Setting
Surah Repentance [At-Taubah] in Dutch
بَرَآءَةٌۭ مِّنَ ٱللَّهِ وَرَسُولِهِۦٓ إِلَى ٱلَّذِينَ عَٰهَدتُّم مِّنَ ٱلْمُشْرِكِينَ ﴿١﴾
Eene verklaring van vrijstelling van God en zijn gezant, aan zoodanige afgodendienaars, met welke gij een verbond hebt aangegaan.
(Dit is een verklaring over) een verbreking van de banden (Barâ'ah), van Allah en zijn Boodschapper, gericht tot de veelgodenaanbidders met wie jullie (gelovigen) een verbond hebben gesloten.
(Dit is een verklaring over) een verbreking van de banden (Barâ'ah), van Allah en zijn Boodschapper, gericht tot de veelgodenaanbidders met wie jullie (gelovigen) een verbond hebben gesloten.
فَسِيحُوا۟ فِى ٱلْأَرْضِ أَرْبَعَةَ أَشْهُرٍۢ وَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّكُمْ غَيْرُ مُعْجِزِى ٱللَّهِ ۙ وَأَنَّ ٱللَّهَ مُخْزِى ٱلْكَٰفِرِينَ ﴿٢﴾
Ga en reis gedurende vier maanden met zekerheid op aarde, en weet dat gij God niet zult verzwakken, en dat God de ongeloovigen zal schandvlekken.
Trekt dan vier maanden in het land rond, en weet dat jullie het plan van Allah nimmer kunnen ontkrachten. En voorwmr, Allah vernedert de ongelovigen.
Trekt dan vier maanden in het land rond, en weet dat jullie het plan van Allah nimmer kunnen ontkrachten. En voorwmr, Allah vernedert de ongelovigen.
وَأَذَٰنٌۭ مِّنَ ٱللَّهِ وَرَسُولِهِۦٓ إِلَى ٱلنَّاسِ يَوْمَ ٱلْحَجِّ ٱلْأَكْبَرِ أَنَّ ٱللَّهَ بَرِىٓءٌۭ مِّنَ ٱلْمُشْرِكِينَ ۙ وَرَسُولُهُۥ ۚ فَإِن تُبْتُمْ فَهُوَ خَيْرٌۭ لَّكُمْ ۖ وَإِن تَوَلَّيْتُمْ فَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّكُمْ غَيْرُ مُعْجِزِى ٱللَّهِ ۗ وَبَشِّرِ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ بِعَذَابٍ أَلِيمٍ ﴿٣﴾
En eene verklaring van God en zijn gezant voor het volk, op den dag van den grooteren pelgrimstocht, dat God vrij is, en ook zijn gezant, omtrent de afgodendienaars. Daarom zal het beter voor u zijn, indien gij berouw betoont; maar indien gij u afwendt, weet dan, dat gij God niet zult verzwakken. Kondig den ongeloovigen eene pijnlijke straf aan.
Ein (dit is) een bekendmaking van Allah en zijn Boodschapper aan de mensheid op de dag van de grote Bedevaart (al Haddj al Akbar) (inhoudende) dat Allah en Zijn Boodschapper niets te maken hebben met de veelgodenaanbidders. En als jullie (veelgodenaanbidders) berouw tonen, dan is dat beter voor jullie, maar als jullie afwenden, weet dan dat jullie (het plan van) Allah nimmer kunnen ontkrachten. En waarschuwt degenen die ongelovig zijn voor een pijnlijke bestraffing.
Ein (dit is) een bekendmaking van Allah en zijn Boodschapper aan de mensheid op de dag van de grote Bedevaart (al Haddj al Akbar) (inhoudende) dat Allah en Zijn Boodschapper niets te maken hebben met de veelgodenaanbidders. En als jullie (veelgodenaanbidders) berouw tonen, dan is dat beter voor jullie, maar als jullie afwenden, weet dan dat jullie (het plan van) Allah nimmer kunnen ontkrachten. En waarschuwt degenen die ongelovig zijn voor een pijnlijke bestraffing.
إِلَّا ٱلَّذِينَ عَٰهَدتُّم مِّنَ ٱلْمُشْرِكِينَ ثُمَّ لَمْ يَنقُصُوكُمْ شَيْـًۭٔا وَلَمْ يُظَٰهِرُوا۟ عَلَيْكُمْ أَحَدًۭا فَأَتِمُّوٓا۟ إِلَيْهِمْ عَهْدَهُمْ إِلَىٰ مُدَّتِهِمْ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ يُحِبُّ ٱلْمُتَّقِينَ ﴿٤﴾
Uitgenomen zulke afgodendienaars waarmede gij een verbond hebt aangegaan, en die dit later op geenerlei wijze schenden, noch een ander tegen u bijstaan. Handhaaf dus het verbond dat gij met hen hebt aangegaan, tot hun tijd zal zijn verloopen; want God bemint hen die hem vreezen.
Behalve met de veelgodenaanbidders met wie jullie een verbond zijn aangepan, (en) die jullie daarna niets tekort hebben gedaan en die niemand tegen jullie hebben geholpen. Komt dan het verbond met hen na, tot het eind van de overeengekomen termijn. Voorwaar, Allah houdt van de Moettaqôen.
Behalve met de veelgodenaanbidders met wie jullie een verbond zijn aangepan, (en) die jullie daarna niets tekort hebben gedaan en die niemand tegen jullie hebben geholpen. Komt dan het verbond met hen na, tot het eind van de overeengekomen termijn. Voorwaar, Allah houdt van de Moettaqôen.
فَإِذَا ٱنسَلَخَ ٱلْأَشْهُرُ ٱلْحُرُمُ فَٱقْتُلُوا۟ ٱلْمُشْرِكِينَ حَيْثُ وَجَدتُّمُوهُمْ وَخُذُوهُمْ وَٱحْصُرُوهُمْ وَٱقْعُدُوا۟ لَهُمْ كُلَّ مَرْصَدٍۢ ۚ فَإِن تَابُوا۟ وَأَقَامُوا۟ ٱلصَّلَوٰةَ وَءَاتَوُا۟ ٱلزَّكَوٰةَ فَخَلُّوا۟ سَبِيلَهُمْ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿٥﴾
En wanneer de maanden, waarin het u niet geoorloofd is hen aan te vallen, zullen zijn verloopen, dood dan de afgodendienaars waar gij hen moogt vinden; maak hen gevangen, beleger hen en wacht hen op iedere geschikte plaats op. Maar indien zij berouw mochten betoonen, en de bepaalde tijden voor het gebed in acht nemen en de voorgeschrevene aalmoezen geven, stel hen dan in vrijheid; uw God is genadig en barmhartig.
En wanneer de gewijde maanden voorbij zijn, doodt dan de veelgodenaanbidders waar jullie hen ook aantreffen en grijpt hen, en omsingelt hen en loert op ben vanuit elke hinderlaag. Als zij dan berouw tonen, en de shalât onderhouden de zakât geven, laat hen dan vrij. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
En wanneer de gewijde maanden voorbij zijn, doodt dan de veelgodenaanbidders waar jullie hen ook aantreffen en grijpt hen, en omsingelt hen en loert op ben vanuit elke hinderlaag. Als zij dan berouw tonen, en de shalât onderhouden de zakât geven, laat hen dan vrij. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
وَإِنْ أَحَدٌۭ مِّنَ ٱلْمُشْرِكِينَ ٱسْتَجَارَكَ فَأَجِرْهُ حَتَّىٰ يَسْمَعَ كَلَٰمَ ٱللَّهِ ثُمَّ أَبْلِغْهُ مَأْمَنَهُۥ ۚ ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمْ قَوْمٌۭ لَّا يَعْلَمُونَ ﴿٦﴾
En indien een der afgodendienaars u ondersteuning vraagt, verleen hen die, opdat hij Gods woord hoore, en voer hem daarna naar eene veilige plaats. Dit zult gij doen; want zij kennen de uitnemendheid van uwen godsdienst nog niet.
En één wanneer van de veelgodenaanbidders bescherming bij jullie zoektt geeft hem dan bescherming, zodat hij het Woord van Allah hoort. En brengt hem daarna nou een plaats die veilig voor hem is. Dat is omdat zij een volk zijn dat niet weet.
En één wanneer van de veelgodenaanbidders bescherming bij jullie zoektt geeft hem dan bescherming, zodat hij het Woord van Allah hoort. En brengt hem daarna nou een plaats die veilig voor hem is. Dat is omdat zij een volk zijn dat niet weet.
كَيْفَ يَكُونُ لِلْمُشْرِكِينَ عَهْدٌ عِندَ ٱللَّهِ وَعِندَ رَسُولِهِۦٓ إِلَّا ٱلَّذِينَ عَٰهَدتُّمْ عِندَ ٱلْمَسْجِدِ ٱلْحَرَامِ ۖ فَمَا ٱسْتَقَٰمُوا۟ لَكُمْ فَٱسْتَقِيمُوا۟ لَهُمْ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ يُحِبُّ ٱلْمُتَّقِينَ ﴿٧﴾
Hoe zouden de afgodendienaars tot een verbond met God en zijn gezant worden toegelaten, uitgenomen zij met welke gij een verbond in den heiligen tempel sluit. Zoo lang zij getrouw omtrent u handelen, handel ook gij getrouw omtrent hen; want God bemint hen, die hem vreezen.
Hoe kan er voor de veelgodenaanbidders een verbond zijn bij Allah en bij zijn Boodschapper, behalve voor degenen met wie jullie een verbond hebben gesloten bij de Masdjid al Harâm? Zolang zij het gestand blijven, blijven jullie het met hen gestand. Voorwaar, Allah houdt van de Moettaqôen.
Hoe kan er voor de veelgodenaanbidders een verbond zijn bij Allah en bij zijn Boodschapper, behalve voor degenen met wie jullie een verbond hebben gesloten bij de Masdjid al Harâm? Zolang zij het gestand blijven, blijven jullie het met hen gestand. Voorwaar, Allah houdt van de Moettaqôen.
كَيْفَ وَإِن يَظْهَرُوا۟ عَلَيْكُمْ لَا يَرْقُبُوا۟ فِيكُمْ إِلًّۭا وَلَا ذِمَّةًۭ ۚ يُرْضُونَكُم بِأَفْوَٰهِهِمْ وَتَأْبَىٰ قُلُوبُهُمْ وَأَكْثَرُهُمْ فَٰسِقُونَ ﴿٨﴾
Hoe kunnen zij een verbond met u hebben? Indien zij de overhand boven u hebben, zullen zij noch ontzag voor uwe bloedverwantschap, noch voor uw geloof hebben. Zij zullen u met hunne monden toestemmen, doch hunne harten zullen afkeerig van u wezen; want het grootste gedeelte hunner zijn snoodaards.
Hoe kan het zijn, dat wanneer zij de overhand over jullie hebben, zij niet waken over de verwantschapsbanden met jullie, noch over de afspraken? Zij behagen jullie met hun monden, terwijl hun harten afkerig zijn. En de meesten van hen zijn verderfzaaiers.
Hoe kan het zijn, dat wanneer zij de overhand over jullie hebben, zij niet waken over de verwantschapsbanden met jullie, noch over de afspraken? Zij behagen jullie met hun monden, terwijl hun harten afkerig zijn. En de meesten van hen zijn verderfzaaiers.
ٱشْتَرَوْا۟ بِـَٔايَٰتِ ٱللَّهِ ثَمَنًۭا قَلِيلًۭا فَصَدُّوا۟ عَن سَبِيلِهِۦٓ ۚ إِنَّهُمْ سَآءَ مَا كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿٩﴾
Zij verkoopen Gods teekenen voor een nietigen prijs en versperren zijn weg; voorzeker het is boos wat zij verrichten.
Zij verruilden de Verzen van Allah voor een geringe prijs, waarna zij (de mensen) afhielden van Zijn Pad: voorwaar, slecht is het wat zij plachten te doen.
Zij verruilden de Verzen van Allah voor een geringe prijs, waarna zij (de mensen) afhielden van Zijn Pad: voorwaar, slecht is het wat zij plachten te doen.
لَا يَرْقُبُونَ فِى مُؤْمِنٍ إِلًّۭا وَلَا ذِمَّةًۭ ۚ وَأُو۟لَٰٓئِكَ هُمُ ٱلْمُعْتَدُونَ ﴿١٠﴾
Zij eerbiedigen bij de geloovigen noch bloedverwantschap noch geloof; en dat zijn de zondaren.
Zij waken met betrekking tot de gelovige niet over de verwantschapsbanden, noch over de afspraken. Zij Zijn degenen die de overtreders zijn.
Zij waken met betrekking tot de gelovige niet over de verwantschapsbanden, noch over de afspraken. Zij Zijn degenen die de overtreders zijn.
فَإِن تَابُوا۟ وَأَقَامُوا۟ ٱلصَّلَوٰةَ وَءَاتَوُا۟ ٱلزَّكَوٰةَ فَإِخْوَٰنُكُمْ فِى ٱلدِّينِ ۗ وَنُفَصِّلُ ٱلْءَايَٰتِ لِقَوْمٍۢ يَعْلَمُونَ ﴿١١﴾
Maar indien zij berouw betoonen, en de bepaalde tijden voor het gebed in acht nemen, en aalmoezen geven, zullen zij uwe broederen in den godsdienst zijn. Wij verklaren onze teekens duidelijk voor hen, die geneigd zijn te begrijpen.
Wanneer zij dan berouw tonen, en de shalât onderhouden en de zakât geven, dan zijn zij jullie broeders is de godsdienst. En Wij zeden de Verzen uiteen aan een dat volk dat weet.
Wanneer zij dan berouw tonen, en de shalât onderhouden en de zakât geven, dan zijn zij jullie broeders is de godsdienst. En Wij zeden de Verzen uiteen aan een dat volk dat weet.
وَإِن نَّكَثُوٓا۟ أَيْمَٰنَهُم مِّنۢ بَعْدِ عَهْدِهِمْ وَطَعَنُوا۟ فِى دِينِكُمْ فَقَٰتِلُوٓا۟ أَئِمَّةَ ٱلْكُفْرِ ۙ إِنَّهُمْ لَآ أَيْمَٰنَ لَهُمْ لَعَلَّهُمْ يَنتَهُونَ ﴿١٢﴾
Maar indien zij hunne eeden na het aangaan van hun verbond schenden, en uwen godsdienst aantasten, tast dan de aanvoerders der ongeloovigen aan (want bij hen bestaat geene trouw), opdat zij hunne verraderijen staken.
En wanneer zij hun eden breken, nadat zij een verbond hebben gesloten en zij zich vijandig gedragen tegen over jullie godsdienst: doodt dan de leiders van de ongelovigen. Voorwaar, bij ben hebben eden geen waarde. Hopelijk zuilen zij ophouden.
En wanneer zij hun eden breken, nadat zij een verbond hebben gesloten en zij zich vijandig gedragen tegen over jullie godsdienst: doodt dan de leiders van de ongelovigen. Voorwaar, bij ben hebben eden geen waarde. Hopelijk zuilen zij ophouden.
أَلَا تُقَٰتِلُونَ قَوْمًۭا نَّكَثُوٓا۟ أَيْمَٰنَهُمْ وَهَمُّوا۟ بِإِخْرَاجِ ٱلرَّسُولِ وَهُم بَدَءُوكُمْ أَوَّلَ مَرَّةٍ ۚ أَتَخْشَوْنَهُمْ ۚ فَٱللَّهُ أَحَقُّ أَن تَخْشَوْهُ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ﴿١٣﴾
Wilt gij niet strijden tegen hen, die hunne eeden geschonden en samengezworen hebben, om Gods gezant te verjagen? Zij waren de zondaren. Zoudt gij hen vreezen? Het is rechtvaardiger, dat gij God vreest, indien gij ware geloovigen zijt.
Waarom bestrijden jullie een volk dat hun eden breekt niet? Terwijl zij van plan zijn om de Boodschapper te verdrijven, en zij jullie het eerst aanvallen? Vrezen jullie hen, terwijl Allah er meer recht op heeft dat jullie Hem vrezen, als jullie gelovigen zijn?
Waarom bestrijden jullie een volk dat hun eden breekt niet? Terwijl zij van plan zijn om de Boodschapper te verdrijven, en zij jullie het eerst aanvallen? Vrezen jullie hen, terwijl Allah er meer recht op heeft dat jullie Hem vrezen, als jullie gelovigen zijn?
قَٰتِلُوهُمْ يُعَذِّبْهُمُ ٱللَّهُ بِأَيْدِيكُمْ وَيُخْزِهِمْ وَيَنصُرْكُمْ عَلَيْهِمْ وَيَشْفِ صُدُورَ قَوْمٍۢ مُّؤْمِنِينَ ﴿١٤﴾
Valt hen dus aan; God zal hen door uwe handen straffen; hij zal hen met schaamte bedekken, en zal u de overwinning op hen schenken; en hij zal de borst genezen van hen die gelooven.
Doodt hen; Allah zal hen zeker bestraffen door middel van jullie handen en Hij zal hen vernederen en Hij zal jullie helpen tegen hen en Hij zal de heden van een gelovig volk genezen.
Doodt hen; Allah zal hen zeker bestraffen door middel van jullie handen en Hij zal hen vernederen en Hij zal jullie helpen tegen hen en Hij zal de heden van een gelovig volk genezen.
وَيُذْهِبْ غَيْظَ قُلُوبِهِمْ ۗ وَيَتُوبُ ٱللَّهُ عَلَىٰ مَن يَشَآءُ ۗ وَٱللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٌ ﴿١٥﴾
En hij zal de verontwaardiging uit hunne harten wegnemen; want hij zal zich wenden tot hen, die hem behagen. God is alwetend en wijs.
En Hij zal de woede van de heden doen verdwijnen en Allah aanvaardt het berouw van wie Hij wil. En Allah is Alwetend, Alwijs.
En Hij zal de woede van de heden doen verdwijnen en Allah aanvaardt het berouw van wie Hij wil. En Allah is Alwetend, Alwijs.
أَمْ حَسِبْتُمْ أَن تُتْرَكُوا۟ وَلَمَّا يَعْلَمِ ٱللَّهُ ٱلَّذِينَ جَٰهَدُوا۟ مِنكُمْ وَلَمْ يَتَّخِذُوا۟ مِن دُونِ ٱللَّهِ وَلَا رَسُولِهِۦ وَلَا ٱلْمُؤْمِنِينَ وَلِيجَةًۭ ۚ وَٱللَّهُ خَبِيرٌۢ بِمَا تَعْمَلُونَ ﴿١٦﴾
Verbeelddet gij u, dat gij verlaten zoudt worden, alsof God hen nog niet kende, die voor zijnen godsdienst streden, en naast God en zijn apostel niemand, maar de geloovigen tot hunne vrienden kozen? God is wel bekend met hetgeen gij doet.
Of dachten jullie dat jullie onbeproefd gelaten zouden worden, terwijl Allah nog niet heeft doen weten, wie van jullie strijden en geen venrouwelingen nemen buiten Allah en zijn Boodschapper en de gelovigen? En Allah is Alwetend over wat jullie doen.
Of dachten jullie dat jullie onbeproefd gelaten zouden worden, terwijl Allah nog niet heeft doen weten, wie van jullie strijden en geen venrouwelingen nemen buiten Allah en zijn Boodschapper en de gelovigen? En Allah is Alwetend over wat jullie doen.
مَا كَانَ لِلْمُشْرِكِينَ أَن يَعْمُرُوا۟ مَسَٰجِدَ ٱللَّهِ شَٰهِدِينَ عَلَىٰٓ أَنفُسِهِم بِٱلْكُفْرِ ۚ أُو۟لَٰٓئِكَ حَبِطَتْ أَعْمَٰلُهُمْ وَفِى ٱلنَّارِ هُمْ خَٰلِدُونَ ﴿١٧﴾
En waarom zouden de ongeloovigen Gods tempelen bezoeken? daar zij zelven getuigen van hun ongeloof tegen hunne eigene zielen zijn. De werken dier menschen zijn ijdel, en zij zullen eeuwig in de hel verblijven.
En het past de veelge de veelgodaanbidders niet dat zij de moskeeën van Allah verzorgen, terwijl zij over zichzelf getuigen dat zij ongelovig zijn. Zij zijn degenen wiens daden vruchteloos zijn en die in de Hel eeuwig levenden zijn.
En het past de veelge de veelgodaanbidders niet dat zij de moskeeën van Allah verzorgen, terwijl zij over zichzelf getuigen dat zij ongelovig zijn. Zij zijn degenen wiens daden vruchteloos zijn en die in de Hel eeuwig levenden zijn.
