Setting
Surah The Women [An-Nisa] in Dutch
يَٰٓأَيُّهَا ٱلنَّاسُ ٱتَّقُوا۟ رَبَّكُمُ ٱلَّذِى خَلَقَكُم مِّن نَّفْسٍۢ وَٰحِدَةٍۢ وَخَلَقَ مِنْهَا زَوْجَهَا وَبَثَّ مِنْهُمَا رِجَالًۭا كَثِيرًۭا وَنِسَآءًۭ ۚ وَٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ ٱلَّذِى تَسَآءَلُونَ بِهِۦ وَٱلْأَرْحَامَ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ عَلَيْكُمْ رَقِيبًۭا ﴿١﴾
O mens, vreest jullie Heer die jullie schiep uit één enkele ziel (en die) daaruit zijn echtgenote schiep en uit hen beiden vele mannen en vrouwen deed voortkomen. En vreest Allah in wiens Naam jullie elkaar (om hulp) vragen en (onderhoudt) de familiebanden. Voorwaar. Allah is de Waker over jullie.
وَءَاتُوا۟ ٱلْيَتَٰمَىٰٓ أَمْوَٰلَهُمْ ۖ وَلَا تَتَبَدَّلُوا۟ ٱلْخَبِيثَ بِٱلطَّيِّبِ ۖ وَلَا تَأْكُلُوٓا۟ أَمْوَٰلَهُمْ إِلَىٰٓ أَمْوَٰلِكُمْ ۚ إِنَّهُۥ كَانَ حُوبًۭا كَبِيرًۭا ﴿٢﴾
En geeft de wezen (wanneer zij volwassen worden) hun bezittingen en verruilt het slechte (van jullie niet voor goede (van hen) en eet niet van hun eigendommen (gemengd) niet jullie eigendommen. Voorwaar, dat is een grote zonde.
وَإِنْ خِفْتُمْ أَلَّا تُقْسِطُوا۟ فِى ٱلْيَتَٰمَىٰ فَٱنكِحُوا۟ مَا طَابَ لَكُم مِّنَ ٱلنِّسَآءِ مَثْنَىٰ وَثُلَٰثَ وَرُبَٰعَ ۖ فَإِنْ خِفْتُمْ أَلَّا تَعْدِلُوا۟ فَوَٰحِدَةً أَوْ مَا مَلَكَتْ أَيْمَٰنُكُمْ ۚ ذَٰلِكَ أَدْنَىٰٓ أَلَّا تَعُولُوا۟ ﴿٣﴾
En indien jullie vrezen (de vrouwen van) de wezen niet rechtvaardige te behandelen, trouwt dan met de vrouwen (niet de vrouwen van de wezen) die jullie aanstaan, twee, drie of vier. En als jullie vrezen hen niet rechtvaardig (te kunnen) verzorgen, dan één of wat jullie aan slavinnen bezitten. Dat is de beste wijze om niet onrechtvaardig te zijn.
وَءَاتُوا۟ ٱلنِّسَآءَ صَدُقَٰتِهِنَّ نِحْلَةًۭ ۚ فَإِن طِبْنَ لَكُمْ عَن شَىْءٍۢ مِّنْهُ نَفْسًۭا فَكُلُوهُ هَنِيٓـًۭٔا مَّرِيٓـًۭٔا ﴿٤﴾
En geeft de vrouwen hun bruidschatten als een schenking, maar wanneer het hen belieft (van de bruidschat) terug te geven: eet er dan met plezier en welbehagen van.
وَلَا تُؤْتُوا۟ ٱلسُّفَهَآءَ أَمْوَٰلَكُمُ ٱلَّتِى جَعَلَ ٱللَّهُ لَكُمْ قِيَٰمًۭا وَٱرْزُقُوهُمْ فِيهَا وَٱكْسُوهُمْ وَقُولُوا۟ لَهُمْ قَوْلًۭا مَّعْرُوفًۭا ﴿٥﴾
Geeft niet degenen (onder jullie hoede) die zwak van geest zijn jullie eigendommen, waarover Allah jullie als toezichthouder heeft aangesteld, maar onderhoudt hen daarvan en kleedt hen daarvan en spreekt tot hen met vriendelijke woorden.
وَٱبْتَلُوا۟ ٱلْيَتَٰمَىٰ حَتَّىٰٓ إِذَا بَلَغُوا۟ ٱلنِّكَاحَ فَإِنْ ءَانَسْتُم مِّنْهُمْ رُشْدًۭا فَٱدْفَعُوٓا۟ إِلَيْهِمْ أَمْوَٰلَهُمْ ۖ وَلَا تَأْكُلُوهَآ إِسْرَافًۭا وَبِدَارًا أَن يَكْبَرُوا۟ ۚ وَمَن كَانَ غَنِيًّۭا فَلْيَسْتَعْفِفْ ۖ وَمَن كَانَ فَقِيرًۭا فَلْيَأْكُلْ بِٱلْمَعْرُوفِ ۚ فَإِذَا دَفَعْتُمْ إِلَيْهِمْ أَمْوَٰلَهُمْ فَأَشْهِدُوا۟ عَلَيْهِمْ ۚ وَكَفَىٰ بِٱللَّهِ حَسِيبًۭا ﴿٦﴾
Onderzoekt (de lichamelijke en geestelijke vorderingen van) de wezen, totdat zij de leeftijd van het huwelijk bereiken en wanneer jullie bemerken dat zij (hiertoe) geschikt zijn, geeft hun dan hun eigendommen terug en eet er niet buitensporig en haastig van, voordat zij groot geworden zijn. Hij (de voogd) die voldoende heeft: laat hem het niet aanraken; en hij die arm is: laat hem er op redelijke wijze van gebruiken. En als jullie hun hun eigendommen teruggeven: laat er dan getuigen bij zijn. Er Allah is genoeg als Toezichthouder.
لِّلرِّجَالِ نَصِيبٌۭ مِّمَّا تَرَكَ ٱلْوَٰلِدَانِ وَٱلْأَقْرَبُونَ وَلِلنِّسَآءِ نَصِيبٌۭ مِّمَّا تَرَكَ ٱلْوَٰلِدَانِ وَٱلْأَقْرَبُونَ مِمَّا قَلَّ مِنْهُ أَوْ كَثُرَ ۚ نَصِيبًۭا مَّفْرُوضًۭا ﴿٧﴾
Voor de mannen is er een aandeel in wat achtergelaten wordt door de ouders en de verwanten, en voor de vrouwen is er een aandeel in wat achtergelaten wordt door de ouders en de verwanten, of het weinig of veel is: een vastgesteld aandeel.
وَإِذَا حَضَرَ ٱلْقِسْمَةَ أُو۟لُوا۟ ٱلْقُرْبَىٰ وَٱلْيَتَٰمَىٰ وَٱلْمَسَٰكِينُ فَٱرْزُقُوهُم مِّنْهُ وَقُولُوا۟ لَهُمْ قَوْلًۭا مَّعْرُوفًۭا ﴿٨﴾
En wanneer bij de verdeling verwanten (zonder erfrecht) en wezen en armen aanwezig zijn: voorziet hen ervan en spreekt tot hen met vriendelijke woorden.
وَلْيَخْشَ ٱلَّذِينَ لَوْ تَرَكُوا۟ مِنْ خَلْفِهِمْ ذُرِّيَّةًۭ ضِعَٰفًا خَافُوا۟ عَلَيْهِمْ فَلْيَتَّقُوا۟ ٱللَّهَ وَلْيَقُولُوا۟ قَوْلًۭا سَدِيدًا ﴿٩﴾
En laat degenen die een zwak nageslacht achterlaten bevreesd zijn en bezorgd zijn. Laat hen Allah vrezen en laat hen met de juiste woorden spreken.
إِنَّ ٱلَّذِينَ يَأْكُلُونَ أَمْوَٰلَ ٱلْيَتَٰمَىٰ ظُلْمًا إِنَّمَا يَأْكُلُونَ فِى بُطُونِهِمْ نَارًۭا ۖ وَسَيَصْلَوْنَ سَعِيرًۭا ﴿١٠﴾
Voorwaar, degenen die van de eigendommen van de wezen op onrechtmatige wijze eten: voorwaar, zij verteren slechts vuur in hun buiken. En zij zullen een laaiend vuur (de Hel) binnengaan.
يُوصِيكُمُ ٱللَّهُ فِىٓ أَوْلَٰدِكُمْ ۖ لِلذَّكَرِ مِثْلُ حَظِّ ٱلْأُنثَيَيْنِ ۚ فَإِن كُنَّ نِسَآءًۭ فَوْقَ ٱثْنَتَيْنِ فَلَهُنَّ ثُلُثَا مَا تَرَكَ ۖ وَإِن كَانَتْ وَٰحِدَةًۭ فَلَهَا ٱلنِّصْفُ ۚ وَلِأَبَوَيْهِ لِكُلِّ وَٰحِدٍۢ مِّنْهُمَا ٱلسُّدُسُ مِمَّا تَرَكَ إِن كَانَ لَهُۥ وَلَدٌۭ ۚ فَإِن لَّمْ يَكُن لَّهُۥ وَلَدٌۭ وَوَرِثَهُۥٓ أَبَوَاهُ فَلِأُمِّهِ ٱلثُّلُثُ ۚ فَإِن كَانَ لَهُۥٓ إِخْوَةٌۭ فَلِأُمِّهِ ٱلسُّدُسُ ۚ مِنۢ بَعْدِ وَصِيَّةٍۢ يُوصِى بِهَآ أَوْ دَيْنٍ ۗ ءَابَآؤُكُمْ وَأَبْنَآؤُكُمْ لَا تَدْرُونَ أَيُّهُمْ أَقْرَبُ لَكُمْ نَفْعًۭا ۚ فَرِيضَةًۭ مِّنَ ٱللَّهِ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ عَلِيمًا حَكِيمًۭا ﴿١١﴾
Allah heeft met betrekking tot (de erfenis) aan jullie kinderen voorgeschreven: (een man) een gedeelte gelijk aan twee gedeelten van de vrouw. En als er (alleen) vrouwen zijn, twee of meer, dan is er voor hen twee-derde van wat hij nalaat en als er één (vrouw) is, dan is er voor haar de helft. En voor zijn beide ouders (is er voor) een ieder van hen één-zesde van wat hij nalaat, indien hij kind(-eren) had. En indien hij geen kind(-eren) had, en hij laat aan zijn ouders na: dan is er voor zijn moeder éénderde. En indien hij broeders had: dan is er voor zijn moeder één-zesde: na aftrek van een beschikking (ten gunste van degenen zonder erfrecht) die hij opmaakte of schulden. Jullie ouders of jullie zonen; jullie weten niet wie van hen jullie nader zijn in nut. Als een voorschrift van Allah, voorwaar. Allah is Alwetend, Alwijs.
۞ وَلَكُمْ نِصْفُ مَا تَرَكَ أَزْوَٰجُكُمْ إِن لَّمْ يَكُن لَّهُنَّ وَلَدٌۭ ۚ فَإِن كَانَ لَهُنَّ وَلَدٌۭ فَلَكُمُ ٱلرُّبُعُ مِمَّا تَرَكْنَ ۚ مِنۢ بَعْدِ وَصِيَّةٍۢ يُوصِينَ بِهَآ أَوْ دَيْنٍۢ ۚ وَلَهُنَّ ٱلرُّبُعُ مِمَّا تَرَكْتُمْ إِن لَّمْ يَكُن لَّكُمْ وَلَدٌۭ ۚ فَإِن كَانَ لَكُمْ وَلَدٌۭ فَلَهُنَّ ٱلثُّمُنُ مِمَّا تَرَكْتُم ۚ مِّنۢ بَعْدِ وَصِيَّةٍۢ تُوصُونَ بِهَآ أَوْ دَيْنٍۢ ۗ وَإِن كَانَ رَجُلٌۭ يُورَثُ كَلَٰلَةً أَوِ ٱمْرَأَةٌۭ وَلَهُۥٓ أَخٌ أَوْ أُخْتٌۭ فَلِكُلِّ وَٰحِدٍۢ مِّنْهُمَا ٱلسُّدُسُ ۚ فَإِن كَانُوٓا۟ أَكْثَرَ مِن ذَٰلِكَ فَهُمْ شُرَكَآءُ فِى ٱلثُّلُثِ ۚ مِنۢ بَعْدِ وَصِيَّةٍۢ يُوصَىٰ بِهَآ أَوْ دَيْنٍ غَيْرَ مُضَآرٍّۢ ۚ وَصِيَّةًۭ مِّنَ ٱللَّهِ ۗ وَٱللَّهُ عَلِيمٌ حَلِيمٌۭ ﴿١٢﴾
En voor jullie (mannen) is de helft van wat jullie vrouwen nalaten indien zij geen kind(-eren) hebben. En indien zij een kind (of meer van hen) hebben, dan is er voor jullie één-vierde van wat zij nalaten; na aftrek van een beschikking (ten gunste van degenen zonder erfrecht) die zij opmaken of schulden. En voor hen (vrouwen) is er één-vierde van wat jullie nalaten indien jullie geen kind(-eren) hebben; maar indien jullie kind(-eren) hebben, dan is er voor hen (vrouwen) één-achtste van wat jullie nalaten, na aftek van een beschikking (ten gunste van degenen zonder erfrecht) die jullie opmaken of schulden. En indien een man waarvan geërfd wordt Kalâlah is, of het is een vrouw (in dezelfde positie) en hij (of zij) heeft een broeder of een zuster, dan is er voor een ieder van hen één-zesde. En indien er nicer van hen zijn: dan delen zij in na aftrek van een beschikking (ten gunste van degenen zonder erfrecht) die opmaken of schulden, zonder benadeling. Als voorschriften van Allah en Allah is Alwetend, Zachtmoedig.
تِلْكَ حُدُودُ ٱللَّهِ ۚ وَمَن يُطِعِ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥ يُدْخِلْهُ جَنَّٰتٍۢ تَجْرِى مِن تَحْتِهَا ٱلْأَنْهَٰرُ خَٰلِدِينَ فِيهَا ۚ وَذَٰلِكَ ٱلْفَوْزُ ٱلْعَظِيمُ ﴿١٣﴾
Dit zijn de door Allah vastgestelde bepalingen en hij die Allah en Zijn Boodschapper gehoorzaamt: Hij (Allah) zal hem het Paradijs binnenleiden, waar onder door de rivieren stromen. Zij zijn eeuwig levenden daarin. En dat is de geweldige overwinning.
وَمَن يَعْصِ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥ وَيَتَعَدَّ حُدُودَهُۥ يُدْخِلْهُ نَارًا خَٰلِدًۭا فِيهَا وَلَهُۥ عَذَابٌۭ مُّهِينٌۭ ﴿١٤﴾
En hij die Allah en Zijn Boodschapper ongehoorzaam is en Zijn bepalingen overtreedt, Hij (Allah) zal hem de Hel binnenleiden. Zij zijn eeuwig levenden daarin. En voor hem is er een vemedenende bestraffing.
وَٱلَّٰتِى يَأْتِينَ ٱلْفَٰحِشَةَ مِن نِّسَآئِكُمْ فَٱسْتَشْهِدُوا۟ عَلَيْهِنَّ أَرْبَعَةًۭ مِّنكُمْ ۖ فَإِن شَهِدُوا۟ فَأَمْسِكُوهُنَّ فِى ٱلْبُيُوتِ حَتَّىٰ يَتَوَفَّىٰهُنَّ ٱلْمَوْتُ أَوْ يَجْعَلَ ٱللَّهُ لَهُنَّ سَبِيلًۭا ﴿١٥﴾
En degene die van jullie vrouwen ontucht pleegt: neemt de getuigenis van vier van jullie ever hen af en wanneer zij (alle vier belastend) getuigen, sluit hen dan in de huizen op totdat de dood hen neemt of Allah voor hen een weg geeft.
وَٱلَّذَانِ يَأْتِيَٰنِهَا مِنكُمْ فَـَٔاذُوهُمَا ۖ فَإِن تَابَا وَأَصْلَحَا فَأَعْرِضُوا۟ عَنْهُمَآ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ تَوَّابًۭا رَّحِيمًا ﴿١٦﴾
En als twee personen van jullie daaraan schildig zijn: straft hen beiden: en als zij berouwvol zijn en zich beteren, laat hen dan met rust. Voorwaar, Allah is Berouwaanvaardend, Meest Barmhartig.
إِنَّمَا ٱلتَّوْبَةُ عَلَى ٱللَّهِ لِلَّذِينَ يَعْمَلُونَ ٱلسُّوٓءَ بِجَهَٰلَةٍۢ ثُمَّ يَتُوبُونَ مِن قَرِيبٍۢ فَأُو۟لَٰٓئِكَ يَتُوبُ ٱللَّهُ عَلَيْهِمْ ۗ وَكَانَ ٱللَّهُ عَلِيمًا حَكِيمًۭا ﴿١٧﴾
Voorwaar, Allah aanvaardt slechts het berouw van degenen die het slechte uit onwetendheid bedrijven en vervolgens snel berouwvol zijn. Zij zijn degenen wan wie Allah het berouw aanvaardt en Allah is Alwetend, Alwijs.
