Setting
Surah The moon [Al-Qamar] in Dutch
ٱقْتَرَبَتِ ٱلسَّاعَةُ وَٱنشَقَّ ٱلْقَمَرُ ﴿١﴾
Het uur des oordeels nadert en de maan is gespleten.
Het Uur is nabij en de maan is gespleten.
Het Uur is nabij en de maan is gespleten.
وَإِن يَرَوْا۟ ءَايَةًۭ يُعْرِضُوا۟ وَيَقُولُوا۟ سِحْرٌۭ مُّسْتَمِرٌّۭ ﴿٢﴾
Maar als de ongeloovigen een teeken zien, wenden zij zich af, zeggende: dit is eene machtige betoovering.
En wanneer zij een Teken zien, dan wenden zij zich af, en zeggen: \"Voortdurende toverij.\"
En wanneer zij een Teken zien, dan wenden zij zich af, en zeggen: \"Voortdurende toverij.\"
وَكَذَّبُوا۟ وَٱتَّبَعُوٓا۟ أَهْوَآءَهُمْ ۚ وَكُلُّ أَمْرٍۢ مُّسْتَقِرٌّۭ ﴿٣﴾
En zij beschuldigen u, o Mahomet! van bedrog, en volgen hunne eigene lusten: maar ieder ding zal onveranderlijk bepaald wezen.
En zij loochenen en volgen hun begeerten, terwijl alle zaken al zijn vastgesteld.
En zij loochenen en volgen hun begeerten, terwijl alle zaken al zijn vastgesteld.
وَلَقَدْ جَآءَهُم مِّنَ ٱلْأَنۢبَآءِ مَا فِيهِ مُزْدَجَرٌ ﴿٤﴾
En nu is eene zending tot hen gekomen, waarin eene afschrikking voor hardnekkig ongeloof ligt opgesloten.
En voorzeker, er zijn berichten tot hen gekomen waar een afschrikking in is.
En voorzeker, er zijn berichten tot hen gekomen waar een afschrikking in is.
حِكْمَةٌۢ بَٰلِغَةٌۭ ۖ فَمَا تُغْنِ ٱلنُّذُرُ ﴿٥﴾
Deze wijsheid is volkomen; maar waarschuwers helpen bij hen niet.
Doeltreffende wijsheid, maar de waarschuwingen baten niet.
Doeltreffende wijsheid, maar de waarschuwingen baten niet.
فَتَوَلَّ عَنْهُمْ ۘ يَوْمَ يَدْعُ ٱلدَّاعِ إِلَىٰ شَىْءٍۢ نُّكُرٍ ﴿٦﴾
Wend u dus van hen af! Den dag waarop de dagvaardende engel den mensch tot eene verschrikkelijke zaak zal oproepen.
Keer je daarom van hen af De Dag (zal komen) waarop een oproeper (een Engel) tot iets verschrikkelijks oproept.
Keer je daarom van hen af De Dag (zal komen) waarop een oproeper (een Engel) tot iets verschrikkelijks oproept.
خُشَّعًا أَبْصَٰرُهُمْ يَخْرُجُونَ مِنَ ٱلْأَجْدَاثِ كَأَنَّهُمْ جَرَادٌۭ مُّنتَشِرٌۭ ﴿٧﴾
Zullen zij met nedergeslagen blikken uit hunne graven komen, talrijk, als verspreide sprinkhanen.
Met teneergeslagen blikken komen zij uit de graven tevoorschijn, alsof zij verspreidde sprinkhanen zijn.
Met teneergeslagen blikken komen zij uit de graven tevoorschijn, alsof zij verspreidde sprinkhanen zijn.
مُّهْطِعِينَ إِلَى ٱلدَّاعِ ۖ يَقُولُ ٱلْكَٰفِرُونَ هَٰذَا يَوْمٌ عَسِرٌۭ ﴿٨﴾
Zich met schrik naar den dagvaarder spoedende. De ongeloovigen zullen zeggen: Dit is een dag van droefheid.