إِنَّمَا يَعْمُرُ مَسَٰجِدَ ٱللَّهِ مَنْ ءَامَنَ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلْءَاخِرِ وَأَقَامَ ٱلصَّلَوٰةَ وَءَاتَى ٱلزَّكَوٰةَ وَلَمْ يَخْشَ إِلَّا ٱللَّهَ ۖ فَعَسَىٰٓ أُو۟لَٰٓئِكَ أَن يَكُونُوا۟ مِنَ ٱلْمُهْتَدِينَ ﴿١٨﴾
Maar hij alleen zal Gods tempelen bezoeken, die in God en den laatsten dag gelooft en volhardend in het bidden is: die de voorgeschreven aalmoezen geeft en God vreest. Deze zal misschien tot hen behooren, die op den rechten weg worden geleid.
Voorwaar, de moskeeën van Allah worden slechts verzorgd door wie in Allah en de Laatste Dag gelooft, en die de shalât onderhoudt en de zakât geeft en die niemand vreest dan Allah. Hopelijk zijn zij degenen die tot de rechtgeleiden zullen behoren.
Voorwaar, de moskeeën van Allah worden slechts verzorgd door wie in Allah en de Laatste Dag gelooft, en die de shalât onderhoudt en de zakât geeft en die niemand vreest dan Allah. Hopelijk zijn zij degenen die tot de rechtgeleiden zullen behoren.
۞ أَجَعَلْتُمْ سِقَايَةَ ٱلْحَآجِّ وَعِمَارَةَ ٱلْمَسْجِدِ ٱلْحَرَامِ كَمَنْ ءَامَنَ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلْءَاخِرِ وَجَٰهَدَ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ ۚ لَا يَسْتَوُۥنَ عِندَ ٱللَّهِ ۗ وَٱللَّهُ لَا يَهْدِى ٱلْقَوْمَ ٱلظَّٰلِمِينَ ﴿١٩﴾
Rekent gij het reiken van drank aan de bedevaartgangers en het bezoeken van den heiligen tempel, als daden van dezelfde verdienste als diegene, welke door hem worden verricht, die in God en den laatsten dag gelooft en voor Gods eeredienst strijdt? Zij zullen voor God niet gelijk zijn; want God leidt de onrechtvaardigen niet.
Stellen jullie het geven van drinken aan de bedevaartgangers en het onderhouden van de Masdjid al Harâm (de gewijde Moskee In Mekkah) gefijk aan (de aanbidding door) degene die in Allah en het Hiernamaals gelooft en die strijdt op de Weg van Allah? Zij zijn niet gelijk bij Allah. En Allah leidt het onrechtplegende volk niet.
Stellen jullie het geven van drinken aan de bedevaartgangers en het onderhouden van de Masdjid al Harâm (de gewijde Moskee In Mekkah) gefijk aan (de aanbidding door) degene die in Allah en het Hiernamaals gelooft en die strijdt op de Weg van Allah? Zij zijn niet gelijk bij Allah. En Allah leidt het onrechtplegende volk niet.
ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَهَاجَرُوا۟ وَجَٰهَدُوا۟ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ بِأَمْوَٰلِهِمْ وَأَنفُسِهِمْ أَعْظَمُ دَرَجَةً عِندَ ٱللَّهِ ۚ وَأُو۟لَٰٓئِكَ هُمُ ٱلْفَآئِزُونَ ﴿٢٠﴾
Zij die geloofd hebben en hun land verlieten, en hunne bezittingen en hun persoon aan de verdediging van Gods waren eeredienst wijdden, zullen door God op de hoogste trap van eer worden gesteld, en deze zijn het, die gelukkig zullen wezen.
Degenen die geloven en die zijn uitgeweken en die strijden op de Weg van Allah met hun bezittingen en hun levens zijn hoger in rang bij Allah. En zij zijn degenen die de overwinnaren zijn.
Degenen die geloven en die zijn uitgeweken en die strijden op de Weg van Allah met hun bezittingen en hun levens zijn hoger in rang bij Allah. En zij zijn degenen die de overwinnaren zijn.
يُبَشِّرُهُمْ رَبُّهُم بِرَحْمَةٍۢ مِّنْهُ وَرِضْوَٰنٍۢ وَجَنَّٰتٍۢ لَّهُمْ فِيهَا نَعِيمٌۭ مُّقِيمٌ ﴿٢١﴾
Hun Heer zendt hun goede tijdingen van genade, van welwillendheid en van tuinen, waar zij bestendige genoegens zullen smaken.
Hun Heer verkondigt hun verheugende tijdingen over Barmhartigheid van Hem en welbehagen en Tuinen (het Paradijs) waarin voor hen een blijvende gelukzaligheid is.
Hun Heer verkondigt hun verheugende tijdingen over Barmhartigheid van Hem en welbehagen en Tuinen (het Paradijs) waarin voor hen een blijvende gelukzaligheid is.
خَٰلِدِينَ فِيهَآ أَبَدًا ۚ إِنَّ ٱللَّهَ عِندَهُۥٓ أَجْرٌ عَظِيمٌۭ ﴿٢٢﴾
Zij zullen daarin eeuwig verblijven; want de belooning van God is groot.
Zij zijn daarin eeuwig levenden, voor altijd. Voorwaar, bij Allah bevindt zich een geweldige beloning.
Zij zijn daarin eeuwig levenden, voor altijd. Voorwaar, bij Allah bevindt zich een geweldige beloning.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ لَا تَتَّخِذُوٓا۟ ءَابَآءَكُمْ وَإِخْوَٰنَكُمْ أَوْلِيَآءَ إِنِ ٱسْتَحَبُّوا۟ ٱلْكُفْرَ عَلَى ٱلْإِيمَٰنِ ۚ وَمَن يَتَوَلَّهُم مِّنكُمْ فَأُو۟لَٰٓئِكَ هُمُ ٱلظَّٰلِمُونَ ﴿٢٣﴾
O ware geloovigen! kiest uwe vaderen of uwe broeders niet tot uwe vrienden, indien zij ongeloof boven geloof beminnen; en wie uwer hen tot zijne vrienden mocht kiezen, zal onder de goddeloozen worden geteld.
O jullie die goloven, neemt jullie vaders en jullie broeders niet als leiders wanneer zij ongeloof verklezen boven geloof. En wie van jullie hen tot leiders maakt: zij zijn degenen die de onrechtplegers zijn.
O jullie die goloven, neemt jullie vaders en jullie broeders niet als leiders wanneer zij ongeloof verklezen boven geloof. En wie van jullie hen tot leiders maakt: zij zijn degenen die de onrechtplegers zijn.
قُلْ إِن كَانَ ءَابَآؤُكُمْ وَأَبْنَآؤُكُمْ وَإِخْوَٰنُكُمْ وَأَزْوَٰجُكُمْ وَعَشِيرَتُكُمْ وَأَمْوَٰلٌ ٱقْتَرَفْتُمُوهَا وَتِجَٰرَةٌۭ تَخْشَوْنَ كَسَادَهَا وَمَسَٰكِنُ تَرْضَوْنَهَآ أَحَبَّ إِلَيْكُم مِّنَ ٱللَّهِ وَرَسُولِهِۦ وَجِهَادٍۢ فِى سَبِيلِهِۦ فَتَرَبَّصُوا۟ حَتَّىٰ يَأْتِىَ ٱللَّهُ بِأَمْرِهِۦ ۗ وَٱللَّهُ لَا يَهْدِى ٱلْقَوْمَ ٱلْفَٰسِقِينَ ﴿٢٤﴾
Zeg: Indien uwe vaderen en uwe zonen, en uwe broeders en uwe vrouwen, en uwe bloedverwanten en het vermogen dat gij hebt verworven en uw handel, welks verval gij vreest, en de woningen waarin gij u beweegt, u dierbaarder zijn dan God en zijn apostel, en de vooruitgang van zijnen godsdienst, wacht dan tot God zijn bevel zendt; want God leidt de goddeloozen niet.
Zeg: \"Als jullie vaders en jullie zonen en jullie broeders en jullie echtgenotes en jullie familie en de bezittingen die jullie verworven hebben en de handel waarvan jullie verlies vrezen en de huizen die jullie behagen, jullie dierbaarder zijn den Allah en Zijn Boodschapper en het strijden op Zijn Weg, wacht dan tot Allah met Zijn beschikking komt. En Allah leidt het zwaar zondige volk niet,\"
Zeg: \"Als jullie vaders en jullie zonen en jullie broeders en jullie echtgenotes en jullie familie en de bezittingen die jullie verworven hebben en de handel waarvan jullie verlies vrezen en de huizen die jullie behagen, jullie dierbaarder zijn den Allah en Zijn Boodschapper en het strijden op Zijn Weg, wacht dan tot Allah met Zijn beschikking komt. En Allah leidt het zwaar zondige volk niet,\"
لَقَدْ نَصَرَكُمُ ٱللَّهُ فِى مَوَاطِنَ كَثِيرَةٍۢ ۙ وَيَوْمَ حُنَيْنٍ ۙ إِذْ أَعْجَبَتْكُمْ كَثْرَتُكُمْ فَلَمْ تُغْنِ عَنكُمْ شَيْـًۭٔا وَضَاقَتْ عَلَيْكُمُ ٱلْأَرْضُ بِمَا رَحُبَتْ ثُمَّ وَلَّيْتُم مُّدْبِرِينَ ﴿٢٥﴾
God heeft u in verschillende gevechten bijgestaan, en hoofdzakelijk in den slag van Honein, waar gij u in uw groot aantal hebt verheugd; maar het was u niet voordeelig, en de aarde was u te eng, niettegenstaande zij ruim was; daarop zijt gij heengetrokken en hebt u afgewend.
Voorzeker, Allah heeft jullie reeds in vele veldslagen geholpen en op de dag van Hoenain, toen jullie grote aantallen (manschappen) jullie trots hadden gemaakt, naar dat baate jullie niets en de aarde, met al haar wijdsheid, werd jullie nauw, Daarna wendden jullie vluchtend de rug toe.
Voorzeker, Allah heeft jullie reeds in vele veldslagen geholpen en op de dag van Hoenain, toen jullie grote aantallen (manschappen) jullie trots hadden gemaakt, naar dat baate jullie niets en de aarde, met al haar wijdsheid, werd jullie nauw, Daarna wendden jullie vluchtend de rug toe.
ثُمَّ أَنزَلَ ٱللَّهُ سَكِينَتَهُۥ عَلَىٰ رَسُولِهِۦ وَعَلَى ٱلْمُؤْمِنِينَ وَأَنزَلَ جُنُودًۭا لَّمْ تَرَوْهَا وَعَذَّبَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ ۚ وَذَٰلِكَ جَزَآءُ ٱلْكَٰفِرِينَ ﴿٢٦﴾
Later zond God zijn bescherming op zijn apostel en op de geloovigen neder, en hij zond engelenscharen neder, die gij niet zaagt, en strafte hen, die niet geloofden; en dit was de vergelding der ongeloovigen.
Vervolgens deed Allah rust over zijn Boodschapper en over de gelovigen neerdalen en Hij zond een leger (van Engelen) dat jullie niet zagen, en Hij bestrafte degenen die ongelovig waren. En dat is de vergelding voor de ongelovigen.
Vervolgens deed Allah rust over zijn Boodschapper en over de gelovigen neerdalen en Hij zond een leger (van Engelen) dat jullie niet zagen, en Hij bestrafte degenen die ongelovig waren. En dat is de vergelding voor de ongelovigen.
ثُمَّ يَتُوبُ ٱللَّهُ مِنۢ بَعْدِ ذَٰلِكَ عَلَىٰ مَن يَشَآءُ ۗ وَٱللَّهُ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿٢٧﴾
Hierna zal God zich slechts wenden tot hen die hem behagen; want God is barmhartig en genadig.
Vervolgens aanvaardt Allah daarna het berouw van wie Hij wil. En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
Vervolgens aanvaardt Allah daarna het berouw van wie Hij wil. En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ إِنَّمَا ٱلْمُشْرِكُونَ نَجَسٌۭ فَلَا يَقْرَبُوا۟ ٱلْمَسْجِدَ ٱلْحَرَامَ بَعْدَ عَامِهِمْ هَٰذَا ۚ وَإِنْ خِفْتُمْ عَيْلَةًۭ فَسَوْفَ يُغْنِيكُمُ ٱللَّهُ مِن فَضْلِهِۦٓ إِن شَآءَ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ عَلِيمٌ حَكِيمٌۭ ﴿٢٨﴾
O ware geloovigen! waarlijk de afgodendienaars zijn onrein; laat hen dus na verloop van dit jaar den heiligen tempel niet naderen. Indien gij de armoede vreest door het afsnijden van handelsgemeenschap met hen, zal God u van zijn overvloed verrijken, indien het hem behaagt: want God is alwetend en wijs.
O jullie die geloven: voorwaar, de veelgodenaanbidders zijn onrein. Laat hen daarom de Masdjid al Harâm (de gewijde moskee in Mekkah) niet naderen na dit jaar van hen. En als jullie armoede vrezen; Allah zal jullie rijk maken door Zijn gunst, als Hij het wil. Voorwaar, Allah is Alwetend, Alwijs.
O jullie die geloven: voorwaar, de veelgodenaanbidders zijn onrein. Laat hen daarom de Masdjid al Harâm (de gewijde moskee in Mekkah) niet naderen na dit jaar van hen. En als jullie armoede vrezen; Allah zal jullie rijk maken door Zijn gunst, als Hij het wil. Voorwaar, Allah is Alwetend, Alwijs.
قَٰتِلُوا۟ ٱلَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِٱللَّهِ وَلَا بِٱلْيَوْمِ ٱلْءَاخِرِ وَلَا يُحَرِّمُونَ مَا حَرَّمَ ٱللَّهُ وَرَسُولُهُۥ وَلَا يَدِينُونَ دِينَ ٱلْحَقِّ مِنَ ٱلَّذِينَ أُوتُوا۟ ٱلْكِتَٰبَ حَتَّىٰ يُعْطُوا۟ ٱلْجِزْيَةَ عَن يَدٍۢ وَهُمْ صَٰغِرُونَ ﴿٢٩﴾
Strijdt tegen degenen, die noch aan God: noch aan den jongsten dag gelooven, en niet verbieden wat God in zijn apostel hebben verboden, en den waren godsdienst niet belijden van hen, aan wie de schriften werden geopenbaard, tot zij door het recht van onderwerping schatting hebben betaald, en zij vernederd zijn.
Doodt hen dan die niet in Allah en het Hiernamaals geloven en die niet voor verboden houden wat Allah en zijn Boodschapper verboden hebben verklaard; en zij die de godsdienst van de Waarheid niet als godsdienst nemen, van hen aan wie de Schrift is gegeven, totdat zij het beschermgeld (Djizyah) betalen, naar vemogen, terwijl zij onderdanigen zijn.
Doodt hen dan die niet in Allah en het Hiernamaals geloven en die niet voor verboden houden wat Allah en zijn Boodschapper verboden hebben verklaard; en zij die de godsdienst van de Waarheid niet als godsdienst nemen, van hen aan wie de Schrift is gegeven, totdat zij het beschermgeld (Djizyah) betalen, naar vemogen, terwijl zij onderdanigen zijn.
وَقَالَتِ ٱلْيَهُودُ عُزَيْرٌ ٱبْنُ ٱللَّهِ وَقَالَتِ ٱلنَّصَٰرَى ٱلْمَسِيحُ ٱبْنُ ٱللَّهِ ۖ ذَٰلِكَ قَوْلُهُم بِأَفْوَٰهِهِمْ ۖ يُضَٰهِـُٔونَ قَوْلَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ مِن قَبْلُ ۚ قَٰتَلَهُمُ ٱللَّهُ ۚ أَنَّىٰ يُؤْفَكُونَ ﴿٣٠﴾
De Joden zeggen: Ozaïr is de zoon van God, en de Christenen zeggen Christus is de zoon van God. Dat is wat zij met hunne monden zeggen. Zij bootsen de taal na van hen, die in vroegere tijden ongeloovigen waren. Dat God hun den oorlog aandoe. Hoe dwaas zijn zij!
En de Joden zeggen: \"Oezair is de zoon van Allah,\" en de Christenen zeggen: \"De Masîh ('Isa) is de zoon van Allah.\" Dat zijn hun woorden uit ban monden. Zij doen soortgelijke uitspraken als degenen die voorheen ongelovig weren. Moge Allah hen vervloeken, Hoe kunnen zij zo afwijken?
En de Joden zeggen: \"Oezair is de zoon van Allah,\" en de Christenen zeggen: \"De Masîh ('Isa) is de zoon van Allah.\" Dat zijn hun woorden uit ban monden. Zij doen soortgelijke uitspraken als degenen die voorheen ongelovig weren. Moge Allah hen vervloeken, Hoe kunnen zij zo afwijken?
ٱتَّخَذُوٓا۟ أَحْبَارَهُمْ وَرُهْبَٰنَهُمْ أَرْبَابًۭا مِّن دُونِ ٱللَّهِ وَٱلْمَسِيحَ ٱبْنَ مَرْيَمَ وَمَآ أُمِرُوٓا۟ إِلَّا لِيَعْبُدُوٓا۟ إِلَٰهًۭا وَٰحِدًۭا ۖ لَّآ إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ ۚ سُبْحَٰنَهُۥ عَمَّا يُشْرِكُونَ ﴿٣١﴾
Zij kiezen hunne priesters en hunne monniken tot hunne heeren naast God, benevens Christus, de zoon van Maria, hoewel het hun is geboden, slechts één God te aanbidden; en er is geen God buiten hem. Het zij verre van hem wat zij met hem vereenigen.
Zij hebben hun schriftgeleerden en hun monniken tot heren naast Allah genomen en (ook) de Masîh de zoon van Marywn, terwijl hun niets is bevolen dan dat zij één God aaiibidden: er is geen god dan Hij. Heilig is Hij boven de deelgenoten die zij naast Hem toekennen.
Zij hebben hun schriftgeleerden en hun monniken tot heren naast Allah genomen en (ook) de Masîh de zoon van Marywn, terwijl hun niets is bevolen dan dat zij één God aaiibidden: er is geen god dan Hij. Heilig is Hij boven de deelgenoten die zij naast Hem toekennen.
يُرِيدُونَ أَن يُطْفِـُٔوا۟ نُورَ ٱللَّهِ بِأَفْوَٰهِهِمْ وَيَأْبَى ٱللَّهُ إِلَّآ أَن يُتِمَّ نُورَهُۥ وَلَوْ كَرِهَ ٱلْكَٰفِرُونَ ﴿٣٢﴾
Zij trachten het licht van God door hunne monden uit te blusschen; maar God wil slechts zijn licht volmaken, hoewel de ongeloovigen daarvan een afkeer hebben.
Zij willen het Licht van Allah doven met hun monden, maar Allah wil slechts Zijn Licht volledig laten schijnen, ook al haten de ongelovigen het.
Zij willen het Licht van Allah doven met hun monden, maar Allah wil slechts Zijn Licht volledig laten schijnen, ook al haten de ongelovigen het.
هُوَ ٱلَّذِىٓ أَرْسَلَ رَسُولَهُۥ بِٱلْهُدَىٰ وَدِينِ ٱلْحَقِّ لِيُظْهِرَهُۥ عَلَى ٱلدِّينِ كُلِّهِۦ وَلَوْ كَرِهَ ٱلْمُشْرِكُونَ ﴿٣٣﴾
Hij is het, die zijn apostel met de leiding en den waren godsdienst heeft gezonden, opdat hij zijnen voorrang boven iederen anderen godsdienst zou aantoonen, hoewel de afgodendienaars er afkeerig van mogen zijn.
Hij is het Die Zijn Boodschapper heeft gezonden met de leiding en de ware godsdienst, om deze te doen zegevieren over alle godsdiensten, ook al hebben de veelgodenaanbidders er een afkeer van.
Hij is het Die Zijn Boodschapper heeft gezonden met de leiding en de ware godsdienst, om deze te doen zegevieren over alle godsdiensten, ook al hebben de veelgodenaanbidders er een afkeer van.
۞ يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ إِنَّ كَثِيرًۭا مِّنَ ٱلْأَحْبَارِ وَٱلرُّهْبَانِ لَيَأْكُلُونَ أَمْوَٰلَ ٱلنَّاسِ بِٱلْبَٰطِلِ وَيَصُدُّونَ عَن سَبِيلِ ٱللَّهِ ۗ وَٱلَّذِينَ يَكْنِزُونَ ٱلذَّهَبَ وَٱلْفِضَّةَ وَلَا يُنفِقُونَهَا فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ فَبَشِّرْهُم بِعَذَابٍ أَلِيمٍۢ ﴿٣٤﴾
O ware geloovigen! waarlijk, velen der priesters en monniken verteren het vermogen der menschen in ijdelheid en versperren den weg van God. Maar hun, die goud en zilver verzamelen en het niet voor den vooruitgang van Gods waren dienst gebruiken, verkondig eene gestrenge straf.
