Main pages

Surah The Spider [Al-Ankaboot] in Dutch

Surah The Spider [Al-Ankaboot] Ayah 69 Location Maccah Number 29

الٓمٓ ﴿١﴾

A. L. M.

Leemhuis

Alif Lâm Mîm.

Siregar

Alif Lâm Mîm.

أَحَسِبَ ٱلنَّاسُ أَن يُتْرَكُوٓا۟ أَن يَقُولُوٓا۟ ءَامَنَّا وَهُمْ لَا يُفْتَنُونَ ﴿٢﴾

Verbeelden zich de menschen, dat het toereikend voor hen is, te zeggen: Wij gelooven, zonder dat zij beproefd zijn.

Leemhuis

Dachten de mensen dat zij met rust gelaten worden, als zij zeggen: \"Wij geloven,\" en dat zij niet op de proef gesteld worden?

Siregar

Dachten de mensen dat zij met rust gelaten worden, als zij zeggen: \"Wij geloven,\" en dat zij niet op de proef gesteld worden?

وَلَقَدْ فَتَنَّا ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ ۖ فَلَيَعْلَمَنَّ ٱللَّهُ ٱلَّذِينَ صَدَقُوا۟ وَلَيَعْلَمَنَّ ٱلْكَٰذِبِينَ ﴿٣﴾

Wij beproefden vroeger degenen, die hun voorafgingen; want God kent zekerlijk hen die oprecht zijn, en hij zal voorzeker de leugenaars kennen.

Leemhuis

En voorzeker, Wij hebben degenen vóór hen op de proef gesteld. Allah kent zeker degenen die de oprecht spreken en Hij kent zeker de leugenaars.

Siregar

En voorzeker, Wij hebben degenen vóór hen op de proef gesteld. Allah kent zeker degenen die de oprecht spreken en Hij kent zeker de leugenaars.

أَمْ حَسِبَ ٱلَّذِينَ يَعْمَلُونَ ٱلسَّيِّـَٔاتِ أَن يَسْبِقُونَا ۚ سَآءَ مَا يَحْكُمُونَ ﴿٤﴾

Denken zij, die kwaad bedrijven, dat zij ons zullen verhinderen, wraak op hen te nemen? Zij oordeelen slecht.

Leemhuis

Of dachten degenen die slechte daden verrichten dat zij aan Ons kunnen ontvluchten? Slecht is het wat zij veronderstellen!

Siregar

Of dachten degenen die slechte daden verrichten dat zij aan Ons kunnen ontvluchten? Slecht is het wat zij veronderstellen!

مَن كَانَ يَرْجُوا۟ لِقَآءَ ٱللَّهِ فَإِنَّ أَجَلَ ٱللَّهِ لَءَاتٍۢ ۚ وَهُوَ ٱلسَّمِيعُ ٱلْعَلِيمُ ﴿٥﴾

Voor hen, die hopen God te ontmoeten, zal Gods bepaalde tijd zekerlijk komen, en hij hoort en weet alles.

Leemhuis

Wie hoopt op de ontmoeting met Allah: voorwaar, het door Allah vastgestelde tijdstip komt zeker en Hij is de Alhorende, de Alwetende.

Siregar

Wie hoopt op de ontmoeting met Allah: voorwaar, het door Allah vastgestelde tijdstip komt zeker en Hij is de Alhorende, de Alwetende.

وَمَن جَٰهَدَ فَإِنَّمَا يُجَٰهِدُ لِنَفْسِهِۦٓ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ لَغَنِىٌّ عَنِ ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿٦﴾

Wie er naar streeft, den waren godsdienst voort te planten, streeft naar het voordeel van zijne eigene ziel; want God heeft geen zijner schepselen noodig.

Leemhuis

En wie (voor Allah) strijdt, strijdt slechts voor zichzelf. Voorwaar, Allah is zeker vrij van de behoeften van de werelden.

Siregar

En wie (voor Allah) strijdt, strijdt slechts voor zichzelf. Voorwaar, Allah is zeker vrij van de behoeften van de werelden.

وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّٰلِحَٰتِ لَنُكَفِّرَنَّ عَنْهُمْ سَيِّـَٔاتِهِمْ وَلَنَجْزِيَنَّهُمْ أَحْسَنَ ٱلَّذِى كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿٧﴾

En wat degene betreft, die gelooven en rechtvaardig handelen, wij zullen hunne slechte daden uitwisschen, en wij zullen hun eene belooning geven, overeenkomstig de grootste verdiensten hunner daden.

Leemhuis

En degenen die geloven en goede daden verrichtten zullen Wij zeker hun slechte daden kwijtschelden en Wij zullen hun zeker belonen voor het beste van wat zij plachten te doen.

Siregar

En degenen die geloven en goede daden verrichtten zullen Wij zeker hun slechte daden kwijtschelden en Wij zullen hun zeker belonen voor het beste van wat zij plachten te doen.

وَوَصَّيْنَا ٱلْإِنسَٰنَ بِوَٰلِدَيْهِ حُسْنًۭا ۖ وَإِن جَٰهَدَاكَ لِتُشْرِكَ بِى مَا لَيْسَ لَكَ بِهِۦ عِلْمٌۭ فَلَا تُطِعْهُمَآ ۚ إِلَىَّ مَرْجِعُكُمْ فَأُنَبِّئُكُم بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٨﴾

Wij hebben den mensch bevolen, eerbiedig omtrent zijne ouders te zijn, maar indien zij trachten u over te halen, om datgene met mij te vereenigen, waarvan gij geene kennis hebt, gehoorzaam hen niet. Tot mij zult gij terugkeeren, en ik zal u verklaren wat gij gedaan hebt.

Leemhuis

En Wij hebben de mens bevolen goed te zijn voor zijn ouders, maar indien zij jou dwingen om deelgenoten toe te kennen aan Mij, waarvan jij geen kennis hebt, gehoorzaam hen dan niet. Tot Mij is jullie terugkeer, daarna zal Ik jullie op de hoogte brengen van wat jullie plachten te doen.

Siregar

En Wij hebben de mens bevolen goed te zijn voor zijn ouders, maar indien zij jou dwingen om deelgenoten toe te kennen aan Mij, waarvan jij geen kennis hebt, gehoorzaam hen dan niet. Tot Mij is jullie terugkeer, daarna zal Ik jullie op de hoogte brengen van wat jullie plachten te doen.

وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّٰلِحَٰتِ لَنُدْخِلَنَّهُمْ فِى ٱلصَّٰلِحِينَ ﴿٩﴾

Hen, die gelooven en rechtvaardig handelen, zullen wij zekerlijk onder de godvruchtigen het paradijs binnenleiden.

Leemhuis

En degenen die geloven en goede daden verrichtten zullen Wij zeker doen binnengaan in (het gezelschap) van de oprechten,

Siregar

En degenen die geloven en goede daden verrichtten zullen Wij zeker doen binnengaan in (het gezelschap) van de oprechten,

وَمِنَ ٱلنَّاسِ مَن يَقُولُ ءَامَنَّا بِٱللَّهِ فَإِذَآ أُوذِىَ فِى ٱللَّهِ جَعَلَ فِتْنَةَ ٱلنَّاسِ كَعَذَابِ ٱللَّهِ وَلَئِن جَآءَ نَصْرٌۭ مِّن رَّبِّكَ لَيَقُولُنَّ إِنَّا كُنَّا مَعَكُمْ ۚ أَوَلَيْسَ ٱللَّهُ بِأَعْلَمَ بِمَا فِى صُدُورِ ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿١٠﴾

Er zijn sommige menschen die zeggen: Wij gelooven in God; maar als zulk een voor Gods zaak wordt beproefd, schat hij de vervolging der menschen even smartelijk, als de straf van God. Als u God eenig voordeel schenkt, zeggen zij: Waarlijk wij zijn met u. Weet God dan niet wat in de borst zijner schepselen schuilt?

Leemhuis

En er zijn er onder de mensen, die zeggen: \"Wij geloven in Allah,\" en als zij dan door (te geloven in) Allah gekweld worden, beschouwen zij de beproeving van de mensen als een bestraffing van Allah; en als er een overwinning van jouw Heer komt, zeggen zij zeker: \"Voorwaar, wij waren met Jullie!\" En is het niet Allah, Die het beste weet wat er in de harten van de mensen is?

