Setting
Surah The Beneficient [Al-Rahman] in Dutch
عَلَّمَ ٱلْقُرْءَانَ ﴿٢﴾
Heeft zijn dienaar in den Koran onderwezen.
Hij heeft de Koran onderwezen.
Hij heeft de Koran onderwezen.
خَلَقَ ٱلْإِنسَٰنَ ﴿٣﴾
Hij schiep den mensch.
Hij heeft de mens geschapen.
Hij heeft de mens geschapen.
عَلَّمَهُ ٱلْبَيَانَ ﴿٤﴾
Hij heeft hem eene duidelijke spraak geleerd.
Hij heeft hem de duidelijke verklaring onderwezen.
Hij heeft hem de duidelijke verklaring onderwezen.
ٱلشَّمْسُ وَٱلْقَمَرُ بِحُسْبَانٍۢ ﴿٥﴾
De zon en de maan leggen haren loop af, overeenkomstig eene zekere wet.
De zon en de maan volgen de berekende banen.
De zon en de maan volgen de berekende banen.
وَٱلنَّجْمُ وَٱلشَّجَرُ يَسْجُدَانِ ﴿٦﴾
En de planten, die over den grond kruipen, en de boomen zijn aan zijne beschikking onderworpen.
En de struiken en de bomen knielen zich neer.
En de struiken en de bomen knielen zich neer.
وَٱلسَّمَآءَ رَفَعَهَا وَوَضَعَ ٱلْمِيزَانَ ﴿٧﴾
Hij verhief den hemel, en stelde de weegschaal vast.
En Hij heeft de hemel opgeheven en Hij heeft de weegschaal geplaatst.
En Hij heeft de hemel opgeheven en Hij heeft de weegschaal geplaatst.
أَلَّا تَطْغَوْا۟ فِى ٱلْمِيزَانِ ﴿٨﴾
Opdat gij niet zoudt zondigen tegen het gewicht.
Opdat jullie het evenwicht niet verstoren.
Opdat jullie het evenwicht niet verstoren.
وَأَقِيمُوا۟ ٱلْوَزْنَ بِٱلْقِسْطِ وَلَا تُخْسِرُوا۟ ٱلْمِيزَانَ ﴿٩﴾
Weeg dus juist, en verminder het gewicht niet.
En houdt de weegschaal in evenwicht met rechtvaardigheid en neemt niets van de weegschaal af.
En houdt de weegschaal in evenwicht met rechtvaardigheid en neemt niets van de weegschaal af.
وَٱلْأَرْضَ وَضَعَهَا لِلْأَنَامِ ﴿١٠﴾
En hij heeft de aarde voor levende schepselen ingericht.
En Hij heeft de aarde bereid voor de schepselen.
En Hij heeft de aarde bereid voor de schepselen.
فِيهَا فَٰكِهَةٌۭ وَٱلنَّخْلُ ذَاتُ ٱلْأَكْمَامِ ﴿١١﴾
Daarop zijn verschillende vruchten en palmboomen, die bloemtrossen dragen.
Daarop zijn vruchten en dadelpalmen met kolven.
Daarop zijn vruchten en dadelpalmen met kolven.
وَٱلْحَبُّ ذُو ٱلْعَصْفِ وَٱلرَّيْحَانُ ﴿١٢﴾
En graan dat kaf en bladeren heeft.
En graan in aren en geurige planten.
En graan in aren en geurige planten.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿١٣﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie (Djinn's en mensen) Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie (Djinn's en mensen) Heer loochenen jullie dan?
خَلَقَ ٱلْإِنسَٰنَ مِن صَلْصَٰلٍۢ كَٱلْفَخَّارِ ﴿١٤﴾
Hij schiep den mensch van gedroogde klei, als een aarden vaatwerk.
Hij heeft de mens geschapen van droge klei, als aardewerk.
Hij heeft de mens geschapen van droge klei, als aardewerk.
وَخَلَقَ ٱلْجَآنَّ مِن مَّارِجٍۢ مِّن نَّارٍۢ ﴿١٥﴾
Maar hij schiep de geniussen van vuur, dat rein van rook was.
En Hij heeft de Djinn's geschapen van een rookloze vlam van vuur.
En Hij heeft de Djinn's geschapen van een rookloze vlam van vuur.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿١٦﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
رَبُّ ٱلْمَشْرِقَيْنِ وَرَبُّ ٱلْمَغْرِبَيْنِ ﴿١٧﴾
Hij is de Heer van het Oosten; En de Heer van het Westen.
De Heer van de twee opgangen en de twee ondergangen.