وَلَيْسَتِ ٱلتَّوْبَةُ لِلَّذِينَ يَعْمَلُونَ ٱلسَّيِّـَٔاتِ حَتَّىٰٓ إِذَا حَضَرَ أَحَدَهُمُ ٱلْمَوْتُ قَالَ إِنِّى تُبْتُ ٱلْـَٰٔنَ وَلَا ٱلَّذِينَ يَمُوتُونَ وَهُمْ كُفَّارٌ ۚ أُو۟لَٰٓئِكَ أَعْتَدْنَا لَهُمْ عَذَابًا أَلِيمًۭا ﴿١٨﴾
En er is geen (aanvaaring van het) berouw voor degenen die het slechte bedrijven totdat een van hen de dood nabij is, (en dan) zegt: \"Voorwaar, nu heb ik berouw.\" En ook niet voor degenen die ongelovig sterven. Zij zijn degenen voor wie Wij een pijnlijke bestraffing voorbereid hebben.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ لَا يَحِلُّ لَكُمْ أَن تَرِثُوا۟ ٱلنِّسَآءَ كَرْهًۭا ۖ وَلَا تَعْضُلُوهُنَّ لِتَذْهَبُوا۟ بِبَعْضِ مَآ ءَاتَيْتُمُوهُنَّ إِلَّآ أَن يَأْتِينَ بِفَٰحِشَةٍۢ مُّبَيِّنَةٍۢ ۚ وَعَاشِرُوهُنَّ بِٱلْمَعْرُوفِ ۚ فَإِن كَرِهْتُمُوهُنَّ فَعَسَىٰٓ أَن تَكْرَهُوا۟ شَيْـًۭٔا وَيَجْعَلَ ٱللَّهُ فِيهِ خَيْرًۭا كَثِيرًۭا ﴿١٩﴾
O jullie die geloven, het is jullie niet toegestaan vrouwen tegen hun wil te erven, noch te verhinderen om wat jullie aan hen gegeven hebben mee te nemen, behalve als zij duidelijk ontucht pleegden. En behandelt hen volgens de voorschriften. En wanneer jullie een afkeer van hen hebben, dan kan het zijn dat jullie een afkeer hebben van iets, terwijl Allah daarin veel goeds gelegd heeft.
وَإِنْ أَرَدتُّمُ ٱسْتِبْدَالَ زَوْجٍۢ مَّكَانَ زَوْجٍۢ وَءَاتَيْتُمْ إِحْدَىٰهُنَّ قِنطَارًۭا فَلَا تَأْخُذُوا۟ مِنْهُ شَيْـًٔا ۚ أَتَأْخُذُونَهُۥ بُهْتَٰنًۭا وَإِثْمًۭا مُّبِينًۭا ﴿٢٠﴾
En als jullie een vrouw in de plaats van een andere (vrouw) willen nemen, terwijl jullie één can hen een schat gegeven hadden, neemt daar niets van terug: zouden jullie het door laster en duidelijke zonde terugnemen?
وَكَيْفَ تَأْخُذُونَهُۥ وَقَدْ أَفْضَىٰ بَعْضُكُمْ إِلَىٰ بَعْضٍۢ وَأَخَذْنَ مِنكُم مِّيثَٰقًا غَلِيظًۭا ﴿٢١﴾
En hoe zouden jullie ervan (kunnen) terugnemen, terwijl jullie al (als man on vrouw) tot elkaar gekomen zijn en \"met jullie een plechtige overeenkomst gesloten hebben?
وَلَا تَنكِحُوا۟ مَا نَكَحَ ءَابَآؤُكُم مِّنَ ٱلنِّسَآءِ إِلَّا مَا قَدْ سَلَفَ ۚ إِنَّهُۥ كَانَ فَٰحِشَةًۭ وَمَقْتًۭا وَسَآءَ سَبِيلًا ﴿٢٢﴾
En huwt niet van de vrouwen die jullie vaders huwden, tenzij dat al gobeurd is (voor deze openbaring). Voorwaar, het was een zedeloosheid en toomafroepend (gedrag) en een slechte weg.
حُرِّمَتْ عَلَيْكُمْ أُمَّهَٰتُكُمْ وَبَنَاتُكُمْ وَأَخَوَٰتُكُمْ وَعَمَّٰتُكُمْ وَخَٰلَٰتُكُمْ وَبَنَاتُ ٱلْأَخِ وَبَنَاتُ ٱلْأُخْتِ وَأُمَّهَٰتُكُمُ ٱلَّٰتِىٓ أَرْضَعْنَكُمْ وَأَخَوَٰتُكُم مِّنَ ٱلرَّضَٰعَةِ وَأُمَّهَٰتُ نِسَآئِكُمْ وَرَبَٰٓئِبُكُمُ ٱلَّٰتِى فِى حُجُورِكُم مِّن نِّسَآئِكُمُ ٱلَّٰتِى دَخَلْتُم بِهِنَّ فَإِن لَّمْ تَكُونُوا۟ دَخَلْتُم بِهِنَّ فَلَا جُنَاحَ عَلَيْكُمْ وَحَلَٰٓئِلُ أَبْنَآئِكُمُ ٱلَّذِينَ مِنْ أَصْلَٰبِكُمْ وَأَن تَجْمَعُوا۟ بَيْنَ ٱلْأُخْتَيْنِ إِلَّا مَا قَدْ سَلَفَ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ غَفُورًۭا رَّحِيمًۭا ﴿٢٣﴾
Voor jullie verboden (om te trouwen zijn): jullie moeders en jullie dochters en jullie zusters, en jullie vaders zusters en jullie moeders zusters en dochters van jullie broeders en dochters van jullie zusters en de zoogmoeders van jullie en jullie zusters van (dezelfde) zoogmoeder en de moeders van jullie vrouwen en jullie stiefdochters die onder jullie voogdij stun van vrouwen (de moeders van de stiefdochters) waarmee jullie geslachtsgemeenschap hadden. Wanneer jullie nog geen geslachtsgemeenschap met hen hadden is er geen overtreding (om met hen te trouwen), en de (voomalige) vrouwen van jullie zonen die uit jullie voortkomen en het huwen van twee zusters gezamenlijk, behalve als het reeds (voor de openbaring) gebeurd is. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhatig.
۞ وَٱلْمُحْصَنَٰتُ مِنَ ٱلنِّسَآءِ إِلَّا مَا مَلَكَتْ أَيْمَٰنُكُمْ ۖ كِتَٰبَ ٱللَّهِ عَلَيْكُمْ ۚ وَأُحِلَّ لَكُم مَّا وَرَآءَ ذَٰلِكُمْ أَن تَبْتَغُوا۟ بِأَمْوَٰلِكُم مُّحْصِنِينَ غَيْرَ مُسَٰفِحِينَ ۚ فَمَا ٱسْتَمْتَعْتُم بِهِۦ مِنْهُنَّ فَـَٔاتُوهُنَّ أُجُورَهُنَّ فَرِيضَةًۭ ۚ وَلَا جُنَاحَ عَلَيْكُمْ فِيمَا تَرَٰضَيْتُم بِهِۦ مِنۢ بَعْدِ ٱلْفَرِيضَةِ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ عَلِيمًا حَكِيمًۭا ﴿٢٤﴾
En (ook verboden zijn:) de getrouwde vrouwen, behalve de slavinnen onder jullie gezag. Als een beslissing van Allah voor jullie. Het is voor jullie teogestaan wat daar buiten valt. Opdat jullie naar (hen) streven met jullie bezittingen, op eerbare wijze, niet ontuchtige. En voor wat jullie van hen genieten: geeft hun hun bruidschat, als verplichting. En er is geen zonde in wat jullie overeenkomen na de bepaling (van de bruidschat). Voorwaar, Allah is Alwetend, Alwijs.
وَمَن لَّمْ يَسْتَطِعْ مِنكُمْ طَوْلًا أَن يَنكِحَ ٱلْمُحْصَنَٰتِ ٱلْمُؤْمِنَٰتِ فَمِن مَّا مَلَكَتْ أَيْمَٰنُكُم مِّن فَتَيَٰتِكُمُ ٱلْمُؤْمِنَٰتِ ۚ وَٱللَّهُ أَعْلَمُ بِإِيمَٰنِكُم ۚ بَعْضُكُم مِّنۢ بَعْضٍۢ ۚ فَٱنكِحُوهُنَّ بِإِذْنِ أَهْلِهِنَّ وَءَاتُوهُنَّ أُجُورَهُنَّ بِٱلْمَعْرُوفِ مُحْصَنَٰتٍ غَيْرَ مُسَٰفِحَٰتٍۢ وَلَا مُتَّخِذَٰتِ أَخْدَانٍۢ ۚ فَإِذَآ أُحْصِنَّ فَإِنْ أَتَيْنَ بِفَٰحِشَةٍۢ فَعَلَيْهِنَّ نِصْفُ مَا عَلَى ٱلْمُحْصَنَٰتِ مِنَ ٱلْعَذَابِ ۚ ذَٰلِكَ لِمَنْ خَشِىَ ٱلْعَنَتَ مِنكُمْ ۚ وَأَن تَصْبِرُوا۟ خَيْرٌۭ لَّكُمْ ۗ وَٱللَّهُ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿٢٥﴾
En wie niet van jullie in staat is te huwen met vrije gelovige vrouwen: hij kan de gelovige vrouwen onder de slavinnen waar jullie over beschikken trouwen. En Allah kent jullie geloof hot best. Jullie komen uit elkaar voort. Trouwt hen dus met verlof van hun familie en geeft hun hun bruidschatten volgens de voorschriften, zij behoren eerbaar te zijn en niet ontuchtig en (behoren zich) pen vriend te nemen. En indien zij getrouwd zijn en indien zij (dan) overspel plegen: zij krijgen dan de halve bestraffing van de vrije getrouwde vrouw. Dit is voor degenen onder jullie die bang zijn overspel te plegen. En het is beter voor jullie, indien jullie geduld hebben. En Allah is Vergevensgezind, Meest Genadevol.
يُرِيدُ ٱللَّهُ لِيُبَيِّنَ لَكُمْ وَيَهْدِيَكُمْ سُنَنَ ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِكُمْ وَيَتُوبَ عَلَيْكُمْ ۗ وَٱللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٌۭ ﴿٢٦﴾
Allah wil jullie duidelijkheid verschaffen en jullie leiden op de wijze van degenen die jullie vooraf gingen on jullie berouw aanvaarden, on Allah is Alwetend, Alwijs.
وَٱللَّهُ يُرِيدُ أَن يَتُوبَ عَلَيْكُمْ وَيُرِيدُ ٱلَّذِينَ يَتَّبِعُونَ ٱلشَّهَوَٰتِ أَن تَمِيلُوا۟ مَيْلًا عَظِيمًۭا ﴿٢٧﴾
En Allah wil jullie berouw aanvaarden, terwijl degenen die hun begeerten volgen, (willen) dat jullie je gewelding (van de Waarheid) afwenden.
يُرِيدُ ٱللَّهُ أَن يُخَفِّفَ عَنكُمْ ۚ وَخُلِقَ ٱلْإِنسَٰنُ ضَعِيفًۭا ﴿٢٨﴾
Allah wil (jullie lasten) voor jullie verlichten. En de mens was zwak geschapen.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ لَا تَأْكُلُوٓا۟ أَمْوَٰلَكُم بَيْنَكُم بِٱلْبَٰطِلِ إِلَّآ أَن تَكُونَ تِجَٰرَةً عَن تَرَاضٍۢ مِّنكُمْ ۚ وَلَا تَقْتُلُوٓا۟ أَنفُسَكُمْ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ بِكُمْ رَحِيمًۭا ﴿٢٩﴾
O jullie die geloven, eet niet van elkaars eigendommen op valse wijze, (eet) slechts door handel met wederzijdse overeenstemming. En doodt elkaar niet. Voorwaar, Allah is voor jullie Meest Barmhartig.
وَمَن يَفْعَلْ ذَٰلِكَ عُدْوَٰنًۭا وَظُلْمًۭا فَسَوْفَ نُصْلِيهِ نَارًۭا ۚ وَكَانَ ذَٰلِكَ عَلَى ٱللَّهِ يَسِيرًا ﴿٣٠﴾
En wie dat op vijandige en onrechtvaardige wijze doet, zullen Wij in de Het werpen. En dat is voor Allah gemakkelijk.
إِن تَجْتَنِبُوا۟ كَبَآئِرَ مَا تُنْهَوْنَ عَنْهُ نُكَفِّرْ عَنكُمْ سَيِّـَٔاتِكُمْ وَنُدْخِلْكُم مُّدْخَلًۭا كَرِيمًۭا ﴿٣١﴾
Indien jullie grote zonden, die verboden zijn, vermijden zullen Wij jullie fouten uitwissen en zullen Wij jullie naar een eervolle plaats (het Paradijs) leiden.
وَلَا تَتَمَنَّوْا۟ مَا فَضَّلَ ٱللَّهُ بِهِۦ بَعْضَكُمْ عَلَىٰ بَعْضٍۢ ۚ لِّلرِّجَالِ نَصِيبٌۭ مِّمَّا ٱكْتَسَبُوا۟ ۖ وَلِلنِّسَآءِ نَصِيبٌۭ مِّمَّا ٱكْتَسَبْنَ ۚ وَسْـَٔلُوا۟ ٱللَّهَ مِن فَضْلِهِۦٓ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ بِكُلِّ شَىْءٍ عَلِيمًۭا ﴿٣٢﴾
En verlangt hetgeen niet waarmee Allah somigen van jullie boven anderen bevoorrecht heeft: voor de mannen is er een aandeel in wat zij gedaan hebben, en voor de vrouwen is er een aandeel in wat zij gedaan hebben. En vraagt Allah om Zijn gunst Voorwaar, Allah i's Alwetend over alle zaken.
وَلِكُلٍّۢ جَعَلْنَا مَوَٰلِىَ مِمَّا تَرَكَ ٱلْوَٰلِدَانِ وَٱلْأَقْرَبُونَ ۚ وَٱلَّذِينَ عَقَدَتْ أَيْمَٰنُكُمْ فَـَٔاتُوهُمْ نَصِيبَهُمْ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ شَهِيدًا ﴿٣٣﴾
En voor ieder hebben Wij gemaakt dat er Erfgenamen zijn voor wat de ouders en de verwanten nalaten. Degenen waarmee wie jullie een eed gezworen hebben: geeft hun hun aandeel. Voorwaar, Allah is Getuige van alle zaken.
ٱلرِّجَالُ قَوَّٰمُونَ عَلَى ٱلنِّسَآءِ بِمَا فَضَّلَ ٱللَّهُ بَعْضَهُمْ عَلَىٰ بَعْضٍۢ وَبِمَآ أَنفَقُوا۟ مِنْ أَمْوَٰلِهِمْ ۚ فَٱلصَّٰلِحَٰتُ قَٰنِتَٰتٌ حَٰفِظَٰتٌۭ لِّلْغَيْبِ بِمَا حَفِظَ ٱللَّهُ ۚ وَٱلَّٰتِى تَخَافُونَ نُشُوزَهُنَّ فَعِظُوهُنَّ وَٱهْجُرُوهُنَّ فِى ٱلْمَضَاجِعِ وَٱضْرِبُوهُنَّ ۖ فَإِنْ أَطَعْنَكُمْ فَلَا تَبْغُوا۟ عَلَيْهِنَّ سَبِيلًا ۗ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ عَلِيًّۭا كَبِيرًۭا ﴿٣٤﴾
De mannen zijn de toezichthouders over de vrouwen omdat Allah de één boven de andere bevoorrecht heeft en omdat zij van hun eigendommen uitgeven (aan de vrouwen). En de oprechte vrouwen zijn de gehoorzame vrouwen en zij waken (over zichzelf en de eigendommen) in de afwezigheid (van haar man), zoals Allah ook waakt. En wat betreft hen (echtgenotes) wauvan jullie ongehoorzaamheid vrezen: vermaant hen, (als dat niet helpt) negeert hen (in bed) en (als dat niet helpt) slaat hen (licht). Indien zij jullie dan gehoorzamen: zoek den geen voorwendsel (om hen lastig te vallen). Voorwaar, Allah is Verheven, Groots.
وَإِنْ خِفْتُمْ شِقَاقَ بَيْنِهِمَا فَٱبْعَثُوا۟ حَكَمًۭا مِّنْ أَهْلِهِۦ وَحَكَمًۭا مِّنْ أَهْلِهَآ إِن يُرِيدَآ إِصْلَٰحًۭا يُوَفِّقِ ٱللَّهُ بَيْنَهُمَآ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ عَلِيمًا خَبِيرًۭا ﴿٣٥﴾
En als jullie een breuk tussen beiden vrezen: stuurt dan een berniddelaar van zijn familie en een bemiddelaar van haar familie, indien zij Een verzoening willen, zal Allah tussen hen beiden een verzoening bewerkstelligen. Voorwaar, Allah is Alwetend, Kennend.
۞ وَٱعْبُدُوا۟ ٱللَّهَ وَلَا تُشْرِكُوا۟ بِهِۦ شَيْـًۭٔا ۖ وَبِٱلْوَٰلِدَيْنِ إِحْسَٰنًۭا وَبِذِى ٱلْقُرْبَىٰ وَٱلْيَتَٰمَىٰ وَٱلْمَسَٰكِينِ وَٱلْجَارِ ذِى ٱلْقُرْبَىٰ وَٱلْجَارِ ٱلْجُنُبِ وَٱلصَّاحِبِ بِٱلْجَنۢبِ وَٱبْنِ ٱلسَّبِيلِ وَمَا مَلَكَتْ أَيْمَٰنُكُمْ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ لَا يُحِبُّ مَن كَانَ مُخْتَالًۭا فَخُورًا ﴿٣٦﴾
En aanbidt Allah en kent Hem in niets een deelgenoot toe, en weest goed voor de ouders en de verwanten on de wezen en de behoeftigen en de verwante buren en de niet-verwante buren en de goede vrienden en de reiziger en de slaven waarover jullie beschikken. Voorwaar, Allah houdt niet van trotse hoogmoedigen.
