Setting
Surah The Smoke [Ad-Dukhan] in Dutch
وَٱلْكِتَٰبِ ٱلْمُبِينِ ﴿٢﴾
Bij het doorzichtige boek van den Koran.
Bij het duidelijke Boek. (de Koran)
Bij het duidelijke Boek. (de Koran)
إِنَّآ أَنزَلْنَٰهُ فِى لَيْلَةٍۢ مُّبَٰرَكَةٍ ۚ إِنَّا كُنَّا مُنذِرِينَ ﴿٣﴾
Waarlijk wij hebben dit in eenen gezegenden nacht nedergezonden: want wij hadden ons verbonden zoo te handelen.
Voorwaar, Wij hebben hem (de Koran) in de gezegende nacht neergezonden. Voorwaar, Wij zijn Waarschuwers.
Voorwaar, Wij hebben hem (de Koran) in de gezegende nacht neergezonden. Voorwaar, Wij zijn Waarschuwers.
فِيهَا يُفْرَقُ كُلُّ أَمْرٍ حَكِيمٍ ﴿٤﴾
In den nacht waarin, gij duidelijke wijze, het besluit van ieder bepaald ding is nedergezonden.
Daarin worden alle wijze zaken uiteengezet.
Daarin worden alle wijze zaken uiteengezet.
أَمْرًۭا مِّنْ عِندِنَآ ۚ إِنَّا كُنَّا مُرْسِلِينَ ﴿٥﴾
Als een bevel van ons. Waarlijk wij waren immer gewoon, gezanten met openbaringen, met zeker tusschenpoozen te zenden.
Als een bevel van Ons: voorwaar, Wij zonden (de Profeten).
Als een bevel van Ons: voorwaar, Wij zonden (de Profeten).
رَحْمَةًۭ مِّن رَّبِّكَ ۚ إِنَّهُۥ هُوَ ٱلسَّمِيعُ ٱلْعَلِيمُ ﴿٦﴾
Als bewijs der genade van uwen Heer; want hij is het die alles hoort en ziet.
Als Barmhartigheid van jouw Heer. Voorwaar, Hij is de Alhorende, de Alwetende.
Als Barmhartigheid van jouw Heer. Voorwaar, Hij is de Alhorende, de Alwetende.
رَبِّ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ وَمَا بَيْنَهُمَآ ۖ إِن كُنتُم مُّوقِنِينَ ﴿٧﴾
De Heer van hemel en aarde en van alles wat daar tusschen is; indien gij menschen van vast geloof zijt.
De Heer van de hemelen en de aarde en wat er tussen is, als jullie overtuigden zijn.
De Heer van de hemelen en de aarde en wat er tussen is, als jullie overtuigden zijn.
لَآ إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ يُحْىِۦ وَيُمِيتُ ۖ رَبُّكُمْ وَرَبُّ ءَابَآئِكُمُ ٱلْأَوَّلِينَ ﴿٨﴾
Er is geen God buiten hem: hij geeft leven en hij doet sterven; hij is uw Heer en de Heer uwer voorvaderen.
Er is geen god dan Hij, Hij doet leven en sterven, jullie Heer en de Heer van jullie voorvaderen.
Er is geen god dan Hij, Hij doet leven en sterven, jullie Heer en de Heer van jullie voorvaderen.
بَلْ هُمْ فِى شَكٍّۢ يَلْعَبُونَ ﴿٩﴾
Thans vermaken zij zich door te twijfelen.
Zij blijven zelfs in twijfel doorspelen.
Zij blijven zelfs in twijfel doorspelen.
فَٱرْتَقِبْ يَوْمَ تَأْتِى ٱلسَّمَآءُ بِدُخَانٍۢ مُّبِينٍۢ ﴿١٠﴾
Maar sla hen gade, op den dag dat de hemel een zichtbaren rook zal voortbrengen.
Wacht dan op de Dag waarop in de hemel duidelijke rook verschijnt.
Wacht dan op de Dag waarop in de hemel duidelijke rook verschijnt.
يَغْشَى ٱلنَّاسَ ۖ هَٰذَا عَذَابٌ أَلِيمٌۭ ﴿١١﴾
Die den mensch zal bedekken. Dit zal eene martelende plaag wezen.
Die de mensen omhult. Dit is een pijnlijke bestraffing.
Die de mensen omhult. Dit is een pijnlijke bestraffing.