De Heer van de twee opgangen en de twee ondergangen.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿١٨﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
مَرَجَ ٱلْبَحْرَيْنِ يَلْتَقِيَانِ ﴿١٩﴾
Hij heeft de beide zeeën gescheiden.
Hij heeft de twee zeeën laten stromen en zij ontmoeten elkaar.
Hij heeft de twee zeeën laten stromen en zij ontmoeten elkaar.
بَيْنَهُمَا بَرْزَخٌۭ لَّا يَبْغِيَانِ ﴿٢٠﴾
Opdat zij elkander zouden ontmoeten; tusschen haar is eene afscheiding geplaatst, welke zij niet kunnen overschrijden.
Tussen beide is een scheiding, zij kunnen die niet passeren.
Tussen beide is een scheiding, zij kunnen die niet passeren.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٢١﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
يَخْرُجُ مِنْهُمَا ٱللُّؤْلُؤُ وَٱلْمَرْجَانُ ﴿٢٢﴾
Zij beide leveren paarlen en koraal op.
Uit beide komen parels en koraal voort.
Uit beide komen parels en koraal voort.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٢٣﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
وَلَهُ ٱلْجَوَارِ ٱلْمُنشَـَٔاتُ فِى ٱلْبَحْرِ كَٱلْأَعْلَٰمِ ﴿٢٤﴾
Hem behooren ook de schepen, die, als bergen, de zee doorklieven.
En aan Hem behoren de over de zee varende schepen, als bergen.
En aan Hem behoren de over de zee varende schepen, als bergen.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٢٥﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
كُلُّ مَنْ عَلَيْهَا فَانٍۢ ﴿٢٦﴾
Ieder schepsel dat op de aarde leeft, is aan de vergankelijkheid onderworpen.
Alles wat op aarde is zal vergaan.
Alles wat op aarde is zal vergaan.
وَيَبْقَىٰ وَجْهُ رَبِّكَ ذُو ٱلْجَلَٰلِ وَٱلْإِكْرَامِ ﴿٢٧﴾
Maar het glorierijke en heerlijke aangezicht van uwen Heer zal eeuwig blijven.
En het Aangezicht van jouw Heer is blijvend, de Bezitter van Majesteit en Eer.
En het Aangezicht van jouw Heer is blijvend, de Bezitter van Majesteit en Eer.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٢٨﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
يَسْـَٔلُهُۥ مَن فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۚ كُلَّ يَوْمٍ هُوَ فِى شَأْنٍۢ ﴿٢٩﴾
Aan hem richten alle schepselen, die in den hemel en op aarde zijn, verzoeken; iederen dag is hij met een nieuw werk bezig.
Allen die in de hemelen en op de aarde zijn vragen Hem. Iedere dag is Hij bezig.
Allen die in de hemelen en op de aarde zijn vragen Hem. Iedere dag is Hij bezig.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٣٠﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
سَنَفْرُغُ لَكُمْ أَيُّهَ ٱلثَّقَلَانِ ﴿٣١﴾
Wij zullen u zekerlijk op den jongsten dag wachten, om u te richten, o geniussen en menschen!
Wij zullen voor jullie een afrekening maken, O jullie Djinn's en mensen!
Wij zullen voor jullie een afrekening maken, O jullie Djinn's en mensen!
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٣٢﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
يَٰمَعْشَرَ ٱلْجِنِّ وَٱلْإِنسِ إِنِ ٱسْتَطَعْتُمْ أَن تَنفُذُوا۟ مِنْ أَقْطَارِ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ فَٱنفُذُوا۟ ۚ لَا تَنفُذُونَ إِلَّا بِسُلْطَٰنٍۢ ﴿٣٣﴾
O gij, vereeniging van geniussen en menschen! indien gij in staat zijt, de grenzen van den hemel en de aarde te overschrijden, doe het; maar gij zult het niet, dan door eene volstrekte macht doen.
O verzameling van Djinn's en mensen, als jullie in staat zijn de hoeken van de hemelen en de aarde te verlaten, verlaat die dan, maar jullie zullen die slechts met een (grote) macht kunnen verlaten.
O verzameling van Djinn's en mensen, als jullie in staat zijn de hoeken van de hemelen en de aarde te verlaten, verlaat die dan, maar jullie zullen die slechts met een (grote) macht kunnen verlaten.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٣٤﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
يُرْسَلُ عَلَيْكُمَا شُوَاظٌۭ مِّن نَّارٍۢ وَنُحَاسٌۭ فَلَا تَنتَصِرَانِ ﴿٣٥﴾
Een vuurvlam zonder rook, en een rook zonder vlam zullen op u worden nedergezonden, en gij zult niet in staat zijn, u daartegen te beschutten.