Zich haastend naar de oproeper. De ongelovigen zullen zeggen: \"Dit is een zware dag.\"
Zich haastend naar de oproeper. De ongelovigen zullen zeggen: \"Dit is een zware dag.\"
۞ كَذَّبَتْ قَبْلَهُمْ قَوْمُ نُوحٍۢ فَكَذَّبُوا۟ عَبْدَنَا وَقَالُوا۟ مَجْنُونٌۭ وَٱزْدُجِرَ ﴿٩﴾
Het volk van Noach beschuldigde dien profeet, alvorens uw volk u verwierp, het beschuldigde onzen dienaar van bedrog; zeggende: Hij is een bezetene, en hij werd met verwijtingen verworpen.
Vóór hen loochende het volk van Nôeh, zij loochenden Onze dienaar, en zij zeiden: \"Een bezetene!\" En hij werd verbannen.
Vóór hen loochende het volk van Nôeh, zij loochenden Onze dienaar, en zij zeiden: \"Een bezetene!\" En hij werd verbannen.
فَدَعَا رَبَّهُۥٓ أَنِّى مَغْلُوبٌۭ فَٱنتَصِرْ ﴿١٠﴾
Hij riep daarom zijn Heer aan, zeggende: Waarlijk, ik ben overweldigd: wreek mij dus.
Waarop hij zijn Heer aanriep (en zei:) \"Ik ben verslagen, help daarom.\"
Waarop hij zijn Heer aanriep (en zei:) \"Ik ben verslagen, help daarom.\"
فَفَتَحْنَآ أَبْوَٰبَ ٱلسَّمَآءِ بِمَآءٍۢ مُّنْهَمِرٍۢ ﴿١١﴾
Daarop openden wij de poorten des hemels, waaruit het water stroomde.
Wij openden toen de poorten van de hemel met neergietend water.
Wij openden toen de poorten van de hemel met neergietend water.
وَفَجَّرْنَا ٱلْأَرْضَ عُيُونًۭا فَٱلْتَقَى ٱلْمَآءُ عَلَىٰٓ أَمْرٍۢ قَدْ قُدِرَ ﴿١٢﴾
Wij deden de aarde waterstralen uitwerpen, zoodat het water van hemel en aarde zich vereenigde, overeenkomstig het vastgestelde besluit.
En Wij deden bronnen uit de aarde barsten, waarna de wateren elkaar ontmoetten volgens een beschikking die waarlijk bepaald was.
En Wij deden bronnen uit de aarde barsten, waarna de wateren elkaar ontmoetten volgens een beschikking die waarlijk bepaald was.
وَحَمَلْنَٰهُ عَلَىٰ ذَاتِ أَلْوَٰحٍۢ وَدُسُرٍۢ ﴿١٣﴾
Wij droegen hem, op een schip, uit planken en spijkers samengesteld.
En Wij droegen hem op een vaartuig van planken en (houten) pinnen.
En Wij droegen hem op een vaartuig van planken en (houten) pinnen.
تَجْرِى بِأَعْيُنِنَا جَزَآءًۭ لِّمَن كَانَ كُفِرَ ﴿١٤﴾
Dat zich voor onze oogen voortbewoog, als eene belooning voor hem, die ondankbaar was verworpen.
Dat voer onder Ons toezicht, als beloning voor degene die werd verworpen.
Dat voer onder Ons toezicht, als beloning voor degene die werd verworpen.
وَلَقَد تَّرَكْنَٰهَآ ءَايَةًۭ فَهَلْ مِن مُّدَّكِرٍۢ ﴿١٥﴾
Wij lieten dat schip tot een teeken dienen. Maar is iemand daardoor gewaarschuwd?
En voorzeker, Wij lieten het achter als een teken, is er dan iemand die er lering uit trekt?
En voorzeker, Wij lieten het achter als een teken, is er dan iemand die er lering uit trekt?