ٱلَّذِينَ يَبْخَلُونَ وَيَأْمُرُونَ ٱلنَّاسَ بِٱلْبُخْلِ وَيَكْتُمُونَ مَآ ءَاتَىٰهُمُ ٱللَّهُ مِن فَضْلِهِۦ ۗ وَأَعْتَدْنَا لِلْكَٰفِرِينَ عَذَابًۭا مُّهِينًۭا ﴿٣٧﴾
(Zij zijn) degenen die gierig zijn en de mensen gierigheid bevelen en die verbergen wat Allah hen van Zijn gunst gegeven heeft. En voor de ongelovigen hebben Wij een vemederende bestraffing voorbereid.
وَٱلَّذِينَ يُنفِقُونَ أَمْوَٰلَهُمْ رِئَآءَ ٱلنَّاسِ وَلَا يُؤْمِنُونَ بِٱللَّهِ وَلَا بِٱلْيَوْمِ ٱلْءَاخِرِ ۗ وَمَن يَكُنِ ٱلشَّيْطَٰنُ لَهُۥ قَرِينًۭا فَسَآءَ قَرِينًۭا ﴿٣٨﴾
En (ook voor) degenen die van bun bezittingen uitgeven om de mensen het te laten zien en die niet in Allah en de Laatste Dag geloven en degenen die de Satan tot vriend nemen, het is een slechte vriend!
وَمَاذَا عَلَيْهِمْ لَوْ ءَامَنُوا۟ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلْءَاخِرِ وَأَنفَقُوا۟ مِمَّا رَزَقَهُمُ ٱللَّهُ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ بِهِمْ عَلِيمًا ﴿٣٩﴾
En wat zou het hen schaden indien zij in Allah en de Laatste Dag zouden geloven, en zij uitgeven van hetgeen waar Allah hen mee voorzien heeft. En Allah kent hen.
إِنَّ ٱللَّهَ لَا يَظْلِمُ مِثْقَالَ ذَرَّةٍۢ ۖ وَإِن تَكُ حَسَنَةًۭ يُضَٰعِفْهَا وَيُؤْتِ مِن لَّدُنْهُ أَجْرًا عَظِيمًۭا ﴿٤٠﴾
Voorwaar, Allah behandelt niemand in de geringste mate onrechtvaardig, an als er iets goeds gedaan wordt, vermeerdert Hij het en geeft Hij van Zijn Zijde een geweldige beloning.
فَكَيْفَ إِذَا جِئْنَا مِن كُلِّ أُمَّةٍۭ بِشَهِيدٍۢ وَجِئْنَا بِكَ عَلَىٰ هَٰٓؤُلَآءِ شَهِيدًۭا ﴿٤١﴾
En hoe dan, indien Wij uit iedere gemeenschap een getuige (een Profeet) naar voren brengen en Wij jou (O Moehammad) als getuige tegen diegenen (van jouw gemeenschap die zondigen) naar voren brengen?
يَوْمَئِذٍۢ يَوَدُّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ وَعَصَوُا۟ ٱلرَّسُولَ لَوْ تُسَوَّىٰ بِهِمُ ٱلْأَرْضُ وَلَا يَكْتُمُونَ ٱللَّهَ حَدِيثًۭا ﴿٤٢﴾
Op die Dag wensen degenen die ongelovig zijn on de Boodschapper ongehoorzaam zijn, dat zij met aarde gelijk gemaakt waren, maar zij zullen geen feit voor Allah kunnen verbergen.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ لَا تَقْرَبُوا۟ ٱلصَّلَوٰةَ وَأَنتُمْ سُكَٰرَىٰ حَتَّىٰ تَعْلَمُوا۟ مَا تَقُولُونَ وَلَا جُنُبًا إِلَّا عَابِرِى سَبِيلٍ حَتَّىٰ تَغْتَسِلُوا۟ ۚ وَإِن كُنتُم مَّرْضَىٰٓ أَوْ عَلَىٰ سَفَرٍ أَوْ جَآءَ أَحَدٌۭ مِّنكُم مِّنَ ٱلْغَآئِطِ أَوْ لَٰمَسْتُمُ ٱلنِّسَآءَ فَلَمْ تَجِدُوا۟ مَآءًۭ فَتَيَمَّمُوا۟ صَعِيدًۭا طَيِّبًۭا فَٱمْسَحُوا۟ بِوُجُوهِكُمْ وَأَيْدِيكُمْ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ عَفُوًّا غَفُورًا ﴿٤٣﴾
O jullie die geloven, nadert niet de shalât terwijl jullie dronken zijn, totdat jullie weten wat jullie zeggen; en (ook) niet onrein (Djoenoeb), behalve degenen die er onderweg doorheen komen, totdat jullie je (ritueel) gereinigd hebben. En in het geval dat jullie nek zijn, of op reis, of jullie van het toilet komen, of jullie de vrouwen aanraken en jullie geen water vinden: doet dan de Tayammoem met schone aarde en wrijft ennee langs jullie gezichten en handen. Voorwaar, Allah is Vergevend, Vergeverisgezind.
أَلَمْ تَرَ إِلَى ٱلَّذِينَ أُوتُوا۟ نَصِيبًۭا مِّنَ ٱلْكِتَٰبِ يَشْتَرُونَ ٱلضَّلَٰلَةَ وَيُرِيدُونَ أَن تَضِلُّوا۟ ٱلسَّبِيلَ ﴿٤٤﴾
Hebt jij degenen niet gezien aan wie een gedeelte van de Schrift is gegeven? Zij verruillen (de Waarheid) voor de dwaling on willen dat jullie van de Weg afdwalen.
وَٱللَّهُ أَعْلَمُ بِأَعْدَآئِكُمْ ۚ وَكَفَىٰ بِٱللَّهِ وَلِيًّۭا وَكَفَىٰ بِٱللَّهِ نَصِيرًۭا ﴿٤٥﴾
En Allah kent jullie vijanden beter en Allah is voldoende als een Beschermer en Allah is voldoende als een Helper.
مِّنَ ٱلَّذِينَ هَادُوا۟ يُحَرِّفُونَ ٱلْكَلِمَ عَن مَّوَاضِعِهِۦ وَيَقُولُونَ سَمِعْنَا وَعَصَيْنَا وَٱسْمَعْ غَيْرَ مُسْمَعٍۢ وَرَٰعِنَا لَيًّۢا بِأَلْسِنَتِهِمْ وَطَعْنًۭا فِى ٱلدِّينِ ۚ وَلَوْ أَنَّهُمْ قَالُوا۟ سَمِعْنَا وَأَطَعْنَا وَٱسْمَعْ وَٱنظُرْنَا لَكَانَ خَيْرًۭا لَّهُمْ وَأَقْوَمَ وَلَٰكِن لَّعَنَهُمُ ٱللَّهُ بِكُفْرِهِمْ فَلَا يُؤْمِنُونَ إِلَّا قَلِيلًۭا ﴿٤٦﴾
En onder de Joden, zijn or degenen die woorden (uit de Schrift) van hun juiste plaatsen verplaatsen, en zij zeggen: \"Wij hebben gehoord en wij gehoorzamen niet\" en (zij zeggen:) \"Hoort,\" zonder dat hot hoorbaar is, en \"Râ'inâ\" terwijl zij hun tongen verdraaien en de godsdienst belasteren. Als zij alleen maar gezegd hadden: \"Wij horen en wij gehoorzamen,\" en \"Hoor en kijk naar ons,\" dan zou het beter en passender voor ben geweest zijn, maar Allah heeft hen vanwege hun ongeloof vervloekt en zij geloven niet, behalve een beetje.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ أُوتُوا۟ ٱلْكِتَٰبَ ءَامِنُوا۟ بِمَا نَزَّلْنَا مُصَدِّقًۭا لِّمَا مَعَكُم مِّن قَبْلِ أَن نَّطْمِسَ وُجُوهًۭا فَنَرُدَّهَا عَلَىٰٓ أَدْبَارِهَآ أَوْ نَلْعَنَهُمْ كَمَا لَعَنَّآ أَصْحَٰبَ ٱلسَّبْتِ ۚ وَكَانَ أَمْرُ ٱللَّهِ مَفْعُولًا ﴿٤٧﴾
O jullie die de Schrift is gegeven! Gelooft in wat Wij jullie hebben neergezonden, als een bevestiging van wat jullie reeds van vroeger hebben, voordat Wij gezichten verminken en op hun achterkant aanbrengen, of Wij hen vervloeken zoals Wij de (overtredende) deelnemers aan de Sabbath vervloekten. En de beschikking van Allah wordt uitgevoerd.
إِنَّ ٱللَّهَ لَا يَغْفِرُ أَن يُشْرَكَ بِهِۦ وَيَغْفِرُ مَا دُونَ ذَٰلِكَ لِمَن يَشَآءُ ۚ وَمَن يُشْرِكْ بِٱللَّهِ فَقَدِ ٱفْتَرَىٰٓ إِثْمًا عَظِيمًا ﴿٤٨﴾
Voorwaar, Allah vergeeft niet dat aan Hem deelgenoten toegekend worden, maar Hij vergeeft daarnaast alles, aan wie Hij wil. En wie aan Allah deelgenoten toekent: die heeft waarlijk een geweldige zonde verzonnen.
أَلَمْ تَرَ إِلَى ٱلَّذِينَ يُزَكُّونَ أَنفُسَهُم ۚ بَلِ ٱللَّهُ يُزَكِّى مَن يَشَآءُ وَلَا يُظْلَمُونَ فَتِيلًا ﴿٤٩﴾
Heb jij degenen niet gezien die (trots) aanspraak maken zichzelf te louteren (van zonde)? Welnee, het is Allah die loutert wie Hij wil en zij zullen in het geheel niet onrechtvaardig behandeld worden.
ٱنظُرْ كَيْفَ يَفْتَرُونَ عَلَى ٱللَّهِ ٱلْكَذِبَ ۖ وَكَفَىٰ بِهِۦٓ إِثْمًۭا مُّبِينًا ﴿٥٠﴾
Ziet hoe zij de leugen tegen Allah verzinnen, on (dat) is op zichzelf genoeg als een duidelijke zonde.
أَلَمْ تَرَ إِلَى ٱلَّذِينَ أُوتُوا۟ نَصِيبًۭا مِّنَ ٱلْكِتَٰبِ يُؤْمِنُونَ بِٱلْجِبْتِ وَٱلطَّٰغُوتِ وَيَقُولُونَ لِلَّذِينَ كَفَرُوا۟ هَٰٓؤُلَآءِ أَهْدَىٰ مِنَ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ سَبِيلًا ﴿٥١﴾
Heb jij degenen niet gezien die een gedeelte van de Schrift gegeven was? Zij geloven in de Djibt en de Thaghôet en zij zeggen tegen degenen die ongelovig zijn (over zichzelf): \"Zij zijn degenen die een betere Weg volgen dan degenen die geloven.
أُو۟لَٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ لَعَنَهُمُ ٱللَّهُ ۖ وَمَن يَلْعَنِ ٱللَّهُ فَلَن تَجِدَ لَهُۥ نَصِيرًا ﴿٥٢﴾
Zij zijn degenen die Allah heeft vervloekt. En wie door Allah vervloekt is: voor hem vindt je nooit een helper.
أَمْ لَهُمْ نَصِيبٌۭ مِّنَ ٱلْمُلْكِ فَإِذًۭا لَّا يُؤْتُونَ ٱلنَّاسَ نَقِيرًا ﴿٥٣﴾
Is er voor hen een aandeel in het Koninkrijk (de goddelijke macht)? Nee, dan zouden zij de mensen (nog) niets geven.
أَمْ يَحْسُدُونَ ٱلنَّاسَ عَلَىٰ مَآ ءَاتَىٰهُمُ ٱللَّهُ مِن فَضْلِهِۦ ۖ فَقَدْ ءَاتَيْنَآ ءَالَ إِبْرَٰهِيمَ ٱلْكِتَٰبَ وَٱلْحِكْمَةَ وَءَاتَيْنَٰهُم مُّلْكًا عَظِيمًۭا ﴿٥٤﴾
Of zijn zij jaloers op de mensen vanwege wat Allah hen van Zijn gunst heeft gegeven? Waarlijk, Wij gaven de familie van Ibrâhîm de Schrift en de Wijsheid en Wij gaven hem een geweldig koninkrijk.
فَمِنْهُم مَّنْ ءَامَنَ بِهِۦ وَمِنْهُم مَّن صَدَّ عَنْهُ ۚ وَكَفَىٰ بِجَهَنَّمَ سَعِيرًا ﴿٥٥﴾
En onder hen (de jaloerse mensen) waren er die erin geloofden en onder hen waren er die (mensen van het geloof) afhielden. En de Hel is voldoende als laaiend vuur.
إِنَّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ بِـَٔايَٰتِنَا سَوْفَ نُصْلِيهِمْ نَارًۭا كُلَّمَا نَضِجَتْ جُلُودُهُم بَدَّلْنَٰهُمْ جُلُودًا غَيْرَهَا لِيَذُوقُوا۟ ٱلْعَذَابَ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ عَزِيزًا حَكِيمًۭا ﴿٥٦﴾
Voorwaar, degenen die niet in Onze Tekenen geloven zullen Wij in het vuur (de Hel) leiden: telkens wanneer hun huiden gebraden zijn, zullen Wij die door andere huiden vervangen, opdat zij de bestraffing proeven. Voorwaar, Allah is Almachtig, Alwijs.
وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّٰلِحَٰتِ سَنُدْخِلُهُمْ جَنَّٰتٍۢ تَجْرِى مِن تَحْتِهَا ٱلْأَنْهَٰرُ خَٰلِدِينَ فِيهَآ أَبَدًۭا ۖ لَّهُمْ فِيهَآ أَزْوَٰجٌۭ مُّطَهَّرَةٌۭ ۖ وَنُدْخِلُهُمْ ظِلًّۭا ظَلِيلًا ﴿٥٧﴾
En degenen die geloven en goede werken verrichten zullen Wij in de Tuinen (het Paradijs) binnenleiden, waar onder door de rivieren stromen, zij zijn eeuwig levenden daarin. Voor hen zijn daarin reine echtgenotes. En Wij zullen hen in de beschuttende schaduw leiden.
۞ إِنَّ ٱللَّهَ يَأْمُرُكُمْ أَن تُؤَدُّوا۟ ٱلْأَمَٰنَٰتِ إِلَىٰٓ أَهْلِهَا وَإِذَا حَكَمْتُم بَيْنَ ٱلنَّاسِ أَن تَحْكُمُوا۟ بِٱلْعَدْلِ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ نِعِمَّا يَعِظُكُم بِهِۦٓ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ سَمِيعًۢا بَصِيرًۭا ﴿٥٨﴾
Voorwaar, Allah gebiedt jullie de toevertrouwde (zaken) aan haar eigenaren te geven, en wanneer jullie tussen de mensen oordelen, oordeel dan met rechtvaardigheid. Voorwaar, Allah onderwijst jullie hiermee op de beste wijze. Voorwaar, Allah is Alhorend. Alziend.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ أَطِيعُوا۟ ٱللَّهَ وَأَطِيعُوا۟ ٱلرَّسُولَ وَأُو۟لِى ٱلْأَمْرِ مِنكُمْ ۖ فَإِن تَنَٰزَعْتُمْ فِى شَىْءٍۢ فَرُدُّوهُ إِلَى ٱللَّهِ وَٱلرَّسُولِ إِن كُنتُمْ تُؤْمِنُونَ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلْءَاخِرِ ۚ ذَٰلِكَ خَيْرٌۭ وَأَحْسَنُ تَأْوِيلًا ﴿٥٩﴾
O jullie gelovigen, gehoorzaamt Allah en gehoorzaamt de Boodschapper en degenen onder jullie die met gezag bekleed zijn. Als jullie over iets van mening verschillen, legt het dan voor aan Allah en de Boodschapper, indien jullie in Allah en de Laatste Dag geloven. Dat is beter en een betere afsluiting.
أَلَمْ تَرَ إِلَى ٱلَّذِينَ يَزْعُمُونَ أَنَّهُمْ ءَامَنُوا۟ بِمَآ أُنزِلَ إِلَيْكَ وَمَآ أُنزِلَ مِن قَبْلِكَ يُرِيدُونَ أَن يَتَحَاكَمُوٓا۟ إِلَى ٱلطَّٰغُوتِ وَقَدْ أُمِرُوٓا۟ أَن يَكْفُرُوا۟ بِهِۦ وَيُرِيدُ ٱلشَّيْطَٰنُ أَن يُضِلَّهُمْ ضَلَٰلًۢا بَعِيدًۭا ﴿٦٠﴾
Heb jij degenen niet gezien die dachten dat zij geloofden in wat aan jou geopenbaard is en in wat er voor jou geopenbaard is? Zij willen volgens de Thaghôet berechten, hoewel hen toch bevolen was er niet in te geloven. En het is zo dat de Satan hen ver weg wil doen afdwalen.
