Main pages

Surah The Star [An-Najm] in Dutch

Surah The Star [An-Najm] Ayah 62 Location Maccah Number 53

وَٱلنَّجْمِ إِذَا هَوَىٰ ﴿١﴾

Ik zweer bij de ster als zij ondergaat.

Leemhuis

Bij de ster wanneer zij valt.

Siregar

Bij de ster wanneer zij valt.

مَا ضَلَّ صَاحِبُكُمْ وَمَا غَوَىٰ ﴿٢﴾

Uw makker Mahomet dwaalt niet, en hij is niet afgeleid.

Leemhuis

Jullie metgezel (de Profeet) dwaalt niet en hij is niet misleid.

Siregar

Jullie metgezel (de Profeet) dwaalt niet en hij is niet misleid.

وَمَا يَنطِقُ عَنِ ٱلْهَوَىٰٓ ﴿٣﴾

Evenmin als hij door zijn eigen wil spreekt.

Leemhuis

En hij spreekt niet uit begeerte.

Siregar

En hij spreekt niet uit begeerte.

إِنْ هُوَ إِلَّا وَحْىٌۭ يُوحَىٰ ﴿٤﴾

Het is niets anders dan eene openbaring die hem gedaan werd.

Leemhuis

Het is niets anders dan een Openbaring die aan hem geopenbaard is.

Siregar

Het is niets anders dan een Openbaring die aan hem geopenbaard is.

عَلَّمَهُۥ شَدِيدُ ٱلْقُوَىٰ ﴿٥﴾

Een die machtig is in macht. Leerde het hem

Leemhuis

Een machtige in kracht (Djibrîl) onderwees hem.

Siregar

Een machtige in kracht (Djibrîl) onderwees hem.

ذُو مِرَّةٍۢ فَٱسْتَوَىٰ ﴿٦﴾

Een met verstand begaafd.

Leemhuis

Een bezitter van wijsheid, en hij (Djibrîl) verscheen (in zijn aardse vorm).

Siregar

Een bezitter van wijsheid, en hij (Djibrîl) verscheen (in zijn aardse vorm).

وَهُوَ بِٱلْأُفُقِ ٱلْأَعْلَىٰ ﴿٧﴾

En hij verscheen in het hoogste gedeelte van den gezichteinder.

Leemhuis

En hij bevond zich aan de hoogste horizon.

Siregar

En hij bevond zich aan de hoogste horizon.

ثُمَّ دَنَا فَتَدَلَّىٰ ﴿٨﴾

Daarna naderde hij den profeet en kwam immer nader tot hem.

Leemhuis

Daarna naderde hij en daalde neer.

Siregar

Daarna naderde hij en daalde neer.

فَكَانَ قَابَ قَوْسَيْنِ أَوْ أَدْنَىٰ ﴿٩﴾

Tot hij op twee ellebogen afstands van hem, of nog nader was.

Leemhuis

Zodat hij zich op een afstand van twee booglengten (van Moehammad) bevond, of dichterbij.

Siregar

Zodat hij zich op een afstand van twee booglengten (van Moehammad) bevond, of dichterbij.

فَأَوْحَىٰٓ إِلَىٰ عَبْدِهِۦ مَآ أَوْحَىٰ ﴿١٠﴾

En hij openbaarde zijn dienaar, wat deze openbaarde.

Leemhuis

Toen openbaarde Hij aan Zijn dienaar wat Hij openbaarde.

Siregar

Toen openbaarde Hij aan Zijn dienaar wat Hij openbaarde.

مَا كَذَبَ ٱلْفُؤَادُ مَا رَأَىٰٓ ﴿١١﴾

Het hart van Mahomet stelde datgene wat hij gezien had, niet valschelijk voor.

Leemhuis

Het hart (van de Profeet) loog niet over wat het zag.

Siregar

Het hart (van de Profeet) loog niet over wat het zag.

أَفَتُمَٰرُونَهُۥ عَلَىٰ مَا يَرَىٰ ﴿١٢﴾

Wilt gij dus met hem twisten, nopens hetgeen hij zag?