O jullie die geloven, voorwaar, de meesten van de schriftgeleerden en de monniken verteren de bezittingen van de mensen op onrechtmatige wijze en zij houden (hen) af van de Weg van Allah. En zij die het goud en het zilver oppotten dit niet besteden op de Weg van Allah; verkondig hen over een pijnlijke bestraffing.
O jullie die geloven, voorwaar, de meesten van de schriftgeleerden en de monniken verteren de bezittingen van de mensen op onrechtmatige wijze en zij houden (hen) af van de Weg van Allah. En zij die het goud en het zilver oppotten dit niet besteden op de Weg van Allah; verkondig hen over een pijnlijke bestraffing.
يَوْمَ يُحْمَىٰ عَلَيْهَا فِى نَارِ جَهَنَّمَ فَتُكْوَىٰ بِهَا جِبَاهُهُمْ وَجُنُوبُهُمْ وَظُهُورُهُمْ ۖ هَٰذَا مَا كَنَزْتُمْ لِأَنفُسِكُمْ فَذُوقُوا۟ مَا كُنتُمْ تَكْنِزُونَ ﴿٣٥﴾
Op den dag des oordeels zullen hunne schatten sterk verhit worden in het vuur der hel, en hunne voorhoofden en hunne zijden en hunne ruggen zullen daarmede gebrandmerkt worden, en hunne pijnigers zullen hun zeggen: Dit zijn de schatten, welke gij voor uwe ziel hebt vergaderd. Proef dus wat gij hebt verzameld.
De dag waarop dit (goud en zilver) verhit zal worden in het vuur van de Hel, dan zal ermee over hun voorhoofden, hun zijden en hun ruggen gestreken worden. (En er zal worden gezegd.) \"Dat is, wat jullie voor jezelf hadden opgepot, proeft dan wat jullie plachten op te potten.\"
De dag waarop dit (goud en zilver) verhit zal worden in het vuur van de Hel, dan zal ermee over hun voorhoofden, hun zijden en hun ruggen gestreken worden. (En er zal worden gezegd.) \"Dat is, wat jullie voor jezelf hadden opgepot, proeft dan wat jullie plachten op te potten.\"
إِنَّ عِدَّةَ ٱلشُّهُورِ عِندَ ٱللَّهِ ٱثْنَا عَشَرَ شَهْرًۭا فِى كِتَٰبِ ٱللَّهِ يَوْمَ خَلَقَ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضَ مِنْهَآ أَرْبَعَةٌ حُرُمٌۭ ۚ ذَٰلِكَ ٱلدِّينُ ٱلْقَيِّمُ ۚ فَلَا تَظْلِمُوا۟ فِيهِنَّ أَنفُسَكُمْ ۚ وَقَٰتِلُوا۟ ٱلْمُشْرِكِينَ كَآفَّةًۭ كَمَا يُقَٰتِلُونَكُمْ كَآفَّةًۭ ۚ وَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّ ٱللَّهَ مَعَ ٱلْمُتَّقِينَ ﴿٣٦﴾
Het volkomen getal van Gods maanden is twaalf, die door Gods boek werden ingesteld, op den dag, dat hij de hemelen en de aarde schiep: vier daarvan zijn geheiligd. Dit is de ware godsdienst. Handel hierin dus niet onrechtvaardig met u zelven. Maar val de afgodendienaars in alle maanden aan, daar zij u evens in alle maanden aanvallen, en weet, dat God met degenen is die hem vreezen.
Voorwaar, het aantal maanden bij Allah is twaalf maanden, volgens de beschikking van Allah op de dag dat Hij de hemelen en de aarde schiep. Daarvan zij er vier gewijd. Dat is de rechte godsdienst. Doet jullie zelf dan daarin geen onrecht aan. Maar bevecht alle veelgodenaanbidders zoals zij jullie allen bevechten. en weet dat Allah met de Moettaqóen is.
Voorwaar, het aantal maanden bij Allah is twaalf maanden, volgens de beschikking van Allah op de dag dat Hij de hemelen en de aarde schiep. Daarvan zij er vier gewijd. Dat is de rechte godsdienst. Doet jullie zelf dan daarin geen onrecht aan. Maar bevecht alle veelgodenaanbidders zoals zij jullie allen bevechten. en weet dat Allah met de Moettaqóen is.
إِنَّمَا ٱلنَّسِىٓءُ زِيَادَةٌۭ فِى ٱلْكُفْرِ ۖ يُضَلُّ بِهِ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ يُحِلُّونَهُۥ عَامًۭا وَيُحَرِّمُونَهُۥ عَامًۭا لِّيُوَاطِـُٔوا۟ عِدَّةَ مَا حَرَّمَ ٱللَّهُ فَيُحِلُّوا۟ مَا حَرَّمَ ٱللَّهُ ۚ زُيِّنَ لَهُمْ سُوٓءُ أَعْمَٰلِهِمْ ۗ وَٱللَّهُ لَا يَهْدِى ٱلْقَوْمَ ٱلْكَٰفِرِينَ ﴿٣٧﴾
Waarlijk, het overbrengen van een geheiligde maand op eene andere maand is eene overmaat van ongeloof. De ongeloovigen zijn daardoor in eene dwaling gebracht; zij staan toe, dat een maand in het ééne jaar worde geschonden, en verklaren die in een ander jaar voor heilig, opdat zij het getal maanden zouden volmaken, die volgens Gods bevel heilig moeten gehouden worden; en zij veroorloven, wat God verboden heeft. Het slechte hunner daden is hun door den Satan bereid; want God leidt de ongeloovigen niet.
Voorwaar, het uitstellen (van de gewijde maanden) is slechts oen toename van het ongeloof, degenen die ongelovig zijn, worden erdoor tot dwalen gebracht. Het éne jaar verklaren zij het toegestaan en het andere jaar verklaren zij het verboden, om het aantal kloppend te maken met wat Allah voor verboden heeft verklaard. Hun slechte daden werden voor hen schoonschijnend gemaakt. En Allah leidt het ongelovige volk niet.
Voorwaar, het uitstellen (van de gewijde maanden) is slechts oen toename van het ongeloof, degenen die ongelovig zijn, worden erdoor tot dwalen gebracht. Het éne jaar verklaren zij het toegestaan en het andere jaar verklaren zij het verboden, om het aantal kloppend te maken met wat Allah voor verboden heeft verklaard. Hun slechte daden werden voor hen schoonschijnend gemaakt. En Allah leidt het ongelovige volk niet.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ مَا لَكُمْ إِذَا قِيلَ لَكُمُ ٱنفِرُوا۟ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ ٱثَّاقَلْتُمْ إِلَى ٱلْأَرْضِ ۚ أَرَضِيتُم بِٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا مِنَ ٱلْءَاخِرَةِ ۚ فَمَا مَتَٰعُ ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا فِى ٱلْءَاخِرَةِ إِلَّا قَلِيلٌ ﴿٣٨﴾
O ware geloovigen! wat scheelde u, dat, toen men u zeide: vertrekt, om voor Gods eeredienst te strijden, gij u als bewaard ter aarde hebt gebogen? Verkiest gij het tegenwoordige leven boven het volgende? Maar de genietingen van dit leven zijn slechts onbeduidend in vergelijking met die van het volgende.
O jullie die geloven, wat is er met jullie dat wanneer er tot jullie wordt gezegd: \"Rukt uit op de Weg van Allah, \"jullie bezwaard op de grond zakken? Hebben jullie dan meer behagen aan het wereldse leven dan aan het Hiernamaals? En de genieting van het wereldse leven is slechts kort in vergelijking tot het Hiernamaals.
O jullie die geloven, wat is er met jullie dat wanneer er tot jullie wordt gezegd: \"Rukt uit op de Weg van Allah, \"jullie bezwaard op de grond zakken? Hebben jullie dan meer behagen aan het wereldse leven dan aan het Hiernamaals? En de genieting van het wereldse leven is slechts kort in vergelijking tot het Hiernamaals.
إِلَّا تَنفِرُوا۟ يُعَذِّبْكُمْ عَذَابًا أَلِيمًۭا وَيَسْتَبْدِلْ قَوْمًا غَيْرَكُمْ وَلَا تَضُرُّوهُ شَيْـًۭٔا ۗ وَٱللَّهُ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ قَدِيرٌ ﴿٣٩﴾
Indien gij niet vertrekt als gij ten oorlog wordt opgeroepen, zal God u met eene gestrenge straf tuchtigen, en hij zal een ander volk op uwe plaats stellen, hetgeen hem volstrekt niet zal deren; want God is almachtig.
Als jullie niet uitrukken, dan zal Hij jullie met een pijnlijke bestraffing bestraffen en een ander volk voor jullie in de plaats nemen en jullie kunnen Hem geen enkele schade toebrengen. En Allah is Almachtig over alle zaken.
Als jullie niet uitrukken, dan zal Hij jullie met een pijnlijke bestraffing bestraffen en een ander volk voor jullie in de plaats nemen en jullie kunnen Hem geen enkele schade toebrengen. En Allah is Almachtig over alle zaken.
إِلَّا تَنصُرُوهُ فَقَدْ نَصَرَهُ ٱللَّهُ إِذْ أَخْرَجَهُ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ ثَانِىَ ٱثْنَيْنِ إِذْ هُمَا فِى ٱلْغَارِ إِذْ يَقُولُ لِصَٰحِبِهِۦ لَا تَحْزَنْ إِنَّ ٱللَّهَ مَعَنَا ۖ فَأَنزَلَ ٱللَّهُ سَكِينَتَهُۥ عَلَيْهِ وَأَيَّدَهُۥ بِجُنُودٍۢ لَّمْ تَرَوْهَا وَجَعَلَ كَلِمَةَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ ٱلسُّفْلَىٰ ۗ وَكَلِمَةُ ٱللَّهِ هِىَ ٱلْعُلْيَا ۗ وَٱللَّهُ عَزِيزٌ حَكِيمٌ ﴿٤٠﴾
Indien gij den profeet niet bijstaat, waarlijk, dan zal God hem bijstaan, zoo als hij dat vroeger deed, toen de ongeloovigen hem uit Mekka verdreven, den tweede van de twee, toen zij beiden in het hol waren. Toen zeide hij tot zijne gezellen: Weest niet bedroefd; want God is met ons. En God zond zijne zekerheid op hem neder en versterkte hem met legers en engelen, die gij niet zaagt. En hij vernederde het woord van hen, die niet geloofden en Gods woord werd verheven; want God is machtig en wijs.
Als jullie hem (de Profeet) niet helpen: waarlijk, Allah heeft hem reeds eerder geholpen, toen degenen die ongelovig waren hen (uit Mekkah) hadden verdreven, (en) hij de tweede van twee was toen zij zich in de grot bevonden, (en) toen hij tot zijn metgezet (Aboe Bakr) zei: \"Treur niet, voorwaar, Allah is met ons.\" Waarna Allah Zijn rust op hen deed neerdalen en Hij hen bijstand gaf met een leger dat jullie niet zagen. En Hij verlaagde het woord van degenen die ongelovig waren tot het laagste en het Woord van Allah, dat is het hoogste. En Allah is Almachtig, Alwijs.
Als jullie hem (de Profeet) niet helpen: waarlijk, Allah heeft hem reeds eerder geholpen, toen degenen die ongelovig waren hen (uit Mekkah) hadden verdreven, (en) hij de tweede van twee was toen zij zich in de grot bevonden, (en) toen hij tot zijn metgezet (Aboe Bakr) zei: \"Treur niet, voorwaar, Allah is met ons.\" Waarna Allah Zijn rust op hen deed neerdalen en Hij hen bijstand gaf met een leger dat jullie niet zagen. En Hij verlaagde het woord van degenen die ongelovig waren tot het laagste en het Woord van Allah, dat is het hoogste. En Allah is Almachtig, Alwijs.
ٱنفِرُوا۟ خِفَافًۭا وَثِقَالًۭا وَجَٰهِدُوا۟ بِأَمْوَٰلِكُمْ وَأَنفُسِكُمْ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ ۚ ذَٰلِكُمْ خَيْرٌۭ لَّكُمْ إِن كُنتُمْ تَعْلَمُونَ ﴿٤١﴾
Trekt ten strijd, lichten en zwaren, en wijdt uwe bezittingen en uwe personen aan den vooruitgang van Gods geloof. Dit zal beter voor u zijn, dat gij het weet.
Rukt uit, licht of zwaar, en strijdt met jullie bezittingen en jullie levens op de Weg van Allah, dat is beter voor jullie, als jullie het weten.
Rukt uit, licht of zwaar, en strijdt met jullie bezittingen en jullie levens op de Weg van Allah, dat is beter voor jullie, als jullie het weten.
لَوْ كَانَ عَرَضًۭا قَرِيبًۭا وَسَفَرًۭا قَاصِدًۭا لَّٱتَّبَعُوكَ وَلَٰكِنۢ بَعُدَتْ عَلَيْهِمُ ٱلشُّقَّةُ ۚ وَسَيَحْلِفُونَ بِٱللَّهِ لَوِ ٱسْتَطَعْنَا لَخَرَجْنَا مَعَكُمْ يُهْلِكُونَ أَنفُسَهُمْ وَٱللَّهُ يَعْلَمُ إِنَّهُمْ لَكَٰذِبُونَ ﴿٤٢﴾
Indien het een nabij gelegen voordeel of eene gemakkelijke reis ware geweest, zouden zij u zeker zijn gevolgd; maar de weg scheen hun lang, en thans zweren zij bij God, zeggende: Indien wij daartoe in staat waren geweest, zouden wij u zeker hebben gevolgd. Zij vernietigen hunne eigene zielen; want God weet dat zij leugenaars zijn.
Als er een nabije vergukelijke genieting en een gemakkelijk tocht zou zijn, dan zouden zij jou zeker volgen, maar de tocht lijkt hen zwaar. En zij zullen bij Allah zwefen: \"Als wij ertoe in staat geweest zouden zijn, dan zouden wij met jullie zijn weggepan.\" Zij vernietigen zichzelf, en Allah weet dat zij zeker leugenaars zijn.
Als er een nabije vergukelijke genieting en een gemakkelijk tocht zou zijn, dan zouden zij jou zeker volgen, maar de tocht lijkt hen zwaar. En zij zullen bij Allah zwefen: \"Als wij ertoe in staat geweest zouden zijn, dan zouden wij met jullie zijn weggepan.\" Zij vernietigen zichzelf, en Allah weet dat zij zeker leugenaars zijn.
عَفَا ٱللَّهُ عَنكَ لِمَ أَذِنتَ لَهُمْ حَتَّىٰ يَتَبَيَّنَ لَكَ ٱلَّذِينَ صَدَقُوا۟ وَتَعْلَمَ ٱلْكَٰذِبِينَ ﴿٤٣﴾
God vergeve het u! waarom gaaft gij hun verlof te huis te blijven, voor dat het u was bewezen, dat zij waarheid spraken, en voor dat gij de leugenaars kendet?
Moge Allah jou (Moehammad) vergeven, waarom heb jij vrijstelling gegeven (om achter te blijven), nog vóórdat jou was gebleken wie degenen waren die waarachtig waren en vóór jij wist wie de leugenaars waren?
Moge Allah jou (Moehammad) vergeven, waarom heb jij vrijstelling gegeven (om achter te blijven), nog vóórdat jou was gebleken wie degenen waren die waarachtig waren en vóór jij wist wie de leugenaars waren?
لَا يَسْتَـْٔذِنُكَ ٱلَّذِينَ يُؤْمِنُونَ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلْءَاخِرِ أَن يُجَٰهِدُوا۟ بِأَمْوَٰلِهِمْ وَأَنفُسِهِمْ ۗ وَٱللَّهُ عَلِيمٌۢ بِٱلْمُتَّقِينَ ﴿٤٤﴾
Zij, die in God en den jongsten dag gelooven, zullen u geen verlof vragen om er van ontslagen te worden, hun vermogen en hunne personen aan den vooruitgang van Gods waar geloof te wijden; en God kent hen, die hem vreezen.
Degenen die in Allah en de Laatste Dag geloven zullen jou niet om vrijstelling vragen om niet te boeven strijden met hun bezittingen en hun levens. En Allah kent de Moettaqòen.
Degenen die in Allah en de Laatste Dag geloven zullen jou niet om vrijstelling vragen om niet te boeven strijden met hun bezittingen en hun levens. En Allah kent de Moettaqòen.
إِنَّمَا يَسْتَـْٔذِنُكَ ٱلَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلْءَاخِرِ وَٱرْتَابَتْ قُلُوبُهُمْ فَهُمْ فِى رَيْبِهِمْ يَتَرَدَّدُونَ ﴿٤٥﴾
Waarlijk, zij alleen zullen u verlof vragen, die niet in God en den jongsten dag gelooven en wier harten nopens het geloof twijfelen; terwijl zij in hunnen twijfel heen en weder worden geslingerd.
Voorwaar, degenen die niet in Allah en de I.aatste Dag geloven vragen jou om vrijstelling en (zij zijn degenen) wiens harten twijfelen waardoor zij in hun twijfel heen en weer geslingerd worden.
Voorwaar, degenen die niet in Allah en de I.aatste Dag geloven vragen jou om vrijstelling en (zij zijn degenen) wiens harten twijfelen waardoor zij in hun twijfel heen en weer geslingerd worden.
۞ وَلَوْ أَرَادُوا۟ ٱلْخُرُوجَ لَأَعَدُّوا۟ لَهُۥ عُدَّةًۭ وَلَٰكِن كَرِهَ ٱللَّهُ ٱنۢبِعَاثَهُمْ فَثَبَّطَهُمْ وَقِيلَ ٱقْعُدُوا۟ مَعَ ٱلْقَٰعِدِينَ ﴿٤٦﴾
Indien zij geneigd zouden zijn geweest, met u te vertrekken, zouden zij zekerlijk voor dat doel een voorraad van wapens en benoodigdheden hebben gereed gemaakt; maar God was er afkeerig van, hen te laten vertrekken; hij heeft hen traag gemaakt en hij zeide tot hen: zit stil met hen die stil zitten.
En als zij (met jou ten strijde) zouden willen trokken, dan zouden zij daartoe zeker voorbereidingen hebben getroffen. Maar Allah keurde hun vertrek af, zodat Hij hen ontmoedigde. En er werd gezegd: \"Blijf thuis met de thuisblijvers.\"
En als zij (met jou ten strijde) zouden willen trokken, dan zouden zij daartoe zeker voorbereidingen hebben getroffen. Maar Allah keurde hun vertrek af, zodat Hij hen ontmoedigde. En er werd gezegd: \"Blijf thuis met de thuisblijvers.\"
لَوْ خَرَجُوا۟ فِيكُم مَّا زَادُوكُمْ إِلَّا خَبَالًۭا وَلَأَوْضَعُوا۟ خِلَٰلَكُمْ يَبْغُونَكُمُ ٱلْفِتْنَةَ وَفِيكُمْ سَمَّٰعُونَ لَهُمْ ۗ وَٱللَّهُ عَلِيمٌۢ بِٱلظَّٰلِمِينَ ﴿٤٧﴾
Indien zij met u waren vertrokken, zouden zij slechts een last voor u geweest zijn, en heen en weder geloopen, en tot opstand aangezet hebben; en er zouden sommigen onder u zijn geweest, die hun gehoor zouden gegeven hebben; maar God kent de boozen.
En als zij met jullie (ten strijde) zouden trekken, dan zouden zij voor jullie niets vermeerderd hebben dan wanorde, en zij zouden zeker tussen jullie heen en weer rennen om tussen jullie tweedracht te zaaien, en en onder jullie zijn er die geneigd zijn naar hen te luisteren. En Allah kent de onrechtplegers.
En als zij met jullie (ten strijde) zouden trekken, dan zouden zij voor jullie niets vermeerderd hebben dan wanorde, en zij zouden zeker tussen jullie heen en weer rennen om tussen jullie tweedracht te zaaien, en en onder jullie zijn er die geneigd zijn naar hen te luisteren. En Allah kent de onrechtplegers.
لَقَدِ ٱبْتَغَوُا۟ ٱلْفِتْنَةَ مِن قَبْلُ وَقَلَّبُوا۟ لَكَ ٱلْأُمُورَ حَتَّىٰ جَآءَ ٱلْحَقُّ وَظَهَرَ أَمْرُ ٱللَّهِ وَهُمْ كَٰرِهُونَ ﴿٤٨﴾
Reeds vroeger trachtten zij opstand te veroorzaken, en zij verwarden uwe zaken, tot de waarheid verscheen en Gods bevel duidelijk werd gemaakt, hoewel zij er afkeerig van waren.