وَإِذَا قِيلَ لَهُمْ تَعَالَوْا۟ إِلَىٰ مَآ أَنزَلَ ٱللَّهُ وَإِلَى ٱلرَّسُولِ رَأَيْتَ ٱلْمُنَٰفِقِينَ يَصُدُّونَ عَنكَ صُدُودًۭا ﴿٦١﴾
En wanneer tot hen gezegd wordt: \"Komt naar wat Allah heeft neergezonden en naar de Beodschapper,\" zie je de huichelaars (de mensen) geheel van jou afhouden.
فَكَيْفَ إِذَآ أَصَٰبَتْهُم مُّصِيبَةٌۢ بِمَا قَدَّمَتْ أَيْدِيهِمْ ثُمَّ جَآءُوكَ يَحْلِفُونَ بِٱللَّهِ إِنْ أَرَدْنَآ إِلَّآ إِحْسَٰنًۭا وَتَوْفِيقًا ﴿٦٢﴾
En hoe is het dan wanneer een ramp hen trof door wat hun handen gedaan hebben? Dan komen zij naar jou toe, zij zweren bij Allah: \"Wij wilden slechts goed doen en een goede verzoening!\"
أُو۟لَٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ يَعْلَمُ ٱللَّهُ مَا فِى قُلُوبِهِمْ فَأَعْرِضْ عَنْهُمْ وَعِظْهُمْ وَقُل لَّهُمْ فِىٓ أَنفُسِهِمْ قَوْلًۢا بَلِيغًۭا ﴿٦٣﴾
Zij zijn diegenen waarvan Allah weet zich wat in hun harten bevindt. Wendt je van hun (zonden) af en onderricht hen en spreekt tot hen indrukwekkende woorden.
وَمَآ أَرْسَلْنَا مِن رَّسُولٍ إِلَّا لِيُطَاعَ بِإِذْنِ ٱللَّهِ ۚ وَلَوْ أَنَّهُمْ إِذ ظَّلَمُوٓا۟ أَنفُسَهُمْ جَآءُوكَ فَٱسْتَغْفَرُوا۟ ٱللَّهَ وَٱسْتَغْفَرَ لَهُمُ ٱلرَّسُولُ لَوَجَدُوا۟ ٱللَّهَ تَوَّابًۭا رَّحِيمًۭا ﴿٦٤﴾
En Wij hebben slechts een Boodschapper gestuurd om gehoorzaamd te worden, met het verlof van Allah, en waren zij maar, toen zij onrechtvaardig tegenover zichzelf waren, tot jou gekomen en hadden zij Allah maar om vergeving gevraagd, en de Boodschapper had (dan) vergeving voor hen gevraagd. Zij zouden zeker ondervonden hebben dat Allah Berouwaanvaardend, Meest Genadig is.
فَلَا وَرَبِّكَ لَا يُؤْمِنُونَ حَتَّىٰ يُحَكِّمُوكَ فِيمَا شَجَرَ بَيْنَهُمْ ثُمَّ لَا يَجِدُوا۟ فِىٓ أَنفُسِهِمْ حَرَجًۭا مِّمَّا قَضَيْتَ وَيُسَلِّمُوا۟ تَسْلِيمًۭا ﴿٦٥﴾
Bij jouw Heer, zij geloven niet totdat zij jou laten oordelen over waar zij over van mening verschillen en dan in zichzelf geen weerstand vinden tegen wat jij orrdeelde, en zij aanvaarden (het dan) volledig.
وَلَوْ أَنَّا كَتَبْنَا عَلَيْهِمْ أَنِ ٱقْتُلُوٓا۟ أَنفُسَكُمْ أَوِ ٱخْرُجُوا۟ مِن دِيَٰرِكُم مَّا فَعَلُوهُ إِلَّا قَلِيلٌۭ مِّنْهُمْ ۖ وَلَوْ أَنَّهُمْ فَعَلُوا۟ مَا يُوعَظُونَ بِهِۦ لَكَانَ خَيْرًۭا لَّهُمْ وَأَشَدَّ تَثْبِيتًۭا ﴿٦٦﴾
En indien Wij voor hen voorgeschreven hadden \"Doodt elkaar\" of \"Verlaat jullie huizen\", dan hadden slechts weinigen van hen dat gedaan. Maar indien zij werkelijk gedaan hadden wat hen gezegd werd, was dat beter voor hen geweest en (het) had hen steviger gevestigd (in het geloof).
وَإِذًۭا لَّءَاتَيْنَٰهُم مِّن لَّدُنَّآ أَجْرًا عَظِيمًۭا ﴿٦٧﴾
En Wij zouden hun van Onze Zijde een geweldige beloning gegeven hebben.
وَلَهَدَيْنَٰهُمْ صِرَٰطًۭا مُّسْتَقِيمًۭا ﴿٦٨﴾
En Wij zouden hen op een recht Pad geleid hetben.
وَمَن يُطِعِ ٱللَّهَ وَٱلرَّسُولَ فَأُو۟لَٰٓئِكَ مَعَ ٱلَّذِينَ أَنْعَمَ ٱللَّهُ عَلَيْهِم مِّنَ ٱلنَّبِيِّۦنَ وَٱلصِّدِّيقِينَ وَٱلشُّهَدَآءِ وَٱلصَّٰلِحِينَ ۚ وَحَسُنَ أُو۟لَٰٓئِكَ رَفِيقًۭا ﴿٦٩﴾
En wie Allah en de Boodschapper gehoorzaamt: zij zijn met degenen van de Profeten en de waarachtigen en de martelaren en de oprechten die Allah begunstigd heeft. Zij zijn de beste metge zellen!
ذَٰلِكَ ٱلْفَضْلُ مِنَ ٱللَّهِ ۚ وَكَفَىٰ بِٱللَّهِ عَلِيمًۭا ﴿٧٠﴾
Dat is de gunst van Allah en het is voldoende dat Allah Alwetend is.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ خُذُوا۟ حِذْرَكُمْ فَٱنفِرُوا۟ ثُبَاتٍ أَوِ ٱنفِرُوا۟ جَمِيعًۭا ﴿٧١﴾
O jullie die geloven, neemt jullie voorzorgsmaatregelen en gaat dus voort in groepen, of gaat gezamenlijk voort.
وَإِنَّ مِنكُمْ لَمَن لَّيُبَطِّئَنَّ فَإِنْ أَصَٰبَتْكُم مُّصِيبَةٌۭ قَالَ قَدْ أَنْعَمَ ٱللَّهُ عَلَىَّ إِذْ لَمْ أَكُن مَّعَهُمْ شَهِيدًۭا ﴿٧٢﴾
En voorwaar, er zijn er onder jullie die zouden dralen. Als jullie door een ramp getroffen worden, zeggen zij: \"Waarlijk, Allah heeft mij begunstigd, doordat ik niet aanwezig onder hen was.\"
وَلَئِنْ أَصَٰبَكُمْ فَضْلٌۭ مِّنَ ٱللَّهِ لَيَقُولَنَّ كَأَن لَّمْ تَكُنۢ بَيْنَكُمْ وَبَيْنَهُۥ مَوَدَّةٌۭ يَٰلَيْتَنِى كُنتُ مَعَهُمْ فَأَفُوزَ فَوْزًا عَظِيمًۭا ﴿٧٣﴾
En als jullie een gunst van Allah ten deel valt, dan zegt hij, alsof er tussen jullie en hem geen vriendschap was: \"O was ik maar met hen geweest, dan zou ik een geweldige overwinning behaald hebben.\"
۞ فَلْيُقَٰتِلْ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ ٱلَّذِينَ يَشْرُونَ ٱلْحَيَوٰةَ ٱلدُّنْيَا بِٱلْءَاخِرَةِ ۚ وَمَن يُقَٰتِلْ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ فَيُقْتَلْ أَوْ يَغْلِبْ فَسَوْفَ نُؤْتِيهِ أَجْرًا عَظِيمًۭا ﴿٧٤﴾
Laat hem vechten op de Weg van Allah, die het wereldse leven ruilt voor het Hiernamaals. En wie strijdt op de Weg van Allah, of hij gedood wordt of overwint: Wij zullen hem daarna een geweldige beloning geven.
وَمَا لَكُمْ لَا تُقَٰتِلُونَ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ وَٱلْمُسْتَضْعَفِينَ مِنَ ٱلرِّجَالِ وَٱلنِّسَآءِ وَٱلْوِلْدَٰنِ ٱلَّذِينَ يَقُولُونَ رَبَّنَآ أَخْرِجْنَا مِنْ هَٰذِهِ ٱلْقَرْيَةِ ٱلظَّالِمِ أَهْلُهَا وَٱجْعَل لَّنَا مِن لَّدُنكَ وَلِيًّۭا وَٱجْعَل لَّنَا مِن لَّدُنكَ نَصِيرًا ﴿٧٥﴾
En waarom zouden jullie niet vechten op de Weg van Allah (ter verdediging) van de onderdrukten vAn de mannen en de vrouwen en de kinderen, degenen die zeggen: \"Onze Heer, haal ons weg uit deze stad, waar de mensen onrecht plegen en breng ons van Uw Zijde een beschermer en breng ons van Uw Zijde een helper!\"
ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ يُقَٰتِلُونَ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ ۖ وَٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ يُقَٰتِلُونَ فِى سَبِيلِ ٱلطَّٰغُوتِ فَقَٰتِلُوٓا۟ أَوْلِيَآءَ ٱلشَّيْطَٰنِ ۖ إِنَّ كَيْدَ ٱلشَّيْطَٰنِ كَانَ ضَعِيفًا ﴿٧٦﴾
Degenen die geloven vechten op de Weg van Allah en degenen die ongelovig zijn vechten op de weg van de Thaghôet vecht dus tegen de helper van de Satan. Voorwaar, de listen van de Satan zijn zwak.
أَلَمْ تَرَ إِلَى ٱلَّذِينَ قِيلَ لَهُمْ كُفُّوٓا۟ أَيْدِيَكُمْ وَأَقِيمُوا۟ ٱلصَّلَوٰةَ وَءَاتُوا۟ ٱلزَّكَوٰةَ فَلَمَّا كُتِبَ عَلَيْهِمُ ٱلْقِتَالُ إِذَا فَرِيقٌۭ مِّنْهُمْ يَخْشَوْنَ ٱلنَّاسَ كَخَشْيَةِ ٱللَّهِ أَوْ أَشَدَّ خَشْيَةًۭ ۚ وَقَالُوا۟ رَبَّنَا لِمَ كَتَبْتَ عَلَيْنَا ٱلْقِتَالَ لَوْلَآ أَخَّرْتَنَآ إِلَىٰٓ أَجَلٍۢ قَرِيبٍۢ ۗ قُلْ مَتَٰعُ ٱلدُّنْيَا قَلِيلٌۭ وَٱلْءَاخِرَةُ خَيْرٌۭ لِّمَنِ ٱتَّقَىٰ وَلَا تُظْلَمُونَ فَتِيلًا ﴿٧٧﴾
Zie jij degenen niet tot wie gezegd werd: \"Houdt jullie handen af (van de strijd), en onderhoudt de shalât en geeft de zakât\"? Toen hen (op het laatst) de strijd bevolen was, was er een groep onder hen die de mensen net zo (veel) als Allah vreesden, of nog meer vreesden. Zij zeiden: \"Onze Heer, waarom heeft U ons bevolen te vechten? Had U ons geen kort uitstel kunnen toestaan?\" Zeg: \"Het genot van de wereld is weinig en het Hiernamaals is beter voor wie (Allah) vreest en jullie worden in het geheel niet onrechtvaardig behandeld.\"
أَيْنَمَا تَكُونُوا۟ يُدْرِككُّمُ ٱلْمَوْتُ وَلَوْ كُنتُمْ فِى بُرُوجٍۢ مُّشَيَّدَةٍۢ ۗ وَإِن تُصِبْهُمْ حَسَنَةٌۭ يَقُولُوا۟ هَٰذِهِۦ مِنْ عِندِ ٱللَّهِ ۖ وَإِن تُصِبْهُمْ سَيِّئَةٌۭ يَقُولُوا۟ هَٰذِهِۦ مِنْ عِندِكَ ۚ قُلْ كُلٌّۭ مِّنْ عِندِ ٱللَّهِ ۖ فَمَالِ هَٰٓؤُلَآءِ ٱلْقَوْمِ لَا يَكَادُونَ يَفْقَهُونَ حَدِيثًۭا ﴿٧٨﴾
Waar jullie je ook bevinden, de dood zal jullie bereiken, al waren jullie in versterkte kastelen. Indien hen (iets) goeds overkomt, zeggen zij: \"Dit komt van Allah,\" maar indien hen (iets) slechts treft, zeggen zij: \"Dit komt van jou (Moehammad).\" Zeg (O Moehammad): \"Alles komt van Allah.\" Zij zijn degenen van het volk die bijna niet in staat zijn een uitspraak te begrijpen.
مَّآ أَصَابَكَ مِنْ حَسَنَةٍۢ فَمِنَ ٱللَّهِ ۖ وَمَآ أَصَابَكَ مِن سَيِّئَةٍۢ فَمِن نَّفْسِكَ ۚ وَأَرْسَلْنَٰكَ لِلنَّاسِ رَسُولًۭا ۚ وَكَفَىٰ بِٱللَّهِ شَهِيدًۭا ﴿٧٩﴾
Wat jou van het goede overkomt, het is van Allah; en wat jou van het slechte overkomt, het is van jouzelf En Wij hebben jou als Boodschapper naar de mensen gezonden. En Allah is voldoende als Getuige.
مَّن يُطِعِ ٱلرَّسُولَ فَقَدْ أَطَاعَ ٱللَّهَ ۖ وَمَن تَوَلَّىٰ فَمَآ أَرْسَلْنَٰكَ عَلَيْهِمْ حَفِيظًۭا ﴿٨٠﴾
Wie de Boodschapper gehoorzaamt, bij gehoorzaamt waarlijk Allah. En wie zich afkeert: Wij hebben jou niet als toezichthouder naar ben gezonden.
وَيَقُولُونَ طَاعَةٌۭ فَإِذَا بَرَزُوا۟ مِنْ عِندِكَ بَيَّتَ طَآئِفَةٌۭ مِّنْهُمْ غَيْرَ ٱلَّذِى تَقُولُ ۖ وَٱللَّهُ يَكْتُبُ مَا يُبَيِّتُونَ ۖ فَأَعْرِضْ عَنْهُمْ وَتَوَكَّلْ عَلَى ٱللَّهِ ۚ وَكَفَىٰ بِٱللَّهِ وَكِيلًا ﴿٨١﴾
Zij zeggen 'gehoorzaamheid,\" maar wanneer zij bij jou wegtrekken, bekonkelt een groep van ben iets anders dan zij jou zeiden. En Allah schrijft op wat zij bekonkelen. Houd je dus verre van hen en stel je vertrouwen op Allah. En Allah is voldoende als Beschermer.
أَفَلَا يَتَدَبَّرُونَ ٱلْقُرْءَانَ ۚ وَلَوْ كَانَ مِنْ عِندِ غَيْرِ ٱللَّهِ لَوَجَدُوا۟ فِيهِ ٱخْتِلَٰفًۭا كَثِيرًۭا ﴿٨٢﴾
Denken zij dan niet na over de Koran? En wanneer (die) niet van bij Allah geweest was, dan zouden zij daarin veel tegestrijdigs vinden.
وَإِذَا جَآءَهُمْ أَمْرٌۭ مِّنَ ٱلْأَمْنِ أَوِ ٱلْخَوْفِ أَذَاعُوا۟ بِهِۦ ۖ وَلَوْ رَدُّوهُ إِلَى ٱلرَّسُولِ وَإِلَىٰٓ أُو۟لِى ٱلْأَمْرِ مِنْهُمْ لَعَلِمَهُ ٱلَّذِينَ يَسْتَنۢبِطُونَهُۥ مِنْهُمْ ۗ وَلَوْلَا فَضْلُ ٱللَّهِ عَلَيْكُمْ وَرَحْمَتُهُۥ لَٱتَّبَعْتُمُ ٱلشَّيْطَٰنَ إِلَّا قَلِيلًۭا ﴿٨٣﴾
En wanneer zij met een zaak van veiligheid of vrees tot ben komen, dan verspreiden zij het. En indien zij het aan de Boodschapper voorgelegd hadden, of aan degenen van hen die met gezag bekleed zijn, dan zouden degenen onder hen die onderzoeksbekwaam zijn er kennis van kunnen nemen. Als het niet vanwege de gunst van Allah over jullie zou zijn, en Zijn Genade, dan zouden jullie de Satan volgen, op weinigen na.
فَقَٰتِلْ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ لَا تُكَلَّفُ إِلَّا نَفْسَكَ ۚ وَحَرِّضِ ٱلْمُؤْمِنِينَ ۖ عَسَى ٱللَّهُ أَن يَكُفَّ بَأْسَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ ۚ وَٱللَّهُ أَشَدُّ بَأْسًۭا وَأَشَدُّ تَنكِيلًۭا ﴿٨٤﴾
Strijd dan (O Moehammad) op de Weg van Allah, jij wordt slechts voor jezelf aansprakelijk gesteld. En moedigt de gelovigen (tot de strijd) aan. Hopelijk zal Allah het geweld van degenen die ongelovig zijn teniet doen. En Allah is harder in geweld en harder in bestraffing.
