَ ٱلْأَخْيَارِ ﴿٤٧﴾
En zij waren goede menschen en voor ons aangezicht uitverkoren.
En voorwaar, zij behoorden bij Ons zeker tot de beste uitgekozenen.
En voorwaar, zij behoorden bij Ons zeker tot de beste uitgekozenen.
وَٱذْكُرْ إِسْمَٰعِيلَ وَٱلْيَسَعَ وَذَا ٱلْكِفْلِ ۖ وَكُلٌّۭ مِّنَ ٱلْأَخْيَارِ ﴿٤٨﴾
En gedenk Israël, en Elisha en Dhoe'lkefl: want deze allen waren goede menschen.
En gedeak Ismâ'îl (en Al Yasa' en Dzôelkifl: zij behoorden allen tot de besten.
En gedeak Ismâ'îl (en Al Yasa' en Dzôelkifl: zij behoorden allen tot de besten.
هَٰذَا ذِكْرٌۭ ۚ وَإِنَّ لِلْمُتَّقِينَ لَحُسْنَ مَـَٔابٍۢ ﴿٤٩﴾
Dit is eene vermaning. Waarlijk, de vromen zullen eene uitnemende plaats hebben, om er terug te keeren;
Dit is een herinnering, en voorwaar, voor de Moettaqôen is er zeker de beste plaats van terrugkeer.
Dit is een herinnering, en voorwaar, voor de Moettaqôen is er zeker de beste plaats van terrugkeer.
جَنَّٰتِ عَدْنٍۢ مُّفَتَّحَةًۭ لَّهُمُ ٱلْأَبْوَٰبُ ﴿٥٠﴾
Namelijk, tuinen van eeuwig verblijf, waarvan de ingangen voor hen zullen openstaan.
De Tuinen van 'Adn (het Paradijs) waarvan de poorten voor hen geopend zijn.
De Tuinen van 'Adn (het Paradijs) waarvan de poorten voor hen geopend zijn.
مُتَّكِـِٔينَ فِيهَا يَدْعُونَ فِيهَا بِفَٰكِهَةٍۢ كَثِيرَةٍۢ وَشَرَابٍۢ ﴿٥١﴾
Als zij daarin nederliggen, zullen zij er verschillende soorten vruchten en dranken vinden.
Daarin leunen zij, zij vragen daarin om vele vruchten en om drinken.
Daarin leunen zij, zij vragen daarin om vele vruchten en om drinken.
۞ وَعِندَهُمْ قَٰصِرَٰتُ ٱلطَّرْفِ أَتْرَابٌ ﴿٥٢﴾
En nabij hen zullen de maagden van het paradijs zitten, hare blikken van ieder afwendende; behalve van hare bruidegommen, van gelijken ouderdom als zij.
En bij hen zijn mooie gezellinnen met ingetogen blikken, gelijk in leeftijd.
En bij hen zijn mooie gezellinnen met ingetogen blikken, gelijk in leeftijd.
هَٰذَا مَا تُوعَدُونَ لِيَوْمِ ٱلْحِسَابِ ﴿٥٣﴾
Dit is, wat u vóór den dag der rekenschap beloofd werd.
Dat is wat aan jullie beloofd is voor de Dag des Oordeels.
Dat is wat aan jullie beloofd is voor de Dag des Oordeels.
إِنَّ هَٰذَا لَرِزْقُنَا مَا لَهُۥ مِن نَّفَادٍ ﴿٥٤﴾
Dit is onze overvloed, die niet falen zal.
Voorwaar, dit is zeker een voorziening van Ons die geen einde kent.
Voorwaar, dit is zeker een voorziening van Ons die geen einde kent.
هَٰذَا ۚ وَإِنَّ لِلطَّٰغِينَ لَشَرَّ مَـَٔابٍۢ ﴿٥٥﴾
Dit zal de belooning der rechtvaardigen wezen. Maar voor de zondaren is eene slechte schuilplaats gereed gemaakt;
Zo is het. En voorwaar, voor de overtreders is er zeker de slechtste plaats van terugkeer.
Zo is het. En voorwaar, voor de overtreders is er zeker de slechtste plaats van terugkeer.
