Setting
Surah The Star [An-Najm] in Dutch
وَٱلنَّجْمِ إِذَا هَوَىٰ ﴿١﴾
Ik zweer bij de ster als zij ondergaat.
Bij de ster wanneer zij valt.
Bij de ster wanneer zij valt.
مَا ضَلَّ صَاحِبُكُمْ وَمَا غَوَىٰ ﴿٢﴾
Uw makker Mahomet dwaalt niet, en hij is niet afgeleid.
Jullie metgezel (de Profeet) dwaalt niet en hij is niet misleid.
Jullie metgezel (de Profeet) dwaalt niet en hij is niet misleid.
وَمَا يَنطِقُ عَنِ ٱلْهَوَىٰٓ ﴿٣﴾
Evenmin als hij door zijn eigen wil spreekt.
En hij spreekt niet uit begeerte.
En hij spreekt niet uit begeerte.
إِنْ هُوَ إِلَّا وَحْىٌۭ يُوحَىٰ ﴿٤﴾
Het is niets anders dan eene openbaring die hem gedaan werd.
Het is niets anders dan een Openbaring die aan hem geopenbaard is.
Het is niets anders dan een Openbaring die aan hem geopenbaard is.
عَلَّمَهُۥ شَدِيدُ ٱلْقُوَىٰ ﴿٥﴾
Een die machtig is in macht. Leerde het hem
Een machtige in kracht (Djibrîl) onderwees hem.
Een machtige in kracht (Djibrîl) onderwees hem.
ذُو مِرَّةٍۢ فَٱسْتَوَىٰ ﴿٦﴾
Een met verstand begaafd.
Een bezitter van wijsheid, en hij (Djibrîl) verscheen (in zijn aardse vorm).
Een bezitter van wijsheid, en hij (Djibrîl) verscheen (in zijn aardse vorm).
وَهُوَ بِٱلْأُفُقِ ٱلْأَعْلَىٰ ﴿٧﴾
En hij verscheen in het hoogste gedeelte van den gezichteinder.
En hij bevond zich aan de hoogste horizon.
En hij bevond zich aan de hoogste horizon.
ثُمَّ دَنَا فَتَدَلَّىٰ ﴿٨﴾
Daarna naderde hij den profeet en kwam immer nader tot hem.
Daarna naderde hij en daalde neer.
Daarna naderde hij en daalde neer.
فَكَانَ قَابَ قَوْسَيْنِ أَوْ أَدْنَىٰ ﴿٩﴾
Tot hij op twee ellebogen afstands van hem, of nog nader was.
Zodat hij zich op een afstand van twee booglengten (van Moehammad) bevond, of dichterbij.
Zodat hij zich op een afstand van twee booglengten (van Moehammad) bevond, of dichterbij.
فَأَوْحَىٰٓ إِلَىٰ عَبْدِهِۦ مَآ أَوْحَىٰ ﴿١٠﴾
En hij openbaarde zijn dienaar, wat deze openbaarde.
Toen openbaarde Hij aan Zijn dienaar wat Hij openbaarde.
Toen openbaarde Hij aan Zijn dienaar wat Hij openbaarde.
مَا كَذَبَ ٱلْفُؤَادُ مَا رَأَىٰٓ ﴿١١﴾
Het hart van Mahomet stelde datgene wat hij gezien had, niet valschelijk voor.
Het hart (van de Profeet) loog niet over wat het zag.
Het hart (van de Profeet) loog niet over wat het zag.
أَفَتُمَٰرُونَهُۥ عَلَىٰ مَا يَرَىٰ ﴿١٢﴾
Wilt gij dus met hem twisten, nopens hetgeen hij zag?
Willen jullie (veelgodenaanbidders) dan redetwisten over wat hij zag?
Willen jullie (veelgodenaanbidders) dan redetwisten over wat hij zag?
وَلَقَدْ رَءَاهُ نَزْلَةً أُخْرَىٰ ﴿١٣﴾
Hij zag hem ook op een anderen tijd.
En voorzeker, hij (Moehammad) heeft hem (Djibrîl) bij een andere neerdaling gezien.
En voorzeker, hij (Moehammad) heeft hem (Djibrîl) bij een andere neerdaling gezien.