Voorzeker, voorheen probeerden zij reeds twee dracht te zaaien en zij verzonnen listen tegen jou, tot de Waarheid kwam en de verordening van Allah zegevierde, terwijl zij er een afkeer van hadden.
Voorzeker, voorheen probeerden zij reeds twee dracht te zaaien en zij verzonnen listen tegen jou, tot de Waarheid kwam en de verordening van Allah zegevierde, terwijl zij er een afkeer van hadden.
وَمِنْهُم مَّن يَقُولُ ٱئْذَن لِّى وَلَا تَفْتِنِّىٓ ۚ أَلَا فِى ٱلْفِتْنَةِ سَقَطُوا۟ ۗ وَإِنَّ جَهَنَّمَ لَمُحِيطَةٌۢ بِٱلْكَٰفِرِينَ ﴿٤٩﴾
Sommigen van hen zeggen tot u: Geef mij verlof achter te blijven, en stel mij aan geene verzoeking bloot. Zijn zij er niet reeds toe vervallen? Maar de hel zal de ongeloovigen verwoesten.
En onder hen zijn er die zeggen: \"Geef mij vrijstelling en breng geen onheil over mij.\" Weet, dat zij zich (reeds) in het onheil hebben gestort, en voorwaar, de Hel onnineelt zeker de gelovigen.
En onder hen zijn er die zeggen: \"Geef mij vrijstelling en breng geen onheil over mij.\" Weet, dat zij zich (reeds) in het onheil hebben gestort, en voorwaar, de Hel onnineelt zeker de gelovigen.
إِن تُصِبْكَ حَسَنَةٌۭ تَسُؤْهُمْ ۖ وَإِن تُصِبْكَ مُصِيبَةٌۭ يَقُولُوا۟ قَدْ أَخَذْنَآ أَمْرَنَا مِن قَبْلُ وَيَتَوَلَّوا۟ وَّهُمْ فَرِحُونَ ﴿٥٠﴾
Indien gij met geluk wordt bedeeld, bedroeft het hun, maar indien u een ongeluk overkomt, zeggen zij: Wij hebben onze maatregelen vooraf genomen, en zij wenden zich af, en verheugen zich, dat gij ongelukkig zijt.
Wanneer jou iets goeds overkomt, dan maakt het lien nijdig, en wanneer tegensspoed jou treft, dan zeggen zij: \"Wij hebben van te voren reeds onze maatregelen getroffen.\" En zij wenden zich af, terwijl zij zich verheugen.
Wanneer jou iets goeds overkomt, dan maakt het lien nijdig, en wanneer tegensspoed jou treft, dan zeggen zij: \"Wij hebben van te voren reeds onze maatregelen getroffen.\" En zij wenden zich af, terwijl zij zich verheugen.
قُل لَّن يُصِيبَنَآ إِلَّا مَا كَتَبَ ٱللَّهُ لَنَا هُوَ مَوْلَىٰنَا ۚ وَعَلَى ٱللَّهِ فَلْيَتَوَكَّلِ ٱلْمُؤْمِنُونَ ﴿٥١﴾
Zeg: Niets zal ons overkomen, dan wat God over ons heeft besloten; hij is onze schuts, en in God stelt de geloovige zijn vertrouwen.
Zeg: \"Niets zal ons treffen, behalve wat Allah voor ons heeft beschikt. Hij is onze Beschermer.\"' En laten de gelovigen daarom op Allah hun vertrouwen stellen.
Zeg: \"Niets zal ons treffen, behalve wat Allah voor ons heeft beschikt. Hij is onze Beschermer.\"' En laten de gelovigen daarom op Allah hun vertrouwen stellen.
قُلْ هَلْ تَرَبَّصُونَ بِنَآ إِلَّآ إِحْدَى ٱلْحُسْنَيَيْنِ ۖ وَنَحْنُ نَتَرَبَّصُ بِكُمْ أَن يُصِيبَكُمُ ٱللَّهُ بِعَذَابٍۢ مِّنْ عِندِهِۦٓ أَوْ بِأَيْدِينَا ۖ فَتَرَبَّصُوٓا۟ إِنَّا مَعَكُم مُّتَرَبِّصُونَ ﴿٥٢﴾
Zeg: Verwacht gij dat ons iets anders zal overkomen, dan een der twee uitmuntendste dingen, overwinning of martelaarschap? Maar wij verwachten omtrent u, dat God u eene straf oplegt, hetzij van hem zelven of door onze handen. Wacht dus, om te zien wat het einde zal zijn; want wij zullen op u wachten.
Zeg: \"Jullie venuchten slechts voor ons één van de twee goede dingen. En wij verwachten dat Allah jullie met een bestraffing van Zijn kant zal treffen, of (met een bestraffing) door ons. Wachten jullie dan maar af, wij wachten daar met jullie op.
Zeg: \"Jullie venuchten slechts voor ons één van de twee goede dingen. En wij verwachten dat Allah jullie met een bestraffing van Zijn kant zal treffen, of (met een bestraffing) door ons. Wachten jullie dan maar af, wij wachten daar met jullie op.
قُلْ أَنفِقُوا۟ طَوْعًا أَوْ كَرْهًۭا لَّن يُتَقَبَّلَ مِنكُمْ ۖ إِنَّكُمْ كُنتُمْ قَوْمًۭا فَٰسِقِينَ ﴿٥٣﴾
Zeg: Besteedt uw geld, zoowel vrijwillig als gedwongen, voor vrome doeleinden; het zal niet van u worden aangenomen daar gij goddeloozen zijt.
Zeg: \"Geeft bijdragen, willig of onwillig, het zal nimmer van jullie worden aanvaard: voorwaar, jullie zijn een zwaar zondig volk.\"
Zeg: \"Geeft bijdragen, willig of onwillig, het zal nimmer van jullie worden aanvaard: voorwaar, jullie zijn een zwaar zondig volk.\"
وَمَا مَنَعَهُمْ أَن تُقْبَلَ مِنْهُمْ نَفَقَٰتُهُمْ إِلَّآ أَنَّهُمْ كَفَرُوا۟ بِٱللَّهِ وَبِرَسُولِهِۦ وَلَا يَأْتُونَ ٱلصَّلَوٰةَ إِلَّا وَهُمْ كُسَالَىٰ وَلَا يُنفِقُونَ إِلَّا وَهُمْ كَٰرِهُونَ ﴿٥٤﴾
En niets verhindert hunne gaven aan te nemen, dan dat zij niet in God en zijn apostel gelooven, en dat zij het gebed niet anders dan onachtzaam verrichten, en hun geld voor Gods geloof slechts onwillig besteden.
En er is niets dat de aanvaarding van hun bijdragen tegenhoudt dan het feit dat zij waarlijk niet in Allah en zijn Boodschapper geloven, en dat zij niet tot de shalât komen, tenzij schoorvoetend, en dat zij geen bijdragen geven, behalve met weerzin.
En er is niets dat de aanvaarding van hun bijdragen tegenhoudt dan het feit dat zij waarlijk niet in Allah en zijn Boodschapper geloven, en dat zij niet tot de shalât komen, tenzij schoorvoetend, en dat zij geen bijdragen geven, behalve met weerzin.
فَلَا تُعْجِبْكَ أَمْوَٰلُهُمْ وَلَآ أَوْلَٰدُهُمْ ۚ إِنَّمَا يُرِيدُ ٱللَّهُ لِيُعَذِّبَهُم بِهَا فِى ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا وَتَزْهَقَ أَنفُسُهُمْ وَهُمْ كَٰفِرُونَ ﴿٥٥﴾
Laten hunne rijkdommen of hunne kinderen u dus niet verwonderen. Waarlijk, God wil hen slechts door die zaken op deze wereld straffen, en dat hunne zielen hen verlaten, tijdens zij ongeloovigen zijn.
Laat daarom hen bezittingen en hun kinderen geen (goede) indruk op jou maken. Allah wil ben slechts daarmee bestraffen in het wereldse leven en dat hun zielen weggaan terwijl zij ongelovigen zijn.
Laat daarom hen bezittingen en hun kinderen geen (goede) indruk op jou maken. Allah wil ben slechts daarmee bestraffen in het wereldse leven en dat hun zielen weggaan terwijl zij ongelovigen zijn.
وَيَحْلِفُونَ بِٱللَّهِ إِنَّهُمْ لَمِنكُمْ وَمَا هُم مِّنكُمْ وَلَٰكِنَّهُمْ قَوْمٌۭ يَفْرَقُونَ ﴿٥٦﴾
Zij zweren bij God, dat zij tot de uwen behooren, maar zij behooren niet tot u; doch zij vreezen.
En zij (de huichelaars) zweren bij Allah dat zij zeker tot jullie behoren. Zij behoren niet tot jullie, want zij zijn een lafhartig volk.
En zij (de huichelaars) zweren bij Allah dat zij zeker tot jullie behoren. Zij behoren niet tot jullie, want zij zijn een lafhartig volk.
لَوْ يَجِدُونَ مَلْجَـًٔا أَوْ مَغَٰرَٰتٍ أَوْ مُدَّخَلًۭا لَّوَلَّوْا۟ إِلَيْهِ وَهُمْ يَجْمَحُونَ ﴿٥٧﴾
Indien zij een toevluchtsoord, of holen, of een onderaardsch gewelf vinden, wenden zij zich af en begeven zich zoo spoedig mogelijk daarheen.
Als zij een toevluchtsoord, of grotten of holen zouden vinden, dan zouden zij zich daarheen wenden, terwijl zij zich haasten.
Als zij een toevluchtsoord, of grotten of holen zouden vinden, dan zouden zij zich daarheen wenden, terwijl zij zich haasten.
وَمِنْهُم مَّن يَلْمِزُكَ فِى ٱلصَّدَقَٰتِ فَإِنْ أُعْطُوا۟ مِنْهَا رَضُوا۟ وَإِن لَّمْ يُعْطَوْا۟ مِنْهَآ إِذَا هُمْ يَسْخَطُونَ ﴿٥٨﴾
Er zijn ook onder hen, die slechte berichten omtrent u verspreiden, nopens uwe uitdeeling van aalmoezen; maar indien zij een deel daarvan ontvangen, zijn zij wel tevreden, doch indien zij geen deel daarvan ontvangen, onthoudt het, zijn zij toornig.
En onder ben zijn er die aanmerkingen op jou maken over (de verdeling van) de zakât. Als hun dan ervan wordt gegeven, dan zijn zij tevreden, maar wanneer hun er niet van wordt gegeven, zie, dan zijn zij boos.
En onder ben zijn er die aanmerkingen op jou maken over (de verdeling van) de zakât. Als hun dan ervan wordt gegeven, dan zijn zij tevreden, maar wanneer hun er niet van wordt gegeven, zie, dan zijn zij boos.
وَلَوْ أَنَّهُمْ رَضُوا۟ مَآ ءَاتَىٰهُمُ ٱللَّهُ وَرَسُولُهُۥ وَقَالُوا۟ حَسْبُنَا ٱللَّهُ سَيُؤْتِينَا ٱللَّهُ مِن فَضْلِهِۦ وَرَسُولُهُۥٓ إِنَّآ إِلَى ٱللَّهِ رَٰغِبُونَ ﴿٥٩﴾
Maar indien zij tevreden waren geweest met datgene, wat God en zijn apostel hun hebben gegeven, en zoo zij gezegd hadden: God is onze steun; God zal ons van zijn overvloed geven, evenals zijn Profeet, en wij begeeren slechts God: waarlijk het zou beter voor hen geweest zijn.
En als zij tevreden zouden zijn met wat Allah en zijn Boodschapper hun hebben gegeven en zij zeiden: \"Allah is voor ons voldoende, Allah zal ons van zijn grote gunst geven, en (ook) zijn Boodschapper, voorwaar, op Allah vestigen wij onze hoop.\" (Dan zou dat beter voor hen zijn.)
En als zij tevreden zouden zijn met wat Allah en zijn Boodschapper hun hebben gegeven en zij zeiden: \"Allah is voor ons voldoende, Allah zal ons van zijn grote gunst geven, en (ook) zijn Boodschapper, voorwaar, op Allah vestigen wij onze hoop.\" (Dan zou dat beter voor hen zijn.)
۞ إِنَّمَا ٱلصَّدَقَٰتُ لِلْفُقَرَآءِ وَٱلْمَسَٰكِينِ وَٱلْعَٰمِلِينَ عَلَيْهَا وَٱلْمُؤَلَّفَةِ قُلُوبُهُمْ وَفِى ٱلرِّقَابِ وَٱلْغَٰرِمِينَ وَفِى سَبِيلِ ٱللَّهِ وَٱبْنِ ٱلسَّبِيلِ ۖ فَرِيضَةًۭ مِّنَ ٱللَّهِ ۗ وَٱللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٌۭ ﴿٦٠﴾
Aalmoezen moeten alleen uitgereikt worden aan de armen, de hulpbehoevenden en aan hen, welke gebruikt worden om die te verzamelen en te verdeelen, en aan hen wier harten voor den Islam gewonnen zijn; voor het vrijkoopen van slaven, en aan hen die schuld hebben en niet betalen kunnen; voor de bevordering van Gods geloof en aan den reiziger. Dit is een bevel van God, en God is alwetend en wijs.
Voorwaar, de zakât is slechts voor de armen en de behoeftigen en de werkenden (aan de inzameling ervan) en de Moe'allaf en voor (het vrijkopen) van de slaven, en de schuldenaren en om (uit te geven) op de Weg van Allah en voor de reiziger (zonder proviand), als een plicht tegenover Allah. En Allah is Alwetend, Alwijs.
Voorwaar, de zakât is slechts voor de armen en de behoeftigen en de werkenden (aan de inzameling ervan) en de Moe'allaf en voor (het vrijkopen) van de slaven, en de schuldenaren en om (uit te geven) op de Weg van Allah en voor de reiziger (zonder proviand), als een plicht tegenover Allah. En Allah is Alwetend, Alwijs.
وَمِنْهُمُ ٱلَّذِينَ يُؤْذُونَ ٱلنَّبِىَّ وَيَقُولُونَ هُوَ أُذُنٌۭ ۚ قُلْ أُذُنُ خَيْرٍۢ لَّكُمْ يُؤْمِنُ بِٱللَّهِ وَيُؤْمِنُ لِلْمُؤْمِنِينَ وَرَحْمَةٌۭ لِّلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ مِنكُمْ ۚ وَٱلَّذِينَ يُؤْذُونَ رَسُولَ ٱللَّهِ لَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌۭ ﴿٦١﴾
Er zijn sommigen onder hen, die den profeet belasteren en zeggen: Hij is een oor. Antwoord: Hij is een goed oor voor u; hij gelooft in God en hij vertrouwt den geloovige. En hij is eene genade voor degenen van u, die gelooven. Maar zij die Gods apostel beleedigen, zullen eene smartelijke straf ondergaan.
En onder ben zijn er die de Profeet kwetsen en zij zeggen: \"Hij is een oor (dat naar iedereen luistert). Zeg: \"Een oor dat goed is voor jullie, bij gelooft in Allah en bij gelooft de gelovigen en hij is een genade voor degenen onder jullie die geloven.\" En degenen die de Boodschapper van Allah kwetsen: voor hen is er een pijnlijke bestraffing.
En onder ben zijn er die de Profeet kwetsen en zij zeggen: \"Hij is een oor (dat naar iedereen luistert). Zeg: \"Een oor dat goed is voor jullie, bij gelooft in Allah en bij gelooft de gelovigen en hij is een genade voor degenen onder jullie die geloven.\" En degenen die de Boodschapper van Allah kwetsen: voor hen is er een pijnlijke bestraffing.
يَحْلِفُونَ بِٱللَّهِ لَكُمْ لِيُرْضُوكُمْ وَٱللَّهُ وَرَسُولُهُۥٓ أَحَقُّ أَن يُرْضُوهُ إِن كَانُوا۟ مُؤْمِنِينَ ﴿٦٢﴾
Zij zweren u bij God, dat zij u zouden willen behagen; maar het zou beter zijn dat zij Gode en zijn apostel behaagden, indien zij ware geloovigen zouden zijn.
Zij zweren jullie bij Allah om jullie te behagen, terwijl Allah en zijn Boodschapper er meer recht op hebben dat zij hen behagen, als zij gelovigen zijn.
Zij zweren jullie bij Allah om jullie te behagen, terwijl Allah en zijn Boodschapper er meer recht op hebben dat zij hen behagen, als zij gelovigen zijn.
أَلَمْ يَعْلَمُوٓا۟ أَنَّهُۥ مَن يُحَادِدِ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥ فَأَنَّ لَهُۥ نَارَ جَهَنَّمَ خَٰلِدًۭا فِيهَا ۚ ذَٰلِكَ ٱلْخِزْىُ ٱلْعَظِيمُ ﴿٦٣﴾
Weten zij niet, dat hij, die God en zijn apostel weêrstand biedt, zonder twijfel met het vuur der hel gestraft worden, en daarin voor eeuwig verblijven zal? Dit is eene groote schande.
Weten zi (de huichelaars) niet dat voor degene die Allah en zijn Boodschapper uitdagen het vuur van de Hel (terecht) is, zij zullen daarin eeuwig levenden zijn. Dat is de geweldige vernedering.
Weten zi (de huichelaars) niet dat voor degene die Allah en zijn Boodschapper uitdagen het vuur van de Hel (terecht) is, zij zullen daarin eeuwig levenden zijn. Dat is de geweldige vernedering.
يَحْذَرُ ٱلْمُنَٰفِقُونَ أَن تُنَزَّلَ عَلَيْهِمْ سُورَةٌۭ تُنَبِّئُهُم بِمَا فِى قُلُوبِهِمْ ۚ قُلِ ٱسْتَهْزِءُوٓا۟ إِنَّ ٱللَّهَ مُخْرِجٌۭ مَّا تَحْذَرُونَ ﴿٦٤﴾
De huichelaars vreezen, dat eene Soera nopens hen mocht worden geopenbaard, om hun te verklaren, wat zich in hunne harten bevindt. Zeg tot hen: Gij spot, maar God zal zekerlijk aan het licht brengen, wat gij vreest te zien openbaren.
De huichelaars vrezen dat er over hen een Soerah (hoofdstuk) wordt neergezonden die (hen) bekend maakt wat in hun harten is. Zeg: \"Spotten jullie maar: voorwaar, Allah zal dat waar jullie voor vrezen zeker bekend maken\".
De huichelaars vrezen dat er over hen een Soerah (hoofdstuk) wordt neergezonden die (hen) bekend maakt wat in hun harten is. Zeg: \"Spotten jullie maar: voorwaar, Allah zal dat waar jullie voor vrezen zeker bekend maken\".
وَلَئِن سَأَلْتَهُمْ لَيَقُولُنَّ إِنَّمَا كُنَّا نَخُوضُ وَنَلْعَبُ ۚ قُلْ أَبِٱللَّهِ وَءَايَٰتِهِۦ وَرَسُولِهِۦ كُنتُمْ تَسْتَهْزِءُونَ ﴿٦٥﴾
En indien gij hun de reden van deze bespotting vraagt, zeggen zij: Waarlijk, wij spraken slechts met elkander en schertsten onder ons. Zeg: spot gij met God en zijne teekens en met zijn apostel?
En als jij (O Moehammad) ven vraagt (over hun gespot), dan zullen zij zeker antwoorden: \"Wij kletsten en schertsten maar wat.\" Zeg: \"Plachten jullie de spot te drijven met Allah en Zijn Verzen en Zijn Boodschapper?\"
En als jij (O Moehammad) ven vraagt (over hun gespot), dan zullen zij zeker antwoorden: \"Wij kletsten en schertsten maar wat.\" Zeg: \"Plachten jullie de spot te drijven met Allah en Zijn Verzen en Zijn Boodschapper?\"
لَا تَعْتَذِرُوا۟ قَدْ كَفَرْتُم بَعْدَ إِيمَٰنِكُمْ ۚ إِن نَّعْفُ عَن طَآئِفَةٍۢ مِّنكُمْ نُعَذِّبْ طَآئِفَةًۢ بِأَنَّهُمْ كَانُوا۟ مُجْرِمِينَ ﴿٦٦﴾
Tracht niet u te verontschuldigen; gij zijt ongeloovigen geworden, na geloofd te hebben. Indien wij een deel uwer vergeven, zullen wij een ander deel straffen, daar zij boozen waren.
Verontschuldigt jullie maar niet, jullie zijn ongelovig geworden nadat jullie geloofden. Als Wij een groep van jullie vergeven (vanwege hun berouw) dan zullen Wij een andere groep bestraffen omdat zij misdadigers waren.
