Setting
Surah The Forgiver [Ghafir] in Dutch
تَنزِيلُ ٱلْكِتَٰبِ مِنَ ٱللَّهِ ٱلْعَزِيزِ ٱلْعَلِيمِ ﴿٢﴾
De openbaring van dit boek is van den machtigen, den wijzen God.
De neerzending van het Boek is van Allah, de Almachtige, de Alwetende.
De neerzending van het Boek is van Allah, de Almachtige, de Alwetende.
غَافِرِ ٱلذَّنۢبِ وَقَابِلِ ٱلتَّوْبِ شَدِيدِ ٱلْعِقَابِ ذِى ٱلطَّوْلِ ۖ لَآ إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ ۖ إِلَيْهِ ٱلْمَصِيرُ ﴿٣﴾
Den vergever van zonden, en den aannemer van berouw, die streng in het straffen is. Hij is lankmoedig. Er is geen God buiten hem; en voor hem zal de algemeene verzameling op den jongsten plaats hebben.
De Vergever van de zonden en de Aanvaarder van het berouw, de Harde in de bestraffing, de Bezitter van grote macht. Geen god is er dan Hij, tot Hem is de terugkeer.
De Vergever van de zonden en de Aanvaarder van het berouw, de Harde in de bestraffing, de Bezitter van grote macht. Geen god is er dan Hij, tot Hem is de terugkeer.
مَا يُجَٰدِلُ فِىٓ ءَايَٰتِ ٱللَّهِ إِلَّا ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ فَلَا يَغْرُرْكَ تَقَلُّبُهُمْ فِى ٱلْبِلَٰدِ ﴿٤﴾
Niemand twist tegen de teekenen van God, behalve de ongeloovigen; maar laat hunne voorspoedige ondernemingen in het land, u niet met ijdelen schijn verleiden.
Niemand redetwist over de Verzen van Allah behalve degenen die ongelovig zijn. Laat daarom hun rondtrekken in het land jou niet bedriegen.
Niemand redetwist over de Verzen van Allah behalve degenen die ongelovig zijn. Laat daarom hun rondtrekken in het land jou niet bedriegen.
كَذَّبَتْ قَبْلَهُمْ قَوْمُ نُوحٍۢ وَٱلْأَحْزَابُ مِنۢ بَعْدِهِمْ ۖ وَهَمَّتْ كُلُّ أُمَّةٍۭ بِرَسُولِهِمْ لِيَأْخُذُوهُ ۖ وَجَٰدَلُوا۟ بِٱلْبَٰطِلِ لِيُدْحِضُوا۟ بِهِ ٱلْحَقَّ فَأَخَذْتُهُمْ ۖ فَكَيْفَ كَانَ عِقَابِ ﴿٥﴾
Het volk van Noach en de verbonden ongeloovigen, die na hen kwamen, beschuldigden hunne verschillende profeten van bedrog, en ieder volk broedde slechte plannen tegen zijne profeten, opdat zij hen in hunne macht zouden krijgen; en zij twistten met ijdele woorden, om daardoor de waarheid krachteloos te maken. Deswege kastijdde ik hen, en hoe gestreng was mijne straf.
Vóór hen loochende het volk van Nôeh (de Boodschappers) en de bondgenoten (van ongelovigen) na hen. En elk volk wenste hun Boodschappers te grijpen. En zij redetwistten met valsheid om er de Waarheid mee te vernietigen, waarop Ik hen greep. En hoe (hard) was Mijn bestraffing!
Vóór hen loochende het volk van Nôeh (de Boodschappers) en de bondgenoten (van ongelovigen) na hen. En elk volk wenste hun Boodschappers te grijpen. En zij redetwistten met valsheid om er de Waarheid mee te vernietigen, waarop Ik hen greep. En hoe (hard) was Mijn bestraffing!
وَكَذَٰلِكَ حَقَّتْ كَلِمَتُ رَبِّكَ عَلَى ٱلَّذِينَ كَفَرُوٓا۟ أَنَّهُمْ أَصْحَٰبُ ٱلنَّارِ ﴿٦﴾
Zoo is het vonnis van uwen Heer met rechtvaardigheid op de ongeloovigen toegepast geworden, en zij zullen de bewoners van het hellevuur zijn.
En zo werd het Woord van jouw Heer bewaarheid voor degenen die ongelovig waren. Voorwaar, zij zijn de bewoners van de Hel.
En zo werd het Woord van jouw Heer bewaarheid voor degenen die ongelovig waren. Voorwaar, zij zijn de bewoners van de Hel.
ٱلَّذِينَ يَحْمِلُونَ ٱلْعَرْشَ وَمَنْ حَوْلَهُۥ يُسَبِّحُونَ بِحَمْدِ رَبِّهِمْ وَيُؤْمِنُونَ بِهِۦ وَيَسْتَغْفِرُونَ لِلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ رَبَّنَا وَسِعْتَ كُلَّ شَىْءٍۢ رَّحْمَةًۭ وَعِلْمًۭا فَٱغْفِرْ لِلَّذِينَ تَابُوا۟ وَٱتَّبَعُوا۟ سَبِيلَكَ وَقِهِمْ عَذَابَ ٱلْجَحِيمِ ﴿٧﴾
De engelen, die den troon van God dragen, en zij die in zijnen omtrek staan, verkondigen den lof van hunnen Heer en gelooven in hem, en zij vragen vergiffenis voor de ware geloovigen, zeggende: O Heer! gij omringt alle zaken door uwe genade en kennis; vergeef dus hun, die berouw betoonen en uw pad volgen, en bevrijd hen van de pijnen der hel.
Degenen die de Troon dragen (de Engelen) en wie zich er omheen bevinden, prijzen de Glorie van hun Heer met Zijn lofprijzing en geloven in Hem en vragen om vergeving voor degenen die geloven. (En zeggen:) \"Onze Heer, Uw Barmhartigheid en Kennis omvatten alle zaken, vergeef daarom degenen die berouw tonen en die Uw Weg volgen en bescherm hen tegen de bestraffing van de Hel.
Degenen die de Troon dragen (de Engelen) en wie zich er omheen bevinden, prijzen de Glorie van hun Heer met Zijn lofprijzing en geloven in Hem en vragen om vergeving voor degenen die geloven. (En zeggen:) \"Onze Heer, Uw Barmhartigheid en Kennis omvatten alle zaken, vergeef daarom degenen die berouw tonen en die Uw Weg volgen en bescherm hen tegen de bestraffing van de Hel.
رَبَّنَا وَأَدْخِلْهُمْ جَنَّٰتِ عَدْنٍ ٱلَّتِى وَعَدتَّهُمْ وَمَن صَلَحَ مِنْ ءَابَآئِهِمْ وَأَزْوَٰجِهِمْ وَذُرِّيَّٰتِهِمْ ۚ إِنَّكَ أَنتَ ٱلْعَزِيزُ ٱلْحَكِيمُ ﴿٨﴾
O Heer! leid hen ook in tuinen van eeuwig verblijf, welke gij hun hebt beloofd, en iederen persoon van hunne vaders en hunne vrouwen en hunne kinderen die recht zal handelen: want gij zijt de machtige, de wijze God.
Onze Heer, doe hen en wie rechtschapen waren van hun vaderen en hun echtgenotes en hun nakomelingen de Tuinen van 'Adn (het Paradijs) binentreden, die U ben beloofd hebt: voorwaar, U bent de Almachtige, de Alwijze.
Onze Heer, doe hen en wie rechtschapen waren van hun vaderen en hun echtgenotes en hun nakomelingen de Tuinen van 'Adn (het Paradijs) binentreden, die U ben beloofd hebt: voorwaar, U bent de Almachtige, de Alwijze.
وَقِهِمُ ٱلسَّيِّـَٔاتِ ۚ وَمَن تَقِ ٱلسَّيِّـَٔاتِ يَوْمَئِذٍۢ فَقَدْ رَحِمْتَهُۥ ۚ وَذَٰلِكَ هُوَ ٱلْفَوْزُ ٱلْعَظِيمُ ﴿٩﴾
Bevrijd hen van het kwaad; want al wie zich van boosheid zal vrij houden, zult gij op dien dag uwe genade toonen, en dit zal eene groote gelukzaligheid wezen.
En bescherm hen voor de slechte daden. En wie op die Dag de slechte daden vreest: hem heeft U dan waarlijk begenadigd. En dat is de geweldige overwinning.\"
En bescherm hen voor de slechte daden. En wie op die Dag de slechte daden vreest: hem heeft U dan waarlijk begenadigd. En dat is de geweldige overwinning.\"
إِنَّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ يُنَادَوْنَ لَمَقْتُ ٱللَّهِ أَكْبَرُ مِن مَّقْتِكُمْ أَنفُسَكُمْ إِذْ تُدْعَوْنَ إِلَى ٱلْإِيمَٰنِ فَتَكْفُرُونَ ﴿١٠﴾
Maar de ongeloovigen zullen op den dag des oordeels eene stem hooren, die hun zal toeroepen: Waarlijk de haat van God omtrent u, is smartelijker dan uw haat jegens u zelven, toen gij tot het geloof werdt geroepen en niet gelooven wildet.
Voorwaar, tot degenen die ongelovig waren zal (op die Dag) geroepen worden: \"De woede van Allah is zeker groter dan jullie woede op jullie zelf toen jullie tot het geloof werden geroepen, werden jullie ongelovig.
Voorwaar, tot degenen die ongelovig waren zal (op die Dag) geroepen worden: \"De woede van Allah is zeker groter dan jullie woede op jullie zelf toen jullie tot het geloof werden geroepen, werden jullie ongelovig.
قَالُوا۟ رَبَّنَآ أَمَتَّنَا ٱثْنَتَيْنِ وَأَحْيَيْتَنَا ٱثْنَتَيْنِ فَٱعْتَرَفْنَا بِذُنُوبِنَا فَهَلْ إِلَىٰ خُرُوجٍۢ مِّن سَبِيلٍۢ ﴿١١﴾
Zij zullen zeggen: O Heer! gij hebt ons den dood tweemaal gegeven en gij hebt ons tweemaal het leven geschonken, en wij belijden onze zonden. Is er dus geen weg, om aan dit vuur te ontkomen?
