Main pages

Surah The Event, The Inevitable [Al-Waqia] in Dutch

Surah The Event, The Inevitable [Al-Waqia] Ayah 96 Location Maccah Number 56

إِذَا وَقَعَتِ ٱلْوَاقِعَةُ ﴿١﴾

Als de onvermijdelijke dag des oordeels plotseling zal komen.

Leemhuis

Wanneer de Dag der Opstanding plaatsvindt.

Siregar

Wanneer de Dag der Opstanding plaatsvindt.

لَيْسَ لِوَقْعَتِهَا كَاذِبَةٌ ﴿٢﴾

Zal geene ziel de voorspelling zijner komst van valschheid beschuldigen.

Leemhuis

(Dan) kent de gebeurtenis ervan geen loochening.

Siregar

(Dan) kent de gebeurtenis ervan geen loochening.

خَافِضَةٌۭ رَّافِعَةٌ ﴿٣﴾

Sommigen zullen daardoor vernederd, en anderen verheven worden.

Leemhuis

Verlagend (voor de één), verheffend (voor de ander).

Siregar

Verlagend (voor de één), verheffend (voor de ander).

إِذَا رُجَّتِ ٱلْأَرْضُ رَجًّۭا ﴿٤﴾

Als de aarde door een hevigen schok zal geschud worden.

Leemhuis

Wanneer de aarde hevig geschud wordt.

Siregar

Wanneer de aarde hevig geschud wordt.

وَبُسَّتِ ٱلْجِبَالُ بَسًّۭا ﴿٥﴾

En de bergen in stukken zullen springen.

Leemhuis

En de bergen volledig vernietigd worden.

Siregar

En de bergen volledig vernietigd worden.

فَكَانَتْ هَبَآءًۭ مُّنۢبَثًّۭا ﴿٦﴾

En als weggeblazen stof zullen worden.

Leemhuis

Zodat deze tot rondvliegend stof worden.

Siregar

Zodat deze tot rondvliegend stof worden.

وَكُنتُمْ أَزْوَٰجًۭا ثَلَٰثَةًۭ ﴿٧﴾

En gij, menschen, in drie duidelijke klassen zult verdeeld worden.

Leemhuis

En jullie in drie groepen verdeeld zijn.

Siregar

En jullie in drie groepen verdeeld zijn.

فَأَصْحَٰبُ ٱلْمَيْمَنَةِ مَآ أَصْحَٰبُ ٱلْمَيْمَنَةِ ﴿٨﴾

De makkers van de rechterhand (hoe gelukkig zullen de makkers der rechterhand wezen).

Leemhuis

De mensen van de rechterzijde, (wat een voorspoed voor) de mensen van de rechterzijde!

Siregar

De mensen van de rechterzijde, (wat een voorspoed voor) de mensen van de rechterzijde!

وَأَصْحَٰبُ ٱلْمَشْـَٔمَةِ مَآ أَصْحَٰبُ ٱلْمَشْـَٔمَةِ ﴿٩﴾

En de makkers der linkerhand, (hoe ellendig zullen de makkers der linkerhand zijn);

Leemhuis

En de mensen van de linkerzijde, (wat een tegenspoed voor) de mensen van de linkerzijde!

Siregar

En de mensen van de linkerzijde, (wat een tegenspoed voor) de mensen van de linkerzijde!

وَٱلسَّٰبِقُونَ ٱلسَّٰبِقُونَ ﴿١٠﴾

En zij, die anderen in het geloof zijn voorgegaan, zullen hen in het paradijs voorafgaan.

Leemhuis

En de eersten (de derde groep) zijn de eersten.

Siregar

En de eersten (de derde groep) zijn de eersten.

أُو۟لَٰٓئِكَ ٱلْمُقَرَّبُونَ ﴿١١﴾

Dat zijn zij, die God zullen naderen.

Leemhuis

Dat zijn degenen die nabij zijn gebracht.

Siregar

Dat zijn degenen die nabij zijn gebracht.

فِى جَنَّٰتِ ٱلنَّعِيمِ ﴿١٢﴾

Zij zullen in tuinen van vermaak wonen.

Leemhuis

In de Tuinen van gelukzaligheid (het Paradijs).

Siregar

In de Tuinen van gelukzaligheid (het Paradijs).

ثُلَّةٌۭ مِّنَ ٱلْأَوَّلِينَ ﴿١٣﴾

Daar zullen velen van de vroegere godsdiensten.