Verontschuldigt jullie maar niet, jullie zijn ongelovig geworden nadat jullie geloofden. Als Wij een groep van jullie vergeven (vanwege hun berouw) dan zullen Wij een andere groep bestraffen omdat zij misdadigers waren.
ٱلْمُنَٰفِقُونَ وَٱلْمُنَٰفِقَٰتُ بَعْضُهُم مِّنۢ بَعْضٍۢ ۚ يَأْمُرُونَ بِٱلْمُنكَرِ وَيَنْهَوْنَ عَنِ ٱلْمَعْرُوفِ وَيَقْبِضُونَ أَيْدِيَهُمْ ۚ نَسُوا۟ ٱللَّهَ فَنَسِيَهُمْ ۗ إِنَّ ٱلْمُنَٰفِقِينَ هُمُ ٱلْفَٰسِقُونَ ﴿٦٧﴾
Huichelende mannen en vrouwen zetten elkander wederkeerig aan; zij gebieden wat slecht is, en verbieden wat goed is, en sluiten hunne handen om geene aalmoezen te geven. Zij hebben God vergeten; daarom heeft God ook hen vergeten: waarlijk de huichelaars zijn goddeloozen.
De huichelaars en de huichelaarsters zijn eender, zij sporen aan tot het verwerpelijke en zij verbieden het behoorlijke. Zij houden hun handen dicht (uit gierigheid). Zij vergaten Allah, zodat Hij hen vergat. Voorwaar, de huichelaars zijn de zwaar zondigen.
De huichelaars en de huichelaarsters zijn eender, zij sporen aan tot het verwerpelijke en zij verbieden het behoorlijke. Zij houden hun handen dicht (uit gierigheid). Zij vergaten Allah, zodat Hij hen vergat. Voorwaar, de huichelaars zijn de zwaar zondigen.
وَعَدَ ٱللَّهُ ٱلْمُنَٰفِقِينَ وَٱلْمُنَٰفِقَٰتِ وَٱلْكُفَّارَ نَارَ جَهَنَّمَ خَٰلِدِينَ فِيهَا ۚ هِىَ حَسْبُهُمْ ۚ وَلَعَنَهُمُ ٱللَّهُ ۖ وَلَهُمْ عَذَابٌۭ مُّقِيمٌۭ ﴿٦٨﴾
God bedreigt de huichelaars, zoowel mannen als vrouwen, en de ongeloovigen met het vuur der hel; eeuwig zullen zij daarin blijven; dit zal hun verdiende loon zijn. God heeft hen vervloekt, en zij zullen eene voortdurende pijniging ondergaan.
Allah heeft de huichelaars, de huichetaarsters en de ongelovigen het vuur van de Hel aangezegd, zij zijn daarin eeuwig levenden. Het is voldoende voor hen. En Allah heeft hen vervloekt. En voor hen is er een blijvende bestraffing.
Allah heeft de huichelaars, de huichetaarsters en de ongelovigen het vuur van de Hel aangezegd, zij zijn daarin eeuwig levenden. Het is voldoende voor hen. En Allah heeft hen vervloekt. En voor hen is er een blijvende bestraffing.
كَٱلَّذِينَ مِن قَبْلِكُمْ كَانُوٓا۟ أَشَدَّ مِنكُمْ قُوَّةًۭ وَأَكْثَرَ أَمْوَٰلًۭا وَأَوْلَٰدًۭا فَٱسْتَمْتَعُوا۟ بِخَلَٰقِهِمْ فَٱسْتَمْتَعْتُم بِخَلَٰقِكُمْ كَمَا ٱسْتَمْتَعَ ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِكُم بِخَلَٰقِهِمْ وَخُضْتُمْ كَٱلَّذِى خَاضُوٓا۟ ۚ أُو۟لَٰٓئِكَ حَبِطَتْ أَعْمَٰلُهُمْ فِى ٱلدُّنْيَا وَٱلْءَاخِرَةِ ۖ وَأُو۟لَٰٓئِكَ هُمُ ٱلْخَٰسِرُونَ ﴿٦٩﴾
Gij handelt evenals zij, die vóór u bestonden. Zij waren sterker dan gij en hadden meer overvloed van rijkdommen en van kinderen; en zij genoten van hun vermogen in deze wereld, evenals gij, die uw vermogen hier geniet, gelijk zij, die u vooraf gingen, hun vermogen genoten. En gij mengt u in ijdele gesprekken, evenals zij zich daarin mengden. De daden van dezen zijn ijdel, zoowel in deze als in de volgende wereld, en zij zijn het die verloren gaan.
(Zij zijn) zoals degenen vóór jullie, zij waren sterker in kracht dan jullie en rijker aan bezittingen en kinderen. Zij hebben genoten van hun deel en jullie hebben genoten van jullie deel, zoals degenen vóór jullie hebben genoten. En jullie zijn verdiept (in ijdele gesprekken) zoals zij verdiept waren. Zij zijin degenen wiens daden vruchteloos zijn, in dit leven en in het Hiernamaals. Zij zijn degenen die de verliezers zijn.
(Zij zijn) zoals degenen vóór jullie, zij waren sterker in kracht dan jullie en rijker aan bezittingen en kinderen. Zij hebben genoten van hun deel en jullie hebben genoten van jullie deel, zoals degenen vóór jullie hebben genoten. En jullie zijn verdiept (in ijdele gesprekken) zoals zij verdiept waren. Zij zijin degenen wiens daden vruchteloos zijn, in dit leven en in het Hiernamaals. Zij zijn degenen die de verliezers zijn.
أَلَمْ يَأْتِهِمْ نَبَأُ ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ قَوْمِ نُوحٍۢ وَعَادٍۢ وَثَمُودَ وَقَوْمِ إِبْرَٰهِيمَ وَأَصْحَٰبِ مَدْيَنَ وَٱلْمُؤْتَفِكَٰتِ ۚ أَتَتْهُمْ رُسُلُهُم بِٱلْبَيِّنَٰتِ ۖ فَمَا كَانَ ٱللَّهُ لِيَظْلِمَهُمْ وَلَٰكِن كَانُوٓا۟ أَنفُسَهُمْ يَظْلِمُونَ ﴿٧٠﴾
Waart gij niet bekend met de geschiedenis van hen, die vóór hen bestonden? Van het volk van Noach, van Ad en van Themoed, en van het volk van Abraham, en van de bewoners van Madian, en van de steden die verwoest werden? Hunne apostelen kwamen tot hen met duidelijke aanwijzingen, en God was niet geneigd hen onrechtvaardig te behandelen; maar zij handelden onrechtvaardig met hunne eigene zielen.
Heeft het bericht hun niet bereikt over degenen vóór hen; het volk van Noeh, en de 'Âd en de Tsamôed, en het volk van Ibrâhîm, en de bewoners van Madyan en de bewoners van de geruïneerde steden? Hun Boodschappers waren tot ben gekomen met de duidelijke bewijzen. En Allah heeft hen nimmer onrecht aangedaan, maar zij hebben zichzelf onrecht aangedaan.
Heeft het bericht hun niet bereikt over degenen vóór hen; het volk van Noeh, en de 'Âd en de Tsamôed, en het volk van Ibrâhîm, en de bewoners van Madyan en de bewoners van de geruïneerde steden? Hun Boodschappers waren tot ben gekomen met de duidelijke bewijzen. En Allah heeft hen nimmer onrecht aangedaan, maar zij hebben zichzelf onrecht aangedaan.
وَٱلْمُؤْمِنُونَ وَٱلْمُؤْمِنَٰتُ بَعْضُهُمْ أَوْلِيَآءُ بَعْضٍۢ ۚ يَأْمُرُونَ بِٱلْمَعْرُوفِ وَيَنْهَوْنَ عَنِ ٱلْمُنكَرِ وَيُقِيمُونَ ٱلصَّلَوٰةَ وَيُؤْتُونَ ٱلزَّكَوٰةَ وَيُطِيعُونَ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥٓ ۚ أُو۟لَٰٓئِكَ سَيَرْحَمُهُمُ ٱللَّهُ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ عَزِيزٌ حَكِيمٌۭ ﴿٧١﴾
En de geloovige mannen en de geloovige vrouwen zijn elkanders vrienden. Zij bevelen wat rechtvaardig is en verbieden wat slecht is, en zij zijn volhardend in het gebed, en reiken de vastgestelde aalmoezen uit, en zij gehoorzamen Gode en zijne gezanten. Voor hen zal God genadig zijn; want hij is machtig en wijs.
En de gelovige mannen en de gelovige vrouwen zijn elkaars helpers, zij roepen op tot het behoorlijke en verbieden het verwerpelijke en zij onderhouden de shalât en geven de zakât en zij gehoorzamen Allah en zijn Boodschapper. Zij zijn degenen die Allah zal begenedigen. Voorwaar, Allah is Almachtig, Alwijs.
En de gelovige mannen en de gelovige vrouwen zijn elkaars helpers, zij roepen op tot het behoorlijke en verbieden het verwerpelijke en zij onderhouden de shalât en geven de zakât en zij gehoorzamen Allah en zijn Boodschapper. Zij zijn degenen die Allah zal begenedigen. Voorwaar, Allah is Almachtig, Alwijs.
وَعَدَ ٱللَّهُ ٱلْمُؤْمِنِينَ وَٱلْمُؤْمِنَٰتِ جَنَّٰتٍۢ تَجْرِى مِن تَحْتِهَا ٱلْأَنْهَٰرُ خَٰلِدِينَ فِيهَا وَمَسَٰكِنَ طَيِّبَةًۭ فِى جَنَّٰتِ عَدْنٍۢ ۚ وَرِضْوَٰنٌۭ مِّنَ ٱللَّهِ أَكْبَرُ ۚ ذَٰلِكَ هُوَ ٱلْفَوْزُ ٱلْعَظِيمُ ﴿٧٢﴾
God beloofde den waren geloovigen, zoowel mannen als vrouwen, tuinen door rivieren besproeid, waarin zij eeuwig zullen verblijven; hij beloofde hun heerlijke woningen in de tuinen van eeuwig verblijf; maar Gods goede gezindheid zal hunne uitnemendste belooning zijn. Dat zal een groot heil wezen.
Allah heeft de gelovigen mannen en de gelovige vrouwen Tuinen (het Paradijs) beloofd waar onder door de rivieren stromen, zij zijn daarin eeuwig, levenden. En goede woonplaatsen in de Tuinen van 'Adn (Eden). En het welbehagen van Allah is groter. Dat is de geweldige overwinning.
Allah heeft de gelovigen mannen en de gelovige vrouwen Tuinen (het Paradijs) beloofd waar onder door de rivieren stromen, zij zijn daarin eeuwig, levenden. En goede woonplaatsen in de Tuinen van 'Adn (Eden). En het welbehagen van Allah is groter. Dat is de geweldige overwinning.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلنَّبِىُّ جَٰهِدِ ٱلْكُفَّارَ وَٱلْمُنَٰفِقِينَ وَٱغْلُظْ عَلَيْهِمْ ۚ وَمَأْوَىٰهُمْ جَهَنَّمُ ۖ وَبِئْسَ ٱلْمَصِيرُ ﴿٧٣﴾
O Profeet! onderneem den oorlog tegen de ongeloovigen en de huichelaars, en wees gestreng omtrent hen; want hunne woning zal de hel zijn. Welk een ongelukkig verblijf!
O Profeet, bevecht de ongelovigen en de huichelaars en treed hard tegen hen op. En hun verblijfplaats is de Hel, en dat is de slechtste bestemming.
O Profeet, bevecht de ongelovigen en de huichelaars en treed hard tegen hen op. En hun verblijfplaats is de Hel, en dat is de slechtste bestemming.
يَحْلِفُونَ بِٱللَّهِ مَا قَالُوا۟ وَلَقَدْ قَالُوا۟ كَلِمَةَ ٱلْكُفْرِ وَكَفَرُوا۟ بَعْدَ إِسْلَٰمِهِمْ وَهَمُّوا۟ بِمَا لَمْ يَنَالُوا۟ ۚ وَمَا نَقَمُوٓا۟ إِلَّآ أَنْ أَغْنَىٰهُمُ ٱللَّهُ وَرَسُولُهُۥ مِن فَضْلِهِۦ ۚ فَإِن يَتُوبُوا۟ يَكُ خَيْرًۭا لَّهُمْ ۖ وَإِن يَتَوَلَّوْا۟ يُعَذِّبْهُمُ ٱللَّهُ عَذَابًا أَلِيمًۭا فِى ٱلدُّنْيَا وَٱلْءَاخِرَةِ ۚ وَمَا لَهُمْ فِى ٱلْأَرْضِ مِن وَلِىٍّۢ وَلَا نَصِيرٍۢ ﴿٧٤﴾
Zij zweren bij God, dat zij niet zeiden waarvan zij worden beschuldigd, en toch hebben zij het woord van ongeloovigheid geuit en werden ongeloovigen, nadat zij den Islam hadden omhelsd. En zij vormden een plan, maar konden het niet volvoeren; en zij vormden het niet, dan omdat God en zijn gezant hen door hunne goedheid hebben verrijkt. Indien zij zich bekeeren, zal het beter voor hen zijn; maar indien zij terugtrekken, zal God hen met eene strenge pijniging straffen, zoo wel in deze als in de volgende wereld, en zij zullen noch eenen schuts op aarde noch eenen beschermer hebben.
Zij zwoeren bij Allah wat zij zeiden, terwijl zij voorzeker het woord van ongeloof uitspraken en zij zijn ongelovig geworden na hun Islam, en zij verlangden wat zij niet konden uitvoeren. Fn zij verweten slechts (toen) Allah en zijn Boodschapper hen (de gelovigen) rijkdom schonken, van Zijn gunst. Als zij dan berouw tonen, dan zou dat beter voor hen zijn, maar als zij zich afwenden, dan zal Allah hen straffen met een pijnlijke bestraffing, in dit leven en in het Hiernamaals. En op de aarde is er voor hen geen bescherma en geen helper.
Zij zwoeren bij Allah wat zij zeiden, terwijl zij voorzeker het woord van ongeloof uitspraken en zij zijn ongelovig geworden na hun Islam, en zij verlangden wat zij niet konden uitvoeren. Fn zij verweten slechts (toen) Allah en zijn Boodschapper hen (de gelovigen) rijkdom schonken, van Zijn gunst. Als zij dan berouw tonen, dan zou dat beter voor hen zijn, maar als zij zich afwenden, dan zal Allah hen straffen met een pijnlijke bestraffing, in dit leven en in het Hiernamaals. En op de aarde is er voor hen geen bescherma en geen helper.
۞ وَمِنْهُم مَّنْ عَٰهَدَ ٱللَّهَ لَئِنْ ءَاتَىٰنَا مِن فَضْلِهِۦ لَنَصَّدَّقَنَّ وَلَنَكُونَنَّ مِنَ ٱلصَّٰلِحِينَ ﴿٧٥﴾
Er zijn sommigen van hen die een verbond met God hebben aangegaan, zeggende: Waarlijk, indien hij ons van zijnen overvloed geeft, zullen wij aalmoezen schenken en rechtvaardigen worden.
En onder hen zijn er die aan Allah beloofden: \"Als Hij ons van Zijn gunst schenkt, dan zullen wij bijdragen geven en dan zullen wij zeker tot de rechtschapenen behoren.\"
En onder hen zijn er die aan Allah beloofden: \"Als Hij ons van Zijn gunst schenkt, dan zullen wij bijdragen geven en dan zullen wij zeker tot de rechtschapenen behoren.\"
فَلَمَّآ ءَاتَىٰهُم مِّن فَضْلِهِۦ بَخِلُوا۟ بِهِۦ وَتَوَلَّوا۟ وَّهُم مُّعْرِضُونَ ﴿٧٦﴾
Maar toen hij hun van zijn overvloed had gegeven, werden zij gierig, keerden zich om en wendden zich ver weg.
Maar wanneer Hij hun dan van Zijn gunst heeft geschonken, dan zijn zij er gierig mee en wenden zij zich af (van hun belofte). En zij wenden zich af.
Maar wanneer Hij hun dan van Zijn gunst heeft geschonken, dan zijn zij er gierig mee en wenden zij zich af (van hun belofte). En zij wenden zich af.
فَأَعْقَبَهُمْ نِفَاقًۭا فِى قُلُوبِهِمْ إِلَىٰ يَوْمِ يَلْقَوْنَهُۥ بِمَآ أَخْلَفُوا۟ ٱللَّهَ مَا وَعَدُوهُ وَبِمَا كَانُوا۟ يَكْذِبُونَ ﴿٧٧﴾
Daarom liet God huichelarij in hunne harten opvolgen, tot den dag dat zij voor hem zullen verschijnen, om rekenschap te geven van hunne schending der beloften, die zij Gode hebben gedaan, en omdat zij bedriegelijk hebben gehandeld.
Daarom veroorzaakte (de gierigheid) huichelachtigheid in hun harten, tot de Dag waarop zij Hem ontmoeten, omdat zij de aan Allah gedane belofte hebben gebroken en omdat zij plachten te liegen.
Daarom veroorzaakte (de gierigheid) huichelachtigheid in hun harten, tot de Dag waarop zij Hem ontmoeten, omdat zij de aan Allah gedane belofte hebben gebroken en omdat zij plachten te liegen.
أَلَمْ يَعْلَمُوٓا۟ أَنَّ ٱللَّهَ يَعْلَمُ سِرَّهُمْ وَنَجْوَىٰهُمْ وَأَنَّ ٱللَّهَ عَلَّٰمُ ٱلْغُيُوبِ ﴿٧٨﴾
Weten zij dan niet, dat God kent wat zij verbergen en hunne onderlinge gesprekken, en dat God alle geheimen kent?
Weten zij niet dat Allah hun geheim kent en hun vertrouwlijke gesprekken en dat Allah de Kenner van het onwaarneembare is?
Weten zij niet dat Allah hun geheim kent en hun vertrouwlijke gesprekken en dat Allah de Kenner van het onwaarneembare is?
ٱلَّذِينَ يَلْمِزُونَ ٱلْمُطَّوِّعِينَ مِنَ ٱلْمُؤْمِنِينَ فِى ٱلصَّدَقَٰتِ وَٱلَّذِينَ لَا يَجِدُونَ إِلَّا جُهْدَهُمْ فَيَسْخَرُونَ مِنْهُمْ ۙ سَخِرَ ٱللَّهُ مِنْهُمْ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿٧٩﴾
Zij die de geloovigen belasteren wegens de onverplichte aalmoezen, of omdat dezen daaraan niet dan met veel moeite kunnen voldoen, en hen daarom bespotten, God zal hen bespotten en zij zullen eene gestrenge straf ondergaan.
Degenen die beledigende aanmerkingen maken over de vrijwillige gevers onder de gelovigen over de aalmoezen en over degenen die vanwege hun armoede niets kunnen vinden (om te geven), tenzij met de grootste moeite, en die dan de spot met hen drijven: Allah zal de spot op hen terugwerpen en voor hen is cr een pijnlijke bestraffing.
Degenen die beledigende aanmerkingen maken over de vrijwillige gevers onder de gelovigen over de aalmoezen en over degenen die vanwege hun armoede niets kunnen vinden (om te geven), tenzij met de grootste moeite, en die dan de spot met hen drijven: Allah zal de spot op hen terugwerpen en voor hen is cr een pijnlijke bestraffing.
ٱسْتَغْفِرْ لَهُمْ أَوْ لَا تَسْتَغْفِرْ لَهُمْ إِن تَسْتَغْفِرْ لَهُمْ سَبْعِينَ مَرَّةًۭ فَلَن يَغْفِرَ ٱللَّهُ لَهُمْ ۚ ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمْ كَفَرُوا۟ بِٱللَّهِ وَرَسُولِهِۦ ۗ وَٱللَّهُ لَا يَهْدِى ٱلْقَوْمَ ٱلْفَٰسِقِينَ ﴿٨٠﴾
Of gij al dan niet vergiffenis voor hen vraagt, het zal gelijk zijn. Indien gij zeventig maal vergiffenis voor hen vraagt, zal God hun op geenerlei wijze vergeven. Dit is omdat zij niet in God en zijn gezant gelooven; en God leidt de goddeloozen niet.
Of jij nu vergeving voor hen vraagt, of geen vergeving voor hen vraagt (het maakt geen verschil); ook al zou jij zeventig keer vergeving voor hen vragen; nooit zal Allah hen vergeven. Dat is omdat zij niet in Allah en zijn Boodschapper geloven. En Allah leidt het zwaar zondige volk niet.
Of jij nu vergeving voor hen vraagt, of geen vergeving voor hen vraagt (het maakt geen verschil); ook al zou jij zeventig keer vergeving voor hen vragen; nooit zal Allah hen vergeven. Dat is omdat zij niet in Allah en zijn Boodschapper geloven. En Allah leidt het zwaar zondige volk niet.
