Setting
Surah The reality [Al-Haaqqa] in Dutch
ٱلْحَآقَّةُ ﴿١﴾
De onvermijdelijke dag!
De verwezenlijking (de Dag der Opstanding).
De verwezenlijking (de Dag der Opstanding).
مَا ٱلْحَآقَّةُ ﴿٢﴾
Wat is de onvermijdelijke dag?
Wat is de verwezenlijking?
Wat is de verwezenlijking?
وَمَآ أَدْرَىٰكَ مَا ٱلْحَآقَّةُ ﴿٣﴾
En wat zal u doen begrijpen wat de onvermijdelijke dag is?
En wat doet jou weten wat de verwezenlijking is?
En wat doet jou weten wat de verwezenlijking is?
كَذَّبَتْ ثَمُودُ وَعَادٌۢ بِٱلْقَارِعَةِ ﴿٤﴾
De stammen ven Thamoed en Ad loochenen, als eene valschheid, den dag, die de harten der menschen met schrik zal treffen.
De Tsamôed en de 'Âd loochenden de ramp (de Dag der Opstanding).
De Tsamôed en de 'Âd loochenden de ramp (de Dag der Opstanding).
فَأَمَّا ثَمُودُ فَأُهْلِكُوا۟ بِٱلطَّاغِيَةِ ﴿٥﴾
Maar Thamoed werd verdelgd door een vreeselijk onweder.
Wat de Tsmôed betreft: zij werden vernietigd door een geweldige kracht.
Wat de Tsmôed betreft: zij werden vernietigd door een geweldige kracht.
وَأَمَّا عَادٌۭ فَأُهْلِكُوا۟ بِرِيحٍۢ صَرْصَرٍ عَاتِيَةٍۢ ﴿٦﴾
En Ad werd verdelgd door een brullenden en vreeselijken kreet.
En wat betreft de 'Âd: zij werden vernietigd door een razende, beukende wind.
En wat betreft de 'Âd: zij werden vernietigd door een razende, beukende wind.
سَخَّرَهَا عَلَيْهِمْ سَبْعَ لَيَالٍۢ وَثَمَٰنِيَةَ أَيَّامٍ حُسُومًۭا فَتَرَى ٱلْقَوْمَ فِيهَا صَرْعَىٰ كَأَنَّهُمْ أَعْجَازُ نَخْلٍ خَاوِيَةٍۢ ﴿٧﴾
Waarmede God hen gedurende zeven nachten en acht dagen achtereenvolgens deed treffen. Gij hadt het volk gedurende dien tijd moeten zien, nedergeknield liggende, als waren zij de wortels van holle palmboomen.
Hij (Allah) liet haar tegen hen woeden, gedurende zeven nachten en acht dagen, achtereenvolgend, waarop jij het volk daar had kunnen zien liggen, alsof zij geveld waren als palmstammen.
Hij (Allah) liet haar tegen hen woeden, gedurende zeven nachten en acht dagen, achtereenvolgend, waarop jij het volk daar had kunnen zien liggen, alsof zij geveld waren als palmstammen.
فَهَلْ تَرَىٰ لَهُم مِّنۢ بَاقِيَةٍۢ ﴿٨﴾
En gij zoudt gezien hebben, dat er geen een van hen overbleef.
Zie jij dan nog iemand van hen die is overgebleven?
Zie jij dan nog iemand van hen die is overgebleven?
وَجَآءَ فِرْعَوْنُ وَمَن قَبْلَهُۥ وَٱلْمُؤْتَفِكَٰتُ بِٱلْخَاطِئَةِ ﴿٩﴾
Ook Pharao en zij die voor hen waren en de steden die verwoest werden, waren schuldig aan zonde.
En Fir'aun en degenen die er vóór hem waren en de (bewoners van) de op hun fundamenten gekeerde steden pleegden grote zonden.
En Fir'aun en degenen die er vóór hem waren en de (bewoners van) de op hun fundamenten gekeerde steden pleegden grote zonden.