Zij zullen zeggen: \"Onze Heer, U heeft ons twee maal doen sterven en ons twee maal doen leven. Nu erkennen wij onze zonden: is er dan nog een terugkeer van de weg (de bestraffing)?\"
Zij zullen zeggen: \"Onze Heer, U heeft ons twee maal doen sterven en ons twee maal doen leven. Nu erkennen wij onze zonden: is er dan nog een terugkeer van de weg (de bestraffing)?\"
ذَٰلِكُم بِأَنَّهُۥٓ إِذَا دُعِىَ ٱللَّهُ وَحْدَهُۥ كَفَرْتُمْ ۖ وَإِن يُشْرَكْ بِهِۦ تُؤْمِنُوا۟ ۚ فَٱلْحُكْمُ لِلَّهِ ٱلْعَلِىِّ ٱلْكَبِيرِ ﴿١٢﴾
En men zal hun antwoorden: Dit is u wedervaren, omdat, als er van een eenigen God tot u werd gepredikt, gij niet geloofdet; maar indien eene meervoudigheid van goden met hem werd vereenigd, gij geloofdet; en het oordeel behoort den hoogen, den grooten God.
Dat is omdat jullie ongelovig waren toen Allah als Enige God werd aangeroepen. Maar toen Hem deelgenoten toegekend werden, geloofden jullie (daarin). Het oordeel behoort aan Allah, de Verhevene, de Grootste.
Dat is omdat jullie ongelovig waren toen Allah als Enige God werd aangeroepen. Maar toen Hem deelgenoten toegekend werden, geloofden jullie (daarin). Het oordeel behoort aan Allah, de Verhevene, de Grootste.
هُوَ ٱلَّذِى يُرِيكُمْ ءَايَٰتِهِۦ وَيُنَزِّلُ لَكُم مِّنَ ٱلسَّمَآءِ رِزْقًۭا ۚ وَمَا يَتَذَكَّرُ إِلَّا مَن يُنِيبُ ﴿١٣﴾
Hij is het, die u zijne teekenen toont, en u voedsel van den hemel nederzendt; maar niemand zal vermaand worden, dan hij, die zich tot God wendt.
Hij is Degene Die jullie Zijn Tekenen toont en Die voor jullie uit de hemel voorzieningen neerzendt. Niemand laat zich vermanen, behalve wie berouw toont.
Hij is Degene Die jullie Zijn Tekenen toont en Die voor jullie uit de hemel voorzieningen neerzendt. Niemand laat zich vermanen, behalve wie berouw toont.
فَٱدْعُوا۟ ٱللَّهَ مُخْلِصِينَ لَهُ ٱلدِّينَ وَلَوْ كَرِهَ ٱلْكَٰفِرُونَ ﴿١٤﴾
Roep dus God aan, en wijd hem eenen zuiveren godsdienst, hoewel de ongeloovigen afkeerig daarvan zijn.
Roept daarom Allah aan, Hem zuiver aanbiddend, ook al hebben de ongelovigen er een afkeer van.
Roept daarom Allah aan, Hem zuiver aanbiddend, ook al hebben de ongelovigen er een afkeer van.
رَفِيعُ ٱلدَّرَجَٰتِ ذُو ٱلْعَرْشِ يُلْقِى ٱلرُّوحَ مِنْ أَمْرِهِۦ عَلَىٰ مَن يَشَآءُ مِنْ عِبَادِهِۦ لِيُنذِرَ يَوْمَ ٱلتَّلَاقِ ﴿١٥﴾
Hij is het wezen van verheven aard, de bezitter van den troon, die den geest op zijn bevel nederzendt, aan diegenen zijner dienaren, welke hem behagen, opdat hij den mensch voor den dag der ontmoeting zou waarschuwen.
Hij is Degenen Die Verheven is boven alle rangen, de Bezitter van de Troon. Hij zendt de Openbaring op Zijn bevel aan wie Hij wil van Zijn dienaren, opdat Hij waarschuwt voor de Dag van de Ontmoeting.
Hij is Degenen Die Verheven is boven alle rangen, de Bezitter van de Troon. Hij zendt de Openbaring op Zijn bevel aan wie Hij wil van Zijn dienaren, opdat Hij waarschuwt voor de Dag van de Ontmoeting.
يَوْمَ هُم بَٰرِزُونَ ۖ لَا يَخْفَىٰ عَلَى ٱللَّهِ مِنْهُمْ شَىْءٌۭ ۚ لِّمَنِ ٱلْمُلْكُ ٱلْيَوْمَ ۖ لِلَّهِ ٱلْوَٰحِدِ ٱلْقَهَّارِ ﴿١٦﴾
Op dien dag zullen de menschen uit hunne graven verrijzen, en niets wat hen betreft, zal voor God verborgen zijn. Aan wien zal op dien dag het koninkrijk behooren? Aan den eenigen, den almachtigen God.
Op de Dag waarop zij tevoorschijn komen, zal niets van hen voor Allah verborgen zijn. Aan wie behoort op deze Dag de Heerschappij? Aan Allah de Ene, de Overweldiger.
Op de Dag waarop zij tevoorschijn komen, zal niets van hen voor Allah verborgen zijn. Aan wie behoort op deze Dag de Heerschappij? Aan Allah de Ene, de Overweldiger.
ٱلْيَوْمَ تُجْزَىٰ كُلُّ نَفْسٍۭ بِمَا كَسَبَتْ ۚ لَا ظُلْمَ ٱلْيَوْمَ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ سَرِيعُ ٱلْحِسَابِ ﴿١٧﴾
Op dien dag zal iedere ziel overeenkomstig hare verdiensten worden beloond; op dien dag zal geene onrechtvaardigheid plaats hebben. Waarlijk, God zal snel zijn in het opmaken der rekeningen.
Op die Dag zal iedere ziel vergolden worden voor wat zij heeft verricht. Op die Dag is er geen onrecht. Voorwaar, Allah is snel in de afrekening.
Op die Dag zal iedere ziel vergolden worden voor wat zij heeft verricht. Op die Dag is er geen onrecht. Voorwaar, Allah is snel in de afrekening.
وَأَنذِرْهُمْ يَوْمَ ٱلْءَازِفَةِ إِذِ ٱلْقُلُوبُ لَدَى ٱلْحَنَاجِرِ كَٰظِمِينَ ۚ مَا لِلظَّٰلِمِينَ مِنْ حَمِيمٍۢ وَلَا شَفِيعٍۢ يُطَاعُ ﴿١٨﴾
Waarschuw hen dus, o profeet! voor den dag die spoedig zal naderen, als de harten der menschen tot hunne kelen opstijgen en hen smoren. De ongeloovigen zullen geen vriend of tusschenpersoon hebben, die gehoord zal worden.
Waarschuw hen (O Moehammad) voor de Dag der Opstanding waarop de harten treurig in de kelen blijven steken. Voor de onrechtvaardigen is er geen boezemvriend en geen voorspreker die wordt gehoord.
Waarschuw hen (O Moehammad) voor de Dag der Opstanding waarop de harten treurig in de kelen blijven steken. Voor de onrechtvaardigen is er geen boezemvriend en geen voorspreker die wordt gehoord.
يَعْلَمُ خَآئِنَةَ ٱلْأَعْيُنِ وَمَا تُخْفِى ٱلصُّدُورُ ﴿١٩﴾
God zal het bedriegelijke oog kennen en datgene wat hunne borsten verbergen.
Hij (Allah) kent het verraad van de ogen en wat de harten verbergen.
Hij (Allah) kent het verraad van de ogen en wat de harten verbergen.
وَٱللَّهُ يَقْضِى بِٱلْحَقِّ ۖ وَٱلَّذِينَ يَدْعُونَ مِن دُونِهِۦ لَا يَقْضُونَ بِشَىْءٍ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ هُوَ ٱلسَّمِيعُ ٱلْبَصِيرُ ﴿٢٠﴾
En God zal met waarheid oordeelen; maar de valsche goden, welke zij naast hem aanroepen, kunnen volstrekt niet oordeelen; want God alleen hoort en ziet alles.
En Allah oordeelt volgens de Waarheid, en degenen die zij naast Hem (deelgenoten) aanroepen oordelen nergens over: voorwaar, Allah is Alhorend, Alziend.
En Allah oordeelt volgens de Waarheid, en degenen die zij naast Hem (deelgenoten) aanroepen oordelen nergens over: voorwaar, Allah is Alhorend, Alziend.
۞ أَوَلَمْ يَسِيرُوا۟ فِى ٱلْأَرْضِ فَيَنظُرُوا۟ كَيْفَ كَانَ عَٰقِبَةُ ٱلَّذِينَ كَانُوا۟ مِن قَبْلِهِمْ ۚ كَانُوا۟ هُمْ أَشَدَّ مِنْهُمْ قُوَّةًۭ وَءَاثَارًۭا فِى ٱلْأَرْضِ فَأَخَذَهُمُ ٱللَّهُ بِذُنُوبِهِمْ وَمَا كَانَ لَهُم مِّنَ ٱللَّهِ مِن وَاقٍۢ ﴿٢١﴾
Zijn zij niet over de aarde gegaan, en hebben zij het einde niet gezien van hen, die vóór hen waren? Deze waren machtiger dan zij in sterkte, en lieten aanzienlijker sporen van hunne macht op de aarde; doch God kastijdde hen om hunne zonden, en er was niemand om hen bij God te ondersteunen.
Reizen zij niet op de aarde zodat zij zien hoe het einde was van degenen vóór hen? Zij overtroffen hen in macht en in gebouwen op de aarde. Maar Allah greep hen wegens hun zonden en er was voor hen geen beschermer tegen Allah.
Reizen zij niet op de aarde zodat zij zien hoe het einde was van degenen vóór hen? Zij overtroffen hen in macht en in gebouwen op de aarde. Maar Allah greep hen wegens hun zonden en er was voor hen geen beschermer tegen Allah.
ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمْ كَانَت تَّأْتِيهِمْ رُسُلُهُم بِٱلْبَيِّنَٰتِ فَكَفَرُوا۟ فَأَخَذَهُمُ ٱللَّهُ ۚ إِنَّهُۥ قَوِىٌّۭ شَدِيدُ ٱلْعِقَابِ ﴿٢٢﴾
Dit ondergingen zij, omdat hunne apostelen met duidelijke teekens tot hen waren gekomen en zij niet geloofden: daarom kastijdde God hen: want hij is sterk en gestreng in het straffen.
Dat was omdat hun Boodschappers tot hen waren gekomen met de duidelijke bewijzen, maar zij waren ongelovigen, waarop Allah hen greep. Voorwaar, Hij is Sterk, hard in de bestraffing.
Dat was omdat hun Boodschappers tot hen waren gekomen met de duidelijke bewijzen, maar zij waren ongelovigen, waarop Allah hen greep. Voorwaar, Hij is Sterk, hard in de bestraffing.
وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا مُوسَىٰ بِـَٔايَٰتِنَا وَسُلْطَٰنٍۢ مُّبِينٍ ﴿٢٣﴾
Wij zonden vroeger Mozes met onze teekenen en duidelijke macht,
En voorzeker, Wij hebben Môesa met Onze Tekenen en met een duidelijk bewijs gezonden.
En voorzeker, Wij hebben Môesa met Onze Tekenen en met een duidelijk bewijs gezonden.
إِلَىٰ فِرْعَوْنَ وَهَٰمَٰنَ وَقَٰرُونَ فَقَالُوا۟ سَٰحِرٌۭ كَذَّابٌۭ ﴿٢٤﴾
Tot Pharao, en Haman, en Karoen, en zij zeiden: Hij is een toovenaar en een leugenaar.
Naar Fir'aun en Hâmân en Qârôen en zij zeiden: \"(Hij is) een tovenaar, een leugenaar.\"
Naar Fir'aun en Hâmân en Qârôen en zij zeiden: \"(Hij is) een tovenaar, een leugenaar.\"
فَلَمَّا جَآءَهُم بِٱلْحَقِّ مِنْ عِندِنَا قَالُوا۟ ٱقْتُلُوٓا۟ أَبْنَآءَ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ مَعَهُۥ وَٱسْتَحْيُوا۟ نِسَآءَهُمْ ۚ وَمَا كَيْدُ ٱلْكَٰفِرِينَ إِلَّا فِى ضَلَٰلٍۢ ﴿٢٥﴾
En toen hij met waarheid van ons tot hen kwam, zeiden zij: Doodt de zonen van hen, die met hem hebben geloofd, en redt het leven hunner dochters; maar de list der ongeloovigen was ijdel.
Toen hij dan lot hen kwam met de Waarheid van Onze Zijde, zeiden zij: \"Doodt de zonen van degenen die geloven met hem, maar laat hun dochters leven.\" Maar, de list van de ongelovigen kan niet anders dan mislukken.
Toen hij dan lot hen kwam met de Waarheid van Onze Zijde, zeiden zij: \"Doodt de zonen van degenen die geloven met hem, maar laat hun dochters leven.\" Maar, de list van de ongelovigen kan niet anders dan mislukken.
وَقَالَ فِرْعَوْنُ ذَرُونِىٓ أَقْتُلْ مُوسَىٰ وَلْيَدْعُ رَبَّهُۥٓ ۖ إِنِّىٓ أَخَافُ أَن يُبَدِّلَ دِينَكُمْ أَوْ أَن يُظْهِرَ فِى ٱلْأَرْضِ ٱلْفَسَادَ ﴿٢٦﴾
En Pharao zeide: Laat mij alleen, opdat ik Mozes doode, en laat hem zijnen Heer aanroepen. Waarlijk, ik vrees dat hij uw godsdienst zal doen veranderen, of geweld op de aarde zal doen heersenen.
En Fir'aun zei: \"Laat mij Môesa doden en laat hem zijn Heer aanroepen: voorwaar, ik vrees dat hij jullie godsdienst zal veranderen of dat hij verderf op de aarde zal zaaien.\"
En Fir'aun zei: \"Laat mij Môesa doden en laat hem zijn Heer aanroepen: voorwaar, ik vrees dat hij jullie godsdienst zal veranderen of dat hij verderf op de aarde zal zaaien.\"
وَقَالَ مُوسَىٰٓ إِنِّى عُذْتُ بِرَبِّى وَرَبِّكُم مِّن كُلِّ مُتَكَبِّرٍۢ لَّا يُؤْمِنُ بِيَوْمِ ٱلْحِسَابِ ﴿٢٧﴾
En Mozes zeide tot zijn volk: Waarlijk, ik heb toevlucht tot mijn Heer en uw Heer genomen ten einde mij te verdedigen tegen iederen trotschen persoon, die niet aan den dag der rekenschap gelooft.
En Môesa zei: Voorwaar, ik zoek mijn toevlucht bij mijn Heer en bij jullie Heer tegen iedere hoogmoedige die niet gelooft in de Dag des Oordeels.\"
En Môesa zei: Voorwaar, ik zoek mijn toevlucht bij mijn Heer en bij jullie Heer tegen iedere hoogmoedige die niet gelooft in de Dag des Oordeels.\"
وَقَالَ رَجُلٌۭ مُّؤْمِنٌۭ مِّنْ ءَالِ فِرْعَوْنَ يَكْتُمُ إِيمَٰنَهُۥٓ أَتَقْتُلُونَ رَجُلًا أَن يَقُولَ رَبِّىَ ٱللَّهُ وَقَدْ جَآءَكُم بِٱلْبَيِّنَٰتِ مِن رَّبِّكُمْ ۖ وَإِن يَكُ كَٰذِبًۭا فَعَلَيْهِ كَذِبُهُۥ ۖ وَإِن يَكُ صَادِقًۭا يُصِبْكُم بَعْضُ ٱلَّذِى يَعِدُكُمْ ۖ إِنَّ ٱللَّهَ لَا يَهْدِى مَنْ هُوَ مُسْرِفٌۭ كَذَّابٌۭ ﴿٢٨﴾
En een man, van het gezin van Pharao, die een waar geloovige was en zijn geloof verborg, zeide: Wilt gij een mensch ter dood brengen omdat hij zegt: God is mijn Heer, terwijl gij ziet, dat hij met duidelijke teekenen van uwen Heer tot u is gekomen? Indien hij een leugenaar is, zal de straf zijner valschheid op hem vallen, maar indien hij de waarheid spreekt, zullen eenige dier vonnissen, waarmede hij u bedreigt, op u nederkomen; waarlijk, God leidt niet hem, die een zondaar of een leugenaar is.
En een gelovige man van het volk van Fir'aun, die zijn geloof had verborgen, zei: \"Zullen jullie een man doden omdat hij zegt: 'Mijn Heer is Allah,' terwijl hij met de duidelijke bewijzen van jullie Heer tot jullie is gekomen? Als hij een leugenaar is, dan rust zijn leugen op hem; maar als hij waarachtig is, dan zal een deel (van de rampen) die hij jullie anzegt, jullie treffen.\" Voorwaar, Allah leidt niet wie een buitensporige, een leugenaar is.
En een gelovige man van het volk van Fir'aun, die zijn geloof had verborgen, zei: \"Zullen jullie een man doden omdat hij zegt: 'Mijn Heer is Allah,' terwijl hij met de duidelijke bewijzen van jullie Heer tot jullie is gekomen? Als hij een leugenaar is, dan rust zijn leugen op hem; maar als hij waarachtig is, dan zal een deel (van de rampen) die hij jullie anzegt, jullie treffen.\" Voorwaar, Allah leidt niet wie een buitensporige, een leugenaar is.
يَٰقَوْمِ لَكُمُ ٱلْمُلْكُ ٱلْيَوْمَ ظَٰهِرِينَ فِى ٱلْأَرْضِ فَمَن يَنصُرُنَا مِنۢ بَأْسِ ٱللَّهِ إِن جَآءَنَا ۚ قَالَ فِرْعَوْنُ مَآ أُرِيكُمْ إِلَّا مَآ أَرَىٰ وَمَآ أَهْدِيكُمْ إِلَّا سَبِيلَ ٱلرَّشَادِ ﴿٢٩﴾
O mijn volk! heden is u het koninkrijk, en gij zijt machtig; maar wie zal ons tegen den geesel van God verdedigen, als die op ons nederkomt. Pharao zeide: Ik stel u alleen voor, wat mij het geschiktste dunkt, en ik leid u alleen op het rechte pad.
(Môesa zei:) \"O mijn volk, voor jullie is vandaag het koninkrijk, (jullie zijn er) als heersers in het land, maar wie zal ons helpen tegen de bestraffing van Allah wanneer die tot ons komt?\" Fir'aun zei: \"Ik vertel jullie niets dan wat ik zie, en ik leid jullie slechts naar het rechte pad.\"
(Môesa zei:) \"O mijn volk, voor jullie is vandaag het koninkrijk, (jullie zijn er) als heersers in het land, maar wie zal ons helpen tegen de bestraffing van Allah wanneer die tot ons komt?\" Fir'aun zei: \"Ik vertel jullie niets dan wat ik zie, en ik leid jullie slechts naar het rechte pad.\"
وَقَالَ ٱلَّذِىٓ ءَامَنَ يَٰقَوْمِ إِنِّىٓ أَخَافُ عَلَيْكُم مِّثْلَ يَوْمِ ٱلْأَحْزَابِ ﴿٣٠﴾
En hij die geloofd had, zeide: O mijn volk! waarlijk, ik vrees voor u een dag, gelijk aan dien van de verbondenen tegen de profeten, in vroegere tijden.
En degene die gelovig was, zei: \"O mijn volk, voorwaar, ik vrees voor jullie het gelijke van op de dag van de bondgenoten (een bestraffing).
En degene die gelovig was, zei: \"O mijn volk, voorwaar, ik vrees voor jullie het gelijke van op de dag van de bondgenoten (een bestraffing).
مِثْلَ دَأْبِ قَوْمِ نُوحٍۢ وَعَادٍۢ وَثَمُودَ وَٱلَّذِينَ مِنۢ بَعْدِهِمْ ۚ وَمَا ٱللَّهُ يُرِيدُ ظُلْمًۭا لِّلْعِبَادِ ﴿٣١﴾
Een toestand gelijk aan dien van het volk van Noach, en de stammen van Ad en Thamoed. En van hen, die na hen hebben geleefd; want God wil niet dat er eenige onrechtvaardigheid op zijne dienaren worde uitgeoefend.