جَهَنَّمَ يَصْلَوْنَهَا فَبِئْسَ ٱلْمِهَادُ ﴿٥٦﴾
Namelijk de hel: zij zullen daarin geroepen worden om verbrand te worden, en dat zal eene ellendige rustplaats wezen;
De Hel, daarin zullen zij binnentreden en dat is de slechtste rustplaats.
De Hel, daarin zullen zij binnentreden en dat is de slechtste rustplaats.
هَٰذَا فَلْيَذُوقُوهُ حَمِيمٌۭ وَغَسَّاقٌۭ ﴿٥٧﴾
Proef dit, zal men hun zeggen; namelijk kokend water en het bedorven vocht, dat uit de lijken der verdoemden vloeit.
Zo is het. Laten zij hem (de bestraffing) proeven: kokend water en etter.
Zo is het. Laten zij hem (de bestraffing) proeven: kokend water en etter.
وَءَاخَرُ مِن شَكْلِهِۦٓ أَزْوَٰجٌ ﴿٥٨﴾
En verschillende andere dingen van dezelfde soort.
En andere, daarop lijkende soorten.
En andere, daarop lijkende soorten.
هَٰذَا فَوْجٌۭ مُّقْتَحِمٌۭ مَّعَكُمْ ۖ لَا مَرْحَبًۢا بِهِمْ ۚ إِنَّهُمْ صَالُوا۟ ٱلنَّارِ ﴿٥٩﴾
En er zal tot de verleiders gezegd worden: Deze schaar, die door u werd geleid, zal te zamen met u, van boven neder in de hel geworpen worden. Zij zullen niet verwelkomd worden; want zij zullen het vuur binnengaan om verbrand te worden.
Dit is een groep die samen niet jullie binnenstroomt. Er is geen welkom voor hen. Voorwaar, zij treden de Hel binnen.
Dit is een groep die samen niet jullie binnenstroomt. Er is geen welkom voor hen. Voorwaar, zij treden de Hel binnen.
قَالُوا۟ بَلْ أَنتُمْ لَا مَرْحَبًۢا بِكُمْ ۖ أَنتُمْ قَدَّمْتُمُوهُ لَنَا ۖ فَبِئْسَ ٱلْقَرَارُ ﴿٦٠﴾
En de verleiden zullen tot hunne verleiders zeggen: Waarlijk, gij zult niet verwelkomd worden; gij hebt deze kastijding over ons gebracht, en de hel is een ellendig verblijf!
Zij (hun volgelingen zullen) zeggen: \"Nee, juist voor jullie is er geen welkom, jullie zijn het die dit over ons hebben gebracht.\" Dat is dan de slechtste vestiging.
Zij (hun volgelingen zullen) zeggen: \"Nee, juist voor jullie is er geen welkom, jullie zijn het die dit over ons hebben gebracht.\" Dat is dan de slechtste vestiging.
قَالُوا۟ رَبَّنَا مَن قَدَّمَ لَنَا هَٰذَا فَزِدْهُ عَذَابًۭا ضِعْفًۭا فِى ٱلنَّارِ ﴿٦١﴾
Zij zullen zeggen: O Heer! verdubbel in het hellevuur de marteling van hen, die deze straf over ons gebracht hebben.
Zij zullen zeggen: \"Onze Heer, voor wie dit over ons heeft gebracht: vermenigvuldig de bestraffing in de Hel voor hem.\"
Zij zullen zeggen: \"Onze Heer, voor wie dit over ons heeft gebracht: vermenigvuldig de bestraffing in de Hel voor hem.\"
وَقَالُوا۟ مَا لَنَا لَا نَرَىٰ رِجَالًۭا كُنَّا نَعُدُّهُم مِّنَ ٱلْأَشْرَارِ ﴿٦٢﴾
En de ongeloovigen zullen zeggen: Waarom zien wij de menschen niet, welke wij onder de zondaren telden.
En zij zullen zeggen: \"Hou komt het dat wij niet de mensen (gelovigen) zien, die wij tot de slechtsten rekenden?