فَكَيْفَ كَانَ عَذَابِى وَنُذُرِ ﴿١٦﴾
En hoe gestreng was mijne wraak en mijne bedreiging!
En hoe was Mijn bestraffing en Mijn waarschuwing?
En hoe was Mijn bestraffing en Mijn waarschuwing?
وَلَقَدْ يَسَّرْنَا ٱلْقُرْءَانَ لِلذِّكْرِ فَهَلْ مِن مُّدَّكِرٍۢ ﴿١٧﴾
Nu hebben wij den Koran gemakkelijk tot eene waarschuwing gemaakt; maar is iemand daardoor gewaarschuwd?
En voorzeker, Wij hebben de Koran gemakkelijk gemaakt ter vermaning, is er dan iemand die er lering uit trekt?
En voorzeker, Wij hebben de Koran gemakkelijk gemaakt ter vermaning, is er dan iemand die er lering uit trekt?
كَذَّبَتْ عَادٌۭ فَكَيْفَ كَانَ عَذَابِى وَنُذُرِ ﴿١٨﴾
De stam van Ad beschuldigde hunnen profeet van bedrog; maar hoe ernstig was mijne wraak en mijne bedreiging!
(Het volk van) de 'Âd loochende en hoe was Mijn bestraffing en Mijn waarschuwing?
(Het volk van) de 'Âd loochende en hoe was Mijn bestraffing en Mijn waarschuwing?
إِنَّآ أَرْسَلْنَا عَلَيْهِمْ رِيحًۭا صَرْصَرًۭا فِى يَوْمِ نَحْسٍۢ مُّسْتَمِرٍّۢ ﴿١٩﴾
Waarlijk, wij zonden, op een dag van voortdurend ongeluk een brullenden wind tegen hen.
Voorwaar, Wij zonden een verwoestende wind over hen, op een langdurige zwaarmoedige dag.
Voorwaar, Wij zonden een verwoestende wind over hen, op een langdurige zwaarmoedige dag.
تَنزِعُ ٱلنَّاسَ كَأَنَّهُمْ أَعْجَازُ نَخْلٍۢ مُّنقَعِرٍۢ ﴿٢٠﴾
Die de menschen wegvoerde, als waren zij met kracht uitgescheurde wortels van palmboomen.
Die de mensen wegrukte alsof zij ontwortelde palmbomen waren.
Die de mensen wegrukte alsof zij ontwortelde palmbomen waren.
فَكَيْفَ كَانَ عَذَابِى وَنُذُرِ ﴿٢١﴾
En hoe ernstig was mijne wraak en mijne bedreiging!
Hoe was Mijn bestraffing en Mijn waarschuwing?
Hoe was Mijn bestraffing en Mijn waarschuwing?
وَلَقَدْ يَسَّرْنَا ٱلْقُرْءَانَ لِلذِّكْرِ فَهَلْ مِن مُّدَّكِرٍۢ ﴿٢٢﴾
Thans hebben wij den Koran gemakkelijk ter waarschuwing gemaakt; maar is iemand daardoor gewaarschuwd?
En voorzeker, Wij hebben de Koran gemakkelijk gemaakt ter vermaning, is er dan iemand die er lering uit trekt?
En voorzeker, Wij hebben de Koran gemakkelijk gemaakt ter vermaning, is er dan iemand die er lering uit trekt?
كَذَّبَتْ ثَمُودُ بِٱلنُّذُرِ ﴿٢٣﴾
Die van Thamoed beschuldigden de vermaningen van hunnen profeet van valschheid.
(Het volk van) de Tsamôed loochende de waarschuwingen.
(Het volk van) de Tsamôed loochende de waarschuwingen.
فَقَالُوٓا۟ أَبَشَرًۭا مِّنَّا وَٰحِدًۭا نَّتَّبِعُهُۥٓ إِنَّآ إِذًۭا لَّفِى ضَلَٰلٍۢ وَسُعُرٍ ﴿٢٤﴾
En zij zeiden: Zullen wij een enkel man als wij, onder ons volgen? Waarlijk, wij zouden aan dwaling en ongerijmde dwaasheid schuldig zijn.