مَّن يَشْفَعْ شَفَٰعَةً حَسَنَةًۭ يَكُن لَّهُۥ نَصِيبٌۭ مِّنْهَا ۖ وَمَن يَشْفَعْ شَفَٰعَةًۭ سَيِّئَةًۭ يَكُن لَّهُۥ كِفْلٌۭ مِّنْهَا ۗ وَكَانَ ٱللَّهُ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ مُّقِيتًۭا ﴿٨٥﴾
En wie een goede voorspraak schenkt: hem komt een aandeel daarin toe. En wie een slechte voorspraak geeft: hij draagt de last daarvan. En Allah is Almachtig over alle zaken.
وَإِذَا حُيِّيتُم بِتَحِيَّةٍۢ فَحَيُّوا۟ بِأَحْسَنَ مِنْهَآ أَوْ رُدُّوهَآ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍ حَسِيبًا ﴿٨٦﴾
En wanneerjullie met een groEt begroEt worden, groet dan met een betere dan deze (terug), of beantwoordt hem (op gelijke wijze). Voorwar, Allah stelt de afrekening over alle zaken op.
ٱللَّهُ لَآ إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ ۚ لَيَجْمَعَنَّكُمْ إِلَىٰ يَوْمِ ٱلْقِيَٰمَةِ لَا رَيْبَ فِيهِ ۗ وَمَنْ أَصْدَقُ مِنَ ٱللَّهِ حَدِيثًۭا ﴿٨٧﴾
Allah, er is geen god dan Hij! Hij zal jullie bijeenbrengen op de Dag der Opstanding, waaraan geen twijfel is. En wiens woorden zijn oprechter dan die van Allah?
۞ فَمَا لَكُمْ فِى ٱلْمُنَٰفِقِينَ فِئَتَيْنِ وَٱللَّهُ أَرْكَسَهُم بِمَا كَسَبُوٓا۟ ۚ أَتُرِيدُونَ أَن تَهْدُوا۟ مَنْ أَضَلَّ ٱللَّهُ ۖ وَمَن يُضْلِلِ ٱللَّهُ فَلَن تَجِدَ لَهُۥ سَبِيلًۭا ﴿٨٨﴾
En hoe is het dat er bij jullie twee groepen zijn ten aanzien van de huichelaars, terwijl Allah hen omvergeworpen heeft vanwege wat zij deden? Willen jullie hen leiden die door Allah tot dwaling gebracht zijn? En wie door Allah tot dwaling gebracht is: voor hen vinden jullie nooit een weg.
وَدُّوا۟ لَوْ تَكْفُرُونَ كَمَا كَفَرُوا۟ فَتَكُونُونَ سَوَآءًۭ ۖ فَلَا تَتَّخِذُوا۟ مِنْهُمْ أَوْلِيَآءَ حَتَّىٰ يُهَاجِرُوا۟ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ ۚ فَإِن تَوَلَّوْا۟ فَخُذُوهُمْ وَٱقْتُلُوهُمْ حَيْثُ وَجَدتُّمُوهُمْ ۖ وَلَا تَتَّخِذُوا۟ مِنْهُمْ وَلِيًّۭا وَلَا نَصِيرًا ﴿٨٩﴾
Zij verlangen ernaar dat jullie ongelovig worden, zoals zij ongelovig zijn, zodat jullie gelijk zijn. Neemt dus geen vrienden uit hun midden totdat zij uitwijken op de Weg van Allah. En als zij zich afkeren (van de Islam), grijpt hen dan en doodt hen waar jullie hen ook vinden. En neemt uit hun midden geen vrienden en geen helpers.
إِلَّا ٱلَّذِينَ يَصِلُونَ إِلَىٰ قَوْمٍۭ بَيْنَكُمْ وَبَيْنَهُم مِّيثَٰقٌ أَوْ جَآءُوكُمْ حَصِرَتْ صُدُورُهُمْ أَن يُقَٰتِلُوكُمْ أَوْ يُقَٰتِلُوا۟ قَوْمَهُمْ ۚ وَلَوْ شَآءَ ٱللَّهُ لَسَلَّطَهُمْ عَلَيْكُمْ فَلَقَٰتَلُوكُمْ ۚ فَإِنِ ٱعْتَزَلُوكُمْ فَلَمْ يُقَٰتِلُوكُمْ وَأَلْقَوْا۟ إِلَيْكُمُ ٱلسَّلَمَ فَمَا جَعَلَ ٱللَّهُ لَكُمْ عَلَيْهِمْ سَبِيلًۭا ﴿٩٠﴾
Behalve degenen die zich aansluiten bij een volk, waarmee jullie een wederzijds verdrag hebben, of (zij) die tot jullie komen met een beklemd gemoed omdat zij tegen jullie zouden moeten strijden. Indien Allah dat gewild had, had Hij hen over jullie kunnen laten heersen, of jullie laten doden. Daarom, als zij zich van jullie afzijdig houden en niet tegen jullie strijden en jullie vrede aanbieden, dan heeft Allah voor jullie geen weg tegen hen geopend (om hen te doden).
سَتَجِدُونَ ءَاخَرِينَ يُرِيدُونَ أَن يَأْمَنُوكُمْ وَيَأْمَنُوا۟ قَوْمَهُمْ كُلَّ مَا رُدُّوٓا۟ إِلَى ٱلْفِتْنَةِ أُرْكِسُوا۟ فِيهَا ۚ فَإِن لَّمْ يَعْتَزِلُوكُمْ وَيُلْقُوٓا۟ إِلَيْكُمُ ٱلسَّلَمَ وَيَكُفُّوٓا۟ أَيْدِيَهُمْ فَخُذُوهُمْ وَٱقْتُلُوهُمْ حَيْثُ ثَقِفْتُمُوهُمْ ۚ وَأُو۟لَٰٓئِكُمْ جَعَلْنَا لَكُمْ عَلَيْهِمْ سُلْطَٰنًۭا مُّبِينًۭا ﴿٩١﴾
Jullie zullen anderen vinden, die wensen voor jullie veilig te zijn en voor hun volk: iedere keer dat zij weer op de proef gesteld worden, keren zij daarheen (veelgoderij) terug. Indien zij jullie niet met rust laten en (geen) vrede aanbieden en (niet) afhouden: grijpt hen dan en doodt hen waar jullie hen ook aantreffen. En zij zijn degenen ten aanzien van wie Wij jullie een duidelijk bewijk verleend hebben.
وَمَا كَانَ لِمُؤْمِنٍ أَن يَقْتُلَ مُؤْمِنًا إِلَّا خَطَـًۭٔا ۚ وَمَن قَتَلَ مُؤْمِنًا خَطَـًۭٔا فَتَحْرِيرُ رَقَبَةٍۢ مُّؤْمِنَةٍۢ وَدِيَةٌۭ مُّسَلَّمَةٌ إِلَىٰٓ أَهْلِهِۦٓ إِلَّآ أَن يَصَّدَّقُوا۟ ۚ فَإِن كَانَ مِن قَوْمٍ عَدُوٍّۢ لَّكُمْ وَهُوَ مُؤْمِنٌۭ فَتَحْرِيرُ رَقَبَةٍۢ مُّؤْمِنَةٍۢ ۖ وَإِن كَانَ مِن قَوْمٍۭ بَيْنَكُمْ وَبَيْنَهُم مِّيثَٰقٌۭ فَدِيَةٌۭ مُّسَلَّمَةٌ إِلَىٰٓ أَهْلِهِۦ وَتَحْرِيرُ رَقَبَةٍۢ مُّؤْمِنَةٍۢ ۖ فَمَن لَّمْ يَجِدْ فَصِيَامُ شَهْرَيْنِ مُتَتَابِعَيْنِ تَوْبَةًۭ مِّنَ ٱللَّهِ ۗ وَكَانَ ٱللَّهُ عَلِيمًا حَكِيمًۭا ﴿٩٢﴾
En nooit mag een gelovige een (andere) gelovige te doden, behalve per vergissing. En wie per vergissing een gelovige gedood heeft: dan (is hij verplicht tot) de vrijlating van een gelovige slaaf en (de betaling van) bloedgeld aan zijn familie, tenzij zij het als een gift (beschouwen). En wanneer hij tot een jullie vijandig volk behoort en hij is een gelovige, dan (is hij verplicht tot) de vrijlating van een gelovige slaaf. En wanneer hij tot een volk behoort waarmee jullie een wederzijds verdrag sloten, dan (is hij verplicht tot) betaling van bloedgeld aan zijn (voor) wie niets (te geven) vindt, geldt een vasten van twee (aaneengesloten) maanden als berouw tegenover Allah. En Allah is Alwetend, Alwijs.
وَمَن يَقْتُلْ مُؤْمِنًۭا مُّتَعَمِّدًۭا فَجَزَآؤُهُۥ جَهَنَّمُ خَٰلِدًۭا فِيهَا وَغَضِبَ ٱللَّهُ عَلَيْهِ وَلَعَنَهُۥ وَأَعَدَّ لَهُۥ عَذَابًا عَظِيمًۭا ﴿٩٣﴾
En wie een gelovige opzettelijk doodt: zijn vergelding is de hel, hij is eeuwig levend daarin. En Allah is woedend op hem en Allah vervloekt hem en Hij bereidt voor hem een geweldige bestraffing voor.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ إِذَا ضَرَبْتُمْ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ فَتَبَيَّنُوا۟ وَلَا تَقُولُوا۟ لِمَنْ أَلْقَىٰٓ إِلَيْكُمُ ٱلسَّلَٰمَ لَسْتَ مُؤْمِنًۭا تَبْتَغُونَ عَرَضَ ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا فَعِندَ ٱللَّهِ مَغَانِمُ كَثِيرَةٌۭ ۚ كَذَٰلِكَ كُنتُم مِّن قَبْلُ فَمَنَّ ٱللَّهُ عَلَيْكُمْ فَتَبَيَّنُوٓا۟ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ بِمَا تَعْمَلُونَ خَبِيرًۭا ﴿٩٤﴾
O jullie die geloven, als jullie je op de Weg van Allah rondtrekken (om te strijden), onderzoekt dan (nauwkeurig) en zegt niet tot degene die jullie Salâm geeft (groet): \"Jij bent geen gelovige\" verlangend naar de vergankelijke genieting van het wereldse leven, het is bij Allah dat veel mogelijkheden tot buit zijn. Zo waren jullie zelf (eens in de toestand van ongelovigen) en toon begunstigde Allah jullie, onderzoekt dus (nauwkeurig). Voorwaar, Allah is Alwetend over wat jullie doen.
لَّا يَسْتَوِى ٱلْقَٰعِدُونَ مِنَ ٱلْمُؤْمِنِينَ غَيْرُ أُو۟لِى ٱلضَّرَرِ وَٱلْمُجَٰهِدُونَ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ بِأَمْوَٰلِهِمْ وَأَنفُسِهِمْ ۚ فَضَّلَ ٱللَّهُ ٱلْمُجَٰهِدِينَ بِأَمْوَٰلِهِمْ وَأَنفُسِهِمْ عَلَى ٱلْقَٰعِدِينَ دَرَجَةًۭ ۚ وَكُلًّۭا وَعَدَ ٱللَّهُ ٱلْحُسْنَىٰ ۚ وَفَضَّلَ ٱللَّهُ ٱلْمُجَٰهِدِينَ عَلَى ٱلْقَٰعِدِينَ أَجْرًا عَظِيمًۭا ﴿٩٥﴾
Niet gelijk zijn de (thuis-)zittenden van de gelovigen, behalve gabrekkigen, aan degenen die strijden op de Weg van Allah met hun eigendommen en hun zielen. Allah heeft de strijders met hun eigendommen en zielen een rang bevoorrecht boven de (thuis-)zitters. Aan allen heeft Allah het goede beloofd. En Allah heeft de strijders boven de (thuis,-)zitters bevoorrecht met een geweldige beloning.
دَرَجَٰتٍۢ مِّنْهُ وَمَغْفِرَةًۭ وَرَحْمَةًۭ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ غَفُورًۭا رَّحِيمًا ﴿٩٦﴾
Met rangen van Hem en vergeving en Barmhartigheid, En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
إِنَّ ٱلَّذِينَ تَوَفَّىٰهُمُ ٱلْمَلَٰٓئِكَةُ ظَالِمِىٓ أَنفُسِهِمْ قَالُوا۟ فِيمَ كُنتُمْ ۖ قَالُوا۟ كُنَّا مُسْتَضْعَفِينَ فِى ٱلْأَرْضِ ۚ قَالُوٓا۟ أَلَمْ تَكُنْ أَرْضُ ٱللَّهِ وَٰسِعَةًۭ فَتُهَاجِرُوا۟ فِيهَا ۚ فَأُو۟لَٰٓئِكَ مَأْوَىٰهُمْ جَهَنَّمُ ۖ وَسَآءَتْ مَصِيرًا ﴿٩٧﴾
Voorwaar, (tot) degenen waarvan de zielen door de Engelen worden meegenomen, en die onrechtvaardig waren, zeggen zij: \"In wat voor toestand waren jullie (toen jullie stierven)?\" Zij zeggen: \"Wij waren de onderdrukten op aarde.\" Zij (de Engelen) zeggen: \"Was de aarde van Allah niet (zo) uitgestrekt dat jullie daarop hadden kunnen uitwijken?\" Zij zijn degenen wiens verblijfplaats de Hel is. Het is de slechtste bestemming!
إِلَّا ٱلْمُسْتَضْعَفِينَ مِنَ ٱلرِّجَالِ وَٱلنِّسَآءِ وَٱلْوِلْدَٰنِ لَا يَسْتَطِيعُونَ حِيلَةًۭ وَلَا يَهْتَدُونَ سَبِيلًۭا ﴿٩٨﴾
Behalve de ondaedrukten van de mannen en de vrouwen en de kinderen die niet tot macht in staat zijn, en die geen weg kunnen vinden.
فَأُو۟لَٰٓئِكَ عَسَى ٱللَّهُ أَن يَعْفُوَ عَنْهُمْ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ عَفُوًّا غَفُورًۭا ﴿٩٩﴾
Zij zijn het van wie Allah hopelijk (de fouten) zal uitwissen. En Allah is Vergevend, Vergevens- gezind.
۞ وَمَن يُهَاجِرْ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ يَجِدْ فِى ٱلْأَرْضِ مُرَٰغَمًۭا كَثِيرًۭا وَسَعَةًۭ ۚ وَمَن يَخْرُجْ مِنۢ بَيْتِهِۦ مُهَاجِرًا إِلَى ٱللَّهِ وَرَسُولِهِۦ ثُمَّ يُدْرِكْهُ ٱلْمَوْتُ فَقَدْ وَقَعَ أَجْرُهُۥ عَلَى ٱللَّهِ ۗ وَكَانَ ٱللَّهُ غَفُورًۭا رَّحِيمًۭا ﴿١٠٠﴾
En wie op de Weg van Allah op de aarde uitwijkt, vindt vele toevluchtsoorden en overvloed. En wie zijn huis varlaat als een uitwijker naar Allah en Zijn Boodchapper, en de dood treft hem dan: waarlijk, zijn beloning is bij Allah. En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
وَإِذَا ضَرَبْتُمْ فِى ٱلْأَرْضِ فَلَيْسَ عَلَيْكُمْ جُنَاحٌ أَن تَقْصُرُوا۟ مِنَ ٱلصَّلَوٰةِ إِنْ خِفْتُمْ أَن يَفْتِنَكُمُ ٱلَّذِينَ كَفَرُوٓا۟ ۚ إِنَّ ٱلْكَٰفِرِينَ كَانُوا۟ لَكُمْ عَدُوًّۭا مُّبِينًۭا ﴿١٠١﴾
En als jullie op de aarde rondtrekken, dan is het voor jullie geen zonde de shalât te verkortan, indien jullie bang zijn dat de ongelovigen jullie aanvallen. Voorwaar, de ongelovigen zijn voor jullie een duidelijke vijand.
وَإِذَا كُنتَ فِيهِمْ فَأَقَمْتَ لَهُمُ ٱلصَّلَوٰةَ فَلْتَقُمْ طَآئِفَةٌۭ مِّنْهُم مَّعَكَ وَلْيَأْخُذُوٓا۟ أَسْلِحَتَهُمْ فَإِذَا سَجَدُوا۟ فَلْيَكُونُوا۟ مِن وَرَآئِكُمْ وَلْتَأْتِ طَآئِفَةٌ أُخْرَىٰ لَمْ يُصَلُّوا۟ فَلْيُصَلُّوا۟ مَعَكَ وَلْيَأْخُذُوا۟ حِذْرَهُمْ وَأَسْلِحَتَهُمْ ۗ وَدَّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ لَوْ تَغْفُلُونَ عَنْ أَسْلِحَتِكُمْ وَأَمْتِعَتِكُمْ فَيَمِيلُونَ عَلَيْكُم مَّيْلَةًۭ وَٰحِدَةًۭ ۚ وَلَا جُنَاحَ عَلَيْكُمْ إِن كَانَ بِكُمْ أَذًۭى مِّن مَّطَرٍ أَوْ كُنتُم مَّرْضَىٰٓ أَن تَضَعُوٓا۟ أَسْلِحَتَكُمْ ۖ وَخُذُوا۟ حِذْرَكُمْ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ أَعَدَّ لِلْكَٰفِرِينَ عَذَابًۭا مُّهِينًۭا ﴿١٠٢﴾
En als jij bij hen bent (O Moehammad) en de shalât met hen verricht, laat dan een groep van hen met jou (in de shalât) staan, terwijl zij hun wapens dragen en als zij zich in Sadjdah neerbuigen, laat zij dan achter jullie zijn. En laat dan een andere groep komen (dus na de eerste Raka'ah) die de shalât nog niet verricht heeft en laat lien de shalât met jou verrichten (dus de tweede Raka'ah) en laat hen hun voorzorgsmaartregelen treffen en hun wapens dragen. De ongelovigen verlangen ernaar dat jullie niet op jullie wapens en goederen letten zodat zij jullie met één beweging wegvagen. Het is geen zonde voor jullie om, indien jullie last hebben van de regen of indien jullie ziek zijn, jullie wapens neer te leggen. En treft jullie voorzorgsmaatregelen. Voorwaar, Allah heeft voor de ongelovigen een vemederende bestraffing voorbereid.