Leemhuis

Willen jullie (veelgodenaanbidders) dan redetwisten over wat hij zag?

Siregar

Willen jullie (veelgodenaanbidders) dan redetwisten over wat hij zag?

وَلَقَدْ رَءَاهُ نَزْلَةً أُخْرَىٰ ﴿١٣﴾

Hij zag hem ook op een anderen tijd.

Leemhuis

En voorzeker, hij (Moehammad) heeft hem (Djibrîl) bij een andere neerdaling gezien.

Siregar

En voorzeker, hij (Moehammad) heeft hem (Djibrîl) bij een andere neerdaling gezien.

عِندَ سِدْرَةِ ٱلْمُنتَهَىٰ ﴿١٤﴾

Bij den lotus-boom, naast welken geen doorgang is.

Leemhuis

Bij Sidratilmoentaha.

Siregar

Bij Sidratilmoentaha.

عِندَهَا جَنَّةُ ٱلْمَأْوَىٰٓ ﴿١٥﴾

Het is nabij den tuin van eeuwig verblijf.

Leemhuis

Daarbij is de Tuin van de Verblijfplaats (het Paradijs).

Siregar

Daarbij is de Tuin van de Verblijfplaats (het Paradijs).

إِذْ يَغْشَى ٱلسِّدْرَةَ مَا يَغْشَىٰ ﴿١٦﴾

Toen de lotus-boom bedekte, datgene wat bedekt is.

Leemhuis

Toen de Sidrah omhuld werd door wat hem omhulde.

Siregar

Toen de Sidrah omhuld werd door wat hem omhulde.

مَا زَاغَ ٱلْبَصَرُ وَمَا طَغَىٰ ﴿١٧﴾

Wendde zijn oog zich niet af, en dwaalde evenmin.

Leemhuis

Zijn blik week niet en dwaalde niet.

Siregar

Zijn blik week niet en dwaalde niet.

لَقَدْ رَأَىٰ مِنْ ءَايَٰتِ رَبِّهِ ٱلْكُبْرَىٰٓ ﴿١٨﴾

En hij aanschouwde werkelijk sommige der grootste teekenen van zijn Heer.

Leemhuis

Voorzeker, hij heeft de grote Tekenen van zijn Heer gezien.

Siregar

Voorzeker, hij heeft de grote Tekenen van zijn Heer gezien.

أَفَرَءَيْتُمُ ٱللَّٰتَ وَٱلْعُزَّىٰ ﴿١٩﴾

Wat denkt gij van El-Lat, en al Ozza.

Leemhuis

Zien jullie (veelgodenaanbidders) dan al Lâta en al 'Oezza?

Siregar

Zien jullie (veelgodenaanbidders) dan al Lâta en al 'Oezza?

وَمَنَوٰةَ ٱلثَّالِثَةَ ٱلْأُخْرَىٰٓ ﴿٢٠﴾

En Menat, die andere, derde godin?.

Leemhuis

En al Manât, de andere, de derde?

Siregar

En al Manât, de andere, de derde?

أَلَكُمُ ٱلذَّكَرُ وَلَهُ ٱلْأُنثَىٰ ﴿٢١﴾

Hebt gij mannelijke kinderen, en God vrouwelijke?.

Leemhuis

Zijn voor jullie de mannen en voor Hem de vrouwen?

Siregar

Zijn voor jullie de mannen en voor Hem de vrouwen?

تِلْكَ إِذًۭا قِسْمَةٌۭ ضِيزَىٰٓ ﴿٢٢﴾

Dit is dan eene onrechtvaardige verdeeling.

Leemhuis

Dat zou een oneerlijke verdeling zijn.

Siregar

Dat zou een oneerlijke verdeling zijn.

