Main pages

Surah The tidings [An-Naba] in Dutch

Surah The tidings [An-Naba] Ayah 40 Location Maccah Number 78

عَمَّ يَتَسَآءَلُونَ ﴿١﴾

Nopens wat ondervragen de ongeloovigen elkander?

Leemhuis

Waarover stellen zij elkaar vragen?

Siregar

Waarover stellen zij elkaar vragen?

عَنِ ٱلنَّبَإِ ٱلْعَظِيمِ ﴿٢﴾

Nopens het groote nieuws der opstanding.

Leemhuis

Over de geweldige aankondiging.

Siregar

Over de geweldige aankondiging.

ٱلَّذِى هُمْ فِيهِ مُخْتَلِفُونَ ﴿٣﴾

Omtrent welke zij niet overeenstemmen.

Leemhuis

Waarover zij redetwisten.

Siregar

Waarover zij redetwisten.

كَلَّا سَيَعْلَمُونَ ﴿٤﴾

Waarlijk, zij zullen hiernamaals de waarheid daarvan kennen.

Leemhuis

Nee! Zij zullen het weten.

Siregar

Nee! Zij zullen het weten.

ثُمَّ كَلَّا سَيَعْلَمُونَ ﴿٥﴾

Nogmaals, zij zullen hiernamaals de waarheid daarvan kennen.

Leemhuis

Nogmaals nee, zij zullen het weten.

Siregar

Nogmaals nee, zij zullen het weten.

أَلَمْ نَجْعَلِ ٱلْأَرْضَ مِهَٰدًۭا ﴿٦﴾

Hebben wij de aarde niet als een bed gespreid.

Leemhuis

Hebben Wij de aarde niet tot een uitgespreide plaats gemaakt?

Siregar

Hebben Wij de aarde niet tot een uitgespreide plaats gemaakt?

وَٱلْجِبَالَ أَوْتَادًۭا ﴿٧﴾

En de bergen als staken om haar te bevestigen?

Leemhuis

En de bergen als pinnen?

Siregar

En de bergen als pinnen?

وَخَلَقْنَٰكُمْ أَزْوَٰجًۭا ﴿٨﴾

Hebben wij u niet van twee seksen geschapen.

Leemhuis

En Wij hebben jullie in paren geschapen.

Siregar

En Wij hebben jullie in paren geschapen.

وَجَعَلْنَا نَوْمَكُمْ سُبَاتًۭا ﴿٩﴾

En bepaald dat gij slapen zoudt om te rusten?

Leemhuis

En Wij hebben voor jullie de slaap gemaakt, als rust.

Siregar

En Wij hebben voor jullie de slaap gemaakt, als rust.

وَجَعَلْنَا ٱلَّيْلَ لِبَاسًۭا ﴿١٠﴾

Hebben wij van den nacht, geen kleed gemaakt om u te bedekken.

Leemhuis

En Wij hebben de nacht als een bedekking gemaakt.

Siregar

En Wij hebben de nacht als een bedekking gemaakt.

وَجَعَلْنَا ٱلنَّهَارَ مَعَاشًۭا ﴿١١﴾

En hebben wij niet den dag bestemd, ten einde daarop uw levensonderhoud te winnen?

Leemhuis

En Wij hebben de dag gemaakt om levensonderhoud te zoeken.

Siregar

En Wij hebben de dag gemaakt om levensonderhoud te zoeken.

وَبَنَيْنَا فَوْقَكُمْ سَبْعًۭا شِدَادًۭا ﴿١٢﴾

Hebben wij niet zeven stevige hemelen boven u gebouwd.

Leemhuis

En Wij hebben boven jullie zeven hechte hemelen gebouwd.

Siregar

En Wij hebben boven jullie zeven hechte hemelen gebouwd.

وَجَعَلْنَا سِرَاجًۭا وَهَّاجًۭا ﴿١٣﴾

En daarin eene brandende lamp geplaatst?

Leemhuis

En Wij hebben daarin een stralende lamp geplaatst.

Siregar

En Wij hebben daarin een stralende lamp geplaatst.

وَأَنزَلْنَا مِنَ ٱلْمُعْصِرَٰتِ مَآءًۭ ثَجَّاجًۭا ﴿١٤﴾

En doen wij niet, uit de wolken, een overvloed van water stroomen.

Leemhuis

En Wij hebben uit de wolken stromend water gezonden.

Siregar

En Wij hebben uit de wolken stromend water gezonden.

لِّنُخْرِجَ بِهِۦ حَبًّۭا وَنَبَاتًۭا ﴿١٥﴾

Om daardoor graan en kruiden voort te brengen.

Leemhuis

Opdat Wij daarmee graan en planten voortbrengen.

Siregar

Opdat Wij daarmee graan en planten voortbrengen.

وَجَنَّٰتٍ أَلْفَافًا ﴿١٦﴾

En tuinen, dicht beplant met boomen?

Leemhuis

En dichtbegroeide tuinen.

Siregar

En dichtbegroeide tuinen.