En zij zullen zeggen: \"Hou komt het dat wij niet de mensen (gelovigen) zien, die wij tot de slechtsten rekenden?
أَتَّخَذْنَٰهُمْ سِخْرِيًّا أَمْ زَاغَتْ عَنْهُمُ ٱلْأَبْصَٰرُ ﴿٦٣﴾
En die wij met spot ontvingen? Of missen onze oogen hen?
Is het omdat wij hen tot onderwerp van bespotting maakten, of slagen de ogen er niet in hen te zien?\"
Is het omdat wij hen tot onderwerp van bespotting maakten, of slagen de ogen er niet in hen te zien?\"
إِنَّ ذَٰلِكَ لَحَقٌّۭ تَخَاصُمُ أَهْلِ ٱلنَّارِ ﴿٦٤﴾
Inderdaad, dat is eene waarheid; namelijk de twist onder de bewoners van het hellevuur.
Voorwaar, dat zal zeker de waarheid zijn: het redetwisten van de bewoners van de Hel.
Voorwaar, dat zal zeker de waarheid zijn: het redetwisten van de bewoners van de Hel.
قُلْ إِنَّمَآ أَنَا۠ مُنذِرٌۭ ۖ وَمَا مِنْ إِلَٰهٍ إِلَّا ٱللَّهُ ٱلْوَٰحِدُ ٱلْقَهَّارُ ﴿٦٥﴾
O Mahomet! zeg tot de afgodendienaars. Waarlijk, ik ben slechts een waarschuwer, en er is geen god, buiten den eenen, eenigen God, den Almachtige.
Zeg: \"Ik ben slechts een waarschuwer, en er is geen god dan Allah, de Ene, de Overweldiger.
Zeg: \"Ik ben slechts een waarschuwer, en er is geen god dan Allah, de Ene, de Overweldiger.
رَبُّ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ وَمَا بَيْنَهُمَا ٱلْعَزِيزُ ٱلْغَفَّٰرُ ﴿٦٦﴾
Den Heer van hemel en aarde en alles wat daartusschen is, den Machtige, den Vergever van zonden.
De Heer van de hemelen en de aarde en wat er tussen hen is, de Almachtige, de Vergevensgezinde.\"
De Heer van de hemelen en de aarde en wat er tussen hen is, de Almachtige, de Vergevensgezinde.\"
قُلْ هُوَ نَبَؤٌا۟ عَظِيمٌ ﴿٦٧﴾
Zeg: het is eene gewichtige zending.
Zeg: \"Dit is een geweldig bericht.
Zeg: \"Dit is een geweldig bericht.
أَنتُمْ عَنْهُ مُعْرِضُونَ ﴿٦٨﴾
Waarvan gij u afwendt.
Waarvan jullie je afwenden.
Waarvan jullie je afwenden.
مَا كَانَ لِىَ مِنْ عِلْمٍۭ بِٱلْمَلَإِ ٱلْأَعْلَىٰٓ إِذْ يَخْتَصِمُونَ ﴿٦٩﴾
Ik had geene kennis van de verheven vorsten, toen zij omtrent de schepping van den mensch twistten.
Het is voor mij niet mogelijk dat ik kennis zou hebben over de Engelen toen zij redetwistten.
Het is voor mij niet mogelijk dat ik kennis zou hebben over de Engelen toen zij redetwistten.
إِن يُوحَىٰٓ إِلَىَّ إِلَّآ أَنَّمَآ أَنَا۠ نَذِيرٌۭ مُّبِينٌ ﴿٧٠﴾
(Het werd mij slechts geopenbaard als een bewijs, dat ik een openbaar prediker was);
Het is aan mij geopenbaard dat ik slechts een duidelijke waarschuwer ben.\"
Het is aan mij geopenbaard dat ik slechts een duidelijke waarschuwer ben.\"
إِذْ قَالَ رَبُّكَ لِلْمَلَٰٓئِكَةِ إِنِّى خَٰلِقٌۢ بَشَرًۭا مِّن طِينٍۢ ﴿٧١﴾
Toen uw Heer tot de engelen zeide: Ik zal den mensch van klei scheppen.
(Gedenk) Toen jouw Heer tot de Engelen zei: \"'Voorwaar, Ik schep een mens uit aarde.