عِندَ سِدْرَةِ ٱلْمُنتَهَىٰ ﴿١٤﴾
Bij den lotus-boom, naast welken geen doorgang is.
Bij Sidratilmoentaha.
Bij Sidratilmoentaha.
عِندَهَا جَنَّةُ ٱلْمَأْوَىٰٓ ﴿١٥﴾
Het is nabij den tuin van eeuwig verblijf.
Daarbij is de Tuin van de Verblijfplaats (het Paradijs).
Daarbij is de Tuin van de Verblijfplaats (het Paradijs).
إِذْ يَغْشَى ٱلسِّدْرَةَ مَا يَغْشَىٰ ﴿١٦﴾
Toen de lotus-boom bedekte, datgene wat bedekt is.
Toen de Sidrah omhuld werd door wat hem omhulde.
Toen de Sidrah omhuld werd door wat hem omhulde.
مَا زَاغَ ٱلْبَصَرُ وَمَا طَغَىٰ ﴿١٧﴾
Wendde zijn oog zich niet af, en dwaalde evenmin.
Zijn blik week niet en dwaalde niet.
Zijn blik week niet en dwaalde niet.
لَقَدْ رَأَىٰ مِنْ ءَايَٰتِ رَبِّهِ ٱلْكُبْرَىٰٓ ﴿١٨﴾
En hij aanschouwde werkelijk sommige der grootste teekenen van zijn Heer.
Voorzeker, hij heeft de grote Tekenen van zijn Heer gezien.
Voorzeker, hij heeft de grote Tekenen van zijn Heer gezien.
أَفَرَءَيْتُمُ ٱللَّٰتَ وَٱلْعُزَّىٰ ﴿١٩﴾
Wat denkt gij van El-Lat, en al Ozza.
Zien jullie (veelgodenaanbidders) dan al Lâta en al 'Oezza?
Zien jullie (veelgodenaanbidders) dan al Lâta en al 'Oezza?
وَمَنَوٰةَ ٱلثَّالِثَةَ ٱلْأُخْرَىٰٓ ﴿٢٠﴾
En Menat, die andere, derde godin?.
En al Manât, de andere, de derde?
En al Manât, de andere, de derde?
أَلَكُمُ ٱلذَّكَرُ وَلَهُ ٱلْأُنثَىٰ ﴿٢١﴾
Hebt gij mannelijke kinderen, en God vrouwelijke?.
Zijn voor jullie de mannen en voor Hem de vrouwen?
Zijn voor jullie de mannen en voor Hem de vrouwen?
تِلْكَ إِذًۭا قِسْمَةٌۭ ضِيزَىٰٓ ﴿٢٢﴾
Dit is dan eene onrechtvaardige verdeeling.
Dat zou een oneerlijke verdeling zijn.
Dat zou een oneerlijke verdeling zijn.
إِنْ هِىَ إِلَّآ أَسْمَآءٌۭ سَمَّيْتُمُوهَآ أَنتُمْ وَءَابَآؤُكُم مَّآ أَنزَلَ ٱللَّهُ بِهَا مِن سُلْطَٰنٍ ۚ إِن يَتَّبِعُونَ إِلَّا ٱلظَّنَّ وَمَا تَهْوَى ٱلْأَنفُسُ ۖ وَلَقَدْ جَآءَهُم مِّن رَّبِّهِمُ ٱلْهُدَىٰٓ ﴿٢٣﴾
Het zijn slechts ijdele namen, welke gij en uwe vaderen godheden hebt genoemd. God heeft nopens hen niets geopenbaard, wat hunne vereering wettigt. Zij volgen slechts eene ijdele meening en wat hunne zielen begeeren; en toch is de ware richting van hunnen Heer tot hen gekomen.
Het zijn alleen maar namen die jullie hebben verzonnen, jullie en jullie vaderen. Allah heeft daarover geen bewijs neergezonden. Zij volgen niets dan vermoedens en wat de zielen begeren. Voorzeker, er is tot hen van hun Heer de Leiding gekomen.
Het zijn alleen maar namen die jullie hebben verzonnen, jullie en jullie vaderen. Allah heeft daarover geen bewijs neergezonden. Zij volgen niets dan vermoedens en wat de zielen begeren. Voorzeker, er is tot hen van hun Heer de Leiding gekomen.