إِنْ هِىَ إِلَّآ أَسْمَآءٌۭ سَمَّيْتُمُوهَآ أَنتُمْ وَءَابَآؤُكُم مَّآ أَنزَلَ ٱللَّهُ بِهَا مِن سُلْطَٰنٍ ۚ إِن يَتَّبِعُونَ إِلَّا ٱلظَّنَّ وَمَا تَهْوَى ٱلْأَنفُسُ ۖ وَلَقَدْ جَآءَهُم مِّن رَّبِّهِمُ ٱلْهُدَىٰٓ ﴿٢٣﴾

Het zijn slechts ijdele namen, welke gij en uwe vaderen godheden hebt genoemd. God heeft nopens hen niets geopenbaard, wat hunne vereering wettigt. Zij volgen slechts eene ijdele meening en wat hunne zielen begeeren; en toch is de ware richting van hunnen Heer tot hen gekomen.

Leemhuis

Het zijn alleen maar namen die jullie hebben verzonnen, jullie en jullie vaderen. Allah heeft daarover geen bewijs neergezonden. Zij volgen niets dan vermoedens en wat de zielen begeren. Voorzeker, er is tot hen van hun Heer de Leiding gekomen.

Siregar

Het zijn alleen maar namen die jullie hebben verzonnen, jullie en jullie vaderen. Allah heeft daarover geen bewijs neergezonden. Zij volgen niets dan vermoedens en wat de zielen begeren. Voorzeker, er is tot hen van hun Heer de Leiding gekomen.

أَمْ لِلْإِنسَٰنِ مَا تَمَنَّىٰ ﴿٢٤﴾

Zal de mensch alles hebben, waarnaar hij wenscht?

Leemhuis

Krijgt de mens (alles) wat hij verlangt?

Siregar

Krijgt de mens (alles) wat hij verlangt?

فَلِلَّهِ ٱلْءَاخِرَةُ وَٱلْأُولَىٰ ﴿٢٥﴾

Dit en het volgende leven zijn Gods eigendom.

Leemhuis

Aan Allah behoort het laatste (en het Hiernamaals) en het eerste (het wereldse leven).

Siregar

Aan Allah behoort het laatste (en het Hiernamaals) en het eerste (het wereldse leven).

۞ وَكَم مِّن مَّلَكٍۢ فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ لَا تُغْنِى شَفَٰعَتُهُمْ شَيْـًٔا إِلَّا مِنۢ بَعْدِ أَن يَأْذَنَ ٱللَّهُ لِمَن يَشَآءُ وَيَرْضَىٰٓ ﴿٢٦﴾

En hoeveel engelen er ook in den hemel mogen zijn, hunne tusschenkomst zal niets baten. Tot God verlof zal hebben verleend, aan wien hem zal behagen, en zich zijner zal aannemen.

Leemhuis

En hoeveel Engelen zijn er niet in de hemelen wier voorspraak niets baat, behalve nadat Allah toestemming geeft voor wie Hij wil en voor wie Hem behaagt?

Siregar

En hoeveel Engelen zijn er niet in de hemelen wier voorspraak niets baat, behalve nadat Allah toestemming geeft voor wie Hij wil en voor wie Hem behaagt?

إِنَّ ٱلَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِٱلْءَاخِرَةِ لَيُسَمُّونَ ٱلْمَلَٰٓئِكَةَ تَسْمِيَةَ ٱلْأُنثَىٰ ﴿٢٧﴾

Waarlijk, zij die niet in het volgende leven gelooven, beweren dat de engelen vrouwen zijn.

Leemhuis

Voorwaar, degenen die niet geloven in het Hiernamaals geven de Engelen zeker vrouwelijke namen.

Siregar

Voorwaar, degenen die niet geloven in het Hiernamaals geven de Engelen zeker vrouwelijke namen.

وَمَا لَهُم بِهِۦ مِنْ عِلْمٍ ۖ إِن يَتَّبِعُونَ إِلَّا ٱلظَّنَّ ۖ وَإِنَّ ٱلظَّنَّ لَا يُغْنِى مِنَ ٱلْحَقِّ شَيْـًۭٔا ﴿٢٨﴾

Doch zij hebben geene kennis daarvan; zij volgen slechts eene bloote meening; en eene bloote meening vervangt geen ding van waarheid.