(Gedenk) Toen jouw Heer tot de Engelen zei: \"'Voorwaar, Ik schep een mens uit aarde.
فَإِذَا سَوَّيْتُهُۥ وَنَفَخْتُ فِيهِ مِن رُّوحِى فَقَعُوا۟ لَهُۥ سَٰجِدِينَ ﴿٧٢﴾
Als ik hem geschapen, en hem mijn geest zal hebben ingeblazen, valt gij voor hem neder, en aanbidt hem.
En Ik vervolmaak hem, en blaas hem van de Geest in.\" Toen knielden zij zich voor hem neer.
En Ik vervolmaak hem, en blaas hem van de Geest in.\" Toen knielden zij zich voor hem neer.
فَسَجَدَ ٱلْمَلَٰٓئِكَةُ كُلُّهُمْ أَجْمَعُونَ ﴿٧٣﴾
En al de engelen vereerden hem in het algemeen.
Toen knielden alle Engelen tezamen neer.
Toen knielden alle Engelen tezamen neer.
إِلَّآ إِبْلِيسَ ٱسْتَكْبَرَ وَكَانَ مِنَ ٱلْكَٰفِرِينَ ﴿٧٤﴾
Behalve Eblis, die door hoogmoed was opgeblazen en een ongeloovige werd.
Behalve Iblîs, hij was hoogmoedig en hij behoorde tot de ongelovigen.
Behalve Iblîs, hij was hoogmoedig en hij behoorde tot de ongelovigen.
قَالَ يَٰٓإِبْلِيسُ مَا مَنَعَكَ أَن تَسْجُدَ لِمَا خَلَقْتُ بِيَدَىَّ ۖ أَسْتَكْبَرْتَ أَمْ كُنتَ مِنَ ٱلْعَالِينَ ﴿٧٥﴾
God zeide tot hem: O Eblis! wat verhindert u, datgeene te vereeren, wat ik met mijne handen heb geschapen. Zijt gij opgeblazen door ijdele trotschheid? of zijt gij werkelijk iemand van verheven verdienste?
Hij (Allah) zei: \"O Iblîs, wat heeft jou ervan weerhouden om neer te knielen toen Ik (Adam) met Mijn beide Handen had geschapen? Was jij hoogmoedig, of behoorde jij tot de hooghartigen?\"
Hij (Allah) zei: \"O Iblîs, wat heeft jou ervan weerhouden om neer te knielen toen Ik (Adam) met Mijn beide Handen had geschapen? Was jij hoogmoedig, of behoorde jij tot de hooghartigen?\"
قَالَ أَنَا۠ خَيْرٌۭ مِّنْهُ ۖ خَلَقْتَنِى مِن نَّارٍۢ وَخَلَقْتَهُۥ مِن طِينٍۢ ﴿٧٦﴾
Hij antwoordde: Ik ben uitnemender dan hij. Gij hebt mij van vuur geschapen, en hem hebt gij van klei gemaakt.
Hij zei: \"Ik ben beter dan hij. U heeft mij uit vuur geschapen, terwijl U hem uit aarde heeft geschapen.
Hij zei: \"Ik ben beter dan hij. U heeft mij uit vuur geschapen, terwijl U hem uit aarde heeft geschapen.
قَالَ فَٱخْرُجْ مِنْهَا فَإِنَّكَ رَجِيمٌۭ ﴿٧٧﴾
God zeide tot hem: Ga dus weg van hier; want gij zult van de genade verdreven (gesteenigd) worden.
Hij (Allah) zei: \"Ga dan weg uit haar (het Paradijs): voorwaar, jij bent een verworpene.
Hij (Allah) zei: \"Ga dan weg uit haar (het Paradijs): voorwaar, jij bent een verworpene.
وَإِنَّ عَلَيْكَ لَعْنَتِىٓ إِلَىٰ يَوْمِ ٱلدِّينِ ﴿٧٨﴾
En mijn vloek zal op u rusten, tot den dag des oordeels.