أَمْ لِلْإِنسَٰنِ مَا تَمَنَّىٰ ﴿٢٤﴾
Zal de mensch alles hebben, waarnaar hij wenscht?
Krijgt de mens (alles) wat hij verlangt?
Krijgt de mens (alles) wat hij verlangt?
فَلِلَّهِ ٱلْءَاخِرَةُ وَٱلْأُولَىٰ ﴿٢٥﴾
Dit en het volgende leven zijn Gods eigendom.
Aan Allah behoort het laatste (en het Hiernamaals) en het eerste (het wereldse leven).
Aan Allah behoort het laatste (en het Hiernamaals) en het eerste (het wereldse leven).
۞ وَكَم مِّن مَّلَكٍۢ فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ لَا تُغْنِى شَفَٰعَتُهُمْ شَيْـًٔا إِلَّا مِنۢ بَعْدِ أَن يَأْذَنَ ٱللَّهُ لِمَن يَشَآءُ وَيَرْضَىٰٓ ﴿٢٦﴾
En hoeveel engelen er ook in den hemel mogen zijn, hunne tusschenkomst zal niets baten. Tot God verlof zal hebben verleend, aan wien hem zal behagen, en zich zijner zal aannemen.
En hoeveel Engelen zijn er niet in de hemelen wier voorspraak niets baat, behalve nadat Allah toestemming geeft voor wie Hij wil en voor wie Hem behaagt?
En hoeveel Engelen zijn er niet in de hemelen wier voorspraak niets baat, behalve nadat Allah toestemming geeft voor wie Hij wil en voor wie Hem behaagt?
إِنَّ ٱلَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِٱلْءَاخِرَةِ لَيُسَمُّونَ ٱلْمَلَٰٓئِكَةَ تَسْمِيَةَ ٱلْأُنثَىٰ ﴿٢٧﴾
Waarlijk, zij die niet in het volgende leven gelooven, beweren dat de engelen vrouwen zijn.
Voorwaar, degenen die niet geloven in het Hiernamaals geven de Engelen zeker vrouwelijke namen.
Voorwaar, degenen die niet geloven in het Hiernamaals geven de Engelen zeker vrouwelijke namen.
وَمَا لَهُم بِهِۦ مِنْ عِلْمٍ ۖ إِن يَتَّبِعُونَ إِلَّا ٱلظَّنَّ ۖ وَإِنَّ ٱلظَّنَّ لَا يُغْنِى مِنَ ٱلْحَقِّ شَيْـًۭٔا ﴿٢٨﴾
Doch zij hebben geene kennis daarvan; zij volgen slechts eene bloote meening; en eene bloote meening vervangt geen ding van waarheid.
Terwijl zij daarover geen kennis hebben, zij volgen niets dan vermoedens. En voorwaar, vermoedens baten niets tegen de Waarheid.
Terwijl zij daarover geen kennis hebben, zij volgen niets dan vermoedens. En voorwaar, vermoedens baten niets tegen de Waarheid.
فَأَعْرِضْ عَن مَّن تَوَلَّىٰ عَن ذِكْرِنَا وَلَمْ يُرِدْ إِلَّا ٱلْحَيَوٰةَ ٱلدُّنْيَا ﴿٢٩﴾
Wend u dus van hem af, die zich van onze vermaningen afwendt, en alleen naar het tegenwoordige leven haakt.
Wend je daarom af (O Moehammad) van wie zich van Onze Vermaning heeft afgekeerd, en die niets wenst dan het wereldse leven.
Wend je daarom af (O Moehammad) van wie zich van Onze Vermaning heeft afgekeerd, en die niets wenst dan het wereldse leven.
ذَٰلِكَ مَبْلَغُهُم مِّنَ ٱلْعِلْمِ ۚ إِنَّ رَبَّكَ هُوَ أَعْلَمُ بِمَن ضَلَّ عَن سَبِيلِهِۦ وَهُوَ أَعْلَمُ بِمَنِ ٱهْتَدَىٰ ﴿٣٠﴾
Dit is hunne hoogste trap van kennis. Waarlijk, uw Heer kent hem wel, die van zijnen weg afdwaalt, en hij kent dengeen wel, die op den rechten weg is geleid.