فَعَصَوْا۟ رَسُولَ رَبِّهِمْ فَأَخَذَهُمْ أَخْذَةًۭ رَّابِيَةً ﴿١٠﴾
En zij waren allen ongehoorzaam aan den gezant van hunnen Heer; daarom kastijdde hij hen met eene ruime kastijding.
En zij waren ongehoorzaam aan de Boodschapper van hun Heer. Toen groep Hij hen met een krachtige bestraffing.
En zij waren ongehoorzaam aan de Boodschapper van hun Heer. Toen groep Hij hen met een krachtige bestraffing.
إِنَّا لَمَّا طَغَا ٱلْمَآءُ حَمَلْنَٰكُمْ فِى ٱلْجَارِيَةِ ﴿١١﴾
Toen het water van den zondvloed steeg, bewaarden wij u in de drijvende ark,
Voorwaar, toen het water overstroomde, droegen Wij jullie (voorvader Nôeh en zijn familie) in het vaartuig (de ark).
Voorwaar, toen het water overstroomde, droegen Wij jullie (voorvader Nôeh en zijn familie) in het vaartuig (de ark).
لِنَجْعَلَهَا لَكُمْ تَذْكِرَةًۭ وَتَعِيَهَآ أُذُنٌۭ وَٰعِيَةٌۭ ﴿١٢﴾
Om die tot eene gedachtenis te maken, en opdat het aandachtige oor er de herinnering van zou bewaren.
Opdat Wij dit voor jullie tot een vermaning zouden maken en opdat een aandachtig oor er aandacht aan zou schenken.
Opdat Wij dit voor jullie tot een vermaning zouden maken en opdat een aandachtig oor er aandacht aan zou schenken.
فَإِذَا نُفِخَ فِى ٱلصُّورِ نَفْخَةٌۭ وَٰحِدَةٌۭ ﴿١٣﴾
En als de trompet eens zal klinken.
Wanneer dan op de bazuin geblazen wordt met één stoot.
Wanneer dan op de bazuin geblazen wordt met één stoot.
وَحُمِلَتِ ٱلْأَرْضُ وَٱلْجِبَالُ فَدُكَّتَا دَكَّةًۭ وَٰحِدَةًۭ ﴿١٤﴾
Als de aarde van hare plaats zal gerukt worden, en ook de bergen, en zij eensklaps in stukken gebroken zullen worden.
En de aarde en de bergen worden opgetild en dan in één klap worden verpulverd.
En de aarde en de bergen worden opgetild en dan in één klap worden verpulverd.
فَيَوْمَئِذٍۢ وَقَعَتِ ٱلْوَاقِعَةُ ﴿١٥﴾
Op dien dag zal het onvermijdelijke uur des oordeels plotseling komen.
Op die Dag zal de gebeurtenis plaatsvinden.
Op die Dag zal de gebeurtenis plaatsvinden.
وَٱنشَقَّتِ ٱلسَّمَآءُ فَهِىَ يَوْمَئِذٍۢ وَاهِيَةٌۭ ﴿١٦﴾
De hemelen zullen op dien dag gespleten worden en in stukken vallen.
En de hemel zal splijten, dan wordt zij broos.
En de hemel zal splijten, dan wordt zij broos.
وَٱلْمَلَكُ عَلَىٰٓ أَرْجَآئِهَا ۚ وَيَحْمِلُ عَرْشَ رَبِّكَ فَوْقَهُمْ يَوْمَئِذٍۢ ثَمَٰنِيَةٌۭ ﴿١٧﴾
En de engelen zullen ter zijde daarvan zijn en acht hunner zullen op dien dag den troon van uwen Heer boven hen dragen.
En de Engelen zullen zich op haar randen bevinden en acht (van hen) zullen op die Dag de Troon van jouw Heer boven zich dragen.
En de Engelen zullen zich op haar randen bevinden en acht (van hen) zullen op die Dag de Troon van jouw Heer boven zich dragen.
يَوْمَئِذٍۢ تُعْرَضُونَ لَا تَخْفَىٰ مِنكُمْ خَافِيَةٌۭ ﴿١٨﴾
Op dien dag zult gij voor den rechterstoel van God geplaatst worden, en geene uwer geheime daden zal verborgen zijn.