En zij zeiden toen: \"Zullen wij één mens van ons volgen? Voorwaar, dan zouden wij in dwaling en in een toestand van krankzinnigheid verkeren.
En zij zeiden toen: \"Zullen wij één mens van ons volgen? Voorwaar, dan zouden wij in dwaling en in een toestand van krankzinnigheid verkeren.
أَءُلْقِىَ ٱلذِّكْرُ عَلَيْهِ مِنۢ بَيْنِنَا بَلْ هُوَ كَذَّابٌ أَشِرٌۭ ﴿٢٥﴾
Zou de taak van waarschuwing hem, boven het overige gedeelte van ons, opgedragen zijn? Neen, hij is een leugenaar en een onbeschaamde bedrieger.
Is de vermaning juist aan hèm onder ons neergezonden, terwijl hij een schaamteloze leugenaar is?\"
Is de vermaning juist aan hèm onder ons neergezonden, terwijl hij een schaamteloze leugenaar is?\"
سَيَعْلَمُونَ غَدًۭا مَّنِ ٱلْكَذَّابُ ٱلْأَشِرُ ﴿٢٦﴾
Maar God zeide tot Saleh: Morgen zullen zij weten wie een leugenaar en een onbeschaamde is;
Zij zullen weten wie de schaamteloze leugenaar is.
Zij zullen weten wie de schaamteloze leugenaar is.
إِنَّا مُرْسِلُوا۟ ٱلنَّاقَةِ فِتْنَةًۭ لَّهُمْ فَٱرْتَقِبْهُمْ وَٱصْطَبِرْ ﴿٢٧﴾
Want wij zullen zekerlijk de wijfjes-kameel zenden, om hen te beproeven; en gij, sla hen gade, en verdraag hunne beleedigingen met geduld.
Wij zullen de vrouwtjeskameel zenden als een beproeving voor hen, let daarom op hen (O Shâlih) en wees geduldig.
Wij zullen de vrouwtjeskameel zenden als een beproeving voor hen, let daarom op hen (O Shâlih) en wees geduldig.
وَنَبِّئْهُمْ أَنَّ ٱلْمَآءَ قِسْمَةٌۢ بَيْنَهُمْ ۖ كُلُّ شِرْبٍۢ مُّحْتَضَرٌۭ ﴿٢٨﴾
Voorspel hun, dat het water der putten tusschen hen zal worden verdeeld, en ieder deel zal beurtelings nedergezet worden.
En bericht hun dat het water onder hen (en de kameel) verdeeld moet worden. Ieder een dronk, om de beurt.
En bericht hun dat het water onder hen (en de kameel) verdeeld moet worden. Ieder een dronk, om de beurt.
فَنَادَوْا۟ صَاحِبَهُمْ فَتَعَاطَىٰ فَعَقَرَ ﴿٢٩﴾
Zij riepen hunnen makker, en hij nam een zwaard en doodde haar,
Zij riepen toen hun metgezel, die overmoedig werd en (haar) slachtte.
Zij riepen toen hun metgezel, die overmoedig werd en (haar) slachtte.
فَكَيْفَ كَانَ عَذَابِى وَنُذُرِ ﴿٣٠﴾
Maar hoe ernstig was mijne wraak en mijne bedreiging!
Hoe was toen Mijn bestraffing en Mijn waarschuwing?
Hoe was toen Mijn bestraffing en Mijn waarschuwing?
إِنَّآ أَرْسَلْنَا عَلَيْهِمْ صَيْحَةًۭ وَٰحِدَةًۭ فَكَانُوا۟ كَهَشِيمِ ٱلْمُحْتَظِرِ ﴿٣١﴾
Want wij zonden hun een enkelen kreet van den engel Gabriël te gemoet, en zij werden als de droge stokken, die gebruikt worden door dengeen, welke een kooi voor het vee bouwt.