Dat is het doel van hun kennis. Voorwaar, jouw Heer weet beter wie van Zijn Weg is afgedwaald en wie de Leiding heeft aanvaard.
Dat is het doel van hun kennis. Voorwaar, jouw Heer weet beter wie van Zijn Weg is afgedwaald en wie de Leiding heeft aanvaard.
وَلِلَّهِ مَا فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَمَا فِى ٱلْأَرْضِ لِيَجْزِىَ ٱلَّذِينَ أَسَٰٓـُٔوا۟ بِمَا عَمِلُوا۟ وَيَجْزِىَ ٱلَّذِينَ أَحْسَنُوا۟ بِٱلْحُسْنَى ﴿٣١﴾
Aan God behoort alles, wat zich in den hemel en op de aarde bevindt; hij zal hen vergelden die kwaad verrichten, overeenkomstig datgene wat zij zullen hebben bedreven, en hij zal hen beloonen die goed doen, met de uitmuntendste belooning.
En aan Allah behoort wat er in de hemelen en op de aarde is; opdat Hij degenen die kwaad verrichtten zal vergelden voor wat zij deden en opdat Hij degenen die goed deden zal belonen met het beste (het Paradijs).
En aan Allah behoort wat er in de hemelen en op de aarde is; opdat Hij degenen die kwaad verrichtten zal vergelden voor wat zij deden en opdat Hij degenen die goed deden zal belonen met het beste (het Paradijs).
ٱلَّذِينَ يَجْتَنِبُونَ كَبَٰٓئِرَ ٱلْإِثْمِ وَٱلْفَوَٰحِشَ إِلَّا ٱللَّمَمَ ۚ إِنَّ رَبَّكَ وَٰسِعُ ٱلْمَغْفِرَةِ ۚ هُوَ أَعْلَمُ بِكُمْ إِذْ أَنشَأَكُم مِّنَ ٱلْأَرْضِ وَإِذْ أَنتُمْ أَجِنَّةٌۭ فِى بُطُونِ أُمَّهَٰتِكُمْ ۖ فَلَا تُزَكُّوٓا۟ أَنفُسَكُمْ ۖ هُوَ أَعْلَمُ بِمَنِ ٱتَّقَىٰٓ ﴿٣٢﴾
Wat hen betreft, die groote misdaden en hatelijke zonden vermijden en alleen lichtere feilen begaan, waarlijk, hun Heer zal hun ruime genade verleenen. Hij kende u wel, toen hij u uit de aarde voortbracht, en toen gij vruchten in uw moeders schoot waart. Rechtvaardigt u zelven dus niet; hij kent het best den mensch die hem vreest.
(Zij zijn) degenen die de grote zonden en zedeloosheden mijden, behalve (onvermijdbare) lichte fouten. Voorwaar, jouw Heer is alomvattend in de vergeving. Hij kent jullie beter: toen Hij jullie uit aarde voortbracht en toen jullie nog baby's waren in de schoten van jullie moeders. Prijst niet julliezelf; Hij weet het beter wie (Allah) vreest.
(Zij zijn) degenen die de grote zonden en zedeloosheden mijden, behalve (onvermijdbare) lichte fouten. Voorwaar, jouw Heer is alomvattend in de vergeving. Hij kent jullie beter: toen Hij jullie uit aarde voortbracht en toen jullie nog baby's waren in de schoten van jullie moeders. Prijst niet julliezelf; Hij weet het beter wie (Allah) vreest.
أَفَرَءَيْتَ ٱلَّذِى تَوَلَّىٰ ﴿٣٣﴾
Wat denkt gij van hem, die zich van den weg der waarheid afwendt.
Heb jij degene gezien die zich afkeert?
Heb jij degene gezien die zich afkeert?
وَأَعْطَىٰ قَلِيلًۭا وَأَكْدَىٰٓ ﴿٣٤﴾
En weinig geeft en begeerlijk zijne hand ophoudt?
En die weinig gaf en (daarna) ophield?
En die weinig gaf en (daarna) ophield?
أَعِندَهُۥ عِلْمُ ٱلْغَيْبِ فَهُوَ يَرَىٰٓ ﴿٣٥﴾
Is de kennis der toekomst met hem, zoodra hij die ziet?
Heeft hij kennis over het onwaarneembare, zodat hij ziet?