Leemhuis

Terwijl zij daarover geen kennis hebben, zij volgen niets dan vermoedens. En voorwaar, vermoedens baten niets tegen de Waarheid.

Siregar

Terwijl zij daarover geen kennis hebben, zij volgen niets dan vermoedens. En voorwaar, vermoedens baten niets tegen de Waarheid.

فَأَعْرِضْ عَن مَّن تَوَلَّىٰ عَن ذِكْرِنَا وَلَمْ يُرِدْ إِلَّا ٱلْحَيَوٰةَ ٱلدُّنْيَا ﴿٢٩﴾

Wend u dus van hem af, die zich van onze vermaningen afwendt, en alleen naar het tegenwoordige leven haakt.

Leemhuis

Wend je daarom af (O Moehammad) van wie zich van Onze Vermaning heeft afgekeerd, en die niets wenst dan het wereldse leven.

Siregar

Wend je daarom af (O Moehammad) van wie zich van Onze Vermaning heeft afgekeerd, en die niets wenst dan het wereldse leven.

ذَٰلِكَ مَبْلَغُهُم مِّنَ ٱلْعِلْمِ ۚ إِنَّ رَبَّكَ هُوَ أَعْلَمُ بِمَن ضَلَّ عَن سَبِيلِهِۦ وَهُوَ أَعْلَمُ بِمَنِ ٱهْتَدَىٰ ﴿٣٠﴾

Dit is hunne hoogste trap van kennis. Waarlijk, uw Heer kent hem wel, die van zijnen weg afdwaalt, en hij kent dengeen wel, die op den rechten weg is geleid.

Leemhuis

Dat is het doel van hun kennis. Voorwaar, jouw Heer weet beter wie van Zijn Weg is afgedwaald en wie de Leiding heeft aanvaard.

Siregar

Dat is het doel van hun kennis. Voorwaar, jouw Heer weet beter wie van Zijn Weg is afgedwaald en wie de Leiding heeft aanvaard.

وَلِلَّهِ مَا فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَمَا فِى ٱلْأَرْضِ لِيَجْزِىَ ٱلَّذِينَ أَسَٰٓـُٔوا۟ بِمَا عَمِلُوا۟ وَيَجْزِىَ ٱلَّذِينَ أَحْسَنُوا۟ بِٱلْحُسْنَى ﴿٣١﴾

Aan God behoort alles, wat zich in den hemel en op de aarde bevindt; hij zal hen vergelden die kwaad verrichten, overeenkomstig datgene wat zij zullen hebben bedreven, en hij zal hen beloonen die goed doen, met de uitmuntendste belooning.

Leemhuis

En aan Allah behoort wat er in de hemelen en op de aarde is; opdat Hij degenen die kwaad verrichtten zal vergelden voor wat zij deden en opdat Hij degenen die goed deden zal belonen met het beste (het Paradijs).

Siregar

En aan Allah behoort wat er in de hemelen en op de aarde is; opdat Hij degenen die kwaad verrichtten zal vergelden voor wat zij deden en opdat Hij degenen die goed deden zal belonen met het beste (het Paradijs).

ٱلَّذِينَ يَجْتَنِبُونَ كَبَٰٓئِرَ ٱلْإِثْمِ وَٱلْفَوَٰحِشَ إِلَّا ٱللَّمَمَ ۚ إِنَّ رَبَّكَ وَٰسِعُ ٱلْمَغْفِرَةِ ۚ هُوَ أَعْلَمُ بِكُمْ إِذْ أَنشَأَكُم مِّنَ ٱلْأَرْضِ وَإِذْ أَنتُمْ أَجِنَّةٌۭ فِى بُطُونِ أُمَّهَٰتِكُمْ ۖ فَلَا تُزَكُّوٓا۟ أَنفُسَكُمْ ۖ هُوَ أَعْلَمُ بِمَنِ ٱتَّقَىٰٓ ﴿٣٢﴾

Wat hen betreft, die groote misdaden en hatelijke zonden vermijden en alleen lichtere feilen begaan, waarlijk, hun Heer zal hun ruime genade verleenen. Hij kende u wel, toen hij u uit de aarde voortbracht, en toen gij vruchten in uw moeders schoot waart. Rechtvaardigt u zelven dus niet; hij kent het best den mensch die hem vreest.