Gelijk het lot van (het volk van) Nôeh, en de 'Âd en de Tsamôed en degenen na hen.\" En Allah wenst geen onrecht voor de dienaren.
Gelijk het lot van (het volk van) Nôeh, en de 'Âd en de Tsamôed en degenen na hen.\" En Allah wenst geen onrecht voor de dienaren.
وَيَٰقَوْمِ إِنِّىٓ أَخَافُ عَلَيْكُمْ يَوْمَ ٱلتَّنَادِ ﴿٣٢﴾
O mijn volk! waarlijk, ik vrees voor u den dag, waarop de menschen elkander zullen aanroepen.
(Môesa zei:) \"O, mijn volk, voorwaar, ik vrees voor jullie de Dag van het wederzijds geroep (om hulp).
(Môesa zei:) \"O, mijn volk, voorwaar, ik vrees voor jullie de Dag van het wederzijds geroep (om hulp).
يَوْمَ تُوَلُّونَ مُدْبِرِينَ مَا لَكُم مِّنَ ٱللَّهِ مِنْ عَاصِمٍۢ ۗ وَمَن يُضْلِلِ ٱللَّهُ فَمَا لَهُۥ مِنْ هَادٍۢ ﴿٣٣﴾
Den dag waarop gij van de rechtbank zult afgewend, en naar de hel gedreven worden zult gij niemand hebben, om u tegen God te ondersteunen. En hij dien God zal doen dwalen, zal geen leider hebben.
Op die Dag vluchten jullie, de rug toekerend, er is voor jullie geen redder. En wie door Allah tot dwaling gebracht wordt: voor hem is er geen gids.\"
Op die Dag vluchten jullie, de rug toekerend, er is voor jullie geen redder. En wie door Allah tot dwaling gebracht wordt: voor hem is er geen gids.\"
وَلَقَدْ جَآءَكُمْ يُوسُفُ مِن قَبْلُ بِٱلْبَيِّنَٰتِ فَمَا زِلْتُمْ فِى شَكٍّۢ مِّمَّا جَآءَكُم بِهِۦ ۖ حَتَّىٰٓ إِذَا هَلَكَ قُلْتُمْ لَن يَبْعَثَ ٱللَّهُ مِنۢ بَعْدِهِۦ رَسُولًۭا ۚ كَذَٰلِكَ يُضِلُّ ٱللَّهُ مَنْ هُوَ مُسْرِفٌۭ مُّرْتَابٌ ﴿٣٤﴾
Jozef kwam, vóór Mozes, met duidelijke teekens tot u, maar gij hieldt niet op te twijfelen omtrent den godsdienst, dien hij u predikte, tot gij zeidet, toen hij stierf: God zal op geenerlei wijze een anderen profeet na hem zenden. Zoo deed God dengeen dwalen, die een zondaar en een twijfelaar is.
En voorzeker, Yôesoef is ervoor met de duidelijke bewijzen tot jullie gekomen, maar jullie bleven twijfelen over dat waarmee hij tot jullie kwam. Zelfs toen hij gestorven was, zeiden jullie: \"Allah zal na hem nooit meer een Boodschapper sturen.\" Zo doet Allah degene dwalen die een buitensporige, een twijfelaar is.
En voorzeker, Yôesoef is ervoor met de duidelijke bewijzen tot jullie gekomen, maar jullie bleven twijfelen over dat waarmee hij tot jullie kwam. Zelfs toen hij gestorven was, zeiden jullie: \"Allah zal na hem nooit meer een Boodschapper sturen.\" Zo doet Allah degene dwalen die een buitensporige, een twijfelaar is.
ٱلَّذِينَ يُجَٰدِلُونَ فِىٓ ءَايَٰتِ ٱللَّهِ بِغَيْرِ سُلْطَٰنٍ أَتَىٰهُمْ ۖ كَبُرَ مَقْتًا عِندَ ٱللَّهِ وَعِندَ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ ۚ كَذَٰلِكَ يَطْبَعُ ٱللَّهُ عَلَىٰ كُلِّ قَلْبِ مُتَكَبِّرٍۢ جَبَّارٍۢ ﴿٣٥﴾
Zij, die Gods teekenen betwisten, zonder dat er een bewijs tot hen is gekomen, zijn in groote verachting bij God en bij hen die gelooven; zoo verzegelt God ieder trotsch en weêrbarstig hart.
(Zij zijn) degenen die over de Verzen van Allah redetwisten zonder dat een bewijs tot hen is gekomen. Groot is de woede bij Allah en bij degenen die geloven. Ze verzegek Allah het hart van iedere hoogmoedige (en iedere) onderdrukker.
(Zij zijn) degenen die over de Verzen van Allah redetwisten zonder dat een bewijs tot hen is gekomen. Groot is de woede bij Allah en bij degenen die geloven. Ze verzegek Allah het hart van iedere hoogmoedige (en iedere) onderdrukker.
وَقَالَ فِرْعَوْنُ يَٰهَٰمَٰنُ ٱبْنِ لِى صَرْحًۭا لَّعَلِّىٓ أَبْلُغُ ٱلْأَسْبَٰبَ ﴿٣٦﴾
En Pharao zeide: O Haman! bouw mij een toren, opdat ik de sferen kunne bereiken:
En Fir'aun zei: \"O Hâmân, maak voor mij een hoog paleis, hopelijk bereik ik de poorten.
En Fir'aun zei: \"O Hâmân, maak voor mij een hoog paleis, hopelijk bereik ik de poorten.
أَسْبَٰبَ ٱلسَّمَٰوَٰتِ فَأَطَّلِعَ إِلَىٰٓ إِلَٰهِ مُوسَىٰ وَإِنِّى لَأَظُنُّهُۥ كَٰذِبًۭا ۚ وَكَذَٰلِكَ زُيِّنَ لِفِرْعَوْنَ سُوٓءُ عَمَلِهِۦ وَصُدَّ عَنِ ٱلسَّبِيلِ ۚ وَمَا كَيْدُ فِرْعَوْنَ إِلَّا فِى تَبَابٍۢ ﴿٣٧﴾
De sferen des hemels en dat ik den God van Mozes moge zien; want waarlijk, ik houd hem voor een leugenaar. Zoo vertoonden Pharaos snoode werken zich lofwaardig voor hem; hij wendde zich van het rechte pad af, en de listen van Pharao eindigden slechts met verlies.
De pomen van de hemelen, zodat ik de God van Môesa kan zien. En voorwaar, ik veronderstel dat hij zeker een leugenaar is.\" En zo werden zijn slechte daden en het afhouden van de Weg voor Fir'aun schoonschijnend gemaakt. Maar de list van Fir'aun kan niet anden dan mislukken.
De pomen van de hemelen, zodat ik de God van Môesa kan zien. En voorwaar, ik veronderstel dat hij zeker een leugenaar is.\" En zo werden zijn slechte daden en het afhouden van de Weg voor Fir'aun schoonschijnend gemaakt. Maar de list van Fir'aun kan niet anden dan mislukken.
وَقَالَ ٱلَّذِىٓ ءَامَنَ يَٰقَوْمِ ٱتَّبِعُونِ أَهْدِكُمْ سَبِيلَ ٱلرَّشَادِ ﴿٣٨﴾
En hij die geloofd had, zeide: O mijn volk! volg mij: ik wil u op den rechten weg leiden.
En degene die gelovig was, zei: \"O mijn volk, volg mij, ik zal jullie leiden op de rechte Weg.
En degene die gelovig was, zei: \"O mijn volk, volg mij, ik zal jullie leiden op de rechte Weg.
يَٰقَوْمِ إِنَّمَا هَٰذِهِ ٱلْحَيَوٰةُ ٱلدُّنْيَا مَتَٰعٌۭ وَإِنَّ ٱلْءَاخِرَةَ هِىَ دَارُ ٱلْقَرَارِ ﴿٣٩﴾
O mijn volk! waarlijk, dit tegenwoordige leven is slechts een tijdelijk genot, maar het volgende leven is de woning van onwrikbare duurzaamheid.
O mijn volk, dit wereldse leven is slechts een vergankelijke genieting. En voorwaar, het Hiernamaals is de eeuwige verblijfplaats.\"
O mijn volk, dit wereldse leven is slechts een vergankelijke genieting. En voorwaar, het Hiernamaals is de eeuwige verblijfplaats.\"
مَنْ عَمِلَ سَيِّئَةًۭ فَلَا يُجْزَىٰٓ إِلَّا مِثْلَهَا ۖ وَمَنْ عَمِلَ صَٰلِحًۭا مِّن ذَكَرٍ أَوْ أُنثَىٰ وَهُوَ مُؤْمِنٌۭ فَأُو۟لَٰٓئِكَ يَدْخُلُونَ ٱلْجَنَّةَ يُرْزَقُونَ فِيهَا بِغَيْرِ حِسَابٍۢ ﴿٤٠﴾
Wie kwaad bedrijft, zal slechts vergolden worden in gelijke evenredigheid daarmede, maar wie goed doet, hetzij man of vrouw, en een waar geloovige is, zal onder de uitverkorenen zijn, die het paradijs binnengaan, en daarin overvloediglijk zullen worden voorzien.
Wie een slechte daad heeft verricht wordt niet anders dan met haar gelijke vergolden. En wie een goede daad heeft verricht, man of vrouw; terwijl hij (of zij) een gelovige is: zij zijn het die Paradijs zullen binnengaan, zij zullen daarin voorzien worden, zonder berekening.
Wie een slechte daad heeft verricht wordt niet anders dan met haar gelijke vergolden. En wie een goede daad heeft verricht, man of vrouw; terwijl hij (of zij) een gelovige is: zij zijn het die Paradijs zullen binnengaan, zij zullen daarin voorzien worden, zonder berekening.
۞ وَيَٰقَوْمِ مَا لِىٓ أَدْعُوكُمْ إِلَى ٱلنَّجَوٰةِ وَتَدْعُونَنِىٓ إِلَى ٱلنَّارِ ﴿٤١﴾
O mijn volk! wat mij betreft, ik noodig u tot de gelukzaligheid uit; maar gij noodigt mij tot het hellevuur.