Op die Dag zullen jullie voorgeleid worden, geen van jullie geheimen zal verborgen blijven.
Op die Dag zullen jullie voorgeleid worden, geen van jullie geheimen zal verborgen blijven.
فَأَمَّا مَنْ أُوتِىَ كِتَٰبَهُۥ بِيَمِينِهِۦ فَيَقُولُ هَآؤُمُ ٱقْرَءُوا۟ كِتَٰبِيَهْ ﴿١٩﴾
En hij, die het hem gegeven boek in de rechterhand zal hebben, zal zeggen: Neem, en lees dit mijn boek.
Wat betreft degene die dan zijn boek in zijn rechterhand gegeven zal worden, hij zal zeggen: \"Neemt, en leest mijn boek voor.
Wat betreft degene die dan zijn boek in zijn rechterhand gegeven zal worden, hij zal zeggen: \"Neemt, en leest mijn boek voor.
إِنِّى ظَنَنتُ أَنِّى مُلَٰقٍ حِسَابِيَهْ ﴿٢٠﴾
Waarlijk, ik dacht wel, dat ik deze mijne rekenschap zou moeten geven.
Voorwaar, ik was ervan overtuigd dat ik mijn afrekening zou ontmoeten.\"
Voorwaar, ik was ervan overtuigd dat ik mijn afrekening zou ontmoeten.\"
فَهُوَ فِى عِيشَةٍۢ رَّاضِيَةٍۢ ﴿٢١﴾
Hij zal een genoegelijk leven leiden.
Hij zal dan een leven van welbehagen leiden.
Hij zal dan een leven van welbehagen leiden.
فِى جَنَّةٍ عَالِيَةٍۢ ﴿٢٢﴾
In een verheven tuin.
In een hooggelegen Tuin (het Paradijs).
In een hooggelegen Tuin (het Paradijs).
قُطُوفُهَا دَانِيَةٌۭ ﴿٢٣﴾
Waarvan de vruchten gemakkelijk te plukken zullen zijn.
Haar vruchten hangen nabij.
Haar vruchten hangen nabij.
كُلُوا۟ وَٱشْرَبُوا۟ هَنِيٓـًٔۢا بِمَآ أَسْلَفْتُمْ فِى ٱلْأَيَّامِ ٱلْخَالِيَةِ ﴿٢٤﴾
Eet en drinkt met gemakkelijke spijsvertering, (zal men hun zeggen) om de goede werken, die gij in de verloopen dagen voor u uit hebt gezonden.
(Er wordt gezegd:) \"Eet en drinkt smakelijk wegens wat jullie hebben verricht in de vroegere dagen.\"
(Er wordt gezegd:) \"Eet en drinkt smakelijk wegens wat jullie hebben verricht in de vroegere dagen.\"
وَأَمَّا مَنْ أُوتِىَ كِتَٰبَهُۥ بِشِمَالِهِۦ فَيَقُولُ يَٰلَيْتَنِى لَمْ أُوتَ كِتَٰبِيَهْ ﴿٢٥﴾
Maar hij, die zijn boek dat hij ontvangen heeft, in zijne linkerhand zal hebben, zal zeggen: O, had ik dit boek slechts niet ontvangen!
En wat betreft degene die zijn boek in zijn linkerhand gegeven zal worden, hij zal zeggen: \"Wee mij! Was mijn boek maar niet (aan mij) gegeven!
En wat betreft degene die zijn boek in zijn linkerhand gegeven zal worden, hij zal zeggen: \"Wee mij! Was mijn boek maar niet (aan mij) gegeven!
وَلَمْ أَدْرِ مَا حِسَابِيَهْ ﴿٢٦﴾
En dat ik niet wist, dat dit mijne rekening was!
En ik weet niet hoe mij afrekening zal zijn.
En ik weet niet hoe mij afrekening zal zijn.
يَٰلَيْتَهَا كَانَتِ ٱلْقَاضِيَةَ ﴿٢٧﴾
O had de dood een einde aan mij gemaakt!