فَإِذَا قَضَيْتُمُ ٱلصَّلَوٰةَ فَٱذْكُرُوا۟ ٱللَّهَ قِيَٰمًۭا وَقُعُودًۭا وَعَلَىٰ جُنُوبِكُمْ ۚ فَإِذَا ٱطْمَأْنَنتُمْ فَأَقِيمُوا۟ ٱلصَّلَوٰةَ ۚ إِنَّ ٱلصَّلَوٰةَ كَانَتْ عَلَى ٱلْمُؤْمِنِينَ كِتَٰبًۭا مَّوْقُوتًۭا ﴿١٠٣﴾
En als jullie dan de shalât verricht hebben, gedenkt dan Allah, staand en zittend en liggend. En wanneer jullie veilig zijn, verricht dan de shalât. Voorwaar, de shalât is de gelovigen op vaste tijden voorgeschreven.
وَلَا تَهِنُوا۟ فِى ٱبْتِغَآءِ ٱلْقَوْمِ ۖ إِن تَكُونُوا۟ تَأْلَمُونَ فَإِنَّهُمْ يَأْلَمُونَ كَمَا تَأْلَمُونَ ۖ وَتَرْجُونَ مِنَ ٱللَّهِ مَا لَا يَرْجُونَ ۗ وَكَانَ ٱللَّهُ عَلِيمًا حَكِيمًا ﴿١٠٤﴾
En versaagt niet in de vervolging van het (ongelovige) volk. Wanneer jullie pijn lijden dan, voorwaar, zij lijden pijn zoals jullie pijn lijden. En jullie hopen op (dat) van Allah waarop zij niet hopen. En Allah is Alwetend, Alwijs,
إِنَّآ أَنزَلْنَآ إِلَيْكَ ٱلْكِتَٰبَ بِٱلْحَقِّ لِتَحْكُمَ بَيْنَ ٱلنَّاسِ بِمَآ أَرَىٰكَ ٱللَّهُ ۚ وَلَا تَكُن لِّلْخَآئِنِينَ خَصِيمًۭا ﴿١٠٥﴾
Wij hebben jou liet Boek met de Waarheid neergezonden zodat jij kunt oordelen tussen de mensen, met wat Allah aan jou openbaarde. En wees geen verdediger voor de verraders.
وَٱسْتَغْفِرِ ٱللَّهَ ۖ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ غَفُورًۭا رَّحِيمًۭا ﴿١٠٦﴾
En vraag om vergeving bij Allah. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
وَلَا تُجَٰدِلْ عَنِ ٱلَّذِينَ يَخْتَانُونَ أَنفُسَهُمْ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ لَا يُحِبُّ مَن كَانَ خَوَّانًا أَثِيمًۭا ﴿١٠٧﴾
En plait niet voor degenen die aan zichzelf verraad plegen. Voorwaar, Allah houdt niet van wie verraderlijk en zondig is.
يَسْتَخْفُونَ مِنَ ٱلنَّاسِ وَلَا يَسْتَخْفُونَ مِنَ ٱللَّهِ وَهُوَ مَعَهُمْ إِذْ يُبَيِّتُونَ مَا لَا يَرْضَىٰ مِنَ ٱلْقَوْلِ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ بِمَا يَعْمَلُونَ مُحِيطًا ﴿١٠٨﴾
Zij verbergen zich voor de mensen, maar zij (kunnen) zich niet voor Allah verbergen. En Hij is bij hen wanneer zij in het verborgene besluiten woorden (te zeggen) die Hij afkeurt. En Allah omvat alles wat zij doen.
هَٰٓأَنتُمْ هَٰٓؤُلَآءِ جَٰدَلْتُمْ عَنْهُمْ فِى ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا فَمَن يُجَٰدِلُ ٱللَّهَ عَنْهُمْ يَوْمَ ٱلْقِيَٰمَةِ أَم مَّن يَكُونُ عَلَيْهِمْ وَكِيلًۭا ﴿١٠٩﴾
Zo, zijn jullie degenen die voor hen pleitten tijdens wereldse leven? Maar wie zal voor hen pleiten bij Allah op de Dag der Opstanding, of wie zal een beschermer voor hen zijn?
وَمَن يَعْمَلْ سُوٓءًا أَوْ يَظْلِمْ نَفْسَهُۥ ثُمَّ يَسْتَغْفِرِ ٱللَّهَ يَجِدِ ٱللَّهَ غَفُورًۭا رَّحِيمًۭا ﴿١١٠﴾
En wie slechte werken verricht of zichzelf onrecht aandoet, maar dan om vergeving bij Allah vraagt: hij zal vinden dat Allah Vergevensgezind, Meest Barmhartig is.
وَمَن يَكْسِبْ إِثْمًۭا فَإِنَّمَا يَكْسِبُهُۥ عَلَىٰ نَفْسِهِۦ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ عَلِيمًا حَكِيمًۭا ﴿١١١﴾
En wie een zonde begaat: voorwaar, hij begaat die tegen zichzelf En Allah is Alwetend, Alwijs.
وَمَن يَكْسِبْ خَطِيٓـَٔةً أَوْ إِثْمًۭا ثُمَّ يَرْمِ بِهِۦ بَرِيٓـًۭٔا فَقَدِ ٱحْتَمَلَ بُهْتَٰنًۭا وَإِثْمًۭا مُّبِينًۭا ﴿١١٢﴾
En wie een fout of een zonde begaat en die dan toeschrijft aan degene die onschuldig is: voorzeker, hij laadt een lasterlijk verzinsel en een duidelijke zonde op zich.
وَلَوْلَا فَضْلُ ٱللَّهِ عَلَيْكَ وَرَحْمَتُهُۥ لَهَمَّت طَّآئِفَةٌۭ مِّنْهُمْ أَن يُضِلُّوكَ وَمَا يُضِلُّونَ إِلَّآ أَنفُسَهُمْ ۖ وَمَا يَضُرُّونَكَ مِن شَىْءٍۢ ۚ وَأَنزَلَ ٱللَّهُ عَلَيْكَ ٱلْكِتَٰبَ وَٱلْحِكْمَةَ وَعَلَّمَكَ مَا لَمْ تَكُن تَعْلَمُ ۚ وَكَانَ فَضْلُ ٱللَّهِ عَلَيْكَ عَظِيمًۭا ﴿١١٣﴾
En zonder de gunst van Allah voor jou en Zijn Barmhartigheid, zou een groep van hen zeker willen samenzweren om jou te laten dwalen, maar zij deden slechts zichzeft dwalen, en zij kunnen jou geen enkel kwaad doen. En Allah heeft jou het Boek en de Wijsheid gezonden en jou geleerd wat jij niet wist. En de gunst van Allah voor jou is geweldig.
۞ لَّا خَيْرَ فِى كَثِيرٍۢ مِّن نَّجْوَىٰهُمْ إِلَّا مَنْ أَمَرَ بِصَدَقَةٍ أَوْ مَعْرُوفٍ أَوْ إِصْلَٰحٍۭ بَيْنَ ٱلنَّاسِ ۚ وَمَن يَفْعَلْ ذَٰلِكَ ٱبْتِغَآءَ مَرْضَاتِ ٱللَّهِ فَسَوْفَ نُؤْتِيهِ أَجْرًا عَظِيمًۭا ﴿١١٤﴾
Er is geen goed in veel van hun heimelijke gesprekken, behalve wie aanmaant tot liefdadigheid of wijsheid of verzoening tussen de mensen, wie dat doet om het welbehageb van Allah to bereiken: Wij zullen hem een geweldige beloning geven.
وَمَن يُشَاقِقِ ٱلرَّسُولَ مِنۢ بَعْدِ مَا تَبَيَّنَ لَهُ ٱلْهُدَىٰ وَيَتَّبِعْ غَيْرَ سَبِيلِ ٱلْمُؤْمِنِينَ نُوَلِّهِۦ مَا تَوَلَّىٰ وَنُصْلِهِۦ جَهَنَّمَ ۖ وَسَآءَتْ مَصِيرًا ﴿١١٥﴾
En wie de Boodschapper tegenwerkt nadat de Leiding hem duidelijk is geworden en een andere weg volgt dan die van de gelovigen: Wij laten hem ( gaar naar) waarheen hij zich afgekeerd had en Wij zullen hem in de Hel binnenlieden. En dat is de slechtste bestemming!
إِنَّ ٱللَّهَ لَا يَغْفِرُ أَن يُشْرَكَ بِهِۦ وَيَغْفِرُ مَا دُونَ ذَٰلِكَ لِمَن يَشَآءُ ۚ وَمَن يُشْرِكْ بِٱللَّهِ فَقَدْ ضَلَّ ضَلَٰلًۢا بَعِيدًا ﴿١١٦﴾
Voorwaar, Allah vergeeft niet dat aan Hem deelgenoten worden toegekend, maar Hij vergeeft daarbuiten aan wie Hij wil. En wie deelgenoten aan Allah toekent, hij heeft ver gedwaald.
إِن يَدْعُونَ مِن دُونِهِۦٓ إِلَّآ إِنَٰثًۭا وَإِن يَدْعُونَ إِلَّا شَيْطَٰنًۭا مَّرِيدًۭا ﴿١١٧﴾
Zij aanbidden naast Hem slechts afgodsbeelden en zij aanbidden slechts de opstandige satan.
لَّعَنَهُ ٱللَّهُ ۘ وَقَالَ لَأَتَّخِذَنَّ مِنْ عِبَادِكَ نَصِيبًۭا مَّفْرُوضًۭا ﴿١١٨﴾
Allah vervloekte hem (de satan) en hij (de Satan) zei: \"Ik zal van Uw dienaren een bepaald gedeelte nemen.
وَلَأُضِلَّنَّهُمْ وَلَأُمَنِّيَنَّهُمْ وَلَءَامُرَنَّهُمْ فَلَيُبَتِّكُنَّ ءَاذَانَ ٱلْأَنْعَٰمِ وَلَءَامُرَنَّهُمْ فَلَيُغَيِّرُنَّ خَلْقَ ٱللَّهِ ۚ وَمَن يَتَّخِذِ ٱلشَّيْطَٰنَ وَلِيًّۭا مِّن دُونِ ٱللَّهِ فَقَدْ خَسِرَ خُسْرَانًۭا مُّبِينًۭا ﴿١١٩﴾
En ik zal hen doen dwalen en ik zal hun ijdelheid opwekken en ik zal hen bevelen de oren van het vee te snijden en ik zal hen bevelen de schepping van Allah te veranderen.\" En wie in plaats van Allah de Satan tot beschermer neemt, die zal waarlijk een duidelijk verlies lijden.
يَعِدُهُمْ وَيُمَنِّيهِمْ ۖ وَمَا يَعِدُهُمُ ٱلشَّيْطَٰنُ إِلَّا غُرُورًا ﴿١٢٠﴾
Hij doet hen beloften en hij wekt hun ijdelheid op en wat de Satan hen belooft is slechts een misleiding,
أُو۟لَٰٓئِكَ مَأْوَىٰهُمْ جَهَنَّمُ وَلَا يَجِدُونَ عَنْهَا مَحِيصًۭا ﴿١٢١﴾
Zij zijn degenen wiens verblijfplaats, de Hel is, en zij vinden daaruit geen ontsnapping.
وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّٰلِحَٰتِ سَنُدْخِلُهُمْ جَنَّٰتٍۢ تَجْرِى مِن تَحْتِهَا ٱلْأَنْهَٰرُ خَٰلِدِينَ فِيهَآ أَبَدًۭا ۖ وَعْدَ ٱللَّهِ حَقًّۭا ۚ وَمَنْ أَصْدَقُ مِنَ ٱللَّهِ قِيلًۭا ﴿١٢٢﴾
Degenen die geloven en goede werken verrichten: Wij zullen hen in Tuinen (het Paradijs) binnenleiden, waar onder door de rivieren stromen, zij zijn daarin eeuwig levenden. En de belofte van Allah is waar. En wiens woord is meer waar dan dat van Allah?
لَّيْسَ بِأَمَانِيِّكُمْ وَلَآ أَمَانِىِّ أَهْلِ ٱلْكِتَٰبِ ۗ مَن يَعْمَلْ سُوٓءًۭا يُجْزَ بِهِۦ وَلَا يَجِدْ لَهُۥ مِن دُونِ ٱللَّهِ وَلِيًّۭا وَلَا نَصِيرًۭا ﴿١٢٣﴾
Het gebeurt niet door jullie ijdelheden en (ook) niet door de ijdelheden van de Lieden van de Schrift: wie slacht doet wordt er voor vergolden en hij zal zich buiten Allah geen beschermer en geen helper vinden.
وَمَن يَعْمَلْ مِنَ ٱلصَّٰلِحَٰتِ مِن ذَكَرٍ أَوْ أُنثَىٰ وَهُوَ مُؤْمِنٌۭ فَأُو۟لَٰٓئِكَ يَدْخُلُونَ ٱلْجَنَّةَ وَلَا يُظْلَمُونَ نَقِيرًۭا ﴿١٢٤﴾
En wie goed deel, man of vrouw en hij (zij) is gelovig: zij zijn degenen die het Paradijs binnengaan en zij zullen in het geheel niet onrechtvaardig behandeld worden.
وَمَنْ أَحْسَنُ دِينًۭا مِّمَّنْ أَسْلَمَ وَجْهَهُۥ لِلَّهِ وَهُوَ مُحْسِنٌۭ وَٱتَّبَعَ مِلَّةَ إِبْرَٰهِيمَ حَنِيفًۭا ۗ وَٱتَّخَذَ ٱللَّهُ إِبْرَٰهِيمَ خَلِيلًۭا ﴿١٢٥﴾
En wie is beter in godsdienst dam degene die zich volledig aan Allah overgeeft en weldoet en de godsdienst van Ibrâhîm, Hanîf volgt. En Allah nam lbrahim als boezemvriend.
وَلِلَّهِ مَا فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَمَا فِى ٱلْأَرْضِ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ بِكُلِّ شَىْءٍۢ مُّحِيطًۭا ﴿١٢٦﴾
En aan Allah behoort wat in de hemelen is en wat op de aarde is en Allah omvat alle zaken.
وَيَسْتَفْتُونَكَ فِى ٱلنِّسَآءِ ۖ قُلِ ٱللَّهُ يُفْتِيكُمْ فِيهِنَّ وَمَا يُتْلَىٰ عَلَيْكُمْ فِى ٱلْكِتَٰبِ فِى يَتَٰمَى ٱلنِّسَآءِ ٱلَّٰتِى لَا تُؤْتُونَهُنَّ مَا كُتِبَ لَهُنَّ وَتَرْغَبُونَ أَن تَنكِحُوهُنَّ وَٱلْمُسْتَضْعَفِينَ مِنَ ٱلْوِلْدَٰنِ وَأَن تَقُومُوا۟ لِلْيَتَٰمَىٰ بِٱلْقِسْطِ ۚ وَمَا تَفْعَلُوا۟ مِنْ خَيْرٍۢ فَإِنَّ ٱللَّهَ كَانَ بِهِۦ عَلِيمًۭا ﴿١٢٧﴾
En zij vragen jou om een uitspraak (Fatwa) over de vrouwen. Zeg: \"Allah geeft uitspraken over hen en wat jullie in het Boek voorgelezen wordt over de vrouwelijke wezen, aan wie jullie niet de voor hen voorgeschreven rechten geven en (over) hen die jullie wensen te trouwen en over de zwakken onder de kinderen. En dat jullie moeten zorgen voor de rechtvaardigheid voor de wezen.\" Er is niets wat julli van het goede doen of, voorwaar, Allah weet erven.
وَإِنِ ٱمْرَأَةٌ خَافَتْ مِنۢ بَعْلِهَا نُشُوزًا أَوْ إِعْرَاضًۭا فَلَا جُنَاحَ عَلَيْهِمَآ أَن يُصْلِحَا بَيْنَهُمَا صُلْحًۭا ۚ وَٱلصُّلْحُ خَيْرٌۭ ۗ وَأُحْضِرَتِ ٱلْأَنفُسُ ٱلشُّحَّ ۚ وَإِن تُحْسِنُوا۟ وَتَتَّقُوا۟ فَإِنَّ ٱللَّهَ كَانَ بِمَا تَعْمَلُونَ خَبِيرًۭا ﴿١٢٨﴾
En indien een vrouw van haar echtgenoot slechtheid of afkeer vreest, dan is er geen zonde voor hen indien zij onderling tot een verzoening komen en de verzoening is beter, maar mensen worden gekenmerkt door gierigheid. En indien jullie het goede doen an (Allah) vrezen: voorwaar, Allah is Alwetend over wat jullie doen.