فَرِحَ ٱلْمُخَلَّفُونَ بِمَقْعَدِهِمْ خِلَٰفَ رَسُولِ ٱللَّهِ وَكَرِهُوٓا۟ أَن يُجَٰهِدُوا۟ بِأَمْوَٰلِهِمْ وَأَنفُسِهِمْ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ وَقَالُوا۟ لَا تَنفِرُوا۟ فِى ٱلْحَرِّ ۗ قُلْ نَارُ جَهَنَّمَ أَشَدُّ حَرًّۭا ۚ لَّوْ كَانُوا۟ يَفْقَهُونَ ﴿٨١﴾
Zij die bij de expeditie van Taboec te huis bleven, waren verblijd achter den profeet te blijven, en ongeneigd hunne bezittingen en hunne personen te wagen voor den vooruitgang van Gods waren godsdienst, en zij zeiden onderling: Trek niet in de hitte op. Zeg: het hellevuur zal heeter zijn; indien zij dit maar begrepen!
De achterblijvers (in de tijd van de Slag bij Tahôek) verheugden zich er over dat zij achter de Boodschapper van Allah waren gebleven en zij hadden er een afkeer van om met hun bezittingen en hun levens te strijden op de Weg van Allah, en zij zeiden: \"Rukt niet uit in de hitte!\" Zeg: \"De hitte van de Hel is erger.\" Als jullie dat toch begrepen!
De achterblijvers (in de tijd van de Slag bij Tahôek) verheugden zich er over dat zij achter de Boodschapper van Allah waren gebleven en zij hadden er een afkeer van om met hun bezittingen en hun levens te strijden op de Weg van Allah, en zij zeiden: \"Rukt niet uit in de hitte!\" Zeg: \"De hitte van de Hel is erger.\" Als jullie dat toch begrepen!
فَلْيَضْحَكُوا۟ قَلِيلًۭا وَلْيَبْكُوا۟ كَثِيرًۭا جَزَآءًۢ بِمَا كَانُوا۟ يَكْسِبُونَ ﴿٨٢﴾
Laat hen dus weinig lachen; zij zullen des te meer weenen, als eene vergelding voor hetgeen zij hebben gedaan.
Laten zij daarom weinig lachen en veel huilen, als een vergelding voor hetgeen zij plachten te bedrijven.
Laten zij daarom weinig lachen en veel huilen, als een vergelding voor hetgeen zij plachten te bedrijven.
فَإِن رَّجَعَكَ ٱللَّهُ إِلَىٰ طَآئِفَةٍۢ مِّنْهُمْ فَٱسْتَـْٔذَنُوكَ لِلْخُرُوجِ فَقُل لَّن تَخْرُجُوا۟ مَعِىَ أَبَدًۭا وَلَن تُقَٰتِلُوا۟ مَعِىَ عَدُوًّا ۖ إِنَّكُمْ رَضِيتُم بِٱلْقُعُودِ أَوَّلَ مَرَّةٍۢ فَٱقْعُدُوا۟ مَعَ ٱلْخَٰلِفِينَ ﴿٨٣﴾
Indien God u terugbrengt tot sommigen van hen, en zij u verlof vragen, met u ten oorlog te mogen trekken; zeg dan: Gij zult niet met mij vertrekken; nimmer zult gij een vijand met mij bekampen: het behaagde u de eerste maal te huis te blijven; zit dus thans te huis met hen die achterblijven.
Als Allah jou (O Moehammad) dan (veilig) terugbrengt naar een groep van hen, dan vragen zij jou toestemming om (ten strijde) te trekken. Zeg dan: \"Jullie zullen nooit met mij uittrekken en nimmer zullen jullie met mij een vijand bevechten, voorwaar, het behaagde jullie de eerste keer om te blijven zitten, blijft daarom zitten bij de thuisblijvers.
Als Allah jou (O Moehammad) dan (veilig) terugbrengt naar een groep van hen, dan vragen zij jou toestemming om (ten strijde) te trekken. Zeg dan: \"Jullie zullen nooit met mij uittrekken en nimmer zullen jullie met mij een vijand bevechten, voorwaar, het behaagde jullie de eerste keer om te blijven zitten, blijft daarom zitten bij de thuisblijvers.
وَلَا تُصَلِّ عَلَىٰٓ أَحَدٍۢ مِّنْهُم مَّاتَ أَبَدًۭا وَلَا تَقُمْ عَلَىٰ قَبْرِهِۦٓ ۖ إِنَّهُمْ كَفَرُوا۟ بِٱللَّهِ وَرَسُولِهِۦ وَمَاتُوا۟ وَهُمْ فَٰسِقُونَ ﴿٨٤﴾
Nimmer zult gij voor een van hen die gestorven is, bidden; sta nimmer bij zijn graf stil, omdat zij niet in God en zijn gezant geloofden, en in hunne boosheid stierven.
En verricht nooit een shalât over een dode van hen en sta niet bij zijn gra£: voorwaar, zij geloven niet in Allah en zijn Boodschapper en zij stierven, en zij waren zwaar zondig.
En verricht nooit een shalât over een dode van hen en sta niet bij zijn gra£: voorwaar, zij geloven niet in Allah en zijn Boodschapper en zij stierven, en zij waren zwaar zondig.
وَلَا تُعْجِبْكَ أَمْوَٰلُهُمْ وَأَوْلَٰدُهُمْ ۚ إِنَّمَا يُرِيدُ ٱللَّهُ أَن يُعَذِّبَهُم بِهَا فِى ٱلدُّنْيَا وَتَزْهَقَ أَنفُسُهُمْ وَهُمْ كَٰفِرُونَ ﴿٨٥﴾
Laten hunne rijkdommen en hunne kinderen uwe verwondering niet opwekken; Gods bedoeling is alleen hen daardoor in deze wereld te straffen en hen door hunne zielen te doen verlaten, terwijl zij ongeloovigen zijn.
En laat hun bezittingen en hun kinderen op jou geen (goede) indruk maken; Allah wenst hen slechts daarmee te straffen in dit leven en dat hun zielen weggaan terwijl zij ongelovig zijn.
En laat hun bezittingen en hun kinderen op jou geen (goede) indruk maken; Allah wenst hen slechts daarmee te straffen in dit leven en dat hun zielen weggaan terwijl zij ongelovig zijn.
وَإِذَآ أُنزِلَتْ سُورَةٌ أَنْ ءَامِنُوا۟ بِٱللَّهِ وَجَٰهِدُوا۟ مَعَ رَسُولِهِ ٱسْتَـْٔذَنَكَ أُو۟لُوا۟ ٱلطَّوْلِ مِنْهُمْ وَقَالُوا۟ ذَرْنَا نَكُن مَّعَ ٱلْقَٰعِدِينَ ﴿٨٦﴾
Indien eene Soera wordt nedergezonden, waarin gezegd wordt: Geloof in God en trek ten oorlog met zijn gezant, vragen de rijksten onder hen u verlof om achter te blijven, en zeggen: Sta ons toe tot hen te behooren, die te huis blijven.
En wanneer er een Soerah (een hoofdstuk) wordt neergezonden (waarin wordt gemaand:) \"Gelooft in Allah en strijdt met Zijn Boodschapper,\" dan vragen de welgestelden onder hen om toestemming, zij zeggen: \"Laat ons maar achter bij de thuisblijvers.\"
En wanneer er een Soerah (een hoofdstuk) wordt neergezonden (waarin wordt gemaand:) \"Gelooft in Allah en strijdt met Zijn Boodschapper,\" dan vragen de welgestelden onder hen om toestemming, zij zeggen: \"Laat ons maar achter bij de thuisblijvers.\"
رَضُوا۟ بِأَن يَكُونُوا۟ مَعَ ٱلْخَوَالِفِ وَطُبِعَ عَلَىٰ قُلُوبِهِمْ فَهُمْ لَا يَفْقَهُونَ ﴿٨٧﴾
Zij zijn er toe geneigd, met hen achter te blijven, en hunne harten zijn verzegeld; daarom begrijpen zij niet.
Het behaagt hen om bij de thuisblijvers te behoren en hun harten zijn vergrendeld, omdat zij (het) niet begrijpen.
Het behaagt hen om bij de thuisblijvers te behoren en hun harten zijn vergrendeld, omdat zij (het) niet begrijpen.
لَٰكِنِ ٱلرَّسُولُ وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ مَعَهُۥ جَٰهَدُوا۟ بِأَمْوَٰلِهِمْ وَأَنفُسِهِمْ ۚ وَأُو۟لَٰٓئِكَ لَهُمُ ٱلْخَيْرَٰتُ ۖ وَأُو۟لَٰٓئِكَ هُمُ ٱلْمُفْلِحُونَ ﴿٨٨﴾
Maar de gezant en zij die met hem hebben geloofd, wagen hunne bezittingen en hun leven om God te dienen; zij zullen de geneugten van het volgende leven smaken en gelukkig zijn.
Maar de Boodschapper en degenen die met hem geloven, zij strijden met hun bezittingen en hun levens. En nj zijn degenen voor wie er de goede dingen zijn, en zij zijn degenen die de welslagenden zijn.
Maar de Boodschapper en degenen die met hem geloven, zij strijden met hun bezittingen en hun levens. En nj zijn degenen voor wie er de goede dingen zijn, en zij zijn degenen die de welslagenden zijn.
أَعَدَّ ٱللَّهُ لَهُمْ جَنَّٰتٍۢ تَجْرِى مِن تَحْتِهَا ٱلْأَنْهَٰرُ خَٰلِدِينَ فِيهَا ۚ ذَٰلِكَ ٱلْفَوْزُ ٱلْعَظِيمُ ﴿٨٩﴾
God heeft tuinen voor hen gereed gemaakt, met rivieren doorsneden; eeuwig zullen zij daarin blijven. Dit zal eene groote zaligheid zijn.
Allah heeft voor hen een Tuin (het Paradijs) bereid waar onder door de rivieren stromen, zij zijn daarin de eeuwig levenden. Dat is de geweldige overwinning.
Allah heeft voor hen een Tuin (het Paradijs) bereid waar onder door de rivieren stromen, zij zijn daarin de eeuwig levenden. Dat is de geweldige overwinning.
وَجَآءَ ٱلْمُعَذِّرُونَ مِنَ ٱلْأَعْرَابِ لِيُؤْذَنَ لَهُمْ وَقَعَدَ ٱلَّذِينَ كَذَبُوا۟ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥ ۚ سَيُصِيبُ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ مِنْهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌۭ ﴿٩٠﴾
En zekere Arabieren van de woestijn kwamen om zich te verontschuldigen, en baden, dat zij achter mochten blijven. Zij die God en zijn gezant van logen hadden beschuldigd, bleven te huis. Maar eene pijnlijke straf zal hun worden opgelegd die niet gelooven.
De aanbieders van verontschuldigingen onder de bedoeïenen komen, opdat hun vrijstelling zal worden gegeven, en degenen die Allah en Zijn Boodschapper loochenen, gaan zitten. Een pijnlijke bestrafring zal de ongelovigen onder hen treffen.
De aanbieders van verontschuldigingen onder de bedoeïenen komen, opdat hun vrijstelling zal worden gegeven, en degenen die Allah en Zijn Boodschapper loochenen, gaan zitten. Een pijnlijke bestrafring zal de ongelovigen onder hen treffen.
لَّيْسَ عَلَى ٱلضُّعَفَآءِ وَلَا عَلَى ٱلْمَرْضَىٰ وَلَا عَلَى ٱلَّذِينَ لَا يَجِدُونَ مَا يُنفِقُونَ حَرَجٌ إِذَا نَصَحُوا۟ لِلَّهِ وَرَسُولِهِۦ ۚ مَا عَلَى ٱلْمُحْسِنِينَ مِن سَبِيلٍۢ ۚ وَٱللَّهُ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿٩١﴾
Zij die zwak, of door ziekte aangetast zijn, of zij die geene middelen hebben om tot den oorlog bij te dragen, zullen geene zonde doen indien zij te huis blijven, zoo zij zich geloovig omtrent God en zijn gezant gedragen. Hun die rechtvaardig zijn, zal geen kwaad geschieden; want God is genadig en barmhartig.
Er rust geen zonde op de zwakken, de zieken, noch op degenen die niets kunnen vinden om te besteden, wanneer zij oprecht zijn tegenover Allah en zijn Boodschapper. Tegen de weldoeners is er geen weg (cm ben van zonde te beschuldigen). En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
Er rust geen zonde op de zwakken, de zieken, noch op degenen die niets kunnen vinden om te besteden, wanneer zij oprecht zijn tegenover Allah en zijn Boodschapper. Tegen de weldoeners is er geen weg (cm ben van zonde te beschuldigen). En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
وَلَا عَلَى ٱلَّذِينَ إِذَا مَآ أَتَوْكَ لِتَحْمِلَهُمْ قُلْتَ لَآ أَجِدُ مَآ أَحْمِلُكُمْ عَلَيْهِ تَوَلَّوا۟ وَّأَعْيُنُهُمْ تَفِيضُ مِنَ ٱلدَّمْعِ حَزَنًا أَلَّا يَجِدُوا۟ مَا يُنفِقُونَ ﴿٩٢﴾
Noch hun die u zijn komen verzoeken, hun benoodigdheden (rijdieren) voor de reis te verschaffen, en die, toen gij hebt geantwoord: Ik heb geene benoodigdheden om u te geven, terugkeerden met de tranen in de oogen, uit verdriet dat zij geene middelen konden vinden om tot den tocht bij te dragen.
En (ook) niet op degenen die, toon zij naar jou kwamen opdat jij lien zou vervoeren. (En) jij zei: \"Ik kan niets vinden waarop jullie vervoerd kunnen worden,\" (en) zij draaiden zich om, terwijl hun ogen overstroomden van tranen, uit droefheid omdat zij niets konden vinden om als bijdrage te besteden.
En (ook) niet op degenen die, toon zij naar jou kwamen opdat jij lien zou vervoeren. (En) jij zei: \"Ik kan niets vinden waarop jullie vervoerd kunnen worden,\" (en) zij draaiden zich om, terwijl hun ogen overstroomden van tranen, uit droefheid omdat zij niets konden vinden om als bijdrage te besteden.
۞ إِنَّمَا ٱلسَّبِيلُ عَلَى ٱلَّذِينَ يَسْتَـْٔذِنُونَكَ وَهُمْ أَغْنِيَآءُ ۚ رَضُوا۟ بِأَن يَكُونُوا۟ مَعَ ٱلْخَوَالِفِ وَطَبَعَ ٱللَّهُ عَلَىٰ قُلُوبِهِمْ فَهُمْ لَا يَعْلَمُونَ ﴿٩٣﴾
Maar er bestaat reden van gisping voor hen, die u verlof vragen, te huis te mogen blijven, als zij rijk zijn. Het behaagt hun met degenen te zijn, die achterblijven, en God heeft hunne harten dichtgezegeld; daarom begrijpen zij niet.
Voorwaar, slechts tegen degenen die jou om vrijstelling vragen terwijl zij rijk zijn, is er een weg (om hen te beschuldigen). Het behaagde hen om tot de thiuisblijvers te behoren en Allah heeft hun harten vergrendeld zodat zij niet weten.
Voorwaar, slechts tegen degenen die jou om vrijstelling vragen terwijl zij rijk zijn, is er een weg (om hen te beschuldigen). Het behaagde hen om tot de thiuisblijvers te behoren en Allah heeft hun harten vergrendeld zodat zij niet weten.
يَعْتَذِرُونَ إِلَيْكُمْ إِذَا رَجَعْتُمْ إِلَيْهِمْ ۚ قُل لَّا تَعْتَذِرُوا۟ لَن نُّؤْمِنَ لَكُمْ قَدْ نَبَّأَنَا ٱللَّهُ مِنْ أَخْبَارِكُمْ ۚ وَسَيَرَى ٱللَّهُ عَمَلَكُمْ وَرَسُولُهُۥ ثُمَّ تُرَدُّونَ إِلَىٰ عَٰلِمِ ٱلْغَيْبِ وَٱلشَّهَٰدَةِ فَيُنَبِّئُكُم بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٩٤﴾
Zij zullen zich bij u verontschuldigen, als gij tot hen zijt teruggekeerd; zeg: Verontschuldigt u niet; wij zullen u op geenerlei wijze gelooven. God heeft ons met uw gedrag bekend gemaakt, en God zal op uwe daden acht geven en ook zijn gezant, en hierna zult gij voor hem gebracht worden, die weet wat verborgen en wat duidelijk is, en hij zal u verklaren wat gij hebt bedreven.
Zij zullen jullie verontschuldigen aanbieden wanneer jullie tot hen zijn teruggekeerd. Zeg: \"Biedt geen verontschuldigingen aan, wij zullen jullie nooit geloven. Voorzeker, Allah heeft ons ingelicht over jullie (ware) houding. En Allah en Zijn Boodschapper zullen jullie daden zien. Daarna zullen jullie worden teruggevoerd tot de Kenner van het onwaarneembare en het waarneembare en dan zal Hij jullie inlichten over wat jullie plachten te doen.\"
Zij zullen jullie verontschuldigen aanbieden wanneer jullie tot hen zijn teruggekeerd. Zeg: \"Biedt geen verontschuldigingen aan, wij zullen jullie nooit geloven. Voorzeker, Allah heeft ons ingelicht over jullie (ware) houding. En Allah en Zijn Boodschapper zullen jullie daden zien. Daarna zullen jullie worden teruggevoerd tot de Kenner van het onwaarneembare en het waarneembare en dan zal Hij jullie inlichten over wat jullie plachten te doen.\"
سَيَحْلِفُونَ بِٱللَّهِ لَكُمْ إِذَا ٱنقَلَبْتُمْ إِلَيْهِمْ لِتُعْرِضُوا۟ عَنْهُمْ ۖ فَأَعْرِضُوا۟ عَنْهُمْ ۖ إِنَّهُمْ رِجْسٌۭ ۖ وَمَأْوَىٰهُمْ جَهَنَّمُ جَزَآءًۢ بِمَا كَانُوا۟ يَكْسِبُونَ ﴿٩٥﴾
Zij zullen, als gij tot hen zijt teruggekeerd, u bij God bezweren, dat gij hen alleen zult laten. Laat hen dus alleen; want zij zijn afschuwelijk, en de hel zal hunne woning zijn, als eene vergelding voor hetgeen zij hebben bedreven.
Zij zullen tegenover jou bij Allah zweren, wanneer jullie tot hen zijn terugkeerd, opdat jullie je van hen afwenden. Wendt jullie dan van hen af. voorwaar, zij zijn onrein en hun verblijfplaats is de Hel, als vergelding voor wat zij plachten te verrichten.
Zij zullen tegenover jou bij Allah zweren, wanneer jullie tot hen zijn terugkeerd, opdat jullie je van hen afwenden. Wendt jullie dan van hen af. voorwaar, zij zijn onrein en hun verblijfplaats is de Hel, als vergelding voor wat zij plachten te verrichten.
يَحْلِفُونَ لَكُمْ لِتَرْضَوْا۟ عَنْهُمْ ۖ فَإِن تَرْضَوْا۟ عَنْهُمْ فَإِنَّ ٱللَّهَ لَا يَرْضَىٰ عَنِ ٱلْقَوْمِ ٱلْفَٰسِقِينَ ﴿٩٦﴾
Zij zullen u bezweren, dat gij welwillend omtrent hen moogt zijn; maar indien gij welwillend omtrent hen zijt, waarlijk, dan zal God niet welwillend zijn omtrent degenen die slecht handelen.
Zij zweren tegenover jullie opdat jullie welbehagen aan hen zullen hebben, en als jullie welbehagen aan hen hebben: voorwaar, Allah heeft geen welbehagen aan het zwaar zondige volk.
Zij zweren tegenover jullie opdat jullie welbehagen aan hen zullen hebben, en als jullie welbehagen aan hen hebben: voorwaar, Allah heeft geen welbehagen aan het zwaar zondige volk.
ٱلْأَعْرَابُ أَشَدُّ كُفْرًۭا وَنِفَاقًۭا وَأَجْدَرُ أَلَّا يَعْلَمُوا۟ حُدُودَ مَآ أَنزَلَ ٱللَّهُ عَلَىٰ رَسُولِهِۦ ۗ وَٱللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٌۭ ﴿٩٧﴾
De Arabieren van de woestijn zijn nog hardnekkiger in hun ongeloof en hunne huichelarij; en het is gemakkelijker voor hen, onbekend te zijn met de bevelen van hetgeen God Zijnen gezant heeft nedergezonden en God is alwetend en wijs.