Was de dood maar de beëindiger van alles.
Was de dood maar de beëindiger van alles.
مَآ أَغْنَىٰ عَنِّى مَالِيَهْ ۜ ﴿٢٨﴾
Mijne rijkdommen hebben mij niet bevoordeeld.
Mijn bezittingen baten mij niet.
Mijn bezittingen baten mij niet.
هَلَكَ عَنِّى سُلْطَٰنِيَهْ ﴿٢٩﴾
En mijne macht is voor mij verdwenen.
Mijn macht is van mij heengegaan.\"
Mijn macht is van mij heengegaan.\"
خُذُوهُ فَغُلُّوهُ ﴿٣٠﴾
En God zal tot de wachters der hel zeggen: Grijpt hem en bindt hem,
(Allah zegt:) \"Grijpt hem en bindt zijn handen om zijn nek.
(Allah zegt:) \"Grijpt hem en bindt zijn handen om zijn nek.
ثُمَّ ٱلْجَحِيمَ صَلُّوهُ ﴿٣١﴾
En werpt hem in de hel om verbrand te worden.
En doet hem in Djahîm (de Hel) binnengaan.
En doet hem in Djahîm (de Hel) binnengaan.
ثُمَّ فِى سِلْسِلَةٍۢ ذَرْعُهَا سَبْعُونَ ذِرَاعًۭا فَٱسْلُكُوهُ ﴿٣٢﴾
Sluit hem in eene keten, van eene lengte van zeventig ellebogen
Voert hem daarna binnen in ketenen waarvan de lengte zeventig ellen is.''
Voert hem daarna binnen in ketenen waarvan de lengte zeventig ellen is.''
إِنَّهُۥ كَانَ لَا يُؤْمِنُ بِٱللَّهِ ٱلْعَظِيمِ ﴿٣٣﴾
Omdat hij niet in den grooten God geloofde.
Voorwaar, hij geloofde niet in Allah, de Geweldige.
Voorwaar, hij geloofde niet in Allah, de Geweldige.
وَلَا يَحُضُّ عَلَىٰ طَعَامِ ٱلْمِسْكِينِ ﴿٣٤﴾
En omdat hij niet begeerlijk was, den arme te voeden.
En hij moedigde niet aan tot het voeden van de armen.
En hij moedigde niet aan tot het voeden van de armen.
فَلَيْسَ لَهُ ٱلْيَوْمَ هَٰهُنَا حَمِيمٌۭ ﴿٣٥﴾
Daarom zal hij hier dezen dag geen vriend hebben.
Op deze Dag heeft hij hier geen trouwe vriend.
Op deze Dag heeft hij hier geen trouwe vriend.
وَلَا طَعَامٌ إِلَّا مِنْ غِسْلِينٍۢ ﴿٣٦﴾
Noch eenig voedsel, behalve het bedorven vocht, dat uit de lichamen der verdoemde vloeit.
En er is geen voedsel den etter.
En er is geen voedsel den etter.
لَّا يَأْكُلُهُۥٓ إِلَّا ٱلْخَٰطِـُٔونَ ﴿٣٧﴾
Dat niemand zal genieten, behalve de zondaren.
Niemand eet dat dan de zondaren.
Niemand eet dat dan de zondaren.
فَلَآ أُقْسِمُ بِمَا تُبْصِرُونَ ﴿٣٨﴾
Ik zweer bij datgene wat gij ziet.
Zo waarlijk zweer Ik bij wat jullie zien.
Zo waarlijk zweer Ik bij wat jullie zien.
وَمَا لَا تُبْصِرُونَ ﴿٣٩﴾
En datgene wat gij niet ziet.
En bij wat jullie niet zien.
En bij wat jullie niet zien.
إِنَّهُۥ لَقَوْلُ رَسُولٍۢ كَرِيمٍۢ ﴿٤٠﴾
Dat dit het gesprek van een eerbiedwaardigen gezant is.
Voorwaar, het is zeker het Woord (verkondigd door) een nobele Boodschapper.