En: \"O mijn volk, het bevreemdt mij dat ik jullie tot de redding oproep, tefwijl jullie mij tot de Hel oproepen.
En: \"O mijn volk, het bevreemdt mij dat ik jullie tot de redding oproep, tefwijl jullie mij tot de Hel oproepen.
تَدْعُونَنِى لِأَكْفُرَ بِٱللَّهِ وَأُشْرِكَ بِهِۦ مَا لَيْسَ لِى بِهِۦ عِلْمٌۭ وَأَنَا۠ أَدْعُوكُمْ إِلَى ٱلْعَزِيزِ ٱلْغَفَّٰرِ ﴿٤٢﴾
Gij noodigt mij uit, God te loochenen, en datgene met hem te vereenigen waarvan ik geene kennis; maar ik noodig u tot den Machtigste, den Vergever van zonden.
Jullie roepen mij op om aan Allah ongelovig te zijn en om Hem deelgenoten toe te kennen waarover ik geen kennis heb, terwijl ik jullie oproep om in de Almachtige, de Vergevensgezinde te geloven.
Jullie roepen mij op om aan Allah ongelovig te zijn en om Hem deelgenoten toe te kennen waarover ik geen kennis heb, terwijl ik jullie oproep om in de Almachtige, de Vergevensgezinde te geloven.
لَا جَرَمَ أَنَّمَا تَدْعُونَنِىٓ إِلَيْهِ لَيْسَ لَهُۥ دَعْوَةٌۭ فِى ٱلدُّنْيَا وَلَا فِى ٱلْءَاخِرَةِ وَأَنَّ مَرَدَّنَآ إِلَى ٱللَّهِ وَأَنَّ ٱلْمُسْرِفِينَ هُمْ أَصْحَٰبُ ٱلنَّارِ ﴿٤٣﴾
Het is ontwijfelbaar, dat de valsche goden, waartoe gij mij uitnoodigt, niet verdienen aangeroepen te worden noch in deze, noch in de volgende wereld: dat wij tot God moeten terugkeeren, en dat de zondaren de bewoners van het hellevuur zullen wezen.
Het is zeker dat jullie mij oproepen tot dat wat geen aanroep (kan verhoren) in het wereldse leven en niet in het Hiernamaals; en dat onze terugkeer tot Allah is en dat de buitensporigen de bewoners van de Hel zijn.
Het is zeker dat jullie mij oproepen tot dat wat geen aanroep (kan verhoren) in het wereldse leven en niet in het Hiernamaals; en dat onze terugkeer tot Allah is en dat de buitensporigen de bewoners van de Hel zijn.
فَسَتَذْكُرُونَ مَآ أَقُولُ لَكُمْ ۚ وَأُفَوِّضُ أَمْرِىٓ إِلَى ٱللَّهِ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ بَصِيرٌۢ بِٱلْعِبَادِ ﴿٤٤﴾
En gij zult u dan herinneren wat ik thans tot u zeg. Wat mij betreft, ik onderwerp mijne zaak aan God; want God beschouwt zijne dienaren.
Jullie zullen je herinneren wat ik tot jullie zeg, en ik laat mijn zaak over aan Allah: voorwaar, Allah is Alziende over de dienaren.\"'
Jullie zullen je herinneren wat ik tot jullie zeg, en ik laat mijn zaak over aan Allah: voorwaar, Allah is Alziende over de dienaren.\"'
فَوَقَىٰهُ ٱللَّهُ سَيِّـَٔاتِ مَا مَكَرُوا۟ ۖ وَحَاقَ بِـَٔالِ فِرْعَوْنَ سُوٓءُ ٱلْعَذَابِ ﴿٤٥﴾
Daarom bevrijdde God hem van het kwaad, dat zij tegen hem hadden uitgedacht, en eene gestrenge straf omringde het volk van Pharao.
Allah beschermde hen toen voor het slechte wat zij hadden beraamd, terwijl de ergste bestraffing Fir'aun en zijn volgelingen omsingelde.
Allah beschermde hen toen voor het slechte wat zij hadden beraamd, terwijl de ergste bestraffing Fir'aun en zijn volgelingen omsingelde.
ٱلنَّارُ يُعْرَضُونَ عَلَيْهَا غُدُوًّۭا وَعَشِيًّۭا ۖ وَيَوْمَ تَقُومُ ٱلسَّاعَةُ أَدْخِلُوٓا۟ ءَالَ فِرْعَوْنَ أَشَدَّ ٱلْعَذَابِ ﴿٤٦﴾
Zij zullen, des ochtends en des avonds, aan het hellevuur zijn blootgesteld, en op den dag waarop het oordeel zal plaats hebben, zal hun worden gezegd; Treed binnen, o volk van Pharao! in de gestrengste marteling.
Ze zullen 's ochtends en 's avonds voor de Hel geplaatst worden. En de Dag waarop het Uur valt (zegt Allah tegen de Engelen:) \"Laat Fir'aun en zijn volgelingen de hardste bestraffing binnengaan!\"
Ze zullen 's ochtends en 's avonds voor de Hel geplaatst worden. En de Dag waarop het Uur valt (zegt Allah tegen de Engelen:) \"Laat Fir'aun en zijn volgelingen de hardste bestraffing binnengaan!\"
وَإِذْ يَتَحَآجُّونَ فِى ٱلنَّارِ فَيَقُولُ ٱلضُّعَفَٰٓؤُا۟ لِلَّذِينَ ٱسْتَكْبَرُوٓا۟ إِنَّا كُنَّا لَكُمْ تَبَعًۭا فَهَلْ أَنتُم مُّغْنُونَ عَنَّا نَصِيبًۭا مِّنَ ٱلنَّارِ ﴿٤٧﴾
En denk aan den tijd, als de ongeloovigen, in het hellevuur met elkander zullen twisten, en de zwakken tot de hoovaardigen (de grooten) zullen zeggen: Waarlijk, wij waren uwe volgers; wilt gij ons dus niet van een deel van dit vuur redden?
En wanneer zij met elkaar redetwisten in de Hel, dan zeggen de zwakken tot degenen die hoogmoedig waren: Voorwaar, wij waren volgelingen van jullie. Zullen jullie daarom ons tegen de bestraffing van de Het verdedigen?\"
En wanneer zij met elkaar redetwisten in de Hel, dan zeggen de zwakken tot degenen die hoogmoedig waren: Voorwaar, wij waren volgelingen van jullie. Zullen jullie daarom ons tegen de bestraffing van de Het verdedigen?\"
قَالَ ٱلَّذِينَ ٱسْتَكْبَرُوٓا۟ إِنَّا كُلٌّۭ فِيهَآ إِنَّ ٱللَّهَ قَدْ حَكَمَ بَيْنَ ٱلْعِبَادِ ﴿٤٨﴾
De hoovaardigen zullen antwoorden: Waarlijk, wij zijn allen gedoemd daarin te lijden; want God heeft thans zijne dienaren geoordeeld.
Degenen die hoogmoedig waren zullen zeggen: \"Voorwaar, wij bevinden ons er allen in. Voorwaar, Allah heeft geoordeeld tussen de dienaren.\"
Degenen die hoogmoedig waren zullen zeggen: \"Voorwaar, wij bevinden ons er allen in. Voorwaar, Allah heeft geoordeeld tussen de dienaren.\"
وَقَالَ ٱلَّذِينَ فِى ٱلنَّارِ لِخَزَنَةِ جَهَنَّمَ ٱدْعُوا۟ رَبَّكُمْ يُخَفِّفْ عَنَّا يَوْمًۭا مِّنَ ٱلْعَذَابِ ﴿٤٩﴾
En zij, die in het vuur zullen wezen, zullen tot de wachters der hel zeggen: Roept uwen Heer aan, opdat hij ons voor een dag deze straf verlichte.
En degenen die in de Hel zijn, zullen tot de wakers (Engelen) van de Hel zeggen: \"Roept jullie Heer aan, opdat Hij voor ons de bestraffing één dag verlicht.\"
En degenen die in de Hel zijn, zullen tot de wakers (Engelen) van de Hel zeggen: \"Roept jullie Heer aan, opdat Hij voor ons de bestraffing één dag verlicht.\"
قَالُوٓا۟ أَوَلَمْ تَكُ تَأْتِيكُمْ رُسُلُكُم بِٱلْبَيِّنَٰتِ ۖ قَالُوا۟ بَلَىٰ ۚ قَالُوا۟ فَٱدْعُوا۟ ۗ وَمَا دُعَٰٓؤُا۟ ٱلْكَٰفِرِينَ إِلَّا فِى ضَلَٰلٍ ﴿٥٠﴾
Zij zullen antwoorden! kwamen uwe gezanten niet, met duidelijke bewijzen, tot u? Zij zullen zeggen: Ja. De bewaarders zullen daarop zeggen: Roept dus God aan: maar zijne aanroeping door de ongeloovigen zal slechts ijdel wezen.
Zij (de Engelen) zullen zeggen: \"Waren jullie Boodschappen niet tot jullie gekomen met de duidelijke bewijzen?\" Zij zullen zeggen: \"Welzeker.\" Zij (de Engelen) zullen zegen: \"Roept dan aan.\" Maar de aanroep van de ongelovigen kan niet anders dan mislukken!
Zij (de Engelen) zullen zeggen: \"Waren jullie Boodschappen niet tot jullie gekomen met de duidelijke bewijzen?\" Zij zullen zeggen: \"Welzeker.\" Zij (de Engelen) zullen zegen: \"Roept dan aan.\" Maar de aanroep van de ongelovigen kan niet anders dan mislukken!
إِنَّا لَنَنصُرُ رُسُلَنَا وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ فِى ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا وَيَوْمَ يَقُومُ ٱلْأَشْهَٰدُ ﴿٥١﴾
Wij zullen zekerlijk onze profeten en hen die gelooven, in dit tegenwoordige leven helpen, en op den dag waarop de getuigen zullen opstaan.
Voorwaar, Wij zullen Onze Boodschappenrs en degenen die geloven zeker helpen, in het wereldse leven en op de Dag dat de getuigen zullen opstaan.