Er zal een vlam van vuur en gesmolten koper tot jullie gezonden worden, waartegen jullie elkaar niet kunnen helpen.
Er zal een vlam van vuur en gesmolten koper tot jullie gezonden worden, waartegen jullie elkaar niet kunnen helpen.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٣٦﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
فَإِذَا ٱنشَقَّتِ ٱلسَّمَآءُ فَكَانَتْ وَرْدَةًۭ كَٱلدِّهَانِ ﴿٣٧﴾
En als de hemel gespleten wordt, en zich rood als eene roos of als eene roodgeverfde huid zal vertoonen.
Wanneer dan de hemel is gespleten is zij rozenrood, als een geverfde huid.
Wanneer dan de hemel is gespleten is zij rozenrood, als een geverfde huid.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٣٨﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
فَيَوْمَئِذٍۢ لَّا يُسْـَٔلُ عَن ذَنۢبِهِۦٓ إِنسٌۭ وَلَا جَآنٌّۭ ﴿٣٩﴾
Op dien dag zal mensch noch genius nopens zijne zonde worden ondervraagd.
Op die Dag zullen de mensen en de Djinn's niet ondervraagd worden over hun zonden.
Op die Dag zullen de mensen en de Djinn's niet ondervraagd worden over hun zonden.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٤٠﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
يُعْرَفُ ٱلْمُجْرِمُونَ بِسِيمَٰهُمْ فَيُؤْخَذُ بِٱلنَّوَٰصِى وَٱلْأَقْدَامِ ﴿٤١﴾
De zondaren zullen door hunne werken worden herkend, en zij zullen van voren bij hunne lokken en bij hunne voeten gegrepen, en in de hel geworpen worden.
De misdadigers zullen herkend worden aan hun kenmerken en daarna gegrepen worden bij het haar van het voorhoofd en de voeten.
De misdadigers zullen herkend worden aan hun kenmerken en daarna gegrepen worden bij het haar van het voorhoofd en de voeten.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٤٢﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
هَٰذِهِۦ جَهَنَّمُ ٱلَّتِى يُكَذِّبُ بِهَا ٱلْمُجْرِمُونَ ﴿٤٣﴾
Dit is de hel, welke de zondaren als eene valschheid loochenen.
Dit is de Hel die de zondaren loochenden.
Dit is de Hel die de zondaren loochenden.
يَطُوفُونَ بَيْنَهَا وَبَيْنَ حَمِيمٍ ءَانٍۢ ﴿٤٤﴾
Zij zullen daar, tusschen vlammen en kokend water, op- en nedergaan.
Zij dolen daar rond in het midden van kokend heet water.
Zij dolen daar rond in het midden van kokend heet water.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٤٥﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
وَلِمَنْ خَافَ مَقَامَ رَبِّهِۦ جَنَّتَانِ ﴿٤٦﴾
Maar voor hem, die de rechtbank zijns Heeren vreest, zijn twee tuinen gemaakt.
En voor wie vreesde voor het staan voor zijn Heer zijn er twee Tuinen (in het Paradijs).
En voor wie vreesde voor het staan voor zijn Heer zijn er twee Tuinen (in het Paradijs).
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٤٧﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
ذَوَاتَآ أَفْنَانٍۢ ﴿٤٨﴾
Met schaduwrijke boomen beplant.
Beide met een overvloed aan takken en vruchten.
Beide met een overvloed aan takken en vruchten.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٤٩﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
فِيهِمَا عَيْنَانِ تَجْرِيَانِ ﴿٥٠﴾
In elken daarvan zullen twee fonteinen stroomen.
In beide zijn twee stromende bronnen.
In beide zijn twee stromende bronnen.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٥١﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
فِيهِمَا مِن كُلِّ فَٰكِهَةٍۢ زَوْجَانِ ﴿٥٢﴾
In elken van hen zullen twee soorten van elke vrucht zijn.
In beide zijn er vruchten van elke soort, in paren.
In beide zijn er vruchten van elke soort, in paren.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٥٣﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
مُتَّكِـِٔينَ عَلَىٰ فُرُشٍۭ بَطَآئِنُهَا مِنْ إِسْتَبْرَقٍۢ ۚ وَجَنَى ٱلْجَنَّتَيْنِ دَانٍۢ ﴿٥٤﴾
Zij zullen op zetels rusten, waarvan de leuningen zullen gevormd zijn van zijde met goud doorweven, en de vrucht zal dicht bij de hand zijn, om verzameld te worden.