رَّبَّنَا ٱكْشِفْ عَنَّا ٱلْعَذَابَ إِنَّا مُؤْمِنُونَ ﴿١٢﴾
Zij zullen zeggen: O Heer! neem deze plaag van ons af; waarlijk wij zullen ware geloovigen worden.
(Zij zullen zeggen:) \"Onze Heer, neem de bestraffing, van ons weg: voorwaar, wij zijn gelovigen.\"
(Zij zullen zeggen:) \"Onze Heer, neem de bestraffing, van ons weg: voorwaar, wij zijn gelovigen.\"
أَنَّىٰ لَهُمُ ٱلذِّكْرَىٰ وَقَدْ جَآءَهُمْ رَسُولٌۭ مُّبِينٌۭ ﴿١٣﴾
Wat heeft onze vermaning hen in dezen toestand gebaat, toen een duidelijke gezant tot hen kwam.
Hoe zullen zij zich laten vermanen, terwijl er reeds een duidelijke Boodschapper tot hen is gekomen?
Hoe zullen zij zich laten vermanen, terwijl er reeds een duidelijke Boodschapper tot hen is gekomen?
ثُمَّ تَوَلَّوْا۟ عَنْهُ وَقَالُوا۟ مُعَلَّمٌۭ مَّجْنُونٌ ﴿١٤﴾
En zij zich van hem verwijderden, zeggende: Deze man is door anderen onderricht, of hij is een uitzinnig mensch.
Toen wendden zij zich van hem af, en zeiden: \"Hij is een bezeten onderwezene.\"
Toen wendden zij zich van hem af, en zeiden: \"Hij is een bezeten onderwezene.\"
إِنَّا كَاشِفُوا۟ ٱلْعَذَابِ قَلِيلًا ۚ إِنَّكُمْ عَآئِدُونَ ﴿١٥﴾
Indien wij de plaag eenigermate van u afnemen, zult gij zekerlijk tot uwe ongetrouwheid terugkeeren.
Voorwaar, Wij nemen iets van de bestraffing weg: voorwaar, jullie keren terug (tot ongeloof).
Voorwaar, Wij nemen iets van de bestraffing weg: voorwaar, jullie keren terug (tot ongeloof).
يَوْمَ نَبْطِشُ ٱلْبَطْشَةَ ٱلْكُبْرَىٰٓ إِنَّا مُنتَقِمُونَ ﴿١٦﴾
Op den dag waarop wij hen fel en met groote macht zullen aanvallen, waarlijk, dan zullen wij wraak op hen nemen.
(Gedenkt) de Dag dat Wij hen zullen grijpen met de zware bestraffing: voorwaar, Wij zijn Vergelders.
(Gedenkt) de Dag dat Wij hen zullen grijpen met de zware bestraffing: voorwaar, Wij zijn Vergelders.
۞ وَلَقَدْ فَتَنَّا قَبْلَهُمْ قَوْمَ فِرْعَوْنَ وَجَآءَهُمْ رَسُولٌۭ كَرِيمٌ ﴿١٧﴾
Wij beproefden het volk van Pharao vóór hen, en een achtingswaardige gezant kwam tot hen.
En voorzeker, Wij hebben voorheen het volk van Fir'aun op de proef gesteld. En er was een edele Boodschapper (Môesa) tot hen gekomen.
En voorzeker, Wij hebben voorheen het volk van Fir'aun op de proef gesteld. En er was een edele Boodschapper (Môesa) tot hen gekomen.
أَنْ أَدُّوٓا۟ إِلَىَّ عِبَادَ ٱللَّهِ ۖ إِنِّى لَكُمْ رَسُولٌ أَمِينٌۭ ﴿١٨﴾
Zeggende: Zendt de dienaren van God tot mij, waarlijk, ik ben een verzoenend zendeling voor u.
(Hij zei:) \"Laat de dienaren van Allah (vrij) tot mij komen: voorwaar, ik ben voor jullie een betrouwbare Boodschapper.
(Hij zei:) \"Laat de dienaren van Allah (vrij) tot mij komen: voorwaar, ik ben voor jullie een betrouwbare Boodschapper.
وَأَن لَّا تَعْلُوا۟ عَلَى ٱللَّهِ ۖ إِنِّىٓ ءَاتِيكُم بِسُلْطَٰنٍۢ مُّبِينٍۢ ﴿١٩﴾
En staat niet op tegen God, want ik kom met eene duidelijke macht tot u.