Leemhuis

(Zij zijn) degenen die de grote zonden en zedeloosheden mijden, behalve (onvermijdbare) lichte fouten. Voorwaar, jouw Heer is alomvattend in de vergeving. Hij kent jullie beter: toen Hij jullie uit aarde voortbracht en toen jullie nog baby's waren in de schoten van jullie moeders. Prijst niet julliezelf; Hij weet het beter wie (Allah) vreest.

Siregar

(Zij zijn) degenen die de grote zonden en zedeloosheden mijden, behalve (onvermijdbare) lichte fouten. Voorwaar, jouw Heer is alomvattend in de vergeving. Hij kent jullie beter: toen Hij jullie uit aarde voortbracht en toen jullie nog baby's waren in de schoten van jullie moeders. Prijst niet julliezelf; Hij weet het beter wie (Allah) vreest.

أَفَرَءَيْتَ ٱلَّذِى تَوَلَّىٰ ﴿٣٣﴾

Wat denkt gij van hem, die zich van den weg der waarheid afwendt.

Leemhuis

Heb jij degene gezien die zich afkeert?

Siregar

Heb jij degene gezien die zich afkeert?

وَأَعْطَىٰ قَلِيلًۭا وَأَكْدَىٰٓ ﴿٣٤﴾

En weinig geeft en begeerlijk zijne hand ophoudt?

Leemhuis

En die weinig gaf en (daarna) ophield?

Siregar

En die weinig gaf en (daarna) ophield?

أَعِندَهُۥ عِلْمُ ٱلْغَيْبِ فَهُوَ يَرَىٰٓ ﴿٣٥﴾

Is de kennis der toekomst met hem, zoodra hij die ziet?

Leemhuis

Heeft hij kennis over het onwaarneembare, zodat hij ziet?

Siregar

Heeft hij kennis over het onwaarneembare, zodat hij ziet?

أَمْ لَمْ يُنَبَّأْ بِمَا فِى صُحُفِ مُوسَىٰ ﴿٣٦﴾

Is hij niet onderricht van datgene, wat in de boeken van Mozes is bevat.

Leemhuis

Of is hij niet op de hoogte gebracht van wat in de geschriften van Môesa staat?

Siregar

Of is hij niet op de hoogte gebracht van wat in de geschriften van Môesa staat?

وَإِبْرَٰهِيمَ ٱلَّذِى وَفَّىٰٓ ﴿٣٧﴾

En van Abraham, die zijn verbintenissen godvruchtig volbracht?

Leemhuis

En (de geschriften van) Ibrâhîm die trouw was?

Siregar

En (de geschriften van) Ibrâhîm die trouw was?

أَلَّا تَزِرُ وَازِرَةٌۭ وِزْرَ أُخْرَىٰ ﴿٣٨﴾

Te weten: dat eene belaste ziel niet den last van eene andere zal dragen.

Leemhuis

Dat geen enkele drager de zonden van een ander zal dragen?

Siregar

Dat geen enkele drager de zonden van een ander zal dragen?

وَأَن لَّيْسَ لِلْإِنسَٰنِ إِلَّا مَا سَعَىٰ ﴿٣٩﴾

En dat den mensch, die rechtvaardig is, niets zal worden opgelegd, behalve zijn eigen arbeid.

Leemhuis

En dat de mens slechts dat krijgt waarnaar hij gestreefd hoeft?

Siregar

En dat de mens slechts dat krijgt waarnaar hij gestreefd hoeft?