Voorwaar, het is zeker het Woord (verkondigd door) een nobele Boodschapper.
وَمَا هُوَ بِقَوْلِ شَاعِرٍۢ ۚ قَلِيلًۭا مَّا تُؤْمِنُونَ ﴿٤١﴾
En niet het gesprek van een dichter. O, hoe weinig gelooft gij!
En het is niet het woord van een dichter. Weinig is het dat jullie geloven.
En het is niet het woord van een dichter. Weinig is het dat jullie geloven.
وَلَا بِقَوْلِ كَاهِنٍۢ ۚ قَلِيلًۭا مَّا تَذَكَّرُونَ ﴿٤٢﴾
Ook is het niet het gesprek van een waarzegger. O, hoe weinig overweegt gij!
En het is niet het woord van een waarzegger. Weinig is de lering die jullie er uit trekken.
En het is niet het woord van een waarzegger. Weinig is de lering die jullie er uit trekken.
تَنزِيلٌۭ مِّن رَّبِّ ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿٤٣﴾
Het is eene openbaring van den Heer van alle schepselen.
(Het is) een neerzending van de Heer der Werelden.
(Het is) een neerzending van de Heer der Werelden.
وَلَوْ تَقَوَّلَ عَلَيْنَا بَعْضَ ٱلْأَقَاوِيلِ ﴿٤٤﴾
Indien Mahomet iets van deze gesprekken nopens ons zou hebben uitgedacht.
En als hij (Moehammad) een paar woorden had verzonnen in Onze Naam.
En als hij (Moehammad) een paar woorden had verzonnen in Onze Naam.
لَأَخَذْنَا مِنْهُ بِٱلْيَمِينِ ﴿٤٥﴾
Waarlijk, wij zouden hem bij de rechterhand hebben gegrepen.
Dan zouden Wij hem met kracht gegrepen hebben.
Dan zouden Wij hem met kracht gegrepen hebben.
ثُمَّ لَقَطَعْنَا مِنْهُ ٱلْوَتِينَ ﴿٤٦﴾
En wij zouden de ader van zijn hart hebben doorgesneden.
En dan zouden Wij zijn hartslagader doorgesneden hebben.
En dan zouden Wij zijn hartslagader doorgesneden hebben.
فَمَا مِنكُم مِّنْ أَحَدٍ عَنْهُ حَٰجِزِينَ ﴿٤٧﴾
En wij zouden niemand uwer verhinderd hebben, hem te kastijden.
En niemand van jullie zou dat voor hem kunnen verhinderen.
En niemand van jullie zou dat voor hem kunnen verhinderen.
وَإِنَّهُۥ لَتَذْكِرَةٌۭ لِّلْمُتَّقِينَ ﴿٤٨﴾
Waarlijk, dit boek is eene vermaning voor den vrome.
En voorwaar, hij (de Koran) is zeker een Vermaning voor de Moettaqôen.
En voorwaar, hij (de Koran) is zeker een Vermaning voor de Moettaqôen.
وَإِنَّا لَنَعْلَمُ أَنَّ مِنكُم مُّكَذِّبِينَ ﴿٤٩﴾
En wij weten wel, dat er sommige uwer zijn, die den Koran van bedrog beschuldigen.
En voorwaar, Wij kennen zeker de loochenaars onder jullie.
En voorwaar, Wij kennen zeker de loochenaars onder jullie.
وَإِنَّهُۥ لَحَسْرَةٌ عَلَى ٱلْكَٰفِرِينَ ﴿٥٠﴾
Maar hij zal de oorzaak van de wanhoop der ongeloovigen zijn;
En voorwaar, hij (de Koran) zal voor de ongelovigen zeker een oorzaak van spijt zijn.
En voorwaar, hij (de Koran) zal voor de ongelovigen zeker een oorzaak van spijt zijn.
وَإِنَّهُۥ لَحَقُّ ٱلْيَقِينِ ﴿٥١﴾
Want het is de zekere waarheid.
En voorwaar, het is een zekere Waarheid.
En voorwaar, het is een zekere Waarheid.