إِنَّ يَوْمَ ٱلْفَصْلِ كَانَ مِيقَٰتًۭا ﴿١٧﴾

Waarlijk, de dag der scheiding is een onbepaald tijdstip;

Leemhuis

Voorwaar, de Dag van de Beoordeling is op een vastgesteld tijdstip.

Siregar

Voorwaar, de Dag van de Beoordeling is op een vastgesteld tijdstip.

يَوْمَ يُنفَخُ فِى ٱلصُّورِ فَتَأْتُونَ أَفْوَاجًۭا ﴿١٨﴾

De dag waarop de trompet zal klinken, en gij in scharen ten oordeel zult optrekken.

Leemhuis

De Dag waarop op de bazuin wordt geblazen zullen jullie komen, groep na groep.

Siregar

De Dag waarop op de bazuin wordt geblazen zullen jullie komen, groep na groep.

وَفُتِحَتِ ٱلسَّمَآءُ فَكَانَتْ أَبْوَٰبًۭا ﴿١٩﴾

De hemelen zullen geopend wezen, en zij zullen vol poorten zijn, om er de engelen te laten doorgaan.

Leemhuis

En de hemel wordt geopend en zij heeft vele poorten.

Siregar

En de hemel wordt geopend en zij heeft vele poorten.

وَسُيِّرَتِ ٱلْجِبَالُ فَكَانَتْ سَرَابًا ﴿٢٠﴾

De bergen zullen voorbijgaan, en als damp worden.

Leemhuis

En de bergen worden verpulverd en worden tot luchtspiegelingen.

Siregar

En de bergen worden verpulverd en worden tot luchtspiegelingen.

إِنَّ جَهَنَّمَ كَانَتْ مِرْصَادًۭا ﴿٢١﴾

Waarlijk, de hel zal eene plaats van verbranding zijn;

Leemhuis

Voorwaar, de Hel is als een hinderlaag.

Siregar

Voorwaar, de Hel is als een hinderlaag.

لِّلطَّٰغِينَ مَـَٔابًۭا ﴿٢٢﴾

Eene bergplaats voor de zondaren

Leemhuis

Een bestemmingsoord voor de overtreders.

Siregar

Een bestemmingsoord voor de overtreders.

لَّٰبِثِينَ فِيهَآ أَحْقَابًۭا ﴿٢٣﴾

Die daar gedurende eeuwen zullen wonen.

Leemhuis

Zij verblijven eeuwig daarin.

Siregar

Zij verblijven eeuwig daarin.

لَّا يَذُوقُونَ فِيهَا بَرْدًۭا وَلَا شَرَابًا ﴿٢٤﴾

Zij zullen daar geenerlei verversching proeven, noch eenigen drank.

Leemhuis

Zij zullen daarin geen koelte en geen drank proeven.

Siregar

Zij zullen daarin geen koelte en geen drank proeven.

إِلَّا حَمِيمًۭا وَغَسَّاقًۭا ﴿٢٥﴾

Behalve kokend water en bedorven vocht:

Leemhuis

Behalve kokend water en etter.

Siregar

Behalve kokend water en etter.

جَزَآءًۭ وِفَاقًا ﴿٢٦﴾

Eene geschikte vergelding voor hunne daden!

Leemhuis

Als passende vergelding.

Siregar

Als passende vergelding.

إِنَّهُمْ كَانُوا۟ لَا يَرْجُونَ حِسَابًۭا ﴿٢٧﴾

Want zij hoopten, dat zij geene rekenschap zouden moeten afleggen.

Leemhuis

Voorwaar, zij verwachtten nooit een afrekening.

Siregar

Voorwaar, zij verwachtten nooit een afrekening.

وَكَذَّبُوا۟ بِـَٔايَٰتِنَا كِذَّابًۭا ﴿٢٨﴾

En zij geloofden niet in onze teekenen, welke zij van valschheid beschuldigden.

Leemhuis

En loochenden Onze Verzen geheel.

Siregar

En loochenden Onze Verzen geheel.

وَكُلَّ شَىْءٍ أَحْصَيْنَٰهُ كِتَٰبًۭا ﴿٢٩﴾

Maar elke zaak hebben wij opgeteld en nedergeschreven.

Leemhuis

En Wij hebben alle zaken in een Boek opgesomd.

Siregar

En Wij hebben alle zaken in een Boek opgesomd.

فَذُوقُوا۟ فَلَن نَّزِيدَكُمْ إِلَّا عَذَابًا ﴿٣٠﴾

Proef dus de vergelding: wij zullen u niets dan marteling toevoegen.

Leemhuis

Proeft daarom de straf, en er is voor jullie geen vermeerdering, behalve van de bestraffing.

Siregar

Proeft daarom de straf, en er is voor jullie geen vermeerdering, behalve van de bestraffing.

إِنَّ لِلْمُتَّقِينَ مَفَازًا ﴿٣١﴾

Maar voor de godvruchtigen is eene plaats van heil gereed gemaakt:

Leemhuis

Voorwaar, voor de Moettaqôen is er een overwinning.

Siregar

Voorwaar, voor de Moettaqôen is er een overwinning.