Leemhuis

Een aantal van de vroegeren.

Siregar

Een aantal van de vroegeren.

وَقَلِيلٌۭ مِّنَ ٱلْءَاخِرِينَ ﴿١٤﴾

En enkelen van den lateren zijn.

Leemhuis

En weinig van de lateren.

Siregar

En weinig van de lateren.

عَلَىٰ سُرُرٍۢ مَّوْضُونَةٍۢ ﴿١٥﴾

Rustende op zetels met goud en edelgesteenten versierd.

Leemhuis

Op (met goud) geborduurde rustbanken.

Siregar

Op (met goud) geborduurde rustbanken.

مُّتَّكِـِٔينَ عَلَيْهَا مُتَقَٰبِلِينَ ﴿١٦﴾

En tegenover elkander daarop zittende.

Leemhuis

Daarop leunend, tegenover elkaar zittend.

Siregar

Daarop leunend, tegenover elkaar zittend.

يَطُوفُ عَلَيْهِمْ وِلْدَٰنٌۭ مُّخَلَّدُونَ ﴿١٧﴾

Jonge lieden, die eeuwig jong zullen blijven, zullen om hen heen gaan, om hen te bedienen.

Leemhuis

Onder hen gaan eeuwig jeugdigen rond.

Siregar

Onder hen gaan eeuwig jeugdigen rond.

بِأَكْوَابٍۢ وَأَبَارِيقَ وَكَأْسٍۢ مِّن مَّعِينٍۢ ﴿١٨﴾

Met bekers, kroezen en schalen met vloeienden wijn.

Leemhuis

Met bokalen en kannen en glazen, gevuld aan een stromende bron.

Siregar

Met bokalen en kannen en glazen, gevuld aan een stromende bron.

لَّا يُصَدَّعُونَ عَنْهَا وَلَا يُنزِفُونَ ﴿١٩﴾

Hunne hoofden zullen geen pijn gevoelen, door dien te drinken, en hun verstand zal niet beneveld worden.

Leemhuis

Waarvan zij geen hoofdpijn krijgen en niet dronken worden.

Siregar

Waarvan zij geen hoofdpijn krijgen en niet dronken worden.

وَفَٰكِهَةٍۢ مِّمَّا يَتَخَيَّرُونَ ﴿٢٠﴾

En met vruchten, van de soorten, welke zij zullen kiezen.

Leemhuis

En vruchten waaruit zij kunnen kiezen.

Siregar

En vruchten waaruit zij kunnen kiezen.

وَلَحْمِ طَيْرٍۢ مِّمَّا يَشْتَهُونَ ﴿٢١﴾

En het vleesch van de vogelsoort, welke zij zullen begeeren.

Leemhuis

En vlees van gevogelte, wat zij maar verlangen.

Siregar

En vlees van gevogelte, wat zij maar verlangen.

وَحُورٌ عِينٌۭ ﴿٢٢﴾

Daar zullen zij door schoone maagden worden vergezeld,

Leemhuis

En schonen met schitterende ogen.

Siregar

En schonen met schitterende ogen.

كَأَمْثَٰلِ ٱللُّؤْلُؤِ ٱلْمَكْنُونِ ﴿٢٣﴾

Met groote, zwarte oogen, gelijkende op paarlen, die in hare schelpen verborgen zijn.

Leemhuis

Gelijk welbewaarde parels.

Siregar

Gelijk welbewaarde parels.

جَزَآءًۢ بِمَا كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿٢٤﴾

Dit zal een belooning wezen, voor hetgeen zij zullen hebben verricht.

Leemhuis

Als een beloning voor wat zij plachten te doen.

Siregar

Als een beloning voor wat zij plachten te doen.

لَا يَسْمَعُونَ فِيهَا لَغْوًۭا وَلَا تَأْثِيمًا ﴿٢٥﴾

Daar zullen zij geene ijdele gesprekken hooren of eenige aansporing tot zonde.

Leemhuis

Zij horen daarin geen onzin en geen zondigheid.

Siregar

Zij horen daarin geen onzin en geen zondigheid.

إِلَّا قِيلًۭا سَلَٰمًۭا سَلَٰمًۭا ﴿٢٦﴾

Maar alleen de begroeting: Vrede! vrede!