Siregar

En er zijn er onder de mensen, die zeggen: \"Wij geloven in Allah,\" en als zij dan door (te geloven in) Allah gekweld worden, beschouwen zij de beproeving van de mensen als een bestraffing van Allah; en als er een overwinning van jouw Heer komt, zeggen zij zeker: \"Voorwaar, wij waren met Jullie!\" En is het niet Allah, Die het beste weet wat er in de harten van de mensen is?

وَلَيَعْلَمَنَّ ٱللَّهُ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَلَيَعْلَمَنَّ ٱلْمُنَٰفِقِينَ ﴿١١﴾

Waarlijk God kent de ware geloovigen wel en hij kent de huichelaars.

Leemhuis

En Allah kent zeker degenen die geloven en Hij kent zeker de huichelaars.

Siregar

En Allah kent zeker degenen die geloven en Hij kent zeker de huichelaars.

وَقَالَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ لِلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ ٱتَّبِعُوا۟ سَبِيلَنَا وَلْنَحْمِلْ خَطَٰيَٰكُمْ وَمَا هُم بِحَٰمِلِينَ مِنْ خَطَٰيَٰهُم مِّن شَىْءٍ ۖ إِنَّهُمْ لَكَٰذِبُونَ ﴿١٢﴾

De ongeloovigen zeggen tot hen die gelooven: Volg onzen weg, en wij zullen uwe zonden dragen. Zij zullen echter geenerlei deel hunner zonden dragen; want zij zijn leugenaars.

Leemhuis

En degenen die ongelovig zijn, zeggen tegen degenen die geloven: \"Volgt onze weg, dan zullen wij zeker jullie zonden dragen.\" Maar zij dragen geen enkele zonde van hen. Voorwaar, zij zijn zeker leugenaars.

Siregar

En degenen die ongelovig zijn, zeggen tegen degenen die geloven: \"Volgt onze weg, dan zullen wij zeker jullie zonden dragen.\" Maar zij dragen geen enkele zonde van hen. Voorwaar, zij zijn zeker leugenaars.

وَلَيَحْمِلُنَّ أَثْقَالَهُمْ وَأَثْقَالًۭا مَّعَ أَثْقَالِهِمْ ۖ وَلَيُسْـَٔلُنَّ يَوْمَ ٱلْقِيَٰمَةِ عَمَّا كَانُوا۟ يَفْتَرُونَ ﴿١٣﴾

Maar zij zullen zekerlijk hunne eigene lasten dragen, en andere lasten buiten hunne eigene; en zij zullen op den dag der opstanding nopens datgene onderzocht worden, wat zij valschelijk hebben uitgedacht.

Leemhuis

En zij zullen zeker hun (eigen) lasten dragen, en lasten naast hun lasten. En zij zullen op de Dag der Opstanding ondervraagd worden over wat zij plachten te verzinnen.

Siregar

En zij zullen zeker hun (eigen) lasten dragen, en lasten naast hun lasten. En zij zullen op de Dag der Opstanding ondervraagd worden over wat zij plachten te verzinnen.

وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا نُوحًا إِلَىٰ قَوْمِهِۦ فَلَبِثَ فِيهِمْ أَلْفَ سَنَةٍ إِلَّا خَمْسِينَ عَامًۭا فَأَخَذَهُمُ ٱلطُّوفَانُ وَهُمْ ظَٰلِمُونَ ﴿١٤﴾

Wij zonden vroeger Noach tot zijn volk, en hij bleef duizend jaren min vijftig jaren onder hen, en de zondvloed nam hen weg, omdat zij onrechtvaardig handelden.

Leemhuis

En voorzeker, Wij hebben Nôeh tot zijn volk gezonden en hij verbleef duizend jaar bij hen, op vijftig jaar na. Toen overviel de zondvloed hen, terwijl zij onrechtvaardigen waren.

Siregar

En voorzeker, Wij hebben Nôeh tot zijn volk gezonden en hij verbleef duizend jaar bij hen, op vijftig jaar na. Toen overviel de zondvloed hen, terwijl zij onrechtvaardigen waren.