En weest niet hoogmoedig tegenover Allah: voorwaar, ik kom tot jullie met een duidelijk bewijs.
En weest niet hoogmoedig tegenover Allah: voorwaar, ik kom tot jullie met een duidelijk bewijs.
وَإِنِّى عُذْتُ بِرَبِّى وَرَبِّكُمْ أَن تَرْجُمُونِ ﴿٢٠﴾
Ik zoek eene schuilplaats bij mijn Heer en uw Heer, opdat gij mij niet steenigt.
En voorwaar, ik zocht mijn toevlucht bij mijn Heer en jullie Heer tegen jullie stenigen.
En voorwaar, ik zocht mijn toevlucht bij mijn Heer en jullie Heer tegen jullie stenigen.
وَإِن لَّمْ تُؤْمِنُوا۟ لِى فَٱعْتَزِلُونِ ﴿٢١﴾
Indien gij mij niet gelooft, scheidt dan voor het minst van mij.
En als jullie mij niet geloven, laat mij dan met rust.\"
En als jullie mij niet geloven, laat mij dan met rust.\"
فَدَعَا رَبَّهُۥٓ أَنَّ هَٰٓؤُلَآءِ قَوْمٌۭ مُّجْرِمُونَ ﴿٢٢﴾
En toen zij hem van bedrog beschuldigden, riep hij zijn Heer aan, zeggende: Dit is een zondig volk.
En hij bad toen tot zijn Heer: \"Voorwaar, zij zijn een misdadig volk.\"
En hij bad toen tot zijn Heer: \"Voorwaar, zij zijn een misdadig volk.\"
فَأَسْرِ بِعِبَادِى لَيْلًا إِنَّكُم مُّتَّبَعُونَ ﴿٢٣﴾
En God zeide tot hem: Trek des nachts met mijne dienaren voort; want gij zult vervolgd worden,
(Allah zei toen:) \"Ga in de nacht op weg met Mijn dienaren: voorwaar, jullie zullen worden achtervolgd.
(Allah zei toen:) \"Ga in de nacht op weg met Mijn dienaren: voorwaar, jullie zullen worden achtervolgd.
وَٱتْرُكِ ٱلْبَحْرَ رَهْوًا ۖ إِنَّهُمْ جُندٌۭ مُّغْرَقُونَ ﴿٢٤﴾
En laat de zee gespleten achter u, opdat de Egyptenaren er in gaan. Want zij vormen eene schaar, gedoemd om verdronken te worden.
En laat de zee zoals zij is (door een pad gespleten): voorwaar, zij zullen een verdronken leger worden.\"
En laat de zee zoals zij is (door een pad gespleten): voorwaar, zij zullen een verdronken leger worden.\"
كَمْ تَرَكُوا۟ مِن جَنَّٰتٍۢ وَعُيُونٍۢ ﴿٢٥﴾
Hoe vele tuinen en fonteinen.
Hoeveel tuinen en bronnen lieten zij niet achter.
Hoeveel tuinen en bronnen lieten zij niet achter.
وَزُرُوعٍۢ وَمَقَامٍۢ كَرِيمٍۢ ﴿٢٦﴾
En bezaaide korenvelden en schoone woningen.
En velden en prachtige plaatsen.
En velden en prachtige plaatsen.
وَنَعْمَةٍۢ كَانُوا۟ فِيهَا فَٰكِهِينَ ﴿٢٧﴾
En voordeelen welke gij geniet, lieten zij niet achter zich?
En genietingen die zij daarin kunnen smaken.
En genietingen die zij daarin kunnen smaken.
كَذَٰلِكَ ۖ وَأَوْرَثْنَٰهَا قَوْمًا ءَاخَرِينَ ﴿٢٨﴾
Zoo ontnamen wij hun het bezit daarvan, en wij gaven het, als eene erfenis, aan een ander volk.
Zo is het. En Wij hebben het een ander volk doen erven.
Zo is het. En Wij hebben het een ander volk doen erven.
فَمَا بَكَتْ عَلَيْهِمُ ٱلسَّمَآءُ وَٱلْأَرْضُ وَمَا كَانُوا۟ مُنظَرِينَ ﴿٢٩﴾
Hemel noch aarde hebben om hen geweend; en zij verkregen geen uitstel.