De bedoeïenen zijn het ergst in ongeloof en huichelarij en het ligt ben het meest om de bepalingen die Allah heeft neergezonden aan Zijn Boodschapper niet te kennen. En Allah is Alwetend, Alwijs.
De bedoeïenen zijn het ergst in ongeloof en huichelarij en het ligt ben het meest om de bepalingen die Allah heeft neergezonden aan Zijn Boodschapper niet te kennen. En Allah is Alwetend, Alwijs.
وَمِنَ ٱلْأَعْرَابِ مَن يَتَّخِذُ مَا يُنفِقُ مَغْرَمًۭا وَيَتَرَبَّصُ بِكُمُ ٱلدَّوَآئِرَ ۚ عَلَيْهِمْ دَآئِرَةُ ٱلسَّوْءِ ۗ وَٱللَّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌۭ ﴿٩٨﴾
Onder de Arabieren van de woestijn zijn er die, wat zij voor God hebben besteed, als eene schatting rekenen te zijn, en wachten dat u eene wisseling der fortuin mocht overkomen. Eene wisseling ten kwade zal over hen komen; want God hoort en weet alles.
Onder de bedoeïenen zijn er die hun bijdragen als een boete beschouwen en zij wachten af totdat jullie getroffen worden door tegenslagen. Moge zij zelf door een tegenslag getroffen worden! En Allah is Alhorend, Alwetend.
Onder de bedoeïenen zijn er die hun bijdragen als een boete beschouwen en zij wachten af totdat jullie getroffen worden door tegenslagen. Moge zij zelf door een tegenslag getroffen worden! En Allah is Alhorend, Alwetend.
وَمِنَ ٱلْأَعْرَابِ مَن يُؤْمِنُ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلْءَاخِرِ وَيَتَّخِذُ مَا يُنفِقُ قُرُبَٰتٍ عِندَ ٱللَّهِ وَصَلَوَٰتِ ٱلرَّسُولِ ۚ أَلَآ إِنَّهَا قُرْبَةٌۭ لَّهُمْ ۚ سَيُدْخِلُهُمُ ٱللَّهُ فِى رَحْمَتِهِۦٓ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿٩٩﴾
En onder de Arabieren van de woestijn zijn er, die in God en den jongsten dag gelooven en die, hetgeen voor God wordt besteed, als een middel achten, om nader tot God gebracht te worden en de geboden van den gezant te verwerven. Is het middel tot die nadering niet in hunne handen? God zal hen in zijne genade opnemen; want God is barmhartig en genadig.
En onder de bedoeïenen zijn er die geloven in Allah en de Laatste Dag en die hun bijdragen beschouwen als middelen om Allah dichter te naderen, en om de smeekbede van de Boodschappper (te verkrijgen). Weet, voorwaar, het is voor hen een middel tot toenadering (tot Allah). En Allah zal hen Zijn Barmbartigheid doen binnengaan. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
En onder de bedoeïenen zijn er die geloven in Allah en de Laatste Dag en die hun bijdragen beschouwen als middelen om Allah dichter te naderen, en om de smeekbede van de Boodschappper (te verkrijgen). Weet, voorwaar, het is voor hen een middel tot toenadering (tot Allah). En Allah zal hen Zijn Barmbartigheid doen binnengaan. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
وَٱلسَّٰبِقُونَ ٱلْأَوَّلُونَ مِنَ ٱلْمُهَٰجِرِينَ وَٱلْأَنصَارِ وَٱلَّذِينَ ٱتَّبَعُوهُم بِإِحْسَٰنٍۢ رَّضِىَ ٱللَّهُ عَنْهُمْ وَرَضُوا۟ عَنْهُ وَأَعَدَّ لَهُمْ جَنَّٰتٍۢ تَجْرِى تَحْتَهَا ٱلْأَنْهَٰرُ خَٰلِدِينَ فِيهَآ أَبَدًۭا ۚ ذَٰلِكَ ٱلْفَوْزُ ٱلْعَظِيمُ ﴿١٠٠﴾
Wat de leiders en de hoofden der Mohajerin en de Ansars betreft, en degenen die hen in het uitoefenen van weldaden, hebben gevolgd, God is voldaan over hen, en zij zijn voldaan over hem, en hij heeft tuinen voor hen bereid met rivieren doorsneden. Eeuwig zullen zij daarin verblijven. Dit zal eene groote zaligheid zijn.
De allereerste (Moslims) van de Ukgewekenen (Moehâdjirîn) en de Anshâr en degenen die hen volgden in goede daden. Allah heeft welbehagen aan hen en zij hebben welbehagen aan Hem. Hij heeft voor tien Tuinen (in het Pamdijs) bereid waar onder door de rivieren stromen, zij zijn daarin eeuwig levenden. Dat is de geweldige overwinning.
De allereerste (Moslims) van de Ukgewekenen (Moehâdjirîn) en de Anshâr en degenen die hen volgden in goede daden. Allah heeft welbehagen aan hen en zij hebben welbehagen aan Hem. Hij heeft voor tien Tuinen (in het Pamdijs) bereid waar onder door de rivieren stromen, zij zijn daarin eeuwig levenden. Dat is de geweldige overwinning.
وَمِمَّنْ حَوْلَكُم مِّنَ ٱلْأَعْرَابِ مُنَٰفِقُونَ ۖ وَمِنْ أَهْلِ ٱلْمَدِينَةِ ۖ مَرَدُوا۟ عَلَى ٱلنِّفَاقِ لَا تَعْلَمُهُمْ ۖ نَحْنُ نَعْلَمُهُمْ ۚ سَنُعَذِّبُهُم مَّرَّتَيْنِ ثُمَّ يُرَدُّونَ إِلَىٰ عَذَابٍ عَظِيمٍۢ ﴿١٠١﴾
Onder de Arabieren van de woestijn, die rondom u wonen, zijn huichelachtige personen, en onder de bewoners van Medina zijn sommigen die hardnekkig in huichelarij zijn. Gij kent hen niet, o profeet! maar wij kennen hen; wij zullen hen zekerlijk tweemaal straffen; daarna zullen zij tot eene pijnlijke kastijding verwezen worden.
En onder de bedoeïenen in jouw omgeving bevinden zich huichelaars, en (ook) onder de bewoners van Medinah, zij volharden in hun huichelarij. Jij kent hen niet, maar Wij kennen hen wel. Wij zullen hen twee maal straffen, dan zullen zij worden teruggevoerd naar een geweldige bestraffing.
En onder de bedoeïenen in jouw omgeving bevinden zich huichelaars, en (ook) onder de bewoners van Medinah, zij volharden in hun huichelarij. Jij kent hen niet, maar Wij kennen hen wel. Wij zullen hen twee maal straffen, dan zullen zij worden teruggevoerd naar een geweldige bestraffing.
وَءَاخَرُونَ ٱعْتَرَفُوا۟ بِذُنُوبِهِمْ خَلَطُوا۟ عَمَلًۭا صَٰلِحًۭا وَءَاخَرَ سَيِّئًا عَسَى ٱللَّهُ أَن يَتُوبَ عَلَيْهِمْ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌ ﴿١٠٢﴾
Anderen nebben hunne misdaden bekend; zij hebben eene goede daad met eene andere vermengd, die slecht is; misschien zal God zich tot hen wenden; want God is barmhartig en genadig.
En anderen die hun zonden hebben bekend, zij mengen een goede daad met een andere slechte (daad). Hopelijk zal Allah hun berouw aanvaarden. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
En anderen die hun zonden hebben bekend, zij mengen een goede daad met een andere slechte (daad). Hopelijk zal Allah hun berouw aanvaarden. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
خُذْ مِنْ أَمْوَٰلِهِمْ صَدَقَةًۭ تُطَهِّرُهُمْ وَتُزَكِّيهِم بِهَا وَصَلِّ عَلَيْهِمْ ۖ إِنَّ صَلَوٰتَكَ سَكَنٌۭ لَّهُمْ ۗ وَٱللَّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌ ﴿١٠٣﴾
Neem aalmoezen van hunne bezittingen aan, opdat gij hen moogt zuiveren en van hunne zonden reinigen; bid voor hen; want uwe gebeden zullen hen gerust stellen, en God hoort en weet alles.
Neem van de bezittingen de zakkât, jij reinigt en zuivert hen daarmee (O Moehammad), en verricht een smeekbede, want jouw smeekbede is een geruststelling voor hen. En Allah is Alhorend, Alwetend.
Neem van de bezittingen de zakkât, jij reinigt en zuivert hen daarmee (O Moehammad), en verricht een smeekbede, want jouw smeekbede is een geruststelling voor hen. En Allah is Alhorend, Alwetend.
أَلَمْ يَعْلَمُوٓا۟ أَنَّ ٱللَّهَ هُوَ يَقْبَلُ ٱلتَّوْبَةَ عَنْ عِبَادِهِۦ وَيَأْخُذُ ٱلصَّدَقَٰتِ وَأَنَّ ٱللَّهَ هُوَ ٱلتَّوَّابُ ٱلرَّحِيمُ ﴿١٠٤﴾
Weten zij niet, dat God boete van zijne dienaren en aalmoezen aanneemt, en dat God geneigd tot vergeven en barmhartig is?
Weten zij dan niet dat het Allah is Die het bereouw aanvaardt van Zijn dienaren en Die de zakât aanvaardt en dat Allah de Vergevensgezinde, de Meest Barmhartige is?
Weten zij dan niet dat het Allah is Die het bereouw aanvaardt van Zijn dienaren en Die de zakât aanvaardt en dat Allah de Vergevensgezinde, de Meest Barmhartige is?
وَقُلِ ٱعْمَلُوا۟ فَسَيَرَى ٱللَّهُ عَمَلَكُمْ وَرَسُولُهُۥ وَٱلْمُؤْمِنُونَ ۖ وَسَتُرَدُّونَ إِلَىٰ عَٰلِمِ ٱلْغَيْبِ وَٱلشَّهَٰدَةِ فَيُنَبِّئُكُم بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿١٠٥﴾
Zeg tot hen: Handelt zooals gij wilt, maar God ziet uw werk, evenals zijn gezant en de ware geloovigen, en gij zult gebracht worden voor hem, die alles kent wat geheim gehouden en wat openbaar gedaan wordt, en hij zal u verklaren wat gij hebt bedreven.
En zeg (O Moehammad): \"Allah zal jullie werken zien en ook Zijn Boodschapper en de gelovigen. En jullie zullen worden teruggevoerd tot de Kenner van het onwaarneembare en het waarneembare, dan zal hij jullie inlichten omtrent hetgeen jullie plachten te doen.
En zeg (O Moehammad): \"Allah zal jullie werken zien en ook Zijn Boodschapper en de gelovigen. En jullie zullen worden teruggevoerd tot de Kenner van het onwaarneembare en het waarneembare, dan zal hij jullie inlichten omtrent hetgeen jullie plachten te doen.
وَءَاخَرُونَ مُرْجَوْنَ لِأَمْرِ ٱللَّهِ إِمَّا يُعَذِّبُهُمْ وَإِمَّا يَتُوبُ عَلَيْهِمْ ۗ وَٱللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٌۭ ﴿١٠٦﴾
Er zijn anderen, die met verlangen Gods besluit afwachten, hetzij hij hen zal straffen, of dat hij zich tot hen zal wenden; maar God is alwetend en wijs.
En anderen worden in afwachting gesteld van het oordeel van Allah: of Hij hen straft of hun berouw aanvaardt. En Allah is Alwetend, Alwijs.
En anderen worden in afwachting gesteld van het oordeel van Allah: of Hij hen straft of hun berouw aanvaardt. En Allah is Alwetend, Alwijs.
وَٱلَّذِينَ ٱتَّخَذُوا۟ مَسْجِدًۭا ضِرَارًۭا وَكُفْرًۭا وَتَفْرِيقًۢا بَيْنَ ٱلْمُؤْمِنِينَ وَإِرْصَادًۭا لِّمَنْ حَارَبَ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥ مِن قَبْلُ ۚ وَلَيَحْلِفُنَّ إِنْ أَرَدْنَآ إِلَّا ٱلْحُسْنَىٰ ۖ وَٱللَّهُ يَشْهَدُ إِنَّهُمْ لَكَٰذِبُونَ ﴿١٠٧﴾
Er zijn sommigen die een tempel hebben gebouwd om de geloovigen te schaden en ongeloof voort te planten; om verdeeling tusschen de ware geloovigen te zaaien en als eene hinderlaag voor hen, die in vroegeren tijd tegen God en zijn gezant hebben gestreden; en zij zweren, zeggende: Waarlijk, wij hebben geen ander doel dan goed te handelen; maar God is getuige, dat zij zekerlijk liegen.
En degenen (de huichelaars) die een moskee hebben gebouwd om schade en ongeloof en splitsing onder de gelovigen te veroorzaken, en als een hinderlaag van degenen die eerder tegen Allah en Zijn Boodschapper vochten: en zij zullen zeker zweren: \"Wij wensen niets den het goede.\" Maar Allah is er Getuige van dat zij zeker leugenaars zijn.
En degenen (de huichelaars) die een moskee hebben gebouwd om schade en ongeloof en splitsing onder de gelovigen te veroorzaken, en als een hinderlaag van degenen die eerder tegen Allah en Zijn Boodschapper vochten: en zij zullen zeker zweren: \"Wij wensen niets den het goede.\" Maar Allah is er Getuige van dat zij zeker leugenaars zijn.
لَا تَقُمْ فِيهِ أَبَدًۭا ۚ لَّمَسْجِدٌ أُسِّسَ عَلَى ٱلتَّقْوَىٰ مِنْ أَوَّلِ يَوْمٍ أَحَقُّ أَن تَقُومَ فِيهِ ۚ فِيهِ رِجَالٌۭ يُحِبُّونَ أَن يَتَطَهَّرُوا۟ ۚ وَٱللَّهُ يُحِبُّ ٱلْمُطَّهِّرِينَ ﴿١٠٨﴾
Zet daar nimmer den voet om te bidden. Er is een tempel, sedert den eersten dag van zijn bouw op godsvrucht gegrondvest. Het is beter dat gij daar den voet zet om te bidden; daarin zijn menschen, die er naar haken, gezuiverd te worden; want God bemint den reine.
Verricht daarin nooit de shalât. Waarlijk, een moskee die vanaf de eerste dag is gebouwd op Taqwa, heeft er meer recht op dat jij daarin de shalât verricht. Daarin zijn mannen die ervan houden om zich te reinigen. En Allah houdt van bhn die zich reinigen.
Verricht daarin nooit de shalât. Waarlijk, een moskee die vanaf de eerste dag is gebouwd op Taqwa, heeft er meer recht op dat jij daarin de shalât verricht. Daarin zijn mannen die ervan houden om zich te reinigen. En Allah houdt van bhn die zich reinigen.
أَفَمَنْ أَسَّسَ بُنْيَٰنَهُۥ عَلَىٰ تَقْوَىٰ مِنَ ٱللَّهِ وَرِضْوَٰنٍ خَيْرٌ أَم مَّنْ أَسَّسَ بُنْيَٰنَهُۥ عَلَىٰ شَفَا جُرُفٍ هَارٍۢ فَٱنْهَارَ بِهِۦ فِى نَارِ جَهَنَّمَ ۗ وَٱللَّهُ لَا يَهْدِى ٱلْقَوْمَ ٱلظَّٰلِمِينَ ﴿١٠٩﴾
Is dus hij beter, die zijn gebouw op Gods vrees heeft gesticht en om hem te behagen, of hij, die zijn gebouw heeft gesticht op den rand van eene zandbank, die door de wateren wordt weggespoeld, zoodat die met hem in het hellevuur stort? God leidt de goddeloozen niet.
Is hij, die zijn bouwwcrk op vrees voor Allah heeft gegrondvest en op Zijn welbehagen, dan niet beter? Of hij dan, die zijn bouwwerk heeft gegrondvest op de rand van een ravijn, dat dan met hem in het vuur van de Hel stort? Allah leidt het onrechtplegende volk niet.
Is hij, die zijn bouwwcrk op vrees voor Allah heeft gegrondvest en op Zijn welbehagen, dan niet beter? Of hij dan, die zijn bouwwerk heeft gegrondvest op de rand van een ravijn, dat dan met hem in het vuur van de Hel stort? Allah leidt het onrechtplegende volk niet.
لَا يَزَالُ بُنْيَٰنُهُمُ ٱلَّذِى بَنَوْا۟ رِيبَةًۭ فِى قُلُوبِهِمْ إِلَّآ أَن تَقَطَّعَ قُلُوبُهُمْ ۗ وَٱللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٌ ﴿١١٠﴾
Hun gebouw, dat zij gesticht hebben, zal niet ophouden eene aanleiding tot twijfel in hunne harten te zijn, tot hun hart in stukken is gesneden; en God is alwetend en wijs.
Het bouwwerk dat zij hebben gebouwd zal een bron van onrust blijven in hun harten, tenzij hun harten in stukken zijn gebroken. En Allah is Alwetend, Alwijs.
Het bouwwerk dat zij hebben gebouwd zal een bron van onrust blijven in hun harten, tenzij hun harten in stukken zijn gebroken. En Allah is Alwetend, Alwijs.
۞ إِنَّ ٱللَّهَ ٱشْتَرَىٰ مِنَ ٱلْمُؤْمِنِينَ أَنفُسَهُمْ وَأَمْوَٰلَهُم بِأَنَّ لَهُمُ ٱلْجَنَّةَ ۚ يُقَٰتِلُونَ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ فَيَقْتُلُونَ وَيُقْتَلُونَ ۖ وَعْدًا عَلَيْهِ حَقًّۭا فِى ٱلتَّوْرَىٰةِ وَٱلْإِنجِيلِ وَٱلْقُرْءَانِ ۚ وَمَنْ أَوْفَىٰ بِعَهْدِهِۦ مِنَ ٱللَّهِ ۚ فَٱسْتَبْشِرُوا۟ بِبَيْعِكُمُ ٱلَّذِى بَايَعْتُم بِهِۦ ۚ وَذَٰلِكَ هُوَ ٱلْفَوْزُ ٱلْعَظِيمُ ﴿١١١﴾
Waarlijk, God heeft van de ware geloovigen hunne zielen en hunne bezittingen aangekocht, waartegen hij hun de geneugten van het paradijs zal schenken, op voorwaarde, dat zij voor Gods zaak zullen strijden tenzij zij dooden of gedood worden; de belofte daarvan wordt verzekerd door de wet, het evangelie en den Koran. En wie komt zijne verbintenis getrouwer na dan God? Verheug u dus in de verbintenis, welke gij hebt aangegaan. Dit zal eene groote gelukzaligheid zijn.
Voorwaar, Allah heeft van de gelovigen hun levens en bezittingen gekocht omdat er voor hen het Paradijs is. Zij strijden op de Weg van Allah, zodat zij doden of gedood wordenm als een belofte waar Hij Zich aan heeft verbonden, een Waarheid (die staat verineld) in de Taurât, en de lndjîl en de Koran. En wie is zijn belofte meer trouw dan Allah? Verheugt jullie daarom over jullie koop die jullie met Hem hebben gestoten. En dat is de geweldige overwinning.
Voorwaar, Allah heeft van de gelovigen hun levens en bezittingen gekocht omdat er voor hen het Paradijs is. Zij strijden op de Weg van Allah, zodat zij doden of gedood wordenm als een belofte waar Hij Zich aan heeft verbonden, een Waarheid (die staat verineld) in de Taurât, en de lndjîl en de Koran. En wie is zijn belofte meer trouw dan Allah? Verheugt jullie daarom over jullie koop die jullie met Hem hebben gestoten. En dat is de geweldige overwinning.
ٱلتَّٰٓئِبُونَ ٱلْعَٰبِدُونَ ٱلْحَٰمِدُونَ ٱلسَّٰٓئِحُونَ ٱلرَّٰكِعُونَ ٱلسَّٰجِدُونَ ٱلْءَامِرُونَ بِٱلْمَعْرُوفِ وَٱلنَّاهُونَ عَنِ ٱلْمُنكَرِ وَٱلْحَٰفِظُونَ لِحُدُودِ ٱللَّهِ ۗ وَبَشِّرِ ٱلْمُؤْمِنِينَ ﴿١١٢﴾
De berouwvollen en zij die God dienen en hem loven, en vasten en nederbuigen en aanbidden, en datgene bevelen wat rechtvaardig is, en verbieden wat slecht is, en de bevelen van God nakomen, zullen eveneens met het paradijs worden beloond: breng dus goede tijdingen tot de geloovigen.
(Zij zijn) de berouwvollen, en de dienenden, en de prijzenden, en de rondtrekkenden, en de buigenden, en de knielenden, en de oproepers tot het behoorlijke en de weerhouders van het verwerpelijke, de wakers over de bepalingen van Allah. En verkondig een verheugende tijding aan de gelovigen.