وَلَن تَسْتَطِيعُوٓا۟ أَن تَعْدِلُوا۟ بَيْنَ ٱلنِّسَآءِ وَلَوْ حَرَصْتُمْ ۖ فَلَا تَمِيلُوا۟ كُلَّ ٱلْمَيْلِ فَتَذَرُوهَا كَٱلْمُعَلَّقَةِ ۚ وَإِن تُصْلِحُوا۟ وَتَتَّقُوا۟ فَإِنَّ ٱللَّهَ كَانَ غَفُورًۭا رَّحِيمًۭا ﴿١٢٩﴾
En jullie zullen nooit in staat zijn rechtvaardig te zijn voor de vrouwen, hoezeer jullie ook willen, geeft niet geheel toe aan jullie neiging (tot één bepaalde vrouw) en laat haar (een andere vrouw) niet in het onzekere verkeren, on als jullie je beteren en (Allah) vrezen: voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
وَإِن يَتَفَرَّقَا يُغْنِ ٱللَّهُ كُلًّۭا مِّن سَعَتِهِۦ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ وَٰسِعًا حَكِيمًۭا ﴿١٣٠﴾
En indien zij beiden van elkaar gaan scheiden, dan zal Allah beiden van Zijn overvloed schenken er Allah is Alomvattend Alwijs.
وَلِلَّهِ مَا فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَمَا فِى ٱلْأَرْضِ ۗ وَلَقَدْ وَصَّيْنَا ٱلَّذِينَ أُوتُوا۟ ٱلْكِتَٰبَ مِن قَبْلِكُمْ وَإِيَّاكُمْ أَنِ ٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ ۚ وَإِن تَكْفُرُوا۟ فَإِنَّ لِلَّهِ مَا فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَمَا فِى ٱلْأَرْضِ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ غَنِيًّا حَمِيدًۭا ﴿١٣١﴾
En aan Allah behoort wat in de hemelen en op de aarde is. En voorzeker, Wij hebben degenen die de Schrift vóór jullie gegeven was opgedragen, en ook jullie, om Allah te vrezen. En indien jullie ongelovig zijn, dan voorwaar: aan Allah behoort wat in de hemelen en op de aarde is. En Allah is Behoefteloos, Prijzenswaardig.
وَلِلَّهِ مَا فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَمَا فِى ٱلْأَرْضِ ۚ وَكَفَىٰ بِٱللَّهِ وَكِيلًا ﴿١٣٢﴾
En aan Allah behoort wat in de hemelen en op de aarde is. En Allah is voldoende als Beschermer.
إِن يَشَأْ يُذْهِبْكُمْ أَيُّهَا ٱلنَّاسُ وَيَأْتِ بِـَٔاخَرِينَ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ عَلَىٰ ذَٰلِكَ قَدِيرًۭا ﴿١٣٣﴾
En indien Hij wilt, vernietigt Hij jullie, O mensen, en vervangt Hij jullie. En Allah heeft de macht om dat te doen.
مَّن كَانَ يُرِيدُ ثَوَابَ ٱلدُّنْيَا فَعِندَ ٱللَّهِ ثَوَابُ ٱلدُّنْيَا وَٱلْءَاخِرَةِ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ سَمِيعًۢا بَصِيرًۭا ﴿١٣٤﴾
Wie een beloning van de wereld wil: het is bij Allah dat de beloning van de wereld en het Hiernamaals is. En Allah is Alhorend, Alziend.
۞ يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ كُونُوا۟ قَوَّٰمِينَ بِٱلْقِسْطِ شُهَدَآءَ لِلَّهِ وَلَوْ عَلَىٰٓ أَنفُسِكُمْ أَوِ ٱلْوَٰلِدَيْنِ وَٱلْأَقْرَبِينَ ۚ إِن يَكُنْ غَنِيًّا أَوْ فَقِيرًۭا فَٱللَّهُ أَوْلَىٰ بِهِمَا ۖ فَلَا تَتَّبِعُوا۟ ٱلْهَوَىٰٓ أَن تَعْدِلُوا۟ ۚ وَإِن تَلْوُۥٓا۟ أَوْ تُعْرِضُوا۟ فَإِنَّ ٱللَّهَ كَانَ بِمَا تَعْمَلُونَ خَبِيرًۭا ﴿١٣٥﴾
O jullie die geloven. Weest standvastigen ten aanzien van de gerechtigheid, als getuigen omwille van Allah. Zelfs tegenover jullie zelf of de kinderen en de verwanten, of het nu een rijke of een arme is (waartegen getuigd moet worden), want Allah kent hun belangen beter. Volgt niet de begeerte om niet rechtvaardig te zijn. En indien jullie verdraaien of je afwenden, dan voorwaar: Allah weet wat jullie doen.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ ءَامِنُوا۟ بِٱللَّهِ وَرَسُولِهِۦ وَٱلْكِتَٰبِ ٱلَّذِى نَزَّلَ عَلَىٰ رَسُولِهِۦ وَٱلْكِتَٰبِ ٱلَّذِىٓ أَنزَلَ مِن قَبْلُ ۚ وَمَن يَكْفُرْ بِٱللَّهِ وَمَلَٰٓئِكَتِهِۦ وَكُتُبِهِۦ وَرُسُلِهِۦ وَٱلْيَوْمِ ٱلْءَاخِرِ فَقَدْ ضَلَّ ضَلَٰلًۢا بَعِيدًا ﴿١٣٦﴾
O jullie die geloven! Gelooft in Allah en Zijn Boodschapper en in wat Hij aan Zijn Boodschapper openbaarde en in de Schrift die Hij vroeger openbaarde. En wie ongelovig is aan Allah en Zijn Engelen en Zijn Boeken en Zijn Boodschappers on de Laatste Dag: hij is waarlijk ver weg gedwaald.
إِنَّ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ ثُمَّ كَفَرُوا۟ ثُمَّ ءَامَنُوا۟ ثُمَّ كَفَرُوا۟ ثُمَّ ٱزْدَادُوا۟ كُفْرًۭا لَّمْ يَكُنِ ٱللَّهُ لِيَغْفِرَ لَهُمْ وَلَا لِيَهْدِيَهُمْ سَبِيلًۢا ﴿١٣٧﴾
Voorwaar, degenen die geloven en do ongelovig worden en dan geloven en dan (weer) ongelovig worden en dan het ongeloof vemeerderen: Allah vergeeft hen niet en Hij leidt hen niet op een (recht) Pad.
بَشِّرِ ٱلْمُنَٰفِقِينَ بِأَنَّ لَهُمْ عَذَابًا أَلِيمًا ﴿١٣٨﴾
Waarschuw de huichelaars dat or voor hen een pijnlijke bestraffing is.
ٱلَّذِينَ يَتَّخِذُونَ ٱلْكَٰفِرِينَ أَوْلِيَآءَ مِن دُونِ ٱلْمُؤْمِنِينَ ۚ أَيَبْتَغُونَ عِندَهُمُ ٱلْعِزَّةَ فَإِنَّ ٱلْعِزَّةَ لِلَّهِ جَمِيعًۭا ﴿١٣٩﴾
Degenen die de ongelovigen in plaats van de gelovigen als beschermers nemen: is het de eer, die zij bij hen zoeken? En voorwaar, alle eer is bij Allah.
وَقَدْ نَزَّلَ عَلَيْكُمْ فِى ٱلْكِتَٰبِ أَنْ إِذَا سَمِعْتُمْ ءَايَٰتِ ٱللَّهِ يُكْفَرُ بِهَا وَيُسْتَهْزَأُ بِهَا فَلَا تَقْعُدُوا۟ مَعَهُمْ حَتَّىٰ يَخُوضُوا۟ فِى حَدِيثٍ غَيْرِهِۦٓ ۚ إِنَّكُمْ إِذًۭا مِّثْلُهُمْ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ جَامِعُ ٱلْمُنَٰفِقِينَ وَٱلْكَٰفِرِينَ فِى جَهَنَّمَ جَمِيعًا ﴿١٤٠﴾
En Hij heeft jullie al in het Boek (de Koran) geopenbaard, dat als jullie de Verzen van Allah horen, en zij worden verworpen en bespot, dat jullie niet met hen (die dit doen) zitten, totdat zij op een ander gesprek overgaan. Anders zouden jullie als hen zijn. Voorwaar, Allah zal de huichelaars en de ongelovigen allen in de Hel verzamelen.
ٱلَّذِينَ يَتَرَبَّصُونَ بِكُمْ فَإِن كَانَ لَكُمْ فَتْحٌۭ مِّنَ ٱللَّهِ قَالُوٓا۟ أَلَمْ نَكُن مَّعَكُمْ وَإِن كَانَ لِلْكَٰفِرِينَ نَصِيبٌۭ قَالُوٓا۟ أَلَمْ نَسْتَحْوِذْ عَلَيْكُمْ وَنَمْنَعْكُم مِّنَ ٱلْمُؤْمِنِينَ ۚ فَٱللَّهُ يَحْكُمُ بَيْنَكُمْ يَوْمَ ٱلْقِيَٰمَةِ ۗ وَلَن يَجْعَلَ ٱللَّهُ لِلْكَٰفِرِينَ عَلَى ٱلْمُؤْمِنِينَ سَبِيلًا ﴿١٤١﴾
(Zij zijn) degenen die een afwachtende houding tegenover jullie aannemen on, als jullie een overwinning van Allah ten deel valt, zeggen: \"Wij waren toch met jullie?\" Maar als die de ongelovigen ten deel valt, zeggen zij: \"Hebben wij jullie niet geholpen en hebben wij de gelovigen niet van jullie afgehouden?\"' Dan Allah zal onder hen recht spreken up de Dag der Opstanding. En Allah zal nooit aan de ongelovigen een weg tegen de gelovigen geven.
إِنَّ ٱلْمُنَٰفِقِينَ يُخَٰدِعُونَ ٱللَّهَ وَهُوَ خَٰدِعُهُمْ وَإِذَا قَامُوٓا۟ إِلَى ٱلصَّلَوٰةِ قَامُوا۟ كُسَالَىٰ يُرَآءُونَ ٱلنَّاسَ وَلَا يَذْكُرُونَ ٱللَّهَ إِلَّا قَلِيلًۭا ﴿١٤٢﴾
Voorwaar, de huichelaars proberen Allah te misleiden, en Hij vargeldt hun (misleading). En wanneer zij in de shalât staan, staan zij or lui bij, om door de mensen gezien te worden. En zij gedenken Allah slechts weinig.
مُّذَبْذَبِينَ بَيْنَ ذَٰلِكَ لَآ إِلَىٰ هَٰٓؤُلَآءِ وَلَآ إِلَىٰ هَٰٓؤُلَآءِ ۚ وَمَن يُضْلِلِ ٱللَّهُ فَلَن تَجِدَ لَهُۥ سَبِيلًۭا ﴿١٤٣﴾
Zij bewegen zich onzeker heen on weer, niet naar deze (kant) en niet naar die (kant). En wie door Allah tot dwalen gebracht wordt: voor hen zal jij nooit een weg vinden.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ لَا تَتَّخِذُوا۟ ٱلْكَٰفِرِينَ أَوْلِيَآءَ مِن دُونِ ٱلْمُؤْمِنِينَ ۚ أَتُرِيدُونَ أَن تَجْعَلُوا۟ لِلَّهِ عَلَيْكُمْ سُلْطَٰنًۭا مُّبِينًا ﴿١٤٤﴾
O jullie de geloven! Neemt niet de ongelovigen tot beschermers in plaats van de gelovigen, willen jullie bij Allah een duidelijk bewijs tegen jullie zelf geven?
إِنَّ ٱلْمُنَٰفِقِينَ فِى ٱلدَّرْكِ ٱلْأَسْفَلِ مِنَ ٱلنَّارِ وَلَن تَجِدَ لَهُمْ نَصِيرًا ﴿١٤٥﴾
Voorwaar, de huichelaars zullen in de laagste verdieping van de Hel zijn: jij zult nooit een helper voor hen vinden.
إِلَّا ٱلَّذِينَ تَابُوا۟ وَأَصْلَحُوا۟ وَٱعْتَصَمُوا۟ بِٱللَّهِ وَأَخْلَصُوا۟ دِينَهُمْ لِلَّهِ فَأُو۟لَٰٓئِكَ مَعَ ٱلْمُؤْمِنِينَ ۖ وَسَوْفَ يُؤْتِ ٱللَّهُ ٱلْمُؤْمِنِينَ أَجْرًا عَظِيمًۭا ﴿١٤٦﴾
Behalve degenen die berouw hebben en zich beteren on zich aan Allah vasthouden en hun godsdienst voor Allah zuiveren: zij zijn degenen bij de gelovigen. En Allah zal de gelovigen een geweldige beloning geven.
مَّا يَفْعَلُ ٱللَّهُ بِعَذَابِكُمْ إِن شَكَرْتُمْ وَءَامَنتُمْ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ شَاكِرًا عَلِيمًۭا ﴿١٤٧﴾
Waarom zal Allah jullie bestraften, indien jullie dankbaar zijn en geloven? En Allah is Waarderend, Alwetend.
۞ لَّا يُحِبُّ ٱللَّهُ ٱلْجَهْرَ بِٱلسُّوٓءِ مِنَ ٱلْقَوْلِ إِلَّا مَن ظُلِمَ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ سَمِيعًا عَلِيمًا ﴿١٤٨﴾
Allah houdt er niet van dat er openlijk slechte woorden worden gesproken, behalve door wie onrecht aangedaan is. En Allah is Alhorend, Alwetend.
إِن تُبْدُوا۟ خَيْرًا أَوْ تُخْفُوهُ أَوْ تَعْفُوا۟ عَن سُوٓءٍۢ فَإِنَّ ٱللَّهَ كَانَ عَفُوًّۭا قَدِيرًا ﴿١٤٩﴾
Indien jullie openlijk het goede doen of het verborgen, of (iets) slechts vergeven: voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Almachtig.
إِنَّ ٱلَّذِينَ يَكْفُرُونَ بِٱللَّهِ وَرُسُلِهِۦ وَيُرِيدُونَ أَن يُفَرِّقُوا۟ بَيْنَ ٱللَّهِ وَرُسُلِهِۦ وَيَقُولُونَ نُؤْمِنُ بِبَعْضٍۢ وَنَكْفُرُ بِبَعْضٍۢ وَيُرِيدُونَ أَن يَتَّخِذُوا۟ بَيْنَ ذَٰلِكَ سَبِيلًا ﴿١٥٠﴾
Voorwaar, degenen die niet in Allah geloven en Zijn Boodschapper: zij willen onderscheid maken (in het geloven) tussen Allah en Zijn Boodschappers, en zeggen: \"Wij geloven in sommigen on verwerpen anderen,\" En zij willen daartussen (tussen geloof en ongeloof) een weg vinden.
أُو۟لَٰٓئِكَ هُمُ ٱلْكَٰفِرُونَ حَقًّۭا ۚ وَأَعْتَدْنَا لِلْكَٰفِرِينَ عَذَابًۭا مُّهِينًۭا ﴿١٥١﴾
Zij zijn degenen die waarlijk de ongelovigen zijn: en Wij hebben voor de ongelovigen een vernedmnde bestraffing voorbereid.
وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ بِٱللَّهِ وَرُسُلِهِۦ وَلَمْ يُفَرِّقُوا۟ بَيْنَ أَحَدٍۢ مِّنْهُمْ أُو۟لَٰٓئِكَ سَوْفَ يُؤْتِيهِمْ أُجُورَهُمْ ۗ وَكَانَ ٱللَّهُ غَفُورًۭا رَّحِيمًۭا ﴿١٥٢﴾
En degenen die in Allah en Zijn Boodschappers geloven en geen onderscheid maken tussen één van hen: dat zijn degenen aan wie Hij hun beloningen zal geven. En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
يَسْـَٔلُكَ أَهْلُ ٱلْكِتَٰبِ أَن تُنَزِّلَ عَلَيْهِمْ كِتَٰبًۭا مِّنَ ٱلسَّمَآءِ ۚ فَقَدْ سَأَلُوا۟ مُوسَىٰٓ أَكْبَرَ مِن ذَٰلِكَ فَقَالُوٓا۟ أَرِنَا ٱللَّهَ جَهْرَةًۭ فَأَخَذَتْهُمُ ٱلصَّٰعِقَةُ بِظُلْمِهِمْ ۚ ثُمَّ ٱتَّخَذُوا۟ ٱلْعِجْلَ مِنۢ بَعْدِ مَا جَآءَتْهُمُ ٱلْبَيِّنَٰتُ فَعَفَوْنَا عَن ذَٰلِكَ ۚ وَءَاتَيْنَا مُوسَىٰ سُلْطَٰنًۭا مُّبِينًۭا ﴿١٥٣﴾
En de Lieden van de Schrift vragen jou om aan hen een Boek uit de Hemel neer te doen denden; en waarlijk, zij vroegen Môesa om een groter (wonder) dan dat, zij zeiden: \"Laat ons Allah openlijk aanschouwen.\" Toen trof de bliksemslag hen vanwege hun onrecht En zij namen het kalf (ter aanbidding) nadat de duidelijke Tekenen tot hen gekomen waren en Wij vergaven lien dat en Wij gaven Môesa een duidelijk bewijs.