Heeft hij kennis over het onwaarneembare, zodat hij ziet?
أَمْ لَمْ يُنَبَّأْ بِمَا فِى صُحُفِ مُوسَىٰ ﴿٣٦﴾
Is hij niet onderricht van datgene, wat in de boeken van Mozes is bevat.
Of is hij niet op de hoogte gebracht van wat in de geschriften van Môesa staat?
Of is hij niet op de hoogte gebracht van wat in de geschriften van Môesa staat?
وَإِبْرَٰهِيمَ ٱلَّذِى وَفَّىٰٓ ﴿٣٧﴾
En van Abraham, die zijn verbintenissen godvruchtig volbracht?
En (de geschriften van) Ibrâhîm die trouw was?
En (de geschriften van) Ibrâhîm die trouw was?
أَلَّا تَزِرُ وَازِرَةٌۭ وِزْرَ أُخْرَىٰ ﴿٣٨﴾
Te weten: dat eene belaste ziel niet den last van eene andere zal dragen.
Dat geen enkele drager de zonden van een ander zal dragen?
Dat geen enkele drager de zonden van een ander zal dragen?
وَأَن لَّيْسَ لِلْإِنسَٰنِ إِلَّا مَا سَعَىٰ ﴿٣٩﴾
En dat den mensch, die rechtvaardig is, niets zal worden opgelegd, behalve zijn eigen arbeid.
En dat de mens slechts dat krijgt waarnaar hij gestreefd hoeft?
En dat de mens slechts dat krijgt waarnaar hij gestreefd hoeft?
وَأَنَّ سَعْيَهُۥ سَوْفَ يُرَىٰ ﴿٤٠﴾
Dat zijn arbeid hiernamaals zekerlijk naar waarde zal worden geschat.
En dat hij (het resultaat van) zijn streven zal zien?
En dat hij (het resultaat van) zijn streven zal zien?
ثُمَّ يُجْزَىٰهُ ٱلْجَزَآءَ ٱلْأَوْفَىٰ ﴿٤١﴾
En dat hij daarvoor met de meest overvloedige belooning zal worden beschonken.
Waarop zal hij beloond (vergolden) worden met de volmaakte beloning (vergelding)?
Waarop zal hij beloond (vergolden) worden met de volmaakte beloning (vergelding)?
وَأَنَّ إِلَىٰ رَبِّكَ ٱلْمُنتَهَىٰ ﴿٤٢﴾
Dat het einde van alle dingen bij den Heer zal wezen.
En dat bij jouw Heer het einde is?
En dat bij jouw Heer het einde is?
وَأَنَّهُۥ هُوَ أَضْحَكَ وَأَبْكَىٰ ﴿٤٣﴾
Dat hij doet lachen en doet weenen.
En dat Hij het is Die doet lachen en doet huilen?
En dat Hij het is Die doet lachen en doet huilen?
وَأَنَّهُۥ هُوَ أَمَاتَ وَأَحْيَا ﴿٤٤﴾
Dat hij dood en leven geeft.
En dat Hij het is Die doet sterven en Die doet leven?
En dat Hij het is Die doet sterven en Die doet leven?
وَأَنَّهُۥ خَلَقَ ٱلزَّوْجَيْنِ ٱلذَّكَرَ وَٱلْأُنثَىٰ ﴿٤٥﴾
Dat hij de beide kunnen: de mannelijke en de vrouwelijke, schiep.
En dat Hij de paren heeft geschapen; de man en de vrouw?
En dat Hij de paren heeft geschapen; de man en de vrouw?
مِن نُّطْفَةٍ إِذَا تُمْنَىٰ ﴿٤٦﴾
Van zaad als het uitgeworpen is.
Van een druppel (sperma), wanneer die wordt uitgestort?
Van een druppel (sperma), wanneer die wordt uitgestort?
وَأَنَّ عَلَيْهِ ٱلنَّشْأَةَ ٱلْأُخْرَىٰ ﴿٤٧﴾
Dat hem eene andere voortbrenging behoort, namelijk de wederopwekking hiernamaals, van den dood ten leven.
En dat Hij het andere leven (de opwekking) voortbrengt?
En dat Hij het andere leven (de opwekking) voortbrengt?