De hemel en de aarde huilden niet om hen, en hun werd geen uitstel gegeven.
De hemel en de aarde huilden niet om hen, en hun werd geen uitstel gegeven.
وَلَقَدْ نَجَّيْنَا بَنِىٓ إِسْرَٰٓءِيلَ مِنَ ٱلْعَذَابِ ٱلْمُهِينِ ﴿٣٠﴾
Wij bevrijdden de kinderen Israëls van eene schandelijke mishandeling.
En voorzeker, Wij hebben de Kinderen van Israël van de vernederende bestraffing gered.
En voorzeker, Wij hebben de Kinderen van Israël van de vernederende bestraffing gered.
مِن فِرْعَوْنَ ۚ إِنَّهُۥ كَانَ عَالِيًۭا مِّنَ ٱلْمُسْرِفِينَ ﴿٣١﴾
Van Pharao; want hij was hoovaardig en een zondaar.
Van Fir'aun: voorwaar, hij was een hoogmoedige onder de buitensporigen.
Van Fir'aun: voorwaar, hij was een hoogmoedige onder de buitensporigen.
وَلَقَدِ ٱخْتَرْنَٰهُمْ عَلَىٰ عِلْمٍ عَلَى ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿٣٢﴾
Wij kozen hen, voorbedachtelijk, boven alle volkeren.
En voorzeker, Wij hebben hen (de Kinderen van Israël) op grond van (Onze) kennis verkozen boven de anderen (in hun tijd).
En voorzeker, Wij hebben hen (de Kinderen van Israël) op grond van (Onze) kennis verkozen boven de anderen (in hun tijd).
وَءَاتَيْنَٰهُم مِّنَ ٱلْءَايَٰتِ مَا فِيهِ بَلَٰٓؤٌۭا۟ مُّبِينٌ ﴿٣٣﴾
Wij toonden hun verschillende teekenen, waarin een duidelijke proef was gelegen.
En Wij hebben hun van de Tekenen gegeven waarin een duidelijke beproeving was.
En Wij hebben hun van de Tekenen gegeven waarin een duidelijke beproeving was.
إِنَّ هَٰٓؤُلَآءِ لَيَقُولُونَ ﴿٣٤﴾
Waarlijk deze bewoners van Mekka (ongeloovigen) zeggen:
Voorwaar, zij (de ongelovigen) zullen zeker zeggen:
Voorwaar, zij (de ongelovigen) zullen zeker zeggen:
إِنْ هِىَ إِلَّا مَوْتَتُنَا ٱلْأُولَىٰ وَمَا نَحْنُ بِمُنشَرِينَ ﴿٣٥﴾
Zekerlijk zal ons bepaald einde geen ander dan onze eerste, natuurlijke dood wezen; nimmer zullen wij weder worden opgewekt.
\"Het is slechts de enige dood van ons, en wij zullen niet opgewekt worden.
\"Het is slechts de enige dood van ons, en wij zullen niet opgewekt worden.
فَأْتُوا۟ بِـَٔابَآئِنَآ إِن كُنتُمْ صَٰدِقِينَ ﴿٣٦﴾
Breng dan onze voorvaderen tot het leven terug, indien gij de waarheid spreekt.
Brengt dan onze voorvaderen (terug), als jullie waarachtig zijn.\"
Brengt dan onze voorvaderen (terug), als jullie waarachtig zijn.\"
أَهُمْ خَيْرٌ أَمْ قَوْمُ تُبَّعٍۢ وَٱلَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ ۚ أَهْلَكْنَٰهُمْ ۖ إِنَّهُمْ كَانُوا۟ مُجْرِمِينَ ﴿٣٧﴾
Zijn zij beter of het volk van Tobba. En zij die vóór hen bestonden? Wij verdelgden hen, omdat zij zonden bedreven.
Zijn zij beter of het volk van Toebba' en degenen vََr hen? Wij hebben hen vernietigd: voorwaar, zij waren misdadigers.
Zijn zij beter of het volk van Toebba' en degenen vََr hen? Wij hebben hen vernietigd: voorwaar, zij waren misdadigers.
وَمَا خَلَقْنَا ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضَ وَمَا بَيْنَهُمَا لَٰعِبِينَ ﴿٣٨﴾
Wij hebben de hemelen en de aarde, en alles wat daar tusschen is, niet geschapen, bij wijze van uitspanning.