Voorwaar, Wij zonden één bliksemslag, waarop zij als dorre takken voor veevoer werden.
Voorwaar, Wij zonden één bliksemslag, waarop zij als dorre takken voor veevoer werden.
وَلَقَدْ يَسَّرْنَا ٱلْقُرْءَانَ لِلذِّكْرِ فَهَلْ مِن مُّدَّكِرٍۢ ﴿٣٢﴾
En thans hebben wij den Koran gemakkelijk ter waarschuwing gemaakt; maar is iemand daardoor gewaarschuwd?
En voorzeker, Wij hebben de Koran gemakkelijk gemaakt ter vermaning, is er dan iemand die er lering uit trekt?
En voorzeker, Wij hebben de Koran gemakkelijk gemaakt ter vermaning, is er dan iemand die er lering uit trekt?
كَذَّبَتْ قَوْمُ لُوطٍۭ بِٱلنُّذُرِ ﴿٣٣﴾
Het volk van Lot beschuldigde zijne prediking van valschheid.
Het volk van Lôeth loochende de waarschuwingen.
Het volk van Lôeth loochende de waarschuwingen.
إِنَّآ أَرْسَلْنَا عَلَيْهِمْ حَاصِبًا إِلَّآ ءَالَ لُوطٍۢ ۖ نَّجَّيْنَٰهُم بِسَحَرٍۢ ﴿٣٤﴾
Maar wij zonden een wind tegen hen, die eene regenbui van steenen voortdreef, welke hen allen verdelgde, behalve het gezin van Lot, dat wij vroeg in den ochtend bevrijdden.
Voorwaar, Wij zonden vulkanische stenen over hen, behalve over de familie van Lôeth. Wij redden hen in het laatste gedeelte van de nacht.
Voorwaar, Wij zonden vulkanische stenen over hen, behalve over de familie van Lôeth. Wij redden hen in het laatste gedeelte van de nacht.
نِّعْمَةًۭ مِّنْ عِندِنَا ۚ كَذَٰلِكَ نَجْزِى مَن شَكَرَ ﴿٣٥﴾
Dit was door onze gunst. Zoo beloonen wij hen, die dankbaar zijn.
Als een gunst van Ons. Zo belonen Wij wie dankbaar is.
Als een gunst van Ons. Zo belonen Wij wie dankbaar is.
وَلَقَدْ أَنذَرَهُم بَطْشَتَنَا فَتَمَارَوْا۟ بِٱلنُّذُرِ ﴿٣٦﴾
En Lot had hen gewaarschuwd voor onze gestrenge kastijding; maar zij twijfelden aan die waarschuwing.
En voorzeker, Hij (Lôeth) waarschuwde hen voor Onze harde greep, maar zij twijfelden aan de waarschuwingen.
En voorzeker, Hij (Lôeth) waarschuwde hen voor Onze harde greep, maar zij twijfelden aan de waarschuwingen.
وَلَقَدْ رَٰوَدُوهُ عَن ضَيْفِهِۦ فَطَمَسْنَآ أَعْيُنَهُمْ فَذُوقُوا۟ عَذَابِى وَنُذُرِ ﴿٣٧﴾
Zij eischten zijne gasten, opdat zij hen zouden misbruiken; maar wij staken hunne oogen uit, zeggende: Proeft mijne wraak en mijne bedreiging.
En voorzeker, zij probeerden zijn gasten over te halen (tot hun begeerten), waarop Wij hen blind maakten. (En Allah zei:) \"Proeft dan Mijn bestraffing en Mijn waarschuwing.\"
En voorzeker, zij probeerden zijn gasten over te halen (tot hun begeerten), waarop Wij hen blind maakten. (En Allah zei:) \"Proeft dan Mijn bestraffing en Mijn waarschuwing.\"
وَلَقَدْ صَبَّحَهُم بُكْرَةً عَذَابٌۭ مُّسْتَقِرٌّۭ ﴿٣٨﴾
En vroeg in den ochtend verraste hen eene zware straf.