Leunend, op tapijten met brokaat aan hun binnenzijden en (de vruchten) van beide Tuinen hangen binnen handbereik.
Leunend, op tapijten met brokaat aan hun binnenzijden en (de vruchten) van beide Tuinen hangen binnen handbereik.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٥٥﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
فِيهِنَّ قَٰصِرَٰتُ ٱلطَّرْفِ لَمْ يَطْمِثْهُنَّ إِنسٌۭ قَبْلَهُمْ وَلَا جَآنٌّۭ ﴿٥٦﴾
Daar zullen zij door schoone maagden worden ontvangen, die hare oogen van ieder, behalve van hare echtgenooten, zullen afwenden; die nimmer vóór hen, door een man of een genius zijn aangeraakt.
In de Tuinen bevinden zich schonen met ingetogen blikken, die geen mens en geen Djinn ooit vóór hen heeft aangeraakt.
In de Tuinen bevinden zich schonen met ingetogen blikken, die geen mens en geen Djinn ooit vóór hen heeft aangeraakt.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٥٧﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
كَأَنَّهُنَّ ٱلْيَاقُوتُ وَٱلْمَرْجَانُ ﴿٥٨﴾
Hebbende huiden als robijnen en paarlen.
Als waren zij van robijn en koraal.
Als waren zij van robijn en koraal.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٥٩﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
هَلْ جَزَآءُ ٱلْإِحْسَٰنِ إِلَّا ٱلْإِحْسَٰنُ ﴿٦٠﴾
Waardoor zou het goede anders dan door het goede beloond worden?
Er is voor het verrichten van het goede geen andere beloning dan het goede.
Er is voor het verrichten van het goede geen andere beloning dan het goede.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٦١﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
وَمِن دُونِهِمَا جَنَّتَانِ ﴿٦٢﴾
En naast deze, zullen twee anderen tuinen zijn.
En naast deze twee zijn nog twee Tuinen.
En naast deze twee zijn nog twee Tuinen.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٦٣﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
مُدْهَآمَّتَانِ ﴿٦٤﴾
Van donker groen.
Donkergroen van kleur.
Donkergroen van kleur.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٦٥﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
فِيهِمَا عَيْنَانِ نَضَّاخَتَانِ ﴿٦٦﴾
In elken daarvan zullen twee fonteinen een overvloed van water doen uitstroomen.
In beide bevinden zich twee overvloedige bronnen.
In beide bevinden zich twee overvloedige bronnen.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٦٧﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
فِيهِمَا فَٰكِهَةٌۭ وَنَخْلٌۭ وَرُمَّانٌۭ ﴿٦٨﴾
In elken van dezen zullen vruchten, palmboomen en granaatappelen zijn.
In beide zijn vruchten, dadels en granaatappels.
In beide zijn vruchten, dadels en granaatappels.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٦٩﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
فِيهِنَّ خَيْرَٰتٌ حِسَانٌۭ ﴿٧٠﴾
Daarin zullen liefelijke en schoone maagden zijn.
Er in bevinden zich goede en mooie vrouwen.
Er in bevinden zich goede en mooie vrouwen.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٧١﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
حُورٌۭ مَّقْصُورَٰتٌۭ فِى ٱلْخِيَامِ ﴿٧٢﴾
Hebbende schoone, zwarte oogen, en door pavilloenen voor het oog verborgen.
Vrouwen met prachtige ogen, afgezonderd in tentverblijven.
Vrouwen met prachtige ogen, afgezonderd in tentverblijven.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٧٣﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
لَمْ يَطْمِثْهُنَّ إِنسٌۭ قَبْلَهُمْ وَلَا جَآنٌّۭ ﴿٧٤﴾
Welke vóór de haar bestemde echtgenooten, door man noch genius, zijn aangeraakt.
Die geen mens en geen Djinn ooit vóór hen heeft aangeraakt.
Die geen mens en geen Djinn ooit vóór hen heeft aangeraakt.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٧٥﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
مُتَّكِـِٔينَ عَلَىٰ رَفْرَفٍ خُضْرٍۢ وَعَبْقَرِىٍّ حِسَانٍۢ ﴿٧٦﴾
Daar zullen zij zich vermaken, liggende op groene kussens en prachtige tapijten.
Leunend op groene kussens en op prachtige tapijten.
Leunend op groene kussens en op prachtige tapijten.
فَبِأَىِّ ءَالَآءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ ﴿٧٧﴾
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?
Welke gunsten van jullie Heer loochenen jullie dan?