Voorwaar, Wij zullen Onze Boodschappenrs en degenen die geloven zeker helpen, in het wereldse leven en op de Dag dat de getuigen zullen opstaan.
يَوْمَ لَا يَنفَعُ ٱلظَّٰلِمِينَ مَعْذِرَتُهُمْ ۖ وَلَهُمُ ٱللَّعْنَةُ وَلَهُمْ سُوٓءُ ٱلدَّارِ ﴿٥٢﴾
Een dag waarop de verontschuldiging der ongeloovigen hen niet zal baten; maar een vloek zal hen wachten en een ellendig verblijf.
Op die Dag baat de verontschuldiging van de onrechtplegers hun niet. En voor hen is er de vervloeking en voor hen is er de slechtste verblijfplaats.
Op die Dag baat de verontschuldiging van de onrechtplegers hun niet. En voor hen is er de vervloeking en voor hen is er de slechtste verblijfplaats.
وَلَقَدْ ءَاتَيْنَا مُوسَى ٱلْهُدَىٰ وَأَوْرَثْنَا بَنِىٓ إِسْرَٰٓءِيلَ ٱلْكِتَٰبَ ﴿٥٣﴾
Wij gaven vroeger aan Mozes eene leiding, en wij lieten het boek der wet, als eene erfenis voor de kinderen Israëls, na;
En voorzeker, Wij hebben Môesa de Leiding gegeven en Wij hebben de Kinderen van Israël de Schrift doen erven.
En voorzeker, Wij hebben Môesa de Leiding gegeven en Wij hebben de Kinderen van Israël de Schrift doen erven.
هُدًۭى وَذِكْرَىٰ لِأُو۟لِى ٱلْأَلْبَٰبِ ﴿٥٤﴾
Als eene leiding en eene vermaning voor menschen, die verstand bezitten.
Als Leiding en als Vermaning voor de bezitters van verstand.
Als Leiding en als Vermaning voor de bezitters van verstand.
فَٱصْبِرْ إِنَّ وَعْدَ ٱللَّهِ حَقٌّۭ وَٱسْتَغْفِرْ لِذَنۢبِكَ وَسَبِّحْ بِحَمْدِ رَبِّكَ بِٱلْعَشِىِّ وَٱلْإِبْكَٰرِ ﴿٥٥﴾
Daarom, o profeet! verdraag de beleedigingen der ongeloovigen met geduld; want de belofte van God is waar. Vraag vergiffenis voor uwe dwaling en verkondig den lof van uwen Heer, des avonds en des ochtends.
Wees daarom geduldig: voorwaar, de belofte van Allah is waar. En vraag vergeving voor jouw zonde en prijs de Glorie van jouw Heer met Zijn lofprijzing, in de avond en in de ochtend.
Wees daarom geduldig: voorwaar, de belofte van Allah is waar. En vraag vergeving voor jouw zonde en prijs de Glorie van jouw Heer met Zijn lofprijzing, in de avond en in de ochtend.
إِنَّ ٱلَّذِينَ يُجَٰدِلُونَ فِىٓ ءَايَٰتِ ٱللَّهِ بِغَيْرِ سُلْطَٰنٍ أَتَىٰهُمْ ۙ إِن فِى صُدُورِهِمْ إِلَّا كِبْرٌۭ مَّا هُم بِبَٰلِغِيهِ ۚ فَٱسْتَعِذْ بِٱللَّهِ ۖ إِنَّهُۥ هُوَ ٱلسَّمِيعُ ٱلْبَصِيرُ ﴿٥٦﴾
Wat hen betreft, die de teekenen van God bestrijden, zonder dat hun een overtuigend bewijs werd geopenbaard, er is slechts trotschheid in hunne borsten; doch zij zullen hun verlangen niet verkrijgen; vlucht dus tot God, als een toevluchtsoord; want hij hoort en ziet alles.
Voorwaar, degenen die over de Verzen van Allah redetwisten zonder een bewijs dat tot hen is gekomen: in hun harten is niets dan hoogmoed waardoor zij het (doel) niet bereiken. Zoek daarom je toevlucht tot Allah: voorwaar, Hij is de Alhorende, de Alziende.
Voorwaar, degenen die over de Verzen van Allah redetwisten zonder een bewijs dat tot hen is gekomen: in hun harten is niets dan hoogmoed waardoor zij het (doel) niet bereiken. Zoek daarom je toevlucht tot Allah: voorwaar, Hij is de Alhorende, de Alziende.
لَخَلْقُ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ أَكْبَرُ مِنْ خَلْقِ ٱلنَّاسِ وَلَٰكِنَّ أَكْثَرَ ٱلنَّاسِ لَا يَعْلَمُونَ ﴿٥٧﴾
Waarlijk, de schepping van hemel en aarde is grooter dan de schepping van den mensch, maar het meerendeel der menschen begrijpt het niet.
De Schepping van de hemelen en de aarde is zeker groter dan de schepping van de mens, maar de meeste mensen weten het niet.
De Schepping van de hemelen en de aarde is zeker groter dan de schepping van de mens, maar de meeste mensen weten het niet.
وَمَا يَسْتَوِى ٱلْأَعْمَىٰ وَٱلْبَصِيرُ وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّٰلِحَٰتِ وَلَا ٱلْمُسِىٓءُ ۚ قَلِيلًۭا مَّا تَتَذَكَّرُونَ ﴿٥٨﴾
De blinde en de ziende zullen niet gelijk gesteld worden, noch zij die gelooven en rechtvaardigheid uitoefenen met de boosdoeners. Hoe weinigen overwegen dit in hun binnenste!
En de blinde en de ziende (van hart) zijn niet gelijk, en zij die geloven en goede werken verrichten zijn niet gelijk aan de kwaaddoeners. Gering is de lering die jullie eruit trekken.
En de blinde en de ziende (van hart) zijn niet gelijk, en zij die geloven en goede werken verrichten zijn niet gelijk aan de kwaaddoeners. Gering is de lering die jullie eruit trekken.
إِنَّ ٱلسَّاعَةَ لَءَاتِيَةٌۭ لَّا رَيْبَ فِيهَا وَلَٰكِنَّ أَكْثَرَ ٱلنَّاسِ لَا يُؤْمِنُونَ ﴿٥٩﴾
Het laatste uur zal zekerlijk komen: dit is ontwijfelbaar; maar het meerendeel der menschen gelooft het niet
Voorwaar, het Uur zal zeker komen, daaraan is geen twijfel, maar de meeste mensen geloven niet
Voorwaar, het Uur zal zeker komen, daaraan is geen twijfel, maar de meeste mensen geloven niet
وَقَالَ رَبُّكُمُ ٱدْعُونِىٓ أَسْتَجِبْ لَكُمْ ۚ إِنَّ ٱلَّذِينَ يَسْتَكْبِرُونَ عَنْ عِبَادَتِى سَيَدْخُلُونَ جَهَنَّمَ دَاخِرِينَ ﴿٦٠﴾
Uw Heer zeide: Roept mij aan en ik zal u verhooren, maar zij die met trotschheid mijnen dienst versmaden, zullen met schande de hel binnen gaan.
En jullie Heer zei: \"Roept Mij aan, Ik zal jullie verhoren. Voorwaar, degenen die te hoogmoedig zijn om Mij te dienen zullen de Hel binnengaan als vernederden.\"
En jullie Heer zei: \"Roept Mij aan, Ik zal jullie verhoren. Voorwaar, degenen die te hoogmoedig zijn om Mij te dienen zullen de Hel binnengaan als vernederden.\"
ٱللَّهُ ٱلَّذِى جَعَلَ لَكُمُ ٱلَّيْلَ لِتَسْكُنُوا۟ فِيهِ وَٱلنَّهَارَ مُبْصِرًا ۚ إِنَّ ٱللَّهَ لَذُو فَضْلٍ عَلَى ٱلنَّاسِ وَلَٰكِنَّ أَكْثَرَ ٱلنَّاسِ لَا يَشْكُرُونَ ﴿٦١﴾
God is het, die den nacht voor u heeft aangewezen, om daarin uwen rust te nemen, en den dag om u licht te geven. Waarlijk, God is milddadig omtrent den mensch; maar het meerendeel der menschen is ondankbaar.
Allah is Degene Die voor jullie de nacht heeft gemaakt opdat jullie er in zullen rusten en de dag als verlichter. Voorwaar, Allah is de zeker de Bezit ter van de Gunst voor de mensen, maar de meeste mensen zijn niet dankbaar.
Allah is Degene Die voor jullie de nacht heeft gemaakt opdat jullie er in zullen rusten en de dag als verlichter. Voorwaar, Allah is de zeker de Bezit ter van de Gunst voor de mensen, maar de meeste mensen zijn niet dankbaar.
ذَٰلِكُمُ ٱللَّهُ رَبُّكُمْ خَٰلِقُ كُلِّ شَىْءٍۢ لَّآ إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ ۖ فَأَنَّىٰ تُؤْفَكُونَ ﴿٦٢﴾
Dit is God, uw Heer, de schepper van al dingen; er is geen God buiten hem; waarom hebt gij u dan van zijne vereering afgewend?
Dat is Allah, jullie Heer, de Schepper van alle dingen, geen god is er dan Hij. Waarom worden jullie dan belogen?
Dat is Allah, jullie Heer, de Schepper van alle dingen, geen god is er dan Hij. Waarom worden jullie dan belogen?
كَذَٰلِكَ يُؤْفَكُ ٱلَّذِينَ كَانُوا۟ بِـَٔايَٰتِ ٱللَّهِ يَجْحَدُونَ ﴿٦٣﴾
Zoo zijn degenen afgewend, die Gods teekenen weerstand bieden.
Zo worden degenen die de Verzen van Allah plachten te ontkennen belogen.
Zo worden degenen die de Verzen van Allah plachten te ontkennen belogen.