En Wij hebben de hemelen en de aarde en wat er tussen hen is niet als een spel geschapen.
En Wij hebben de hemelen en de aarde en wat er tussen hen is niet als een spel geschapen.
مَا خَلَقْنَٰهُمَآ إِلَّا بِٱلْحَقِّ وَلَٰكِنَّ أَكْثَرَهُمْ لَا يَعْلَمُونَ ﴿٣٩﴾
Wij hebben die in waarheid (ernst) geschapen; maar het grootste deel hunner begrijpt het niet.
Wij hebben beide niet anders dan in Waarheid geschapen, maar de meesten van hen weten het niet.
Wij hebben beide niet anders dan in Waarheid geschapen, maar de meesten van hen weten het niet.
إِنَّ يَوْمَ ٱلْفَصْلِ مِيقَٰتُهُمْ أَجْمَعِينَ ﴿٤٠﴾
Waarlijk, de dag der scheiding zal de bepaalde tijd van hen allen wezen.
Voorwaar, de Dag van de Beslissing is hun vastgestelde tijd, tezamen.
Voorwaar, de Dag van de Beslissing is hun vastgestelde tijd, tezamen.
يَوْمَ لَا يُغْنِى مَوْلًى عَن مَّوْلًۭى شَيْـًۭٔا وَلَا هُمْ يُنصَرُونَ ﴿٤١﴾
Een dag, waarop de meester en de dienaren elkander niet van voordeel zullen wezen, en niet geholpen zullen worden.
De Dag waarop de ene vriend de andere vriend in niets kan bijstaan, en zij zullen niet geholpen worden.
De Dag waarop de ene vriend de andere vriend in niets kan bijstaan, en zij zullen niet geholpen worden.
إِلَّا مَن رَّحِمَ ٱللَّهُ ۚ إِنَّهُۥ هُوَ ٱلْعَزِيزُ ٱلرَّحِيمُ ﴿٤٢﴾
Uitgezonderd zij, aan welke God genade zal verleend hebben: want hij is de Machtige, de Genadige.
Behalve degene die door Allah begenadigd wordt: voorwaar, Hij is de Almachtige, de Meest Barmhartige.
Behalve degene die door Allah begenadigd wordt: voorwaar, Hij is de Almachtige, de Meest Barmhartige.
إِنَّ شَجَرَتَ ٱلزَّقُّومِ ﴿٤٣﴾
Waarlijk, de vrucht van den boom van al Zakkoem.
Voorwaar, de Zaqqôem-boom.
Voorwaar, de Zaqqôem-boom.
طَعَامُ ٱلْأَثِيمِ ﴿٤٤﴾
Zal het voedsel van den goddelooze wezen.
Voedsel van de zondaar.
Voedsel van de zondaar.
كَٱلْمُهْلِ يَغْلِى فِى ٱلْبُطُونِ ﴿٤٥﴾
Als de droesem van olie, zal het in de buiken der verdoemde koken (als gesmolten metaal).
Als gesmolten metaal dat in de buiken kookt.
Als gesmolten metaal dat in de buiken kookt.
كَغَلْىِ ٱلْحَمِيمِ ﴿٤٦﴾
Zooals het koken, van het heetste water.
Als kokend heet water.
Als kokend heet water.
خُذُوهُ فَٱعْتِلُوهُ إِلَىٰ سَوَآءِ ٱلْجَحِيمِ ﴿٤٧﴾
Men zal tot de volvoerders van Gods wil zeggen: Grijpt den snoodaard en sleept hem naar het midden der hel.
Grijpt hem en sleept hem naar het midden van de Hel.
Grijpt hem en sleept hem naar het midden van de Hel.
ثُمَّ صُبُّوا۟ فَوْقَ رَأْسِهِۦ مِنْ عَذَابِ ٱلْحَمِيمِ ﴿٤٨﴾
En werpt op zijn hoofd de marteling van heet water;
Daarna wordt een bestraffing van de Hel over zijn hoofd uitgegoten.
Daarna wordt een bestraffing van de Hel over zijn hoofd uitgegoten.
ذُقْ إِنَّكَ أَنتَ ٱلْعَزِيزُ ٱلْكَرِيمُ ﴿٤٩﴾
Zeggende: Proef dit; want gij zijt de machtige en eerbiedwaardige persoon.