(Zij zijn) de berouwvollen, en de dienenden, en de prijzenden, en de rondtrekkenden, en de buigenden, en de knielenden, en de oproepers tot het behoorlijke en de weerhouders van het verwerpelijke, de wakers over de bepalingen van Allah. En verkondig een verheugende tijding aan de gelovigen.
مَا كَانَ لِلنَّبِىِّ وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ أَن يَسْتَغْفِرُوا۟ لِلْمُشْرِكِينَ وَلَوْ كَانُوٓا۟ أُو۟لِى قُرْبَىٰ مِنۢ بَعْدِ مَا تَبَيَّنَ لَهُمْ أَنَّهُمْ أَصْحَٰبُ ٱلْجَحِيمِ ﴿١١٣﴾
Het is den profeet niet geoorloofd, noch hun die ware geloovigen zijn, voor afgodendienaars te bidden, zelfs indien zij tot hunne bloedverwanten behooren, nadat het hun bekend is geworden, dat zij bewoners der hel zullen zijn.
Het past de Profect en degenen die geloven niet dat zij de veelgodenaanbidders om vergeving vragen, ook al zijn zij verwanten, nadat het hen duidelijk is geworden dat zij de bewoners van de Hel zijn.
Het past de Profect en degenen die geloven niet dat zij de veelgodenaanbidders om vergeving vragen, ook al zijn zij verwanten, nadat het hen duidelijk is geworden dat zij de bewoners van de Hel zijn.
وَمَا كَانَ ٱسْتِغْفَارُ إِبْرَٰهِيمَ لِأَبِيهِ إِلَّا عَن مَّوْعِدَةٍۢ وَعَدَهَآ إِيَّاهُ فَلَمَّا تَبَيَّنَ لَهُۥٓ أَنَّهُۥ عَدُوٌّۭ لِّلَّهِ تَبَرَّأَ مِنْهُ ۚ إِنَّ إِبْرَٰهِيمَ لَأَوَّٰهٌ حَلِيمٌۭ ﴿١١٤﴾
Ook Abraham vroeg geene vergiffenis voor zijn vader, anders dan ter voldoening eener belofte, welke hij hem had gedaan; maar toen het hem bekend werd, dat deze een vijand van God was, onttrok hij zich daaraan, en waarlijk, Abraham was meêdoogend en menschelijk.
En Ibrâhîm's verzoek om vergeving voor zijn vader was slechts vanwege een belofte die hij aan hem had gedaan. Toen het hem dan duidelijk was geworden dat hij een vijand van Allah was, verbrak hij (de band) met hem. Voorwaar, Ibrâhîm was zeker nederig, zachtaardig.
En Ibrâhîm's verzoek om vergeving voor zijn vader was slechts vanwege een belofte die hij aan hem had gedaan. Toen het hem dan duidelijk was geworden dat hij een vijand van Allah was, verbrak hij (de band) met hem. Voorwaar, Ibrâhîm was zeker nederig, zachtaardig.
وَمَا كَانَ ٱللَّهُ لِيُضِلَّ قَوْمًۢا بَعْدَ إِذْ هَدَىٰهُمْ حَتَّىٰ يُبَيِّنَ لَهُم مَّا يَتَّقُونَ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ بِكُلِّ شَىْءٍ عَلِيمٌ ﴿١١٥﴾
God is niet geneigd een volk in dwaling te leiden, nadat hij het ten goede heeft geleid, dan nadat hij heeft verklaard wat het heeft te vermijden; want God is alwetend.
En Allah doet nooit een volk dwalen nadat Hij hen heeft geleid, totdat Hij hun duidelijk heeft gemaakt waarvoor zij beducht moeten zijn. Voorwaar, Allah is Alwetend over alle dingen.
En Allah doet nooit een volk dwalen nadat Hij hen heeft geleid, totdat Hij hun duidelijk heeft gemaakt waarvoor zij beducht moeten zijn. Voorwaar, Allah is Alwetend over alle dingen.
إِنَّ ٱللَّهَ لَهُۥ مُلْكُ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۖ يُحْىِۦ وَيُمِيتُ ۚ وَمَا لَكُم مِّن دُونِ ٱللَّهِ مِن وَلِىٍّۢ وَلَا نَصِيرٍۢ ﴿١١٦﴾
Waarlijk aan God behoort de heerschappij van hemel en aarde; hij schenkt leven en hij doet sterven, en gij hebt geen schuts of helper naast God.
Voorwaar, aan Allah behoort de heerschappij van de hemelen en de aarde, Hij doet leven en Hij doet sterven, en er is voor jullie buiten Allah geen beschermer en geen helper.
Voorwaar, aan Allah behoort de heerschappij van de hemelen en de aarde, Hij doet leven en Hij doet sterven, en er is voor jullie buiten Allah geen beschermer en geen helper.
لَّقَد تَّابَ ٱللَّهُ عَلَى ٱلنَّبِىِّ وَٱلْمُهَٰجِرِينَ وَٱلْأَنصَارِ ٱلَّذِينَ ٱتَّبَعُوهُ فِى سَاعَةِ ٱلْعُسْرَةِ مِنۢ بَعْدِ مَا كَادَ يَزِيغُ قُلُوبُ فَرِيقٍۢ مِّنْهُمْ ثُمَّ تَابَ عَلَيْهِمْ ۚ إِنَّهُۥ بِهِمْ رَءُوفٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿١١٧﴾
God heeft den profeet vergeven en den Mohajerin en Ansars, die hem in de ure des gevaars volgden, toen de harten van een groot deel hunner zoo nabij het afdwalen waren; daarna wendde hij zich tot hen; want hij was meêdoogend en genadig omtrent hen.
Voorzeker, Allah heeft het berouw van de Profeet aanvaard en van de Uitgewekenen en de Helpers die hem volgden in het uur van de nood, nadat de herten van een groep van hen bijna geneigd was (zich af te wenden), daarna aanvaardde Hij hun berouw. Voorwaar, Hij is voor hen Meest Genadig, Meest Barmhartig.
Voorzeker, Allah heeft het berouw van de Profeet aanvaard en van de Uitgewekenen en de Helpers die hem volgden in het uur van de nood, nadat de herten van een groep van hen bijna geneigd was (zich af te wenden), daarna aanvaardde Hij hun berouw. Voorwaar, Hij is voor hen Meest Genadig, Meest Barmhartig.
وَعَلَى ٱلثَّلَٰثَةِ ٱلَّذِينَ خُلِّفُوا۟ حَتَّىٰٓ إِذَا ضَاقَتْ عَلَيْهِمُ ٱلْأَرْضُ بِمَا رَحُبَتْ وَضَاقَتْ عَلَيْهِمْ أَنفُسُهُمْ وَظَنُّوٓا۟ أَن لَّا مَلْجَأَ مِنَ ٱللَّهِ إِلَّآ إِلَيْهِ ثُمَّ تَابَ عَلَيْهِمْ لِيَتُوبُوٓا۟ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ هُوَ ٱلتَّوَّابُ ٱلرَّحِيمُ ﴿١١٨﴾
Ook is hij verzoend met de drie die achter bleven, zoodat de aarde, hoe ruim zij ook is, te beperkt voor hen werd, en hunne lichamen te klein werden voor hunne zielen, en zij kwamen tot de overtuiging, dat er tegen God geen schuilplaats was, tenzij men zijne toevlucht tot hem nam. Hij wendde zich daarop tot hen, opdat zij berouw mochten gevoelen; want God is vergevingsgezind en genadig.
En (ook) tegenover de drie die waren achtergebleven totdat de aardc mct (al) haar wijdsheid, voor hen te nauw werd en zij benauwdheid voelden en zij ervan overtuigd waren dat er geen toevluchtsoord was tegen de (bestraffing van) Allah, behalve bij Hem. Daarna aanvaardde Hij hun berouw opdat zij berouwvol zouden blijven. Voorwaar, Allah, Hij is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
En (ook) tegenover de drie die waren achtergebleven totdat de aardc mct (al) haar wijdsheid, voor hen te nauw werd en zij benauwdheid voelden en zij ervan overtuigd waren dat er geen toevluchtsoord was tegen de (bestraffing van) Allah, behalve bij Hem. Daarna aanvaardde Hij hun berouw opdat zij berouwvol zouden blijven. Voorwaar, Allah, Hij is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ ٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ وَكُونُوا۟ مَعَ ٱلصَّٰدِقِينَ ﴿١١٩﴾
O ware geloovigen! vreest God en weest met de oprechten.
O jullie die geloven, vreest Allah en weest met de waarachtigen.
O jullie die geloven, vreest Allah en weest met de waarachtigen.
مَا كَانَ لِأَهْلِ ٱلْمَدِينَةِ وَمَنْ حَوْلَهُم مِّنَ ٱلْأَعْرَابِ أَن يَتَخَلَّفُوا۟ عَن رَّسُولِ ٱللَّهِ وَلَا يَرْغَبُوا۟ بِأَنفُسِهِمْ عَن نَّفْسِهِۦ ۚ ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمْ لَا يُصِيبُهُمْ ظَمَأٌۭ وَلَا نَصَبٌۭ وَلَا مَخْمَصَةٌۭ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ وَلَا يَطَـُٔونَ مَوْطِئًۭا يَغِيظُ ٱلْكُفَّارَ وَلَا يَنَالُونَ مِنْ عَدُوٍّۢ نَّيْلًا إِلَّا كُتِبَ لَهُم بِهِۦ عَمَلٌۭ صَٰلِحٌ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ لَا يُضِيعُ أَجْرَ ٱلْمُحْسِنِينَ ﴿١٢٠﴾
Er bestond geene reden waarom de bewoners van Medina en de Arabieren van de woestijn, die rondom hen wonen, achter Gods gezant zouden blijven staan, of zich boven hem zouden verheffen. Dit is onredelijk, daar zij niet door dorst of vermoeienis of honger werden geteisterd, bij de verdediging van Gods waren godsdienst; naardien zij geen stap deden die de ongeloovigen kon vertoornen; naardien zij van de zijde van den vijand niets ondervonden, wat hun niet voor eene goede daad werd aangerekend; want God duldt niet dat de belooning der rechtvaardigen verloren ga.
En het past de bewoners van Medinah niet, noch ben die in de omgeving verblijven van de bedoevenen, dat zij achterblijven bij de Boodschapper van Allah, noch dat zij hun eigen leven verkiezen boven zijn (Moehammad's) leven. Dat is omdat noch dorst, noch vermoeienis, noch honger hen treft op de Weg van Allah. En zij betreden geen plaats waarmee zij de woede van de ongelovigen opwekken, noch nemen zij iets af van een vijand of er wordt voor hen daarmee een goede daad opgeschreven. Voorwaar, Allah doet de beloning van de weldoeners niet verloren gaan.
En het past de bewoners van Medinah niet, noch ben die in de omgeving verblijven van de bedoevenen, dat zij achterblijven bij de Boodschapper van Allah, noch dat zij hun eigen leven verkiezen boven zijn (Moehammad's) leven. Dat is omdat noch dorst, noch vermoeienis, noch honger hen treft op de Weg van Allah. En zij betreden geen plaats waarmee zij de woede van de ongelovigen opwekken, noch nemen zij iets af van een vijand of er wordt voor hen daarmee een goede daad opgeschreven. Voorwaar, Allah doet de beloning van de weldoeners niet verloren gaan.
وَلَا يُنفِقُونَ نَفَقَةًۭ صَغِيرَةًۭ وَلَا كَبِيرَةًۭ وَلَا يَقْطَعُونَ وَادِيًا إِلَّا كُتِبَ لَهُمْ لِيَجْزِيَهُمُ ٱللَّهُ أَحْسَنَ مَا كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿١٢١﴾
En zij dragen geene som bij, hetzij klein of groot; zij trekken geen stroom door, of het wordt voor hen opgeteekend; opdat God hen met eene belooning beschenke, die datgene zal overtreffen, wat zij gedaan hebben.
En zij geven geen bijdrage, klein of groot, en zij doorkruisen geen vallei, of het wordt voor hen opgeschreven, opdat Allah hen zal belonen naar het beste van wat zij plachten te doen.
En zij geven geen bijdrage, klein of groot, en zij doorkruisen geen vallei, of het wordt voor hen opgeschreven, opdat Allah hen zal belonen naar het beste van wat zij plachten te doen.
۞ وَمَا كَانَ ٱلْمُؤْمِنُونَ لِيَنفِرُوا۟ كَآفَّةًۭ ۚ فَلَوْلَا نَفَرَ مِن كُلِّ فِرْقَةٍۢ مِّنْهُمْ طَآئِفَةٌۭ لِّيَتَفَقَّهُوا۟ فِى ٱلدِّينِ وَلِيُنذِرُوا۟ قَوْمَهُمْ إِذَا رَجَعُوٓا۟ إِلَيْهِمْ لَعَلَّهُمْ يَحْذَرُونَ ﴿١٢٢﴾
De geloovigen zijn niet verplicht allen te gelijk ten strijde te trekken. Indien een deel van iederen stam niet vertrekt, geschiedt dit om zich met ijver in hunnen godsdienst te onderrichten, en om hun volk te vermanen, indien zij terugkeeren, opdat het volk op zijne goede zij.
En het past de gelovigen niet dat zij allen (ten strijde) uitrukken. Waarom rukt niet van elke groep een aantal uit, opdat zij (de achtergeblevenen) belzrip verkrijgen over de godsdienst, zodat zij hun volk zullen waarschuwen wanneer het tot hen is teruggekeerd. Hopelijk zullen zij zichzelf behoeden.
En het past de gelovigen niet dat zij allen (ten strijde) uitrukken. Waarom rukt niet van elke groep een aantal uit, opdat zij (de achtergeblevenen) belzrip verkrijgen over de godsdienst, zodat zij hun volk zullen waarschuwen wanneer het tot hen is teruggekeerd. Hopelijk zullen zij zichzelf behoeden.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ قَٰتِلُوا۟ ٱلَّذِينَ يَلُونَكُم مِّنَ ٱلْكُفَّارِ وَلْيَجِدُوا۟ فِيكُمْ غِلْظَةًۭ ۚ وَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّ ٱللَّهَ مَعَ ٱلْمُتَّقِينَ ﴿١٢٣﴾
O ware geloovigen! voert oorlog tegen de ongeloovigen die u nabij zijn en laten zij u gestreng vinden, en weet dat God met degenen is die hem vreezen.
O jullie die geloven, bevecht de ongelovigen in jullie naaste omgeving en laten zij hardheid bij jullie aantreffen. En weet dat Allah met de Moettaqôen is.
O jullie die geloven, bevecht de ongelovigen in jullie naaste omgeving en laten zij hardheid bij jullie aantreffen. En weet dat Allah met de Moettaqôen is.
وَإِذَا مَآ أُنزِلَتْ سُورَةٌۭ فَمِنْهُم مَّن يَقُولُ أَيُّكُمْ زَادَتْهُ هَٰذِهِۦٓ إِيمَٰنًۭا ۚ فَأَمَّا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ فَزَادَتْهُمْ إِيمَٰنًۭا وَهُمْ يَسْتَبْشِرُونَ ﴿١٢٤﴾
Als eene Soera wordt nedergezonden, zijn er sommigen van hen die zeggen: kan dit uw geloof vermeerderen? Zij zal het geloof vermeerderen van hen die gelooven, en zij zullen zich verblijden.
En wanneer er een hoofdstuk is neergezonden dan zijn er onder hen (de huichelaars) die zeggen: \"Bij wie van jullie is door dit (hoofdstuk) het geloof toegenomen?\" Wat degenen die geloven dan betreft: hun geloof is toegenomen en zij verheugen zich.
En wanneer er een hoofdstuk is neergezonden dan zijn er onder hen (de huichelaars) die zeggen: \"Bij wie van jullie is door dit (hoofdstuk) het geloof toegenomen?\" Wat degenen die geloven dan betreft: hun geloof is toegenomen en zij verheugen zich.
وَأَمَّا ٱلَّذِينَ فِى قُلُوبِهِم مَّرَضٌۭ فَزَادَتْهُمْ رِجْسًا إِلَىٰ رِجْسِهِمْ وَمَاتُوا۟ وَهُمْ كَٰفِرُونَ ﴿١٢٥﴾
Maar bij hen, wier harten gebrekkig zijn, zal de tegenwoordige twijfel nog vermeerderd worden, en zij zullen in hun ongeloof sterven.
En wat degenen in wiens hart een ziekte is betreft: bij hen stapelt dit (nieuw) ongeloof op hun ongeloof en zij sterven terwijl zij ongelovigen zijn.
En wat degenen in wiens hart een ziekte is betreft: bij hen stapelt dit (nieuw) ongeloof op hun ongeloof en zij sterven terwijl zij ongelovigen zijn.
أَوَلَا يَرَوْنَ أَنَّهُمْ يُفْتَنُونَ فِى كُلِّ عَامٍۢ مَّرَّةً أَوْ مَرَّتَيْنِ ثُمَّ لَا يَتُوبُونَ وَلَا هُمْ يَذَّكَّرُونَ ﴿١٢٦﴾
Zien zij niet, dat zij ieder jaar eens of tweemaal worden beproefd. En toch hebben zij geen berouw en overwegen niet.
En zien zij dan niet dat zij in elk jaar één of twee keer beproefd worden? Daarop tonen zij geen berouw en zij trekken er geen lering uit.
En zien zij dan niet dat zij in elk jaar één of twee keer beproefd worden? Daarop tonen zij geen berouw en zij trekken er geen lering uit.
وَإِذَا مَآ أُنزِلَتْ سُورَةٌۭ نَّظَرَ بَعْضُهُمْ إِلَىٰ بَعْضٍ هَلْ يَرَىٰكُم مِّنْ أَحَدٍۢ ثُمَّ ٱنصَرَفُوا۟ ۚ صَرَفَ ٱللَّهُ قُلُوبَهُم بِأَنَّهُمْ قَوْمٌۭ لَّا يَفْقَهُونَ ﴿١٢٧﴾
En als eene Soera wordt nedergezonden, zien zij elkander aan, zeggende: ziet ons iemand? daarna wenden zij zich af, God zal hunne harten afwenden van de waarheid, omdat zij niet begrijpen.
En wanneer een hoofdstuk wordt neergezonden, dan kijken zij elkaar aan (zeggende:) \"Is er iemand (van de gelovigen) die jullie ziet?\" Daarna wenden zij zich af. Allah heeft hun harten afgcwend omdat zij een volk zijn dat niet begrijpt.
En wanneer een hoofdstuk wordt neergezonden, dan kijken zij elkaar aan (zeggende:) \"Is er iemand (van de gelovigen) die jullie ziet?\" Daarna wenden zij zich af. Allah heeft hun harten afgcwend omdat zij een volk zijn dat niet begrijpt.
لَقَدْ جَآءَكُمْ رَسُولٌۭ مِّنْ أَنفُسِكُمْ عَزِيزٌ عَلَيْهِ مَا عَنِتُّمْ حَرِيصٌ عَلَيْكُم بِٱلْمُؤْمِنِينَ رَءُوفٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿١٢٨﴾
Thans is een gezant van uw eigen volk tot u gekomen, een uitmuntend persoon; het is droevig voor hem dat gij zonden begaat; hij is vol zorg voor u, en medelijdend en genadig omtrent de geloovigen.
Voorzeker, er is een Boodschapper tot jullie gekomen uit jullie eigen midden. Zwaar voor hem is jullie lijden, vurig wenst hij het goede voor jullie, voor de gelovigen is bij liefdevol en barmhartig.
Voorzeker, er is een Boodschapper tot jullie gekomen uit jullie eigen midden. Zwaar voor hem is jullie lijden, vurig wenst hij het goede voor jullie, voor de gelovigen is bij liefdevol en barmhartig.
فَإِن تَوَلَّوْا۟ فَقُلْ حَسْبِىَ ٱللَّهُ لَآ إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ ۖ عَلَيْهِ تَوَكَّلْتُ ۖ وَهُوَ رَبُّ ٱلْعَرْشِ ٱلْعَظِيمِ ﴿١٢٩﴾
Indien zij zich afwenden, zeg: God is mijn helper; er is geen God buiten hem. Op hem vertrouw ik, en hij is de Heer van den grootschen troon.
Als zij zich dan afwenden, zeg dan: \"Allah is mij voldoende, geen god is er dan Hij!, op Hem vertrouw ik, en Hij is de Heer van de Geweldige Troon.\"
Als zij zich dan afwenden, zeg dan: \"Allah is mij voldoende, geen god is er dan Hij!, op Hem vertrouw ik, en Hij is de Heer van de Geweldige Troon.\"