وَأَنَّ سَعْيَهُۥ سَوْفَ يُرَىٰ ﴿٤٠﴾

Dat zijn arbeid hiernamaals zekerlijk naar waarde zal worden geschat.

Leemhuis

En dat hij (het resultaat van) zijn streven zal zien?

Siregar

En dat hij (het resultaat van) zijn streven zal zien?

ثُمَّ يُجْزَىٰهُ ٱلْجَزَآءَ ٱلْأَوْفَىٰ ﴿٤١﴾

En dat hij daarvoor met de meest overvloedige belooning zal worden beschonken.

Leemhuis

Waarop zal hij beloond (vergolden) worden met de volmaakte beloning (vergelding)?

Siregar

Waarop zal hij beloond (vergolden) worden met de volmaakte beloning (vergelding)?

وَأَنَّ إِلَىٰ رَبِّكَ ٱلْمُنتَهَىٰ ﴿٤٢﴾

Dat het einde van alle dingen bij den Heer zal wezen.

Leemhuis

En dat bij jouw Heer het einde is?

Siregar

En dat bij jouw Heer het einde is?

وَأَنَّهُۥ هُوَ أَضْحَكَ وَأَبْكَىٰ ﴿٤٣﴾

Dat hij doet lachen en doet weenen.

Leemhuis

En dat Hij het is Die doet lachen en doet huilen?

Siregar

En dat Hij het is Die doet lachen en doet huilen?

وَأَنَّهُۥ هُوَ أَمَاتَ وَأَحْيَا ﴿٤٤﴾

Dat hij dood en leven geeft.

Leemhuis

En dat Hij het is Die doet sterven en Die doet leven?

Siregar

En dat Hij het is Die doet sterven en Die doet leven?

وَأَنَّهُۥ خَلَقَ ٱلزَّوْجَيْنِ ٱلذَّكَرَ وَٱلْأُنثَىٰ ﴿٤٥﴾

Dat hij de beide kunnen: de mannelijke en de vrouwelijke, schiep.

Leemhuis

En dat Hij de paren heeft geschapen; de man en de vrouw?

Siregar

En dat Hij de paren heeft geschapen; de man en de vrouw?

مِن نُّطْفَةٍ إِذَا تُمْنَىٰ ﴿٤٦﴾

Van zaad als het uitgeworpen is.

Leemhuis

Van een druppel (sperma), wanneer die wordt uitgestort?

Siregar

Van een druppel (sperma), wanneer die wordt uitgestort?

وَأَنَّ عَلَيْهِ ٱلنَّشْأَةَ ٱلْأُخْرَىٰ ﴿٤٧﴾

Dat hem eene andere voortbrenging behoort, namelijk de wederopwekking hiernamaals, van den dood ten leven.

Leemhuis

En dat Hij het andere leven (de opwekking) voortbrengt?

Siregar

En dat Hij het andere leven (de opwekking) voortbrengt?

وَأَنَّهُۥ هُوَ أَغْنَىٰ وَأَقْنَىٰ ﴿٤٨﴾

En dat hij verrijkt, en bezittingen doet verkrijgen.

Leemhuis

En dat Hij het is Die verrijkt en Die verarmt?

Siregar

En dat Hij het is Die verrijkt en Die verarmt?

وَأَنَّهُۥ هُوَ رَبُّ ٱلشِّعْرَىٰ ﴿٤٩﴾

Dat hij den Heer van het hondsgesternte is.

Leemhuis

En dat Hij de Heer van Sirius is?

Siregar

En dat Hij de Heer van Sirius is?

وَأَنَّهُۥٓ أَهْلَكَ عَادًا ٱلْأُولَىٰ ﴿٥٠﴾

Dat hij den ouden stam van Ad verwoestte.

Leemhuis

En dat Hij de vroegere 'Âd vernietigd heeft?

Siregar

En dat Hij de vroegere 'Âd vernietigd heeft?

وَثَمُودَا۟ فَمَآ أَبْقَىٰ ﴿٥١﴾

En Thamoed; en niet een van hen liet leven.