Leemhuis

Slechts het zeggen van: \"Vrede! Vrede!\"

Siregar

Slechts het zeggen van: \"Vrede! Vrede!\"

وَأَصْحَٰبُ ٱلْيَمِينِ مَآ أَصْحَٰبُ ٱلْيَمِينِ ﴿٢٧﴾

En de makkers der rechterhand (hoe gelukkig zullen de makkers der rechterhand wezen!)

Leemhuis

En de mensen van de rechterzijde, (wat een voorspoed voor) de mensen van de rechterzijde!

Siregar

En de mensen van de rechterzijde, (wat een voorspoed voor) de mensen van de rechterzijde!

فِى سِدْرٍۢ مَّخْضُودٍۢ ﴿٢٨﴾

Zullen hun verblijf houden onder lotusboomen, vrij van doornen.

Leemhuis

Temidden van lotusbomen zonder doornen.

Siregar

Temidden van lotusbomen zonder doornen.

وَطَلْحٍۢ مَّنضُودٍۢ ﴿٢٩﴾

En banaan-boomen, geregeld beladen met hunne voortbrengselen, van den top tot den stam.

Leemhuis

En bananenbomen vol met vruchten.

Siregar

En bananenbomen vol met vruchten.

وَظِلٍّۢ مَّمْدُودٍۢ ﴿٣٠﴾

In de uitgebreide schaduw.

Leemhuis

En langdurige schaduw.

Siregar

En langdurige schaduw.

وَمَآءٍۢ مَّسْكُوبٍۢ ﴿٣١﴾

Nabij een stroomend water.

Leemhuis

En stromend water.

Siregar

En stromend water.

وَفَٰكِهَةٍۢ كَثِيرَةٍۢ ﴿٣٢﴾

En te midden van een overvloed van vruchten.

Leemhuis

En fruit in overvloed.

Siregar

En fruit in overvloed.

لَّا مَقْطُوعَةٍۢ وَلَا مَمْنُوعَةٍۢ ﴿٣٣﴾

Welke niemand zal afsnijden, en waarvan de inzameling niet zal verboden zijn.

Leemhuis

Niet onderbroken en niet verboden.

Siregar

Niet onderbroken en niet verboden.

وَفُرُشٍۢ مَّرْفُوعَةٍ ﴿٣٤﴾

En zij zullen op verheven bedden uitrusten.

Leemhuis

Op verhoogde rustbedden.

Siregar

Op verhoogde rustbedden.

إِنَّآ أَنشَأْنَٰهُنَّ إِنشَآءًۭ ﴿٣٥﴾

Waarlijk, wij hebben de maagden van het paradijs door eene bijzondere schepping gevormd;

Leemhuis

Voorwaar, Wij hebben hen (de vrouwen in het Paradijs) opnieuw geschapen.

Siregar

Voorwaar, Wij hebben hen (de vrouwen in het Paradijs) opnieuw geschapen.

فَجَعَلْنَٰهُنَّ أَبْكَارًا ﴿٣٦﴾

En wij hebben haar tot maagden gemaakt.

Leemhuis

En Wij hebben hen maagdelijk gemaakt.

Siregar

En Wij hebben hen maagdelijk gemaakt.

عُرُبًا أَتْرَابًۭا ﴿٣٧﴾

Bemind door hare echtgenooten, die van gelijken ouderdom met haar zijn.

Leemhuis

Liefdevol en gelijk in leeftijd.

Siregar

Liefdevol en gelijk in leeftijd.

لِّأَصْحَٰبِ ٱلْيَمِينِ ﴿٣٨﴾

Tot de geneugten der makkers van de rechterhand.

Leemhuis

Voor de mensen aan de rechterzijde.

Siregar

Voor de mensen aan de rechterzijde.

ثُلَّةٌۭ مِّنَ ٱلْأَوَّلِينَ ﴿٣٩﴾

Daar zullen velen van de vroegere godsdiensten.

Leemhuis

Een aantal van de vroegeren (groepen).

Siregar

Een aantal van de vroegeren (groepen).

وَثُلَّةٌۭ مِّنَ ٱلْءَاخِرِينَ ﴿٤٠﴾

En velen van den lateren zijn.

Leemhuis

En een aantal van de lateren.

Siregar

En een aantal van de lateren.

وَأَصْحَٰبُ ٱلشِّمَالِ مَآ أَصْحَٰبُ ٱلشِّمَالِ ﴿٤١﴾

En de makkers van de linkerhand (hoe ellendig zullen de makkers der linkerhand zijn).

Leemhuis

En de mensen van de linkerzijde, (wat een tegenspoed voor) de mensen aan de linkerzijde!

Siregar

En de mensen van de linkerzijde, (wat een tegenspoed voor) de mensen aan de linkerzijde!

فِى سَمُومٍۢ وَحَمِيمٍۢ ﴿٤٢﴾

Zullen wonen te midden van brandende, verpestende winden en kokend water.

Leemhuis

(Zij verkeren) in een verzengende wind en kokend water.

Siregar

(Zij verkeren) in een verzengende wind en kokend water.

وَظِلٍّۢ مِّن يَحْمُومٍۢ ﴿٤٣﴾

Onder de schaduw van zwarten rook.

Leemhuis

En schaduwen van zwarte rook.

Siregar

En schaduwen van zwarte rook.

لَّا بَارِدٍۢ وَلَا كَرِيمٍ ﴿٤٤﴾

Die noch koel, noch aangenaam zal wezen.

Leemhuis

Niet koel en niet weldadig.

Siregar

Niet koel en niet weldadig.

إِنَّهُمْ كَانُوا۟ قَبْلَ ذَٰلِكَ مُتْرَفِينَ ﴿٤٥﴾

Want zij genoten de genoegens van het leven, vóór dit, terwijl zij op de aarde waren.

Leemhuis

Voorwaar, zij plachten voorheen in weelde te leven.

Siregar

Voorwaar, zij plachten voorheen in weelde te leven.

وَكَانُوا۟ يُصِرُّونَ عَلَى ٱلْحِنثِ ٱلْعَظِيمِ ﴿٤٦﴾

En zij volhardden stijfhoofdig in eene hatelijke zondigheid.

Leemhuis

En zij volhardden in geweldige zondigheid.

Siregar

En zij volhardden in geweldige zondigheid.

وَكَانُوا۟ يَقُولُونَ أَئِذَا مِتْنَا وَكُنَّا تُرَابًۭا وَعِظَٰمًا أَءِنَّا لَمَبْعُوثُونَ ﴿٤٧﴾

En zij zeiden: Nadat wij zullen gestorven, en tot stof en beenderen geworden zijn, zullen wij dan zekerlijk tot het leven worden opgewekt?

Leemhuis

Zij plachten te zeggen: \"Als wij gestorven zijn en tot stof en botten zijn geworden, zullen wij dan zeker opgewekt worden?

Siregar

Zij plachten te zeggen: \"Als wij gestorven zijn en tot stof en botten zijn geworden, zullen wij dan zeker opgewekt worden?

أَوَءَابَآؤُنَا ٱلْأَوَّلُونَ ﴿٤٨﴾

Zullen onze vaderen ook met ons worden opgewekt?

Leemhuis

En ook onze voorvaderen?\"

Siregar

En ook onze voorvaderen?\"

قُلْ إِنَّ ٱلْأَوَّلِينَ وَٱلْءَاخِرِينَ ﴿٤٩﴾

Zeg: waarlijk, zoowel de vroegeren als de lateren.

Leemhuis

Zeg: \"Voorwaar, de vroegeren en de lateren.\"

Siregar

Zeg: \"Voorwaar, de vroegeren en de lateren.\"

لَمَجْمُوعُونَ إِلَىٰ مِيقَٰتِ يَوْمٍۢ مَّعْلُومٍۢ ﴿٥٠﴾

Zullen zekerlijk op den vooraf bepaalden tijd van een bekenden dag worden bijeen verzameld, om geoordeeld te worden.

Leemhuis

Zij zullen zeker bijeengebracht worden op het bepaalde tijdstip van een bekende Dag.

Siregar

Zij zullen zeker bijeengebracht worden op het bepaalde tijdstip van een bekende Dag.

ثُمَّ إِنَّكُمْ أَيُّهَا ٱلضَّآلُّونَ ٱلْمُكَذِّبُونَ ﴿٥١﴾

En gij, o menschen! die gedwaald, en de opstanding als eene valschheid geloochend hebt.

Leemhuis

Daarna zullen jullie, O dwalende, loochenaars.

Siregar

Daarna zullen jullie, O dwalende, loochenaars.

لَءَاكِلُونَ مِن شَجَرٍۢ مِّن زَقُّومٍۢ ﴿٥٢﴾

Gij zult zekerlijk eten van de vrucht des booms van al Zakkoem.

Leemhuis

Zeker van de Zaqqôem-boom eten.

Siregar

Zeker van de Zaqqôem-boom eten.

فَمَالِـُٔونَ مِنْهَا ٱلْبُطُونَ ﴿٥٣﴾

Gij zult uwen buik daarmede vullen.

Leemhuis

Dan zullen jullie daarmee de buiken vullen.

Siregar

Dan zullen jullie daarmee de buiken vullen.

فَشَٰرِبُونَ عَلَيْهِ مِنَ ٱلْحَمِيمِ ﴿٥٤﴾

En gij zult daar kokend water drinken.

Leemhuis

Daarna zullen jullie er (kokend water) van drinken.

Siregar

Daarna zullen jullie er (kokend water) van drinken.

فَشَٰرِبُونَ شُرْبَ ٱلْهِيمِ ﴿٥٥﴾

Gij zult drinken, zooals een dorstige kameel drinkt.

Leemhuis

Jullie zullen dan drinken als smachtende kamelen.

Siregar

Jullie zullen dan drinken als smachtende kamelen.

هَٰذَا نُزُلُهُمْ يَوْمَ ٱلدِّينِ ﴿٥٦﴾

Dit zal hunne uitspanning op den dag des oordeels zijn.

Leemhuis

Dit is hun onthaal op de Dag des Oordeels.

Siregar

Dit is hun onthaal op de Dag des Oordeels.

نَحْنُ خَلَقْنَٰكُمْ فَلَوْلَا تُصَدِّقُونَ ﴿٥٧﴾

Wij hebben u geschapen; wilt gij dus niet gelooven, dat wij u van den dood kunnen opwekken? Wat denkt gij?

Leemhuis

Wij hebben jullie geschapen, waren jullie maar overtuigd geweest!

Siregar

Wij hebben jullie geschapen, waren jullie maar overtuigd geweest!

أَفَرَءَيْتُم مَّا تُمْنُونَ ﴿٥٨﴾

Het zaad dat gij uitwerpt.

Leemhuis

Hoe denken jullie dan over dat (zaad) wat jullie uitstorten?

Siregar

Hoe denken jullie dan over dat (zaad) wat jullie uitstorten?

ءَأَنتُمْ تَخْلُقُونَهُۥٓ أَمْ نَحْنُ ٱلْخَٰلِقُونَ ﴿٥٩﴾

Schept gij dat, of zijn wij er de schepper van?

Leemhuis

Hebben jullie dat geschapen of zijn Wij de Scheppers?

Siregar

Hebben jullie dat geschapen of zijn Wij de Scheppers?

نَحْنُ قَدَّرْنَا بَيْنَكُمُ ٱلْمَوْتَ وَمَا نَحْنُ بِمَسْبُوقِينَ ﴿٦٠﴾

Wij hebben voor u allen den dood bepaald, en wij zullen daarin door niemand worden belet.

Leemhuis

Wij hebben de dood onder jullie bepaald, en Wij zijn niet zwak.

Siregar

Wij hebben de dood onder jullie bepaald, en Wij zijn niet zwak.

عَلَىٰٓ أَن نُّبَدِّلَ أَمْثَٰلَكُمْ وَنُنشِئَكُمْ فِى مَا لَا تَعْلَمُونَ ﴿٦١﴾

Wij zijn in staat anderen, gelijk gij in uw plaats te stellen, en u terug te brengen in den toestand of den vorm, dien gij niet kent.

Leemhuis

Om schepselen zoals jullie te scheppen en om jullie opnieuw tot leven te brengen in (een schepping) waarvan jullie niet weten.

Siregar

Om schepselen zoals jullie te scheppen en om jullie opnieuw tot leven te brengen in (een schepping) waarvan jullie niet weten.

وَلَقَدْ عَلِمْتُمُ ٱلنَّشْأَةَ ٱلْأُولَىٰ فَلَوْلَا تَذَكَّرُونَ ﴿٦٢﴾

Gij kent de schepping; wilt gij dus niet overwegen, dat wij u, door u op te wekken, weder kunnen voortbrengen?

Leemhuis

En voorzeker, jullie hebben kennis over de eerste schepping, hadden jullie er maar lering uit getrokken!

Siregar

En voorzeker, jullie hebben kennis over de eerste schepping, hadden jullie er maar lering uit getrokken!

أَفَرَءَيْتُم مَّا تَحْرُثُونَ ﴿٦٣﴾

Wat denkt gij? Het graan dat gij zaait.

Leemhuis

Hoe denken jullie dan over wat jullie zaaien?

Siregar

Hoe denken jullie dan over wat jullie zaaien?

ءَأَنتُمْ تَزْرَعُونَهُۥٓ أَمْ نَحْنُ ٱلزَّٰرِعُونَ ﴿٦٤﴾

Doet gij dat uitbotten, of doen wij dat voortspruiten?

Leemhuis

Zijn jullie het die het doen groeien of zijn Wij het Die doen groeien?

Siregar

Zijn jullie het die het doen groeien of zijn Wij het Die doen groeien?

لَوْ نَشَآءُ لَجَعَلْنَٰهُ حُطَٰمًۭا فَظَلْتُمْ تَفَكَّهُونَ ﴿٦٥﴾

Indien het ons behaagde, waarlijk, wij konden het droog en onvruchtbaar maken, zoodat gij niet zoudt ophouden u te verwonderen, zeggende:

Leemhuis

Als Wij zouden willen, dan zouden Wij het laten verdorren, zodat jullie het zouden blijven betreuren.

Siregar

Als Wij zouden willen, dan zouden Wij het laten verdorren, zodat jullie het zouden blijven betreuren.

إِنَّا لَمُغْرَمُونَ ﴿٦٦﴾

Waarlijk, wij hebben verbintenissen aangegaan voor zaad en arbeid,

Leemhuis

(En zeiden:) \"Voorwaar, wij zijn zeker met schuld beladen.

Siregar

(En zeiden:) \"Voorwaar, wij zijn zeker met schuld beladen.

بَلْ نَحْنُ مَحْرُومُونَ ﴿٦٧﴾

Maar het is ons niet geoorloofd, de vruchten daarvan te oogsten.

Leemhuis

Wij zijn zelfs beroofd.\"

Siregar

Wij zijn zelfs beroofd.\"

أَفَرَءَيْتُمُ ٱلْمَآءَ ٱلَّذِى تَشْرَبُونَ ﴿٦٨﴾

Wat denkt gij? Het water dat gij drinkt.

Leemhuis

Hoe denken jullie dan over het water dat jullie drinken?

Siregar

Hoe denken jullie dan over het water dat jullie drinken?

ءَأَنتُمْ أَنزَلْتُمُوهُ مِنَ ٱلْمُزْنِ أَمْ نَحْنُ ٱلْمُنزِلُونَ ﴿٦٩﴾

Zendt gij dat uit de wolken neder, of zenden wij het?

Leemhuis

Zijn jullie het die het uit de wolken doen neerkomen of zijn Wij de neerzenders?

Siregar

Zijn jullie het die het uit de wolken doen neerkomen of zijn Wij de neerzenders?

لَوْ نَشَآءُ جَعَلْنَٰهُ أُجَاجًۭا فَلَوْلَا تَشْكُرُونَ ﴿٧٠﴾

Indien het ons behaagde, zouden wij het brak kunnen maken. Zult gij dus niet dankbaar wezen?

Leemhuis

Als Wij zouden willen, dan zouden Wij het tot zout water maken. Waren jullie maar dankbaar!

Siregar

Als Wij zouden willen, dan zouden Wij het tot zout water maken. Waren jullie maar dankbaar!

أَفَرَءَيْتُمُ ٱلنَّارَ ٱلَّتِى تُورُونَ ﴿٧١﴾

Wat denkt gij? Het vuur, dat gij door wrijving verkrijgt,

Leemhuis

Hoe denken jullie dan over het vuur dat jullie ontsteken?

Siregar

Hoe denken jullie dan over het vuur dat jullie ontsteken?

ءَأَنتُمْ أَنشَأْتُمْ شَجَرَتَهَآ أَمْ نَحْنُ ٱلْمُنشِـُٔونَ ﴿٧٢﴾

Brengt gij den boom voort, waardoor gij dat doet ontstaan? Of brengen wij dien voort?

Leemhuis

Hebben jullie de boom daarvoor voortgebracht, of zijn Wij de voortbrengers?

Siregar

Hebben jullie de boom daarvoor voortgebracht, of zijn Wij de voortbrengers?

نَحْنُ جَعَلْنَٰهَا تَذْكِرَةًۭ وَمَتَٰعًۭا لِّلْمُقْوِينَ ﴿٧٣﴾

Wij hebben dit als eene vermaning bevolen en tot een voordeel voor hen, die door de woestijnen reizen.

Leemhuis

Wij hebben het (vuur) gemaakt ter herinnering en tot nut voor de reizigers.

Siregar

Wij hebben het (vuur) gemaakt ter herinnering en tot nut voor de reizigers.

فَسَبِّحْ بِٱسْمِ رَبِّكَ ٱلْعَظِيمِ ﴿٧٤﴾

Prijst dus den naam van uwen Heer, den grooten God.

Leemhuis

Prijst daarom de Naam van jouw Heer, de Geweldige.

Siregar

Prijst daarom de Naam van jouw Heer, de Geweldige.

۞ فَلَآ أُقْسِمُ بِمَوَٰقِعِ ٱلنُّجُومِ ﴿٧٥﴾

Ik zweer echter, bij het ondergaan der sterren.

Leemhuis

Ik zweer bij het vallen van de sterren.

Siregar

Ik zweer bij het vallen van de sterren.

وَإِنَّهُۥ لَقَسَمٌۭ لَّوْ تَعْلَمُونَ عَظِيمٌ ﴿٧٦﴾

(En waarlijk, dit is een groote eed, indien gij het slechts wist!)

Leemhuis

En voorwaar, dat is zeker een geweldige eed, als jullie dat begrepen!

Siregar

En voorwaar, dat is zeker een geweldige eed, als jullie dat begrepen!

إِنَّهُۥ لَقُرْءَانٌۭ كَرِيمٌۭ ﴿٧٧﴾

Dat dit de uitmuntende Koran is.

Leemhuis

En voorwaar, dit is zeker de nobele Koran.

Siregar

En voorwaar, dit is zeker de nobele Koran.

فِى كِتَٰبٍۢ مَّكْنُونٍۢ ﴿٧٨﴾

Waarvan het oorspronkelijke in het welbewaarde boek is geschreven.

Leemhuis

In een welbewaard Boek.

Siregar

In een welbewaard Boek.

لَّا يَمَسُّهُۥٓ إِلَّا ٱلْمُطَهَّرُونَ ﴿٧٩﴾

Niemand zal het aanraken, behalve zij, die rein zijn.

Leemhuis

Dat niemand aanraakt dan de gereinigden.

Siregar

Dat niemand aanraakt dan de gereinigden.

تَنزِيلٌۭ مِّن رَّبِّ ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿٨٠﴾

Het is eene openbaring van den Heer van alle schepselen.

Leemhuis

Een neerzending van de Heer der Werelden.

Siregar

Een neerzending van de Heer der Werelden.

أَفَبِهَٰذَا ٱلْحَدِيثِ أَنتُم مُّدْهِنُونَ ﴿٨١﴾

Zult gij dus deze nieuwe openbaring verachten?

Leemhuis

Onderschatten jullie deze Koran dan?

Siregar

Onderschatten jullie deze Koran dan?

وَتَجْعَلُونَ رِزْقَكُمْ أَنَّكُمْ تُكَذِّبُونَ ﴿٨٢﴾

En is dit uwe vergelding voor uw voedsel, hetwelk gij van God ontvangt, dat gij u zelven loochent, hem daarvoor verplicht te zijn?

Leemhuis

En nemen jullie het loochenen (als dankbetuiging voor) jullie levensvoorziening?

Siregar

En nemen jullie het loochenen (als dankbetuiging voor) jullie levensvoorziening?

فَلَوْلَآ إِذَا بَلَغَتِ ٱلْحُلْقُومَ ﴿٨٣﴾

Als de ziel van een stervend mensch tot zijne keel opstijgt.

Leemhuis

Waren jullie maar, toen (de ziel) de keel bereikte.

Siregar

Waren jullie maar, toen (de ziel) de keel bereikte.

وَأَنتُمْ حِينَئِذٍۢ تَنظُرُونَ ﴿٨٤﴾

En gij op hetzelfde oogenblik rond ziet.

Leemhuis

En jullie op dat moment toezagen.

Siregar

En jullie op dat moment toezagen.

وَنَحْنُ أَقْرَبُ إِلَيْهِ مِنكُمْ وَلَٰكِن لَّا تُبْصِرُونَ ﴿٨٥﴾

(En wij zijn hem nader dan gij; maar gij ziet zijn waren toestand niet).

Leemhuis

En Wij dichter bij hem waren dan jullie - maar jullie zagen het niet.

Siregar

En Wij dichter bij hem waren dan jullie - maar jullie zagen het niet.

فَلَوْلَآ إِن كُنتُمْ غَيْرَ مَدِينِينَ ﴿٨٦﴾

Zoudt gij dan niet, indien gij hier namaals niet voor uwe daden werdt vergolden.

Leemhuis

Waren jullie toen maar niet verantwoordelijk geweest.

Siregar

Waren jullie toen maar niet verantwoordelijk geweest.

تَرْجِعُونَهَآ إِن كُنتُمْ صَٰدِقِينَ ﴿٨٧﴾

Die in het lichaam doen terugkeeren, indien gij de waarheid spreekt?

Leemhuis

Dan zouden jullie haar (de ziel) terugbrengen, als jullie waarachtig geweest waren.

Siregar

Dan zouden jullie haar (de ziel) terugbrengen, als jullie waarachtig geweest waren.

فَأَمَّآ إِن كَانَ مِنَ ٱلْمُقَرَّبِينَ ﴿٨٨﴾

En voor hem die tot degenen behoort, welke God zullen naderen.

Leemhuis

Als hij (de ziel) tot de nabijgebrachten behoort.

Siregar

Als hij (de ziel) tot de nabijgebrachten behoort.

فَرَوْحٌۭ وَرَيْحَانٌۭ وَجَنَّتُ نَعِيمٍۢ ﴿٨٩﴾

Zal de belooning zijn, rust, genade en een tuin van vermaak.

Leemhuis

(Dan zijn er voor de ziel) rust en voorzieningen en de Tuinen van gelukzaligheid (het Paradijs).

Siregar

(Dan zijn er voor de ziel) rust en voorzieningen en de Tuinen van gelukzaligheid (het Paradijs).

وَأَمَّآ إِن كَانَ مِنْ أَصْحَٰبِ ٱلْيَمِينِ ﴿٩٠﴾

En behoort hij tot de makkers der rechterhand.

Leemhuis

Als hij tot de mensen aan de rechterzijde behoort.

Siregar

Als hij tot de mensen aan de rechterzijde behoort.

فَسَلَٰمٌۭ لَّكَ مِنْ أَصْحَٰبِ ٱلْيَمِينِ ﴿٩١﴾

Dan zal hij gegroet worden met de begroeting: Vrede zij over u! door de makkers der rechterhand, zijne broeders.

Leemhuis

(Luidt de begroeting.) \"Vrede zij met jou,\" van de mensen van de rechterzijde.

Siregar

(Luidt de begroeting.) \"Vrede zij met jou,\" van de mensen van de rechterzijde.

وَأَمَّآ إِن كَانَ مِنَ ٱلْمُكَذِّبِينَ ٱلضَّآلِّينَ ﴿٩٢﴾

Of, indien hij tot hen behoort, die het ware geloof (den profeet) verworpen hebben. En afgedwaald zijn.

Leemhuis

En als hij tot de dwalende loochenaars behoort.

Siregar

En als hij tot de dwalende loochenaars behoort.

فَنُزُلٌۭ مِّنْ حَمِيمٍۢ ﴿٩٣﴾

Zijn voedsel zal kokend water wezen.

Leemhuis

Dan is er een onthaal van kokend water.

Siregar

Dan is er een onthaal van kokend water.

وَتَصْلِيَةُ جَحِيمٍ ﴿٩٤﴾

En de verbranding door het hellevuur.

Leemhuis

En roostering in Djahîm (de Hel).

Siregar

En roostering in Djahîm (de Hel).

إِنَّ هَٰذَا لَهُوَ حَقُّ ٱلْيَقِينِ ﴿٩٥﴾

Waarlijk, dit is een zekere waarheid.

Leemhuis

Voorwaar, dit is zeker de stellige Waarheid.

Siregar

Voorwaar, dit is zeker de stellige Waarheid.

فَسَبِّحْ بِٱسْمِ رَبِّكَ ٱلْعَظِيمِ ﴿٩٦﴾

Daarom prijst den naam van uwen Heer, den grooten God.

Leemhuis

Prijst daarom de Naam van jouw Heer, de Geweldige.

Siregar

Prijst daarom de Naam van jouw Heer, de Geweldige.