Proeft (deze bestraffing), voorwaar, jij bent de geweldige, de nobele. (Wordt er spottend tot de misdadiger gezegd.)
Proeft (deze bestraffing), voorwaar, jij bent de geweldige, de nobele. (Wordt er spottend tot de misdadiger gezegd.)
إِنَّ هَٰذَا مَا كُنتُم بِهِۦ تَمْتَرُونَ ﴿٥٠﴾
Waarlijk, dit is de straf waaraan gij twijfeldet.
Voorwaar, dit is dat waarover jullie in twijfel plachten te verkeren.
Voorwaar, dit is dat waarover jullie in twijfel plachten te verkeren.
إِنَّ ٱلْمُتَّقِينَ فِى مَقَامٍ أَمِينٍۢ ﴿٥١﴾
Maar de vromen zullen op eene plaats van zekerheid worden gehuisvest.
Voorwaar, de Moettaqôen verblijven in een veilige plaats.
Voorwaar, de Moettaqôen verblijven in een veilige plaats.
فِى جَنَّٰتٍۢ وَعُيُونٍۢ ﴿٥٢﴾
Tusschen tuinen en fonteinen.
In tuinen en bij bronnen (het Paradijs).
In tuinen en bij bronnen (het Paradijs).
يَلْبَسُونَ مِن سُندُسٍۢ وَإِسْتَبْرَقٍۢ مُّتَقَٰبِلِينَ ﴿٥٣﴾
Zij zullen gekleed worden in fijne zijde en satijn, en zij zullen met de aangezichten tegenover elkander zitten.
Zij dragen kleding van fijne zijde en brokaat, (zij zijn) tegenover elkaar gezeten.
Zij dragen kleding van fijne zijde en brokaat, (zij zijn) tegenover elkaar gezeten.
كَذَٰلِكَ وَزَوَّجْنَٰهُم بِحُورٍ عِينٍۢ ﴿٥٤﴾
Zoo zal het wezen, en zij zullen huwen, met schoone meisjes, die groote, zwarte oogen hebben.
Zo is het. En Wij zullen hen huwen met schone maagden.
Zo is het. En Wij zullen hen huwen met schone maagden.
يَدْعُونَ فِيهَا بِكُلِّ فَٰكِهَةٍ ءَامِنِينَ ﴿٥٥﴾
Op die plaats zullen zij, in volle zekerheid, zich alle soorten van vruchten doen toedienen.
Daarin vragen zij in veiligheid om allerlei vruchten.
Daarin vragen zij in veiligheid om allerlei vruchten.
لَا يَذُوقُونَ فِيهَا ٱلْمَوْتَ إِلَّا ٱلْمَوْتَةَ ٱلْأُولَىٰ ۖ وَوَقَىٰهُمْ عَذَابَ ٱلْجَحِيمِ ﴿٥٦﴾
Zij zullen daar den dood niet proeven na den eersten dood, en God zal hen van de hellepijnen bevrijden.
Zij zullen daarin, na de eerste dood, geen dood meer ondergaan, en Hij beschermt hen voor de bestraffing van de Hel.
Zij zullen daarin, na de eerste dood, geen dood meer ondergaan, en Hij beschermt hen voor de bestraffing van de Hel.
فَضْلًۭا مِّن رَّبِّكَ ۚ ذَٰلِكَ هُوَ ٱلْفَوْزُ ٱلْعَظِيمُ ﴿٥٧﴾
Het is door den genadige goedheid van uwen Heer. Dit zal eene groote gelukzaligheid wezen.
Als een gunst van jouw Heer. Dat is de geweldige overwinning.
Als een gunst van jouw Heer. Dat is de geweldige overwinning.
فَإِنَّمَا يَسَّرْنَٰهُ بِلِسَانِكَ لَعَلَّهُمْ يَتَذَكَّرُونَ ﴿٥٨﴾
Daarenboven hebben wij den Koran gemakkelijk gemaakt, door dien in uwe eigen taal te openbaren, opdat gij tot het einde vermaand zoudt wezen.
Voorwaar, Wij hebben hem (de Koran) gemakkelijk gemaakt in jouw taal. Hopelijk zullen zij er lering uit trekken.
Voorwaar, Wij hebben hem (de Koran) gemakkelijk gemaakt in jouw taal. Hopelijk zullen zij er lering uit trekken.