ٱللَّهُ ٱلَّذِى جَعَلَ لَكُمُ ٱلْأَرْضَ قَرَارًۭا وَٱلسَّمَآءَ بِنَآءًۭ وَصَوَّرَكُمْ فَأَحْسَنَ صُوَرَكُمْ وَرَزَقَكُم مِّنَ ٱلطَّيِّبَٰتِ ۚ ذَٰلِكُمُ ٱللَّهُ رَبُّكُمْ ۖ فَتَبَارَكَ ٱللَّهُ رَبُّ ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿٦٤﴾
God is het, die u de aarde heeft gegeven tot een vasten grond, en de hemel als eene overdekking; die u gevormd heeft, uwe vormen schoon heeft gemaakt en u met goede dingen voedt. Dit is God, uw Heer. Daarom zij God gezegend, de Heer van alle schepselen!
Allah is Degene Die voor jullie de aarde tot een stevige plaats heeft gemaakt en de hemel tot een gewelf. En Hij heeft jullie gevormd en jullie vormen geschikt gemaakt en Hij heeft jullie van de goede dingen voorzien. Dat is Allah jullie Heer. Gezegend zij daarorn Allah, de Heer der Werelden.
Allah is Degene Die voor jullie de aarde tot een stevige plaats heeft gemaakt en de hemel tot een gewelf. En Hij heeft jullie gevormd en jullie vormen geschikt gemaakt en Hij heeft jullie van de goede dingen voorzien. Dat is Allah jullie Heer. Gezegend zij daarorn Allah, de Heer der Werelden.
هُوَ ٱلْحَىُّ لَآ إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ فَٱدْعُوهُ مُخْلِصِينَ لَهُ ٱلدِّينَ ۗ ٱلْحَمْدُ لِلَّهِ رَبِّ ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿٦٥﴾
Hij is de levende God, en er is geen God buiten hem. Roept hem dus aan, en wijdt hem den zuiveren godsdienst. Geloofd zij God, de Heer van alle schepselen!
Hij is de Levende, geen god is er dan Hij. Roept Hem daarom aan, Hem zuiver aanbiddend. Alle lof zij Allah, de Heer der Werelden.
Hij is de Levende, geen god is er dan Hij. Roept Hem daarom aan, Hem zuiver aanbiddend. Alle lof zij Allah, de Heer der Werelden.
۞ قُلْ إِنِّى نُهِيتُ أَنْ أَعْبُدَ ٱلَّذِينَ تَدْعُونَ مِن دُونِ ٱللَّهِ لَمَّا جَآءَنِىَ ٱلْبَيِّنَٰتُ مِن رَّبِّى وَأُمِرْتُ أَنْ أُسْلِمَ لِرَبِّ ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿٦٦﴾
Zeg: Waarlijk, het is mij verboden de godheden te aanbidden, welke gij buiten God aanroept, nadat er duidelijke bewijzen van mijnen Heer tot u zijn gekomen, en mij is bevolen, mij aan den Heer van alle schepselen te onderwerpen.
Zeg (O Moehammad): \"Voorwaar, het is mij verboden dat ik degenen aanbid die jullie naast Allah aanroepen, nadat de bewijzen van mijn Heer tot mij zijn gekomen. En mij is bevolen om mij over te geven aan de Heer der Werelden.
Zeg (O Moehammad): \"Voorwaar, het is mij verboden dat ik degenen aanbid die jullie naast Allah aanroepen, nadat de bewijzen van mijn Heer tot mij zijn gekomen. En mij is bevolen om mij over te geven aan de Heer der Werelden.
هُوَ ٱلَّذِى خَلَقَكُم مِّن تُرَابٍۢ ثُمَّ مِن نُّطْفَةٍۢ ثُمَّ مِنْ عَلَقَةٍۢ ثُمَّ يُخْرِجُكُمْ طِفْلًۭا ثُمَّ لِتَبْلُغُوٓا۟ أَشُدَّكُمْ ثُمَّ لِتَكُونُوا۟ شُيُوخًۭا ۚ وَمِنكُم مَّن يُتَوَفَّىٰ مِن قَبْلُ ۖ وَلِتَبْلُغُوٓا۟ أَجَلًۭا مُّسَمًّۭى وَلَعَلَّكُمْ تَعْقِلُونَ ﴿٦٧﴾
Hij is het, die u het eerste van stof schiep, daarna van zaad en gestold bloed, en u vervolgens als kinderen uit de ingewanden uwer moeders voortbracht; daarna veroorloofde hij u, uwen ouderdom van volle sterkte te bereiken, en vervolgens tot oude menschen op te groeien (maar sommigen van u sterven voor dien leeftijd), en den bepaalden tijd van uw leven te bereiken, opdat gij misschien zoudt begrijpen.
Hij is Degene Die jullie uit aarde heeft geschapen, daarna uit een druppel, daarop uit een bloedklonter, vervolgens deed Hij jullie naar buiten komen als een kind. Om jullie daarna jullie volwassenheid te doen bereiken, om jullie tenslotte oud te doen worden. En onder jullie zijn er die eerder overlijden, opdat jullie de vastgestelde tijd zullen bereiken. En hopelijk zullen jullie het begrijpen.
Hij is Degene Die jullie uit aarde heeft geschapen, daarna uit een druppel, daarop uit een bloedklonter, vervolgens deed Hij jullie naar buiten komen als een kind. Om jullie daarna jullie volwassenheid te doen bereiken, om jullie tenslotte oud te doen worden. En onder jullie zijn er die eerder overlijden, opdat jullie de vastgestelde tijd zullen bereiken. En hopelijk zullen jullie het begrijpen.
هُوَ ٱلَّذِى يُحْىِۦ وَيُمِيتُ ۖ فَإِذَا قَضَىٰٓ أَمْرًۭا فَإِنَّمَا يَقُولُ لَهُۥ كُن فَيَكُونُ ﴿٦٨﴾
Hij is het, die leven geeft en sterven doet, en als hij iets besluit, zegt hij slechts: Wees! en het is.
Hij is Degene Die doet leven en doet sterven. En wanneer Hij een zaak heeft bepaald, dan zegt Hij er slechts tegen: \"Wees,\" en het is.
Hij is Degene Die doet leven en doet sterven. En wanneer Hij een zaak heeft bepaald, dan zegt Hij er slechts tegen: \"Wees,\" en het is.
أَلَمْ تَرَ إِلَى ٱلَّذِينَ يُجَٰدِلُونَ فِىٓ ءَايَٰتِ ٱللَّهِ أَنَّىٰ يُصْرَفُونَ ﴿٦٩﴾
Bemerkt gij hen niet, die tegen de teekenen van God twisten, hoezeer zij van het ware geloof zijn afgewend?
Zie jij niet dat degenen die over de Verzen van Allah redetwisten afgeleid (van de Waarheid) zijn?
Zie jij niet dat degenen die over de Verzen van Allah redetwisten afgeleid (van de Waarheid) zijn?
ٱلَّذِينَ كَذَّبُوا۟ بِٱلْكِتَٰبِ وَبِمَآ أَرْسَلْنَا بِهِۦ رُسُلَنَا ۖ فَسَوْفَ يَعْلَمُونَ ﴿٧٠﴾
Zij, die het boek van den Koran van valschheid beschuldigen, en ook de andere schriften en andere leeren, welke wij onze vroegere profeten hebben gezonden om te prediken, zullen hierna hunne dwaasheid kennen.
(Zij zijn) degenen die het Boek en hetgeen waarmee Wij de Boodschappers hebben gezonden loochenden. Zij zullen het weten.
(Zij zijn) degenen die het Boek en hetgeen waarmee Wij de Boodschappers hebben gezonden loochenden. Zij zullen het weten.
إِذِ ٱلْأَغْلَٰلُ فِىٓ أَعْنَٰقِهِمْ وَٱلسَّلَٰسِلُ يُسْحَبُونَ ﴿٧١﴾
Als de kragen zich om hunne nekken zullen bevinden,
Wanneer de ketenen en de kettingen om hun nekken hangen worden zij gesleept.
Wanneer de ketenen en de kettingen om hun nekken hangen worden zij gesleept.
فِى ٱلْحَمِيمِ ثُمَّ فِى ٱلنَّارِ يُسْجَرُونَ ﴿٧٢﴾
Zullen zij geketend in de hel worden gesleept; daarna zullen zij in het vuur worden verbrand.
In het kokende water. vervolgens worden zij in de Hel verbrand.
In het kokende water. vervolgens worden zij in de Hel verbrand.
ثُمَّ قِيلَ لَهُمْ أَيْنَ مَا كُنتُمْ تُشْرِكُونَ ﴿٧٣﴾
En er zal tot hen worden gezegd: Waar zijn de goden, welke gij met God hebt vereenigd?
Daarna wordt tot hen gezegd: \"WAAr zijn (de afgoden) die jullie toegekend hebben?
Daarna wordt tot hen gezegd: \"WAAr zijn (de afgoden) die jullie toegekend hebben?
مِن دُونِ ٱللَّهِ ۖ قَالُوا۟ ضَلُّوا۟ عَنَّا بَل لَّمْ نَكُن نَّدْعُوا۟ مِن قَبْلُ شَيْـًۭٔا ۚ كَذَٰلِكَ يُضِلُّ ٱللَّهُ ٱلْكَٰفِرِينَ ﴿٧٤﴾
Zij zullen antwoorden: Zij hebben zich zelven aan ons onttrokken; ja, wij riepen vroeger een niets aan. Zoo leidt God de ongeloovigen in dwaling.
Naast Allah?\" Zij zullen zeggen: \"Zij zijn van ons verdwenen. Wij plachten voorheen zelfs niets aan te roepen.\" Zo doet Allah de ongelovigen dwalen.
Naast Allah?\" Zij zullen zeggen: \"Zij zijn van ons verdwenen. Wij plachten voorheen zelfs niets aan te roepen.\" Zo doet Allah de ongelovigen dwalen.
ذَٰلِكُم بِمَا كُنتُمْ تَفْرَحُونَ فِى ٱلْأَرْضِ بِغَيْرِ ٱلْحَقِّ وَبِمَا كُنتُمْ تَمْرَحُونَ ﴿٧٥﴾
Dit is u wedervaren, omdat gij u onbeschaamd op aarde hebt verheugd, in datgene wat valsch was, en waarom gij met toomelooze vreugde waart vervuld.
(Er wordt gezegd:) \"Dat was omdat jullie op aarde zonder recht blij plachten te leven en omdat jullie arrogant leefden.