En voorzeker, een blijvende bestraffing kwam in de ochtend van de volgende dag tot hen.
En voorzeker, een blijvende bestraffing kwam in de ochtend van de volgende dag tot hen.
فَذُوقُوا۟ عَذَابِى وَنُذُرِ ﴿٣٩﴾
Proeft dus mijne wraak en mijne bedreiging.
Proeft dan Mijn bestraffing en Mijn waarschuwing.
Proeft dan Mijn bestraffing en Mijn waarschuwing.
وَلَقَدْ يَسَّرْنَا ٱلْقُرْءَانَ لِلذِّكْرِ فَهَلْ مِن مُّدَّكِرٍۢ ﴿٤٠﴾
Thans hebben wij den Koran gemakkelijk ter waarschuwing, gemaakt; maar is iemand daardoor gewaarschuwd?
En voorzeker, Wij hebben de Koran gemakkelijk gemaakt ter vermaning, is er dan iemand die er lering uit trekt?
En voorzeker, Wij hebben de Koran gemakkelijk gemaakt ter vermaning, is er dan iemand die er lering uit trekt?
وَلَقَدْ جَآءَ ءَالَ فِرْعَوْنَ ٱلنُّذُرُ ﴿٤١﴾
De vermaning van Mozes kwam mede tot het volk van Pharao,
En voorzeker, tot Fir'aun kwamen waarschuwingen.
En voorzeker, tot Fir'aun kwamen waarschuwingen.
كَذَّبُوا۟ بِـَٔايَٰتِنَا كُلِّهَا فَأَخَذْنَٰهُمْ أَخْذَ عَزِيزٍۢ مُّقْتَدِرٍ ﴿٤٢﴾
Maar zij beschuldigden al onze teekenen van bedrog; daarom kastijdden wij hem met eene machtige en onwederstaanbare kastijding.
Zij loochenden alle Tekenen van Ons, waarop Wij hen grepen met de greep van een machtige geweldige.
Zij loochenden alle Tekenen van Ons, waarop Wij hen grepen met de greep van een machtige geweldige.
أَكُفَّارُكُمْ خَيْرٌۭ مِّنْ أُو۟لَٰٓئِكُمْ أَمْ لَكُم بَرَآءَةٌۭ فِى ٱلزُّبُرِ ﴿٤٣﴾
O bewoners van Mekka! zijn uwe ongeloovigen beter dan deze? Is u in de schriften vrijstelling van straf beloofd?
Zijn de ongelovigen onder jullie beter dan diegenen van hen (bovengenoemden), of hebben jullie een vrijbrief in de vroegere Schriften?
Zijn de ongelovigen onder jullie beter dan diegenen van hen (bovengenoemden), of hebben jullie een vrijbrief in de vroegere Schriften?
أَمْ يَقُولُونَ نَحْنُ جَمِيعٌۭ مُّنتَصِرٌۭ ﴿٤٤﴾
Zeggen zij: wij vormen een lichaam van menschen, die in staat zijn onze vijanden te bemeesteren?
Of zeggen zij: \"Wij vormen één (groep) die zal overwinnen (van Moehammad).\"
Of zeggen zij: \"Wij vormen één (groep) die zal overwinnen (van Moehammad).\"
سَيُهْزَمُ ٱلْجَمْعُ وَيُوَلُّونَ ٱلدُّبُرَ ﴿٤٥﴾
De menigte zal zekerlijk op de vlucht worden gejaagd en zij zullen hunne ruggen omkeeren.
De groep zal verslagen worden en zij zullen vluchten.
De groep zal verslagen worden en zij zullen vluchten.