وَأَنَّهُۥ هُوَ أَغْنَىٰ وَأَقْنَىٰ ﴿٤٨﴾
En dat hij verrijkt, en bezittingen doet verkrijgen.
En dat Hij het is Die verrijkt en Die verarmt?
En dat Hij het is Die verrijkt en Die verarmt?
وَأَنَّهُۥ هُوَ رَبُّ ٱلشِّعْرَىٰ ﴿٤٩﴾
Dat hij den Heer van het hondsgesternte is.
En dat Hij de Heer van Sirius is?
En dat Hij de Heer van Sirius is?
وَأَنَّهُۥٓ أَهْلَكَ عَادًا ٱلْأُولَىٰ ﴿٥٠﴾
Dat hij den ouden stam van Ad verwoestte.
En dat Hij de vroegere 'Âd vernietigd heeft?
En dat Hij de vroegere 'Âd vernietigd heeft?
وَثَمُودَا۟ فَمَآ أَبْقَىٰ ﴿٥١﴾
En Thamoed; en niet een van hen liet leven.
En de Tsamôed, toen geen van hen overbleef?
En de Tsamôed, toen geen van hen overbleef?
وَقَوْمَ نُوحٍۢ مِّن قَبْلُ ۖ إِنَّهُمْ كَانُوا۟ هُمْ أَظْلَمَ وَأَطْغَىٰ ﴿٥٢﴾
Als ook het volk van Noach, vóór hen: want zij waren ten hoogste onrechtvaardig en zondig.
En daarvoor het volk van Nôeh? En voorwaar, zij waren het meest onrechtvaardig en het meest buitensporig.
En daarvoor het volk van Nôeh? En voorwaar, zij waren het meest onrechtvaardig en het meest buitensporig.
وَٱلْمُؤْتَفِكَةَ أَهْوَىٰ ﴿٥٣﴾
En de straf des hemels bedekte haar.
En de omgekeerde steden richtte Hij ten gronde.
En de omgekeerde steden richtte Hij ten gronde.
فَغَشَّىٰهَا مَا غَشَّىٰ ﴿٥٤﴾
En de omvergeworpen steden, heeft hij ten onderst boven gekeerd.
Toen bedekte Hij haar volledig.
Toen bedekte Hij haar volledig.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكَ تَتَمَارَىٰ ﴿٥٥﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer, o mensch! zult gij in twijfel trekken?
Welke van de genietingen van jouw Heer betwijfelen jullie dan?
Welke van de genietingen van jouw Heer betwijfelen jullie dan?
هَٰذَا نَذِيرٌۭ مِّنَ ٱلنُّذُرِ ٱلْأُولَىٰٓ ﴿٥٦﴾
Deze gezant is een prediker, evenals de predikers, die hem voorafgingen.
Hij (Moehammad) is een waarschuwer onder de voorafgaande waarschuwers.
Hij (Moehammad) is een waarschuwer onder de voorafgaande waarschuwers.
أَزِفَتِ ٱلْءَازِفَةُ ﴿٥٧﴾
De dag des oordeels komt nader;
Het nabije (Dag des Oordeels) is genaderd.
Het nabije (Dag des Oordeels) is genaderd.
لَيْسَ لَهَا مِن دُونِ ٱللَّهِ كَاشِفَةٌ ﴿٥٨﴾
Er is niemand, die daarvan den juisten tijd kan bepalen, behalve God.
Er is buiten Allah niemand die haar kan onthullen.
Er is buiten Allah niemand die haar kan onthullen.
أَفَمِنْ هَٰذَا ٱلْحَدِيثِ تَعْجَبُونَ ﴿٥٩﴾
Verwondert gij u dus over deze nieuwe openbaring?
Zijn jullie verbaasd over deze Koran?
Zijn jullie verbaasd over deze Koran?
وَتَضْحَكُونَ وَلَا تَبْكُونَ ﴿٦٠﴾
En lacht gij, in plaats van te weenen?
En lachen jullie, en huilen jullie niet?
En lachen jullie, en huilen jullie niet?
وَأَنتُمْ سَٰمِدُونَ ﴿٦١﴾
Terwijl gij uw tijd in ijdele uitspanningen doorbrengt.
Terwijl jullie (de Koran) veronachtzamen?
Terwijl jullie (de Koran) veronachtzamen?