وَرَفَعْنَا فَوْقَهُمُ ٱلطُّورَ بِمِيثَٰقِهِمْ وَقُلْنَا لَهُمُ ٱدْخُلُوا۟ ٱلْبَابَ سُجَّدًۭا وَقُلْنَا لَهُمْ لَا تَعْدُوا۟ فِى ٱلسَّبْتِ وَأَخَذْنَا مِنْهُم مِّيثَٰقًا غَلِيظًۭا ﴿١٥٤﴾
En Wij verhieven (de berg) Thôer boven hen vanwege het verdrag met hen, en Wij zeiden tot hen: \"Treedt de poort buigend binnen,\" en Wij zeiden tot hen: \"Overtreedt (de wettelijke regels) van de Sabbat niet.\" En Wij sloten met hen een plechtig verbond.
فَبِمَا نَقْضِهِم مِّيثَٰقَهُمْ وَكُفْرِهِم بِـَٔايَٰتِ ٱللَّهِ وَقَتْلِهِمُ ٱلْأَنۢبِيَآءَ بِغَيْرِ حَقٍّۢ وَقَوْلِهِمْ قُلُوبُنَا غُلْفٌۢ ۚ بَلْ طَبَعَ ٱللَّهُ عَلَيْهَا بِكُفْرِهِمْ فَلَا يُؤْمِنُونَ إِلَّا قَلِيلًۭا ﴿١٥٥﴾
En (Wij vervloekten hen) wegens hun verbreken van het verbond en hun niet geloven in de Tekenen van Allah, en hun zonder recht doden van de Profeten. En (wegens) hun uitspraak \"Onze harten worden bedekt,\" heeft Allah zelfs hun harten vergrendeld vanwege hun ongeloof En zij geloven niet behalve slechts weinigen.
وَبِكُفْرِهِمْ وَقَوْلِهِمْ عَلَىٰ مَرْيَمَ بُهْتَٰنًا عَظِيمًۭا ﴿١٥٦﴾
En (wegens) hun ongeloof en hun uitspraken over Maryam, als geweldige leugens!
وَقَوْلِهِمْ إِنَّا قَتَلْنَا ٱلْمَسِيحَ عِيسَى ٱبْنَ مَرْيَمَ رَسُولَ ٱللَّهِ وَمَا قَتَلُوهُ وَمَا صَلَبُوهُ وَلَٰكِن شُبِّهَ لَهُمْ ۚ وَإِنَّ ٱلَّذِينَ ٱخْتَلَفُوا۟ فِيهِ لَفِى شَكٍّۢ مِّنْهُ ۚ مَا لَهُم بِهِۦ مِنْ عِلْمٍ إِلَّا ٱتِّبَاعَ ٱلظَّنِّ ۚ وَمَا قَتَلُوهُ يَقِينًۢا ﴿١٥٧﴾
En (wegens) hun uitspraak \"Wij hebben de Masîh 'Isa, zoon van Maryam, gedood.\" Maar zij doodden hem niet an zij kruisigden hem niet, maar iemand die voor hen op hem leek. En voorwaar, degenen die daar van mening over verschillen, twijfelen daar onderling over. Zij hebben daar geen kennis ever, zij volgen slechts vermoedens, en zij zijn er niet van overtuigd dat zij 'Îsa gedood hebben.
بَل رَّفَعَهُ ٱللَّهُ إِلَيْهِ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ عَزِيزًا حَكِيمًۭا ﴿١٥٨﴾
Maar Allah heeft hem juist tot Zich opgeheven. En Allah is Almachtige, Alwijs.
وَإِن مِّنْ أَهْلِ ٱلْكِتَٰبِ إِلَّا لَيُؤْمِنَنَّ بِهِۦ قَبْلَ مَوْتِهِۦ ۖ وَيَوْمَ ٱلْقِيَٰمَةِ يَكُونُ عَلَيْهِمْ شَهِيدًۭا ﴿١٥٩﴾
En er is niemand van de Lieden van de Schrift of hij moet voor zijn dood in hem (de Profeet 'Îsa) geloven en op de Dag der Opstanding zal hij een getuige voor hen zijn.
فَبِظُلْمٍۢ مِّنَ ٱلَّذِينَ هَادُوا۟ حَرَّمْنَا عَلَيْهِمْ طَيِّبَٰتٍ أُحِلَّتْ لَهُمْ وَبِصَدِّهِمْ عَن سَبِيلِ ٱللَّهِ كَثِيرًۭا ﴿١٦٠﴾
En vanwege het onrecht van de Joden, hebben Wij voor hen (bepaalde) goede toegestane (soorten voedsel) verboden en vanwege hun veelvuldig afhouden van de Weg van Allah.
وَأَخْذِهِمُ ٱلرِّبَوٰا۟ وَقَدْ نُهُوا۟ عَنْهُ وَأَكْلِهِمْ أَمْوَٰلَ ٱلنَّاسِ بِٱلْبَٰطِلِ ۚ وَأَعْتَدْنَا لِلْكَٰفِرِينَ مِنْهُمْ عَذَابًا أَلِيمًۭا ﴿١٦١﴾
En (vanwege) hun nemen van rente, hoewel dat hun verboden was en hun onrechtmatig eten van de bezittingen vam de mensen. En Wij hebben voor de ongelovigen onder hen een pijnlijke bestraffing voorbereid.
لَّٰكِنِ ٱلرَّٰسِخُونَ فِى ٱلْعِلْمِ مِنْهُمْ وَٱلْمُؤْمِنُونَ يُؤْمِنُونَ بِمَآ أُنزِلَ إِلَيْكَ وَمَآ أُنزِلَ مِن قَبْلِكَ ۚ وَٱلْمُقِيمِينَ ٱلصَّلَوٰةَ ۚ وَٱلْمُؤْتُونَ ٱلزَّكَوٰةَ وَٱلْمُؤْمِنُونَ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلْءَاخِرِ أُو۟لَٰٓئِكَ سَنُؤْتِيهِمْ أَجْرًا عَظِيمًا ﴿١٦٢﴾
Maar degenen onder hen die stevig gegrondvest zijn in kennis en (ook) de gelovigen, geloven in wat aan jou geopenbaard is en wat vóór jou geopenbaard is. Zij die de shalât verrichten; zij die de zakât geven en de gelovigen in Allah en de Laatste Dag: aan hen zullen Wij een geweldige beloning geven.
۞ إِنَّآ أَوْحَيْنَآ إِلَيْكَ كَمَآ أَوْحَيْنَآ إِلَىٰ نُوحٍۢ وَٱلنَّبِيِّۦنَ مِنۢ بَعْدِهِۦ ۚ وَأَوْحَيْنَآ إِلَىٰٓ إِبْرَٰهِيمَ وَإِسْمَٰعِيلَ وَإِسْحَٰقَ وَيَعْقُوبَ وَٱلْأَسْبَاطِ وَعِيسَىٰ وَأَيُّوبَ وَيُونُسَ وَهَٰرُونَ وَسُلَيْمَٰنَ ۚ وَءَاتَيْنَا دَاوُۥدَ زَبُورًۭا ﴿١٦٣﴾
Voorwaar, Wij hebben aan jou geopenbaard zoals Wij aan Nôeh en de Profeten na hem opendaarden. En Wij openbanden aan Ibrâhîm en Ismâ'îl on Ishâq en Ya'qôeb en de kinderen (van Ya'qôeb) en 'Isa en Ayyôeb en Yôenoes en Hârôen en Soelaimân, En Wij gaven Dâwôed de Zabôer (Psalmen).
وَرُسُلًۭا قَدْ قَصَصْنَٰهُمْ عَلَيْكَ مِن قَبْلُ وَرُسُلًۭا لَّمْ نَقْصُصْهُمْ عَلَيْكَ ۚ وَكَلَّمَ ٱللَّهُ مُوسَىٰ تَكْلِيمًۭا ﴿١٦٤﴾
En (Wij zonden) Boodschappers waarover Wij jou waarlijk reeds verhaald hebben en (Wij zonden) Boodschappers waarover Wij jou niet verhaald hebben. En Allah voerde een gesprek met Môesa.
رُّسُلًۭا مُّبَشِّرِينَ وَمُنذِرِينَ لِئَلَّا يَكُونَ لِلنَّاسِ عَلَى ٱللَّهِ حُجَّةٌۢ بَعْدَ ٱلرُّسُلِ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ عَزِيزًا حَكِيمًۭا ﴿١٦٥﴾
(Wij zonden) Boodschappers als brengers van verheugende tijdingen en als waarschuwers opdat de mens geen excuus tegenover Allah zou hebben no de Boodschappers. En Allah is Almachtig, Alwijs.
لَّٰكِنِ ٱللَّهُ يَشْهَدُ بِمَآ أَنزَلَ إِلَيْكَ ۖ أَنزَلَهُۥ بِعِلْمِهِۦ ۖ وَٱلْمَلَٰٓئِكَةُ يَشْهَدُونَ ۚ وَكَفَىٰ بِٱللَّهِ شَهِيدًا ﴿١٦٦﴾
(De ongelovigen getuigen niet over jouw Profeetschap) maar Allah getuigt (wel) over wat Hij aan jou gezonden heeft. Hij zond deze met Zijn Kennis neer. En de Engelen getuigen. En Allah is voldoende als Getuige.
إِنَّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ وَصَدُّوا۟ عَن سَبِيلِ ٱللَّهِ قَدْ ضَلُّوا۟ ضَلَٰلًۢا بَعِيدًا ﴿١٦٧﴾
Voorwaar, degenen die ongelovig zijn en (die de mensen) van de Weg van Allah afhouden zijn waarlijk ver weg gedwaald.
إِنَّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ وَظَلَمُوا۟ لَمْ يَكُنِ ٱللَّهُ لِيَغْفِرَ لَهُمْ وَلَا لِيَهْدِيَهُمْ طَرِيقًا ﴿١٦٨﴾
Voorwaar, degenen die ongelovig zijn en onrechtvaardig zijn: Allah zal hun niet vergeven en zal hen niet op een Pad leiden.
إِلَّا طَرِيقَ جَهَنَّمَ خَٰلِدِينَ فِيهَآ أَبَدًۭا ۚ وَكَانَ ذَٰلِكَ عَلَى ٱللَّهِ يَسِيرًۭا ﴿١٦٩﴾
Behalve het Pad naar de Hel, zij zijn daar eeuwig levenden. En dat is voor Allah gemakkelijk.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلنَّاسُ قَدْ جَآءَكُمُ ٱلرَّسُولُ بِٱلْحَقِّ مِن رَّبِّكُمْ فَـَٔامِنُوا۟ خَيْرًۭا لَّكُمْ ۚ وَإِن تَكْفُرُوا۟ فَإِنَّ لِلَّهِ مَا فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ عَلِيمًا حَكِيمًۭا ﴿١٧٠﴾
O mensen, waarlijk, de Boodschapper is tot jullie gekomen met de Waarheid van jullie Heer. Gelooft dus, (dat is) beter voor jullie. En indien jullie niet geloven: voorwaar, aan Allah behoort wat er in de hemelen en op de aarde is, En Allah is Alwetend, Alwijs.
يَٰٓأَهْلَ ٱلْكِتَٰبِ لَا تَغْلُوا۟ فِى دِينِكُمْ وَلَا تَقُولُوا۟ عَلَى ٱللَّهِ إِلَّا ٱلْحَقَّ ۚ إِنَّمَا ٱلْمَسِيحُ عِيسَى ٱبْنُ مَرْيَمَ رَسُولُ ٱللَّهِ وَكَلِمَتُهُۥٓ أَلْقَىٰهَآ إِلَىٰ مَرْيَمَ وَرُوحٌۭ مِّنْهُ ۖ فَـَٔامِنُوا۟ بِٱللَّهِ وَرُسُلِهِۦ ۖ وَلَا تَقُولُوا۟ ثَلَٰثَةٌ ۚ ٱنتَهُوا۟ خَيْرًۭا لَّكُمْ ۚ إِنَّمَا ٱللَّهُ إِلَٰهٌۭ وَٰحِدٌۭ ۖ سُبْحَٰنَهُۥٓ أَن يَكُونَ لَهُۥ وَلَدٌۭ ۘ لَّهُۥ مَا فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَمَا فِى ٱلْأَرْضِ ۗ وَكَفَىٰ بِٱللَّهِ وَكِيلًۭا ﴿١٧١﴾
o Lieden van de Schrift, overdrijft niet in jullie godsdienst en zeg niets over Allah dan de Waarheid. Voorwaar, de Masîh 'Isa, zoon van Maryam, is een Boodschapper van Allah en Zijn Woord, dat Hij aan Maryam zond en uit een Geest (Djibrîl) van Hem voortkomend. Gelooft dug in Allah en Zijn Boodschappers en zegt niet (dat Allah) 'drie' is. Houdt (hiermee) op, dat is beter voor jullie Voorwaar, Allah is de Ene God. Verheven is Hij (boven de bewering dat) Hij een zoon heeft. Hem behoort wat in de hemelen en op de aarde is. En Allah is voldoende als Getuige.
لَّن يَسْتَنكِفَ ٱلْمَسِيحُ أَن يَكُونَ عَبْدًۭا لِّلَّهِ وَلَا ٱلْمَلَٰٓئِكَةُ ٱلْمُقَرَّبُونَ ۚ وَمَن يَسْتَنكِفْ عَنْ عِبَادَتِهِۦ وَيَسْتَكْبِرْ فَسَيَحْشُرُهُمْ إِلَيْهِ جَمِيعًۭا ﴿١٧٢﴾
Hot is de Masih niet te min om een dienaar van Allah te zijn en de Engelen on de (Hem) nabijen (ook niet). Degene die de aanbidding van Hem te min is on arrogant zijn, Hij zal hen allen bij Zich verzamelen.
فَأَمَّا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّٰلِحَٰتِ فَيُوَفِّيهِمْ أُجُورَهُمْ وَيَزِيدُهُم مِّن فَضْلِهِۦ ۖ وَأَمَّا ٱلَّذِينَ ٱسْتَنكَفُوا۟ وَٱسْتَكْبَرُوا۟ فَيُعَذِّبُهُمْ عَذَابًا أَلِيمًۭا وَلَا يَجِدُونَ لَهُم مِّن دُونِ ٱللَّهِ وَلِيًّۭا وَلَا نَصِيرًۭا ﴿١٧٣﴾
Maar wat betreft degenen die geloven en goede daden verrichten: Hij zal hun hun beloningen geven en meer van Zijn gunst geven. Maar degenen die hoogmoedig en arrogant zijn zal Hij dan straffen met een pijnlijke bestraffing en zij zullen zich buiten Allah gaan beschermer en geen helper vinden.
يَٰٓأَيُّهَا ٱلنَّاسُ قَدْ جَآءَكُم بُرْهَٰنٌۭ مِّن رَّبِّكُمْ وَأَنزَلْنَآ إِلَيْكُمْ نُورًۭا مُّبِينًۭا ﴿١٧٤﴾
O mensen, er is voor jullie waarlijk een bewijs van jullie Heer gekomen en Wij hebben een duidelijk Licht (do Koran) over jullie doen neerdalen.
فَأَمَّا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ بِٱللَّهِ وَٱعْتَصَمُوا۟ بِهِۦ فَسَيُدْخِلُهُمْ فِى رَحْمَةٍۢ مِّنْهُ وَفَضْلٍۢ وَيَهْدِيهِمْ إِلَيْهِ صِرَٰطًۭا مُّسْتَقِيمًۭا ﴿١٧٥﴾
En wat betreft degenen die in Allah geloven: houdt jullie aan Hem vast. Dan zal Hij hen in (de) Barmbartigheid van Hem en Zijn gunst (het Paradijs) binnenleiden. En Hij leidt hen naar een recht pad.
يَسْتَفْتُونَكَ قُلِ ٱللَّهُ يُفْتِيكُمْ فِى ٱلْكَلَٰلَةِ ۚ إِنِ ٱمْرُؤٌا۟ هَلَكَ لَيْسَ لَهُۥ وَلَدٌۭ وَلَهُۥٓ أُخْتٌۭ فَلَهَا نِصْفُ مَا تَرَكَ ۚ وَهُوَ يَرِثُهَآ إِن لَّمْ يَكُن لَّهَا وَلَدٌۭ ۚ فَإِن كَانَتَا ٱثْنَتَيْنِ فَلَهُمَا ٱلثُّلُثَانِ مِمَّا تَرَكَ ۚ وَإِن كَانُوٓا۟ إِخْوَةًۭ رِّجَالًۭا وَنِسَآءًۭ فَلِلذَّكَرِ مِثْلُ حَظِّ ٱلْأُنثَيَيْنِ ۗ يُبَيِّنُ ٱللَّهُ لَكُمْ أَن تَضِلُّوا۟ ۗ وَٱللَّهُ بِكُلِّ شَىْءٍ عَلِيمٌۢ ﴿١٧٦﴾
Zij vragen jou, zeg (O Moehammad): \"Allah geeft jullie een antwoord over de Kalâlah: indien een persoon overlijdt terwijl hij geen kind heeft en hij heeft (wel) een zuster: dan krijgt zij de helft van wat hij achterlaat. En hij erft (alles) in het geval dat zij (zijn zuster) geen kind heeft. En indien er twee (zusters) zijn, krijgen zij twee-derde van wat hij achterlaat. Maar indien er (van de overladen man) broeders en zusters (achterblijven), dan is er voor een man net zoveel als voor twee vrouwen.\" Allah heeft jullie dit duidelijk gemaakt, opdat jullie niet dwalen. En Allah is Alwetend over alle zaken.