(Er wordt gezegd:) \"Dat was omdat jullie op aarde zonder recht blij plachten te leven en omdat jullie arrogant leefden.
ٱدْخُلُوٓا۟ أَبْوَٰبَ جَهَنَّمَ خَٰلِدِينَ فِيهَا ۖ فَبِئْسَ مَثْوَى ٱلْمُتَكَبِّرِينَ ﴿٧٦﴾
Gaat de poorten der hel binnen, om daarin voor eeuwig te verblijven; en het verblijf der hoogmoedigen zal ellendig zijn!
Gaat de poorten van de Hel binnen, eeuwig levend daarin. Slecht is dan de verblijfplaats van de hoogmoedigen.\"
Gaat de poorten van de Hel binnen, eeuwig levend daarin. Slecht is dan de verblijfplaats van de hoogmoedigen.\"
فَٱصْبِرْ إِنَّ وَعْدَ ٱللَّهِ حَقٌّۭ ۚ فَإِمَّا نُرِيَنَّكَ بَعْضَ ٱلَّذِى نَعِدُهُمْ أَوْ نَتَوَفَّيَنَّكَ فَإِلَيْنَا يُرْجَعُونَ ﴿٧٧﴾
Daarom volhard met geduld, o Mahomet! want de belofte van God is waar. Hetzij wij u een deel der straf doen zien, waarmede wij hen bedreigden, hetzij wij u doen sterven vóór gij het ziet; zij zullen op den jongsten dag voor ons worden verzameld.
Wees daarom geduldig: voorwaar, de belofte van Allah is waar. Of Wij jou (Moehammad) nu een gedeelte van wat Wij hen hebben aangezegd laten zien (het is hoe dan ook terecht). Of dat Wij jou wegnemen: tot Ons zullen zij dan terugkeerd worden.
Wees daarom geduldig: voorwaar, de belofte van Allah is waar. Of Wij jou (Moehammad) nu een gedeelte van wat Wij hen hebben aangezegd laten zien (het is hoe dan ook terecht). Of dat Wij jou wegnemen: tot Ons zullen zij dan terugkeerd worden.
وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا رُسُلًۭا مِّن قَبْلِكَ مِنْهُم مَّن قَصَصْنَا عَلَيْكَ وَمِنْهُم مَّن لَّمْ نَقْصُصْ عَلَيْكَ ۗ وَمَا كَانَ لِرَسُولٍ أَن يَأْتِىَ بِـَٔايَةٍ إِلَّا بِإِذْنِ ٱللَّهِ ۚ فَإِذَا جَآءَ أَمْرُ ٱللَّهِ قُضِىَ بِٱلْحَقِّ وَخَسِرَ هُنَالِكَ ٱلْمُبْطِلُونَ ﴿٧٨﴾
Wij hebben vóór u een groot aantal profeten gezonden; van sommige onder welke wij u de geschiedenissen hebben geopenbaard, en de geschiedenissen van andere hebben wij u niet medegedeeld; maar geen gezant heeft de macht een teeken voor te brengen, tenzij door het verlof van God. Als dus het bevel van God zal komen, zal het oordeel met waarheid worden uitgesproken, en dan zullen zij ten gronde gaan, die de teekens van God zonder uitwerking trachten te doen zijn.
En voorzeker, Wij hebben vóór jou Boodschappers gezonden. Over sommigen van hen hebben Wij jou verteld en over sommigen hebben Wij jou niet verteld. Fn het paste een Boodschapper niet om met een Teken te komen zonder de toestemming van Allah. Wanneer dan het bevel van Allah is gekomen, dan wordt er volgens de Waarheid bepaald. En dan verliezen de opstandigen.
En voorzeker, Wij hebben vóór jou Boodschappers gezonden. Over sommigen van hen hebben Wij jou verteld en over sommigen hebben Wij jou niet verteld. Fn het paste een Boodschapper niet om met een Teken te komen zonder de toestemming van Allah. Wanneer dan het bevel van Allah is gekomen, dan wordt er volgens de Waarheid bepaald. En dan verliezen de opstandigen.
ٱللَّهُ ٱلَّذِى جَعَلَ لَكُمُ ٱلْأَنْعَٰمَ لِتَرْكَبُوا۟ مِنْهَا وَمِنْهَا تَأْكُلُونَ ﴿٧٩﴾
Het is God die u het vee heeft gegeven, teneinde gij op sommige dieren zoudt kunnen rijden en van andere zoudt kunnen eten.
Allah is Degene Die voor jullie het vee heeft gemaakt om erop te rijden en ervan te eten.
Allah is Degene Die voor jullie het vee heeft gemaakt om erop te rijden en ervan te eten.
وَلَكُمْ فِيهَا مَنَٰفِعُ وَلِتَبْلُغُوا۟ عَلَيْهَا حَاجَةًۭ فِى صُدُورِكُمْ وَعَلَيْهَا وَعَلَى ٱلْفُلْكِ تُحْمَلُونَ ﴿٨٠﴾
Gij ontvangt daarvan ook andere voordeelen, en door deze volbrengt gij de zaak, welke gij u innerlijk hebt voorgesteld, en door hen wordt gij te land, en door schepen ter zee vervoerd.
En voor jullie zijn er baten in. En zodat jullie dàt door middel van hen zullen bereiken, waar in jullie harten behoefte aan is. En op hen en op de schepen worden jullie gedragen.
En voor jullie zijn er baten in. En zodat jullie dàt door middel van hen zullen bereiken, waar in jullie harten behoefte aan is. En op hen en op de schepen worden jullie gedragen.
وَيُرِيكُمْ ءَايَٰتِهِۦ فَأَىَّ ءَايَٰتِ ٱللَّهِ تُنكِرُونَ ﴿٨١﴾
En hij toont u zijne teekenen. Welke van Gods teekenen zult gij dus loochenen?
En Hij laat jullie Zijn Tekenen zien. Welke van de Tekenen van Allah ontkennen jullie dan?
En Hij laat jullie Zijn Tekenen zien. Welke van de Tekenen van Allah ontkennen jullie dan?
أَفَلَمْ يَسِيرُوا۟ فِى ٱلْأَرْضِ فَيَنظُرُوا۟ كَيْفَ كَانَ عَٰقِبَةُ ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ ۚ كَانُوٓا۟ أَكْثَرَ مِنْهُمْ وَأَشَدَّ قُوَّةًۭ وَءَاثَارًۭا فِى ٱلْأَرْضِ فَمَآ أَغْنَىٰ عَنْهُم مَّا كَانُوا۟ يَكْسِبُونَ ﴿٨٢﴾
Gaan zij niet over de aarde, en zien zij niet wat het einde was van hen, die vóór hen bestonden? Deze waren talrijker dan zij en machtiger in sterkte, en lieten aanzienlijker gedenkteekenen van hunne macht op aarde; maar wat zij verworven hadden was hun van geen voordeel.
Reizen zij dan niet op aarde en zien zij dan niet wat het einde was van degenen vóór hen? Zij waren met meer dan zij en zij overtroffen hen in macht en in gebouwen op de aarde. Maar wat zij hadden verworven, baatte hun niet.
Reizen zij dan niet op aarde en zien zij dan niet wat het einde was van degenen vóór hen? Zij waren met meer dan zij en zij overtroffen hen in macht en in gebouwen op de aarde. Maar wat zij hadden verworven, baatte hun niet.
فَلَمَّا جَآءَتْهُمْ رُسُلُهُم بِٱلْبَيِّنَٰتِ فَرِحُوا۟ بِمَا عِندَهُم مِّنَ ٱلْعِلْمِ وَحَاقَ بِهِم مَّا كَانُوا۟ بِهِۦ يَسْتَهْزِءُونَ ﴿٨٣﴾
En toen hunne apostelen tot hen kwamen met duidelijke bewijzen hunner zending verheugden zij zich vol overmoed in de kennis, die met hen was, doch de straf, waarover zij hadden gespot, omringde hen.
En toen hun Boodschappers tot hen kwamen met de duidelijke bewijzen, waren zij blij met wat bij ben was aan kennis. Maar dat waar zij de spot mee plachten te drijven omsingelde hen.
En toen hun Boodschappers tot hen kwamen met de duidelijke bewijzen, waren zij blij met wat bij ben was aan kennis. Maar dat waar zij de spot mee plachten te drijven omsingelde hen.
فَلَمَّا رَأَوْا۟ بَأْسَنَا قَالُوٓا۟ ءَامَنَّا بِٱللَّهِ وَحْدَهُۥ وَكَفَرْنَا بِمَا كُنَّا بِهِۦ مُشْرِكِينَ ﴿٨٤﴾
En toen zij onze wraak zagen, zeiden zij: Wij gelooven in God alleen en wij doen afstand van de afgoden, welke wij met hem hebben vereenigd.
En toen zij Onze straf zagen, zeiden zij: \"Wij geloven in Allah, de Énige. En wij geloven niet in wat wij aan Hem plachten toe te kennen.
En toen zij Onze straf zagen, zeiden zij: \"Wij geloven in Allah, de Énige. En wij geloven niet in wat wij aan Hem plachten toe te kennen.
فَلَمْ يَكُ يَنفَعُهُمْ إِيمَٰنُهُمْ لَمَّا رَأَوْا۟ بَأْسَنَا ۖ سُنَّتَ ٱللَّهِ ٱلَّتِى قَدْ خَلَتْ فِى عِبَادِهِۦ ۖ وَخَسِرَ هُنَالِكَ ٱلْكَٰفِرُونَ ﴿٨٥﴾
Maar hun geloof baatte hen niet, nadat zij onze wraak hadden gezien. Dit was het bevel van God, dat vroeger in acht genomen werd, nopens zijne dienaren, en de ongeloovigen deed te gronde gaan.
Maar hun geloof baatte hun niet toen zij Onze bestraffing zagen. Dat is de handelwijze van Allah, die reeds voor Zijn dienaren was. En de ongelovigen verloren toen.
Maar hun geloof baatte hun niet toen zij Onze bestraffing zagen. Dat is de handelwijze van Allah, die reeds voor Zijn dienaren was. En de ongelovigen verloren toen.