بَلِ ٱلسَّاعَةُ مَوْعِدُهُمْ وَٱلسَّاعَةُ أَدْهَىٰ وَأَمَرُّ ﴿٤٦﴾
Maar het uur des oordeels is hun bedreigde straftijd, en dat uur zal droeviger en bitterder zijn, dan hunne droefheden in dit leven.
Nee, het Uur is hun belofte, en het Uur is het verschrikkelijkst en het bitterst.
Nee, het Uur is hun belofte, en het Uur is het verschrikkelijkst en het bitterst.
إِنَّ ٱلْمُجْرِمِينَ فِى ضَلَٰلٍۢ وَسُعُرٍۢ ﴿٤٧﴾
Waarlijk, de zondaar doolt in dwaling rond, en zal hier namaals in brandende vlammen worden gemarteld.
Voorwaar, de misdadigers verkeren in dwaling en in de Hel.
Voorwaar, de misdadigers verkeren in dwaling en in de Hel.
يَوْمَ يُسْحَبُونَ فِى ٱلنَّارِ عَلَىٰ وُجُوهِهِمْ ذُوقُوا۟ مَسَّ سَقَرَ ﴿٤٨﴾
Op dien dag zullen zij met hunne aangezichten in het vuur worden geworpen, en men zal hun zeggen: Proeft de aanraking der hel.
Op de Dag dat zij naar de Hel gesleept worden op hun gezichten, zal gezegd worden: \"Proeft de aanraking van de Hel (Saqar).\"
Op de Dag dat zij naar de Hel gesleept worden op hun gezichten, zal gezegd worden: \"Proeft de aanraking van de Hel (Saqar).\"
إِنَّا كُلَّ شَىْءٍ خَلَقْنَٰهُ بِقَدَرٍۢ ﴿٤٩﴾
Alle dingen hebben wij geschapen, aan een bepaald besluit gebonden.
Voorwaar, Wij hebben alle zaken volgens een bepaalde maatgeving geschapen.
Voorwaar, Wij hebben alle zaken volgens een bepaalde maatgeving geschapen.
وَمَآ أَمْرُنَآ إِلَّا وَٰحِدَةٌۭ كَلَمْحٍۭ بِٱلْبَصَرِ ﴿٥٠﴾
En ons bevel bestaat slechts in een enkel woord, aan een oogwenk gelijk.
En Ons bevel is niets meer dan één Woord, als een oogwenk.
En Ons bevel is niets meer dan één Woord, als een oogwenk.
وَلَقَدْ أَهْلَكْنَآ أَشْيَاعَكُمْ فَهَلْ مِن مُّدَّكِرٍۢ ﴿٥١﴾
Wij hebben vroeger volken verdelgd, die u gelijk waren; maar is iemand uwer door hun voorbeeld gewaarschuwd?
En voorzeker, Wij hebben jullie soortgenoten vernietigd, is er dan iemand die er lering uit trekt?
En voorzeker, Wij hebben jullie soortgenoten vernietigd, is er dan iemand die er lering uit trekt?
وَكُلُّ شَىْءٍۢ فَعَلُوهُ فِى ٱلزُّبُرِ ﴿٥٢﴾
Alles wat gij doet, is in het boek vermeld, dat door de wakende engelen wordt bewaard.
En alle dingen die zij doen, staan in Schriften.
En alle dingen die zij doen, staan in Schriften.
وَكُلُّ صَغِيرٍۢ وَكَبِيرٍۢ مُّسْتَطَرٌ ﴿٥٣﴾
Elke daad, klein of groot, is op de welbewaarde tafel nedergeschreven.
En al het kleine en het grote is vastgelegd.
En al het kleine en het grote is vastgelegd.
إِنَّ ٱلْمُتَّقِينَ فِى جَنَّٰتٍۢ وَنَهَرٍۢ ﴿٥٤﴾
De vromen zullen echter te midden van tuinen en meren wonen.
Voorwaar, de Moettaqôen verblijven in Tuinen en rivieren (het Paradijs).
Voorwaar, de Moettaqôen verblijven in Tuinen en rivieren (het Paradijs).