Leemhuis

En de Tsamôed, toen geen van hen overbleef?

Siregar

En de Tsamôed, toen geen van hen overbleef?

وَقَوْمَ نُوحٍۢ مِّن قَبْلُ ۖ إِنَّهُمْ كَانُوا۟ هُمْ أَظْلَمَ وَأَطْغَىٰ ﴿٥٢﴾

Als ook het volk van Noach, vóór hen: want zij waren ten hoogste onrechtvaardig en zondig.

Leemhuis

En daarvoor het volk van Nôeh? En voorwaar, zij waren het meest onrechtvaardig en het meest buitensporig.

Siregar

En daarvoor het volk van Nôeh? En voorwaar, zij waren het meest onrechtvaardig en het meest buitensporig.

وَٱلْمُؤْتَفِكَةَ أَهْوَىٰ ﴿٥٣﴾

En de straf des hemels bedekte haar.

Leemhuis

En de omgekeerde steden richtte Hij ten gronde.

Siregar

En de omgekeerde steden richtte Hij ten gronde.

فَغَشَّىٰهَا مَا غَشَّىٰ ﴿٥٤﴾

En de omvergeworpen steden, heeft hij ten onderst boven gekeerd.

Leemhuis

Toen bedekte Hij haar volledig.

Siregar

Toen bedekte Hij haar volledig.

فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكَ تَتَمَارَىٰ ﴿٥٥﴾

Welke der voordeelen van uwen Heer, o mensch! zult gij in twijfel trekken?

Leemhuis

Welke van de genietingen van jouw Heer betwijfelen jullie dan?

Siregar

Welke van de genietingen van jouw Heer betwijfelen jullie dan?

هَٰذَا نَذِيرٌۭ مِّنَ ٱلنُّذُرِ ٱلْأُولَىٰٓ ﴿٥٦﴾

Deze gezant is een prediker, evenals de predikers, die hem voorafgingen.

Leemhuis

Hij (Moehammad) is een waarschuwer onder de voorafgaande waarschuwers.

Siregar

Hij (Moehammad) is een waarschuwer onder de voorafgaande waarschuwers.

أَزِفَتِ ٱلْءَازِفَةُ ﴿٥٧﴾

De dag des oordeels komt nader;

Leemhuis

Het nabije (Dag des Oordeels) is genaderd.

Siregar

Het nabije (Dag des Oordeels) is genaderd.

لَيْسَ لَهَا مِن دُونِ ٱللَّهِ كَاشِفَةٌ ﴿٥٨﴾

Er is niemand, die daarvan den juisten tijd kan bepalen, behalve God.

Leemhuis

Er is buiten Allah niemand die haar kan onthullen.

Siregar

Er is buiten Allah niemand die haar kan onthullen.

أَفَمِنْ هَٰذَا ٱلْحَدِيثِ تَعْجَبُونَ ﴿٥٩﴾

Verwondert gij u dus over deze nieuwe openbaring?

Leemhuis

Zijn jullie verbaasd over deze Koran?

Siregar

Zijn jullie verbaasd over deze Koran?

وَتَضْحَكُونَ وَلَا تَبْكُونَ ﴿٦٠﴾

En lacht gij, in plaats van te weenen?

Leemhuis

En lachen jullie, en huilen jullie niet?

Siregar

En lachen jullie, en huilen jullie niet?

وَأَنتُمْ سَٰمِدُونَ ﴿٦١﴾

Terwijl gij uw tijd in ijdele uitspanningen doorbrengt.

Leemhuis

Terwijl jullie (de Koran) veronachtzamen?

Siregar

Terwijl jullie (de Koran) veronachtzamen?

فَٱسْجُدُوا۟ لِلَّهِ وَٱعْبُدُوا۟ ۩ ﴿٦٢﴾

Vereert veeleer God en dient hem.

Leemhuis

Knielt dan neer voor Allah en aanbidt (Hem).

Siregar

Knielt dan neer voor Allah en aanbidt (Hem).