فَأَنجَيْنَٰهُ وَأَصْحَٰبَ ٱلسَّفِينَةِ وَجَعَلْنَٰهَآ ءَايَةًۭ لِّلْعَٰلَمِينَ ﴿١٥﴾

Maar wij bevrijden hen en degenen, welke met hem in de ark waren, en wij maakten die tot een teeken voor alle schepselen.

Leemhuis

Toen hebben Wij hem en de opvarenden van de ark gered. En Wij maakten haar tot een lering voor de werelden.

Siregar

Toen hebben Wij hem en de opvarenden van de ark gered. En Wij maakten haar tot een lering voor de werelden.

وَإِبْرَٰهِيمَ إِذْ قَالَ لِقَوْمِهِ ٱعْبُدُوا۟ ٱللَّهَ وَٱتَّقُوهُ ۖ ذَٰلِكُمْ خَيْرٌۭ لَّكُمْ إِن كُنتُمْ تَعْلَمُونَ ﴿١٦﴾

Wij zonden ook Abraham. Hij zeide tot zijn volk: Dient God en vreest hem; dat zal beter voor u zijn, indien gij het begrijpt.

Leemhuis

En (gedenkt) Ibrâhîm, toen hij tot zijn volk zei: \"Aanbidt Allah en vreest Hem, dat is beter voor jullie, ah jullie het weten.

Siregar

En (gedenkt) Ibrâhîm, toen hij tot zijn volk zei: \"Aanbidt Allah en vreest Hem, dat is beter voor jullie, ah jullie het weten.

إِنَّمَا تَعْبُدُونَ مِن دُونِ ٱللَّهِ أَوْثَٰنًۭا وَتَخْلُقُونَ إِفْكًا ۚ إِنَّ ٱلَّذِينَ تَعْبُدُونَ مِن دُونِ ٱللَّهِ لَا يَمْلِكُونَ لَكُمْ رِزْقًۭا فَٱبْتَغُوا۟ عِندَ ٱللَّهِ ٱلرِّزْقَ وَٱعْبُدُوهُ وَٱشْكُرُوا۟ لَهُۥٓ ۖ إِلَيْهِ تُرْجَعُونَ ﴿١٧﴾

Gij aanbidt slechts afgoden naast God en denkt leugens uit. Waarlijk, zij welke gij naast God vereert, zijn niet in staat u het noodige te geven. Zoekt dus het noodige bij God, dient hem, en weest dankbaar; tot hem zult gij terugkeeren.

Leemhuis

Voorwaar, wat jullie naast Allah aanbidden zijn slechts afgoden, en jullie verzinnen leugens. Voorwaar, degenen die jullie naast Allah aanbidden hebben geen macht om jullie van levensonderhoud te voorzien. Zoekt daarom de levensvoorziening bij Allah en aanbidt Hem, en weest Hem dankbaar, tot Hem worden jullie teruggebracht.

Siregar

Voorwaar, wat jullie naast Allah aanbidden zijn slechts afgoden, en jullie verzinnen leugens. Voorwaar, degenen die jullie naast Allah aanbidden hebben geen macht om jullie van levensonderhoud te voorzien. Zoekt daarom de levensvoorziening bij Allah en aanbidt Hem, en weest Hem dankbaar, tot Hem worden jullie teruggebracht.

وَإِن تُكَذِّبُوا۟ فَقَدْ كَذَّبَ أُمَمٌۭ مِّن قَبْلِكُمْ ۖ وَمَا عَلَى ٱلرَّسُولِ إِلَّا ٱلْبَلَٰغُ ٱلْمُبِينُ ﴿١٨﴾

Indien gij mij van bedrog beschuldigt, waarlijk vele volkeren vóór u hebben hunne profeten eveneens van bedrog beschuldigd, maar alleen het openbaar prediken, is den gezant als plicht opgelegd.

Leemhuis

Maar als jullie loochenen: voorzeker, vele gemeenschappen vóór jullie loochenden. En de plicht van de Boodschapper is slechts de duidelijke verkondiging.

Siregar

Maar als jