Setting
Surah Exile [Al-Hashr] in Dutch
سَبَّحَ لِلَّهِ مَا فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَمَا فِى ٱلْأَرْضِ ۖ وَهُوَ ٱلْعَزِيزُ ٱلْحَكِيمُ ﴿١﴾
Alles wat in den hemel of op aarde is, verkondigt den lof van God, en hij is de Machtige, de Wijze.
Wat er in de hemelen en op de aarde is prijst de Glorie van Allah. En Hij is de Geweldige, de Alwijze.
Wat er in de hemelen en op de aarde is prijst de Glorie van Allah. En Hij is de Geweldige, de Alwijze.
هُوَ ٱلَّذِىٓ أَخْرَجَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ مِنْ أَهْلِ ٱلْكِتَٰبِ مِن دِيَٰرِهِمْ لِأَوَّلِ ٱلْحَشْرِ ۚ مَا ظَنَنتُمْ أَن يَخْرُجُوا۟ ۖ وَظَنُّوٓا۟ أَنَّهُم مَّانِعَتُهُمْ حُصُونُهُم مِّنَ ٱللَّهِ فَأَتَىٰهُمُ ٱللَّهُ مِنْ حَيْثُ لَمْ يَحْتَسِبُوا۟ ۖ وَقَذَفَ فِى قُلُوبِهِمُ ٱلرُّعْبَ ۚ يُخْرِبُونَ بُيُوتَهُم بِأَيْدِيهِمْ وَأَيْدِى ٱلْمُؤْمِنِينَ فَٱعْتَبِرُوا۟ يَٰٓأُو۟لِى ٱلْأَبْصَٰرِ ﴿٢﴾
Hij was het, die degenen van het volk dat de schrift ontving welke niet geloofden, bij de eerste landverhuizing uit hunne woningen deed vertrekken. Gij dacht niet, dat zij van daar zouden gaan, en zij dachten, dat hunne sterkte hen tegen God zoude bijstaan. Maar Gods kastijding kwam over hen, van waar zij die niet verwacht hadden, en hij wierp schrik in hunne harten. Zij verwoestten hunne huizing met eigen handen en met de handen der ware geloovigen. Neemt dus een voorbeeld aan hen, o gij die oogen hebt!
Hij is Degene Die de ongelovigen onder de mensen van de Schrift uit hun woonplaatsen heeft verdreven bij de eerste verzameling (daartoe). Jullie dachten dat zij niet zouden weggaan en zij dachten dat hun burchten hen zouden beschermen tegen Allah. Toen kwam (de bestraffing van) Allah tot hen van waar zij het niet vermoedden, en Hij wierp grote angst in hun harten. Zij verwoestten hun huizen met hun eigen handen en (die werden verwoest) door de handen van de gelovigen. Trekt daar lering uit, O jullie bezitters van inzicht!
Hij is Degene Die de ongelovigen onder de mensen van de Schrift uit hun woonplaatsen heeft verdreven bij de eerste verzameling (daartoe). Jullie dachten dat zij niet zouden weggaan en zij dachten dat hun burchten hen zouden beschermen tegen Allah. Toen kwam (de bestraffing van) Allah tot hen van waar zij het niet vermoedden, en Hij wierp grote angst in hun harten. Zij verwoestten hun huizen met hun eigen handen en (die werden verwoest) door de handen van de gelovigen. Trekt daar lering uit, O jullie bezitters van inzicht!
وَلَوْلَآ أَن كَتَبَ ٱللَّهُ عَلَيْهِمُ ٱلْجَلَآءَ لَعَذَّبَهُمْ فِى ٱلدُّنْيَا ۖ وَلَهُمْ فِى ٱلْءَاخِرَةِ عَذَابُ ٱلنَّارِ ﴿٣﴾
En indien God hen niet tot verbanning had gedoemd, zou hij hen zeker hebben uitgeroeid; en in de volgende wereld zullen zij de marteling van het hellevuur ondergaan.
En als Allah voor hen de verdrijving niet had bepaald, dan zou Hij hen zeker hebben gestraft tijdens het wereldse leven. En voor hen is er in het Hiernamaals de bestraffing van de Hel.
En als Allah voor hen de verdrijving niet had bepaald, dan zou Hij hen zeker hebben gestraft tijdens het wereldse leven. En voor hen is er in het Hiernamaals de bestraffing van de Hel.
ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمْ شَآقُّوا۟ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥ ۖ وَمَن يُشَآقِّ ٱللَّهَ فَإِنَّ ٱللَّهَ شَدِيدُ ٱلْعِقَابِ ﴿٤﴾
Dit geschiedt, omdat zij God en zijn gezant wederstand hebben geboden; en wie God weêrstand biedt, waarlijk, die zal door God streng gestraft worden.
Dat is omdat zij Allah en Zijn Boodschapper tegenwerkten. En wie Allah tegenwerkt: voorwaar, Allah is hard in de bestraffing.
Dat is omdat zij Allah en Zijn Boodschapper tegenwerkten. En wie Allah tegenwerkt: voorwaar, Allah is hard in de bestraffing.
مَا قَطَعْتُم مِّن لِّينَةٍ أَوْ تَرَكْتُمُوهَا قَآئِمَةً عَلَىٰٓ أُصُولِهَا فَبِإِذْنِ ٱللَّهِ وَلِيُخْزِىَ ٱلْفَٰسِقِينَ ﴿٥﴾
De palmboomen welke gij nederhouwt, of die gij met hunne wortelen laat staan, werden nedergehouwen of bleven staan door den wil van God om de zondaren gerust te stellen.
Wat jullie omhakken van de dadelpalmen of wat jullie op hun wortels laten staan; het gebeurde met de toestemming van Allah. En zodat Allah de zwaar zondigen vergeldt.
Wat jullie omhakken van de dadelpalmen of wat jullie op hun wortels laten staan; het gebeurde met de toestemming van Allah. En zodat Allah de zwaar zondigen vergeldt.
وَمَآ أَفَآءَ ٱللَّهُ عَلَىٰ رَسُولِهِۦ مِنْهُمْ فَمَآ أَوْجَفْتُمْ عَلَيْهِ مِنْ خَيْلٍۢ وَلَا رِكَابٍۢ وَلَٰكِنَّ ٱللَّهَ يُسَلِّطُ رُسُلَهُۥ عَلَىٰ مَن يَشَآءُ ۚ وَٱللَّهُ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ قَدِيرٌۭ ﴿٦﴾
En wat den buit betreft van het volk, dat God geheel aan zijn gezant heeft geschonken, gij hebt daartegen noch paarden, noch kameelen aangevoerd; maar God geeft de heerschappij aan zijne gezanten over wien hij wil; want God is almachtig.
Wat Allah aan buit (al Fay) van hen (o.a. de Bani Nadhîr) aan Zijn Boodschapper geeft: jullie hebben daartoe geen paarden en geen lastdieren aangespoord. Maar Allah geeft Zijn Boodschapper macht over wie Hij wil en Allah is Almachtig over alle zaken.
Wat Allah aan buit (al Fay) van hen (o.a. de Bani Nadhîr) aan Zijn Boodschapper geeft: jullie hebben daartoe geen paarden en geen lastdieren aangespoord. Maar Allah geeft Zijn Boodschapper macht over wie Hij wil en Allah is Almachtig over alle zaken.
مَّآ أَفَآءَ ٱللَّهُ عَلَىٰ رَسُولِهِۦ مِنْ أَهْلِ ٱلْقُرَىٰ فَلِلَّهِ وَلِلرَّسُولِ وَلِذِى ٱلْقُرْبَىٰ وَٱلْيَتَٰمَىٰ وَٱلْمَسَٰكِينِ وَٱبْنِ ٱلسَّبِيلِ كَىْ لَا يَكُونَ دُولَةًۢ بَيْنَ ٱلْأَغْنِيَآءِ مِنكُمْ ۚ وَمَآ ءَاتَىٰكُمُ ٱلرَّسُولُ فَخُذُوهُ وَمَا نَهَىٰكُمْ عَنْهُ فَٱنتَهُوا۟ ۚ وَٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ ۖ إِنَّ ٱللَّهَ شَدِيدُ ٱلْعِقَابِ ﴿٧﴾
De buit der bewoners van de steden die God aan zijn gezant heeft geschonken is aan God en zijn gezant verschuldigd, en aan hem, die tot de nabestaanden van den gezant behoort, en aan de weezen en aan den arme en aan den reiziger, opdat die niet immer in een kring zoude verdeeld worden, van diegenen uwer, welke rijk zijn. Neemt aan wat de profeet u zal geven, en onthoudt u van hetgeen hij u verbiedt, en vreest God; want God is gestreng in het kastijden.
Wat Allah ook aan buit aan Zijn Boodschapper gegeven heeft, afkomstig van de bewoners van de steden; het is voor Allah en de Boodschapper; en de verwant; en de wezen; en de armen; en de reiziger zonder proviand, zodat deze (rijkdom) niet rondgaat onder de rijken van jullie. En wat de Boodschapper jullie geeft, neemt dat; maar wat Hij jullie verbiedt, onthoudt jullie daarvan. En vreest Allah: voorwaar, Allah is hard in de bestraffing.
Wat Allah ook aan buit aan Zijn Boodschapper gegeven heeft, afkomstig van de bewoners van de steden; het is voor Allah en de Boodschapper; en de verwant; en de wezen; en de armen; en de reiziger zonder proviand, zodat deze (rijkdom) niet rondgaat onder de rijken van jullie. En wat de Boodschapper jullie geeft, neemt dat; maar wat Hij jullie verbiedt, onthoudt jullie daarvan. En vreest Allah: voorwaar, Allah is hard in de bestraffing.
لِلْفُقَرَآءِ ٱلْمُهَٰجِرِينَ ٱلَّذِينَ أُخْرِجُوا۟ مِن دِيَٰرِهِمْ وَأَمْوَٰلِهِمْ يَبْتَغُونَ فَضْلًۭا مِّنَ ٱللَّهِ وَرِضْوَٰنًۭا وَيَنصُرُونَ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥٓ ۚ أُو۟لَٰٓئِكَ هُمُ ٱلصَّٰدِقُونَ ﴿٨﴾
Ook behoort een deel aan de arme Mohajerin die van hunne huizen en hunne bezittingen werden beroofd, terwijl zij naar Gods gunst en naar zijn welgevallen streefden en God en zijn gezant bijstonden. Dit zijn de lieden der waarachtigheid.
(De buit is) voor de armen van de uitgewekenen, degenen die zijn verdreven uit hun woonplaatsen en van hun bezittingen, zoekend naar een gunst en welbehagen van Allah. En zij helpen Allah en Zijn Boodschapper. Zij zijn degenen die de waarachtigen zijn.
(De buit is) voor de armen van de uitgewekenen, degenen die zijn verdreven uit hun woonplaatsen en van hun bezittingen, zoekend naar een gunst en welbehagen van Allah. En zij helpen Allah en Zijn Boodschapper. Zij zijn degenen die de waarachtigen zijn.
وَٱلَّذِينَ تَبَوَّءُو ٱلدَّارَ وَٱلْإِيمَٰنَ مِن قَبْلِهِمْ يُحِبُّونَ مَنْ هَاجَرَ إِلَيْهِمْ وَلَا يَجِدُونَ فِى صُدُورِهِمْ حَاجَةًۭ مِّمَّآ أُوتُوا۟ وَيُؤْثِرُونَ عَلَىٰٓ أَنفُسِهِمْ وَلَوْ كَانَ بِهِمْ خَصَاصَةٌۭ ۚ وَمَن يُوقَ شُحَّ نَفْسِهِۦ فَأُو۟لَٰٓئِكَ هُمُ ٱلْمُفْلِحُونَ ﴿٩﴾
En zij die, vóór hen, de stad Medina geheel bezaten en het geloof zonder beletsel beleden, beminnen dengeen, die tot hen is gevlucht, en vinden in hunne borsten geene begeerte naar datgene wat den Mohajerin werd gegeven, maar verkiezen die boven zich zelven, hoewel zij mede door nooddruftigheid worden gekweld. En hij die zich voor de gierigheid zijner eigene ziel behoedt, zal zeker voorspoed genieten.
En degenen die vóór hen in de stad (Medinah) woonden en geloofden (de Anshâr), zij houden van degenen die (vanuit Mekkah) naar hen zijn uitgeweken, Zij vinden in hun hart geen jaloezie op wat (aan hen) gegeven is. En zij geven aan (hen) voorrang boven zichzelf, ook al is er behoefte onder hen. En wie zich hoedt voor zijn eigen gierigheid: dat zijn degenen die zullen welslagen.
En degenen die vóór hen in de stad (Medinah) woonden en geloofden (de Anshâr), zij houden van degenen die (vanuit Mekkah) naar hen zijn uitgeweken, Zij vinden in hun hart geen jaloezie op wat (aan hen) gegeven is. En zij geven aan (hen) voorrang boven zichzelf, ook al is er behoefte onder hen. En wie zich hoedt voor zijn eigen gierigheid: dat zijn degenen die zullen welslagen.
وَٱلَّذِينَ جَآءُو مِنۢ بَعْدِهِمْ يَقُولُونَ رَبَّنَا ٱغْفِرْ لَنَا وَلِإِخْوَٰنِنَا ٱلَّذِينَ سَبَقُونَا بِٱلْإِيمَٰنِ وَلَا تَجْعَلْ فِى قُلُوبِنَا غِلًّۭا لِّلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ رَبَّنَآ إِنَّكَ رَءُوفٌۭ رَّحِيمٌ ﴿١٠﴾
En zij die na hen zijn gekomen zeggen: O Heer! vergeef ons en onze broederen, die ons in het geloof zijn voorgegaan, en werp geen kwaden wil in onze harten, omtrent hen, die geloofd hebben: O Heer! Waarlijk, gij zijt medelijdend en genadig.
En degenen die na hen kwamen, zeiden: \"Onze Heer, vergeef ons en onze broeders die ons zijn voorafgegaan in het geloof en maak in onze harten geen wrok jegens degenen die geloven. Onze Heer, voorwaar, U bent Zachtmoedig, Meest Barmhartige.\"
En degenen die na hen kwamen, zeiden: \"Onze Heer, vergeef ons en onze broeders die ons zijn voorafgegaan in het geloof en maak in onze harten geen wrok jegens degenen die geloven. Onze Heer, voorwaar, U bent Zachtmoedig, Meest Barmhartige.\"
۞ أَلَمْ تَرَ إِلَى ٱلَّذِينَ نَافَقُوا۟ يَقُولُونَ لِإِخْوَٰنِهِمُ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ مِنْ أَهْلِ ٱلْكِتَٰبِ لَئِنْ أُخْرِجْتُمْ لَنَخْرُجَنَّ مَعَكُمْ وَلَا نُطِيعُ فِيكُمْ أَحَدًا أَبَدًۭا وَإِن قُوتِلْتُمْ لَنَنصُرَنَّكُمْ وَٱللَّهُ يَشْهَدُ إِنَّهُمْ لَكَٰذِبُونَ ﴿١١﴾
Hebt gij degenen niet gezien, welke huichelachtig zijn. Zij zeggen tot hunne broeders, van degenen welke de schriften hebben ontvangen, en die niet gelooven: Waarlijk, indien gij uit uwe woningen wordt verdreven, zullen wij zekerlijk met u vertrekken; wij zullen nimmer iemand gehoorzamen als er sprake van u zal zijn, en indien gij wordt aangevallen, zullen wij u zekerlijk bijstaan. Maar God is getuige, dat zij leugenaars zijn.
Zie jij degenen die huichelen niet? Zij zeggen tot hun broeders die ongelovig zijn onder de Lieden van de Schrift: \"Als jullie verdreven worden, dan zullen wij met jullie wegtrekken. En wij zullen nooit iemand volgen (tegen jullie). En als jullie bestreden worden, zullen wij jullie zeker helpen.\" Maar Allah getuigt dat zij zeker leugenaars zijn.
Zie jij degenen die huichelen niet? Zij zeggen tot hun broeders die ongelovig zijn onder de Lieden van de Schrift: \"Als jullie verdreven worden, dan zullen wij met jullie wegtrekken. En wij zullen nooit iemand volgen (tegen jullie). En als jullie bestreden worden, zullen wij jullie zeker helpen.\" Maar Allah getuigt dat zij zeker leugenaars zijn.
لَئِنْ أُخْرِجُوا۟ لَا يَخْرُجُونَ مَعَهُمْ وَلَئِن قُوتِلُوا۟ لَا يَنصُرُونَهُمْ وَلَئِن نَّصَرُوهُمْ لَيُوَلُّنَّ ٱلْأَدْبَٰرَ ثُمَّ لَا يُنصَرُونَ ﴿١٢﴾
Waarlijk, indien zij verdreven worden, zullen dezen niet met hen heengaan, en indien zij aangevallen worden, zullen deze hen niet bijstaan en indien zij hen al in 't eerst bijstaan, zullen zij hun de ruggen toewenden, en zij zullen niet ondersteund worden.
Als zij worden verdreven, dan zullen zij niet met hen wegtrekken; en als zij worden bestreden, dan zullen zij hen niet helpen. En als zij hen helpen, dan keren zij (hen) de rug toe, zodat zij niet geholpen worden.
Als zij worden verdreven, dan zullen zij niet met hen wegtrekken; en als zij worden bestreden, dan zullen zij hen niet helpen. En als zij hen helpen, dan keren zij (hen) de rug toe, zodat zij niet geholpen worden.
لَأَنتُمْ أَشَدُّ رَهْبَةًۭ فِى صُدُورِهِم مِّنَ ٱللَّهِ ۚ ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمْ قَوْمٌۭ لَّا يَفْقَهُونَ ﴿١٣﴾
Waarlijk, gij zijt sterker dan zij, uithoofde van de vrees, die door God in hunne borsten is geworpen. Dit is omdat zij lieden zonder doorzicht zijn.
Zij hebben in hun hart zeker meer angst voor jullie dan voor Allah. Dat is omdat zij een volk zijn dat niet begrijpt.
Zij hebben in hun hart zeker meer angst voor jullie dan voor Allah. Dat is omdat zij een volk zijn dat niet begrijpt.
لَا يُقَٰتِلُونَكُمْ جَمِيعًا إِلَّا فِى قُرًۭى مُّحَصَّنَةٍ أَوْ مِن وَرَآءِ جُدُرٍۭ ۚ بَأْسُهُم بَيْنَهُمْ شَدِيدٌۭ ۚ تَحْسَبُهُمْ جَمِيعًۭا وَقُلُوبُهُمْ شَتَّىٰ ۚ ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمْ قَوْمٌۭ لَّا يَعْقِلُونَ ﴿١٤﴾
Zij zullen niet vereenigd tegen u strijden, behalve in versterkte steden of van achter muren. Hunne hevigheid in den oorlog onder elkander is groot: gij denkt dat zij vereenigd zijn, maar hunne harten zijn verdeeld. Dit is, omdat zij lieden zijn, die niet begrijpen willen.
Zij bestrijden jullie niet gezamenlijk, behalve in versterkte steden of van achter muren. Hun onderling geweld is hevig, jullie denken dat zij een eenheid vormen, maar hun harten zijn verdeeld. Dat is omdat zij een volk zijn dat niet begrijpt.
Zij bestrijden jullie niet gezamenlijk, behalve in versterkte steden of van achter muren. Hun onderling geweld is hevig, jullie denken dat zij een eenheid vormen, maar hun harten zijn verdeeld. Dat is omdat zij een volk zijn dat niet begrijpt.
كَمَثَلِ ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ قَرِيبًۭا ۖ ذَاقُوا۟ وَبَالَ أَمْرِهِمْ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌۭ ﴿١٥﴾
Gelijk degenen, die hen voorafgingen hebben zij het booze gevolg van hunne daden geproefd, en eene pijnlijke straf is hiernamaals voor hen gereed gemaakt.
Zoals het geval was met degenen die hen kort daarvoor voorafgingen. Zij hebben het kwaad van hun wandaden geproefd. En voor hen is er een pijnlijke bestraffing.
Zoals het geval was met degenen die hen kort daarvoor voorafgingen. Zij hebben het kwaad van hun wandaden geproefd. En voor hen is er een pijnlijke bestraffing.
كَمَثَلِ ٱلشَّيْطَٰنِ إِذْ قَالَ لِلْإِنسَٰنِ ٱكْفُرْ فَلَمَّا كَفَرَ قَالَ إِنِّى بَرِىٓءٌۭ مِّنكَ إِنِّىٓ أَخَافُ ٱللَّهَ رَبَّ ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿١٦﴾
Zoo hebben de huichelaars de Joden bedrogen; gelijk de duivel, toen hij tot een mensch zeide: Wees een ongeloovige! En toen hij een ongeloovige was geworden, riep hij: Waarlijk, ik ben onschuldig aan u; want ik vrees God, den Heer van alle schepselen.
(De huichelaars zijn) zoals de Satan, toen hij tot de mens zei: \"Wees ongelovig,\" maar wanneer hij dan ongelovig is, dan zegt hij (de Satan): \"Voorwaar, ik ben niet verantwoordelijk voor jullie. Voorwaar, ik vrees de Heer der werelden.\"
(De huichelaars zijn) zoals de Satan, toen hij tot de mens zei: \"Wees ongelovig,\" maar wanneer hij dan ongelovig is, dan zegt hij (de Satan): \"Voorwaar, ik ben niet verantwoordelijk voor jullie. Voorwaar, ik vrees de Heer der werelden.\"
فَكَانَ عَٰقِبَتَهُمَآ أَنَّهُمَا فِى ٱلنَّارِ خَٰلِدَيْنِ فِيهَا ۚ وَذَٰلِكَ جَزَٰٓؤُا۟ ٱلظَّٰلِمِينَ ﴿١٧﴾
Daarom zal het einde van hen zijn, dat zij in het hellevuur zullen verblijven, en dit zal de vergelding der onrechtvaardigen wezen.
Het gevolg voor beiden (de huichelaars en de Joden) zal zijn dat zij in de hel zullen zijn, zij zullen daarin eeuwig levenden zijn. En dat is de vergelding voor de onrechtplegers.
Het gevolg voor beiden (de huichelaars en de Joden) zal zijn dat zij in de hel zullen zijn, zij zullen daarin eeuwig levenden zijn. En dat is de vergelding voor de onrechtplegers.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ ٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ وَلْتَنظُرْ نَفْسٌۭ مَّا قَدَّمَتْ لِغَدٍۢ ۖ وَٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ خَبِيرٌۢ بِمَا تَعْمَلُونَ ﴿١٨﴾
O ware geloovigen! vreest God. Dat iedere ziel zie, wat zij zich voor morgen gereed maakt, en vreest God; want God is welbekend met hetgeen gij doet.
O jullie die geloven, vreest Allah en laat iedere ziel toezien op wat zij heeft vooruitgezonden voor de Volgende Dag. En vreest Allah. Voorwaar, Allah is Alziend over wat jullie doen.
O jullie die geloven, vreest Allah en laat iedere ziel toezien op wat zij heeft vooruitgezonden voor de Volgende Dag. En vreest Allah. Voorwaar, Allah is Alziend over wat jullie doen.
وَلَا تَكُونُوا۟ كَٱلَّذِينَ نَسُوا۟ ٱللَّهَ فَأَنسَىٰهُمْ أَنفُسَهُمْ ۚ أُو۟لَٰٓئِكَ هُمُ ٱلْفَٰسِقُونَ ﴿١٩﴾
En weest niet als zij, die God hebben vergeten, en welke hij hunne eigenen zielen heeft doen vergeten: dit zijn de zondaren.
En weest niet zoals degenen die Allah vergaten, waarop Hij hen zichzelf deed vergeten. Zij zijn degenen die de zwaar zondigen zijn.
En weest niet zoals degenen die Allah vergaten, waarop Hij hen zichzelf deed vergeten. Zij zijn degenen die de zwaar zondigen zijn.
لَا يَسْتَوِىٓ أَصْحَٰبُ ٱلنَّارِ وَأَصْحَٰبُ ٱلْجَنَّةِ ۚ أَصْحَٰبُ ٱلْجَنَّةِ هُمُ ٱلْفَآئِزُونَ ﴿٢٠﴾
De bewoners van het hellevuur en de bewoners van het paradijs zullen niet gelijk gesteld worden. De bewoners van het paradijs zijn zij, die gelukzaligheid genieten.
De bewoners van de hel en de bewoners van het Paradijs zijn niet gelijk. De bewoners van het Paradijs zijn de winnaars.
De bewoners van de hel en de bewoners van het Paradijs zijn niet gelijk. De bewoners van het Paradijs zijn de winnaars.
لَوْ أَنزَلْنَا هَٰذَا ٱلْقُرْءَانَ عَلَىٰ جَبَلٍۢ لَّرَأَيْتَهُۥ خَٰشِعًۭا مُّتَصَدِّعًۭا مِّنْ خَشْيَةِ ٱللَّهِ ۚ وَتِلْكَ ٱلْأَمْثَٰلُ نَضْرِبُهَا لِلنَّاسِ لَعَلَّهُمْ يَتَفَكَّرُونَ ﴿٢١﴾
Indien wij dezen Koran op een berg hadden nedergezonden, zoudt gij zeker gezien hebben, hoe die zich verootmoedigd had, en uit vrees voor God gespleten ware. Dit zijn de voorbeelden welke wij den mensch geven, opdat hij zou mogen overwegen.
Als Wij deze Koran tot een berg hadden neergezonden, dan had jij deze zich zeker zien onderwerpen en zich splijten uit vrees voor Allah. Dat zijn de voorbeelden die Wij de mens geven. Hopelijk zullen zij zich laten vermanen.
Als Wij deze Koran tot een berg hadden neergezonden, dan had jij deze zich zeker zien onderwerpen en zich splijten uit vrees voor Allah. Dat zijn de voorbeelden die Wij de mens geven. Hopelijk zullen zij zich laten vermanen.
هُوَ ٱللَّهُ ٱلَّذِى لَآ إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ ۖ عَٰلِمُ ٱلْغَيْبِ وَٱلشَّهَٰدَةِ ۖ هُوَ ٱلرَّحْمَٰنُ ٱلرَّحِيمُ ﴿٢٢﴾
Hij is de God, buiten wien geen god is. Hij kent het zichtbare en het onzichtbare. Hij is de Goedertierene, de Barmhartige.
Hij is Allah, Degene naast Wie er geen god is dan Hij, de Kenner van het onwaarneembare en het waarneembare, Hij is de Erbarmer, de Meest Barmhartige.
Hij is Allah, Degene naast Wie er geen god is dan Hij, de Kenner van het onwaarneembare en het waarneembare, Hij is de Erbarmer, de Meest Barmhartige.
هُوَ ٱللَّهُ ٱلَّذِى لَآ إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ ٱلْمَلِكُ ٱلْقُدُّوسُ ٱلسَّلَٰمُ ٱلْمُؤْمِنُ ٱلْمُهَيْمِنُ ٱلْعَزِيزُ ٱلْجَبَّارُ ٱلْمُتَكَبِّرُ ۚ سُبْحَٰنَ ٱللَّهِ عَمَّا يُشْرِكُونَ ﴿٢٣﴾
Hij is God, buiten wien geen god is: de Koning, de Heilige, de Verlosser, de Getrouwe, de Beschermer, de Sterke, de Vermogende, de Verhevenste. God is verre verheven boven de afgoden, welke zij met hem vereenigen.
Hij is Allah, Degene naast Wie er geen god is dan Hij, de Heerser, de Heilige, de Schenker van veiligheid, de Vertrouwende, de Beschermer, de Almachtige, de Onweerstaanbare Onderwerper, de Trotse. Heilig is Hij boven wat zij Hem toekennen.
Hij is Allah, Degene naast Wie er geen god is dan Hij, de Heerser, de Heilige, de Schenker van veiligheid, de Vertrouwende, de Beschermer, de Almachtige, de Onweerstaanbare Onderwerper, de Trotse. Heilig is Hij boven wat zij Hem toekennen.
هُوَ ٱللَّهُ ٱلْخَٰلِقُ ٱلْبَارِئُ ٱلْمُصَوِّرُ ۖ لَهُ ٱلْأَسْمَآءُ ٱلْحُسْنَىٰ ۚ يُسَبِّحُ لَهُۥ مَا فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۖ وَهُوَ ٱلْعَزِيزُ ٱلْحَكِيمُ ﴿٢٤﴾
Hij is de eenige God, de Schepper, de Maker, de Vormer. Hij heeft de meest uitmuntende namen. Alles wat in den hemel of op aarde is, prijst hem. Hij is de Machtige, de Wijze.
Hij is Allah, de Schepper, de Voortbrenger, de Vormer, aan Hem behoren de Schone Namen. Wat er in de hemelen en op de aarde is prijst Zijn Glorie. En Hij is de Almachtige, de Alwijze.
Hij is Allah, de Schepper, de Voortbrenger, de Vormer, aan Hem behoren de Schone Namen. Wat er in de hemelen en op de aarde is prijst Zijn Glorie. En Hij is de Almachtige, de Alwijze.