حَدَآئِقَ وَأَعْنَٰبًۭا ﴿٣٢﴾

Tuinen met boomen beplant en wijngaarden.

Leemhuis

Tuinen en druivenstruiken.

Siregar

Tuinen en druivenstruiken.

وَكَوَاعِبَ أَتْرَابًۭا ﴿٣٣﴾

En maagden met zwellende borsten, van gelijken ouderdom met hen.

Leemhuis

En jeugdige gezellinnen, gelijk in leeftijd.

Siregar

En jeugdige gezellinnen, gelijk in leeftijd.

وَكَأْسًۭا دِهَاقًۭا ﴿٣٤﴾

En een vollen beker.

Leemhuis

En een gevulde beker.

Siregar

En een gevulde beker.

لَّا يَسْمَعُونَ فِيهَا لَغْوًۭا وَلَا كِذَّٰبًۭا ﴿٣٥﴾

Zij zullen daar geene ijdele gesprekken, of eenige onwaarheid hooren.

Leemhuis

Zij horen daar geen onzin en geen leugens.

Siregar

Zij horen daar geen onzin en geen leugens.

جَزَآءًۭ مِّن رَّبِّكَ عَطَآءً حِسَابًۭا ﴿٣٦﴾

Dit zal hunne belooning wezen van hunnen Heer; eene volkomen toereikende gift.

Leemhuis

Als een beloning van jouw Heer, als afrekenende gift.

Siregar

Als een beloning van jouw Heer, als afrekenende gift.

رَّبِّ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ وَمَا بَيْنَهُمَا ٱلرَّحْمَٰنِ ۖ لَا يَمْلِكُونَ مِنْهُ خِطَابًۭا ﴿٣٧﴾

Van den Heer over hemel en aarde, en over alles wat daartusschen is: den Barmhartigen; maar de bewoners van den hemel of de aarde zullen hem geen gehoor durven vragen.

Leemhuis

De Heer der hemelen en der aarde en wat er tussen beide is, de Barmhartige. Zij zijn niet in staat Hem aan te spreken.

Siregar

De Heer der hemelen en der aarde en wat er tussen beide is, de Barmhartige. Zij zijn niet in staat Hem aan te spreken.

يَوْمَ يَقُومُ ٱلرُّوحُ وَٱلْمَلَٰٓئِكَةُ صَفًّۭا ۖ لَّا يَتَكَلَّمُونَ إِلَّا مَنْ أَذِنَ لَهُ ٱلرَّحْمَٰنُ وَقَالَ صَوَابًۭا ﴿٣٨﴾

Den dag waarop de geest (Gabriël) en de andere engelen in orde geschaard zullen staan, zullen zij niet ten behoeve van zich zelven of van anderen spreken, behalve hij alleen, aan wien de Barmhartige verlof zal geven, en die zeggen zal, wat recht is.

Leemhuis

Op die Dag staan de Geest (Djibrîl) en de Engelen in rijen opgesteld. Zij spreken niet, behalve na wie de Barmhartige toestemming verleent en die zegt wat juist is.

Siregar

Op die Dag staan de Geest (Djibrîl) en de Engelen in rijen opgesteld. Zij spreken niet, behalve na wie de Barmhartige toestemming verleent en die zegt wat juist is.

ذَٰلِكَ ٱلْيَوْمُ ٱلْحَقُّ ۖ فَمَن شَآءَ ٱتَّخَذَ إِلَىٰ رَبِّهِۦ مَـَٔابًا ﴿٣٩﴾

Dit is de onvermijdelijke dag. Wie dus wil, laat die tot zijn Heer terugkeeren.

Leemhuis

Dat is de Dag van de Waarheid. Laat wie wil daarom een terugkeer naar zijn Heer afleggen.

Siregar

Dat is de Dag van de Waarheid. Laat wie wil daarom een terugkeer naar zijn Heer afleggen.

إِنَّآ أَنذَرْنَٰكُمْ عَذَابًۭا قَرِيبًۭا يَوْمَ يَنظُرُ ٱلْمَرْءُ مَا قَدَّمَتْ يَدَاهُ وَيَقُولُ ٱلْكَافِرُ يَٰلَيْتَنِى كُنتُ تُرَٰبًۢا ﴿٤٠﴾

Waarlijk, wij bedreigen u met eene straf die nabij ligt. Op den dag waarop de mensch de goede of slechte daden zal aanschouwen, welke zijne handen voor hem uit hebben gezonden, en waarop de on geloovige zal zeggen: God gaf, ik ware stof!

Leemhuis

Voorwaar, Wij hebben jullie gewaarschuwd voor een nabije bestraffing op de Dag dat de mens zal kijken naar wat zijn handen vroeger bedreven, en waarop de ongelovige zal zeggen: \"O wee, was ik maar aarde.\"

Siregar

Voorwaar, Wij hebben jullie gewaarschuwd voor een nabije bestraffing op de Dag dat de mens zal kijken naar wat zijn handen vroeger bedreven, en waarop de ongelovige zal zeggen: \"O wee, was ik maar aarde.\"