En voorwaar, op jou rust Mijn vervloeking, tot de Dag des Oordeels.\"
En voorwaar, op jou rust Mijn vervloeking, tot de Dag des Oordeels.\"
قَالَ رَبِّ فَأَنظِرْنِىٓ إِلَىٰ يَوْمِ يُبْعَثُونَ ﴿٧٩﴾
Hij hernam: O Heer! geef mij uitstel tot den dag der opstanding.
Hij (Iblîs) zei: \"Mijn Heer, geef mij uitstel tot de Dag waarop zij zullen worden opgewekt.\"
Hij (Iblîs) zei: \"Mijn Heer, geef mij uitstel tot de Dag waarop zij zullen worden opgewekt.\"
قَالَ فَإِنَّكَ مِنَ ٱلْمُنظَرِينَ ﴿٨٠﴾
God zeide: Waarlijk, gij zult een van hen zijn, die uitstel zullen ontvangen.
Hij (Allah) zei: \"Voorwaar, jij behoort dan tot hen aan wie uitstel is gegeven.
Hij (Allah) zei: \"Voorwaar, jij behoort dan tot hen aan wie uitstel is gegeven.
إِلَىٰ يَوْمِ ٱلْوَقْتِ ٱلْمَعْلُومِ ﴿٨١﴾
Tot den dag van den bepaalden tijd.
Tot de Dag van de vastgestelde tijd.\"
Tot de Dag van de vastgestelde tijd.\"
قَالَ فَبِعِزَّتِكَ لَأُغْوِيَنَّهُمْ أَجْمَعِينَ ﴿٨٢﴾
Eblis zeide: Ik zweer bij uw macht, dat ik hen allen zal verleiden.
Hij (Iblîs) zei: \"Bij Uw eer dan, ik zal hen zeker allen misleiden.
Hij (Iblîs) zei: \"Bij Uw eer dan, ik zal hen zeker allen misleiden.
إِلَّا عِبَادَكَ مِنْهُمُ ٱلْمُخْلَصِينَ ﴿٨٣﴾
Behalve uwe dienaren, die bijzonder onder hen gekozen zullen worden.
Behalve Uw dienaren onder hen die zuiver zijn in hun aanbidding.\"
Behalve Uw dienaren onder hen die zuiver zijn in hun aanbidding.\"
قَالَ فَٱلْحَقُّ وَٱلْحَقَّ أَقُولُ ﴿٨٤﴾
God zeide: Het is een rechtvaardig vonnis, en ik spreek de waarheid;
Hij (Allah): \"De Waarheid, en Ik spreek de Waarheid.
Hij (Allah): \"De Waarheid, en Ik spreek de Waarheid.
لَأَمْلَأَنَّ جَهَنَّمَ مِنكَ وَمِمَّن تَبِعَكَ مِنْهُمْ أَجْمَعِينَ ﴿٨٥﴾
Ik zal zekerlijk de hel met u vullen, en met dezulken die u volgen; allen te zamen.
Ik zal zeker De Hel vullen met jou en met degenen onder hen die jou volgden, tezamen.\"
Ik zal zeker De Hel vullen met jou en met degenen onder hen die jou volgden, tezamen.\"
قُلْ مَآ أَسْـَٔلُكُمْ عَلَيْهِ مِنْ أَجْرٍۢ وَمَآ أَنَا۠ مِنَ ٱلْمُتَكَلِّفِينَ ﴿٨٦﴾
Zeg tot de bewoners van Mekka: Ik vraag geenerlei belooning van u, voor deze mijne prediking, noch ben ik een van hen, die zich meester maken van een deel van datgene wat hun niet toebehoort.
Zeg (O Moehammad): \"Ik vraag jullie er geen beloning voor en ik behoor niet tot hen die verzinnen.
Zeg (O Moehammad): \"Ik vraag jullie er geen beloning voor en ik behoor niet tot hen die verzinnen.
إِنْ هُوَ إِلَّا ذِكْرٌۭ لِّلْعَٰلَمِينَ ﴿٨٧﴾
De Koran is niets anders dan een vermaning aan alle schepselen.
Hij (de Koran) is niets dan een Vermaning voor de werelden.
Hij (de Koran) is niets dan een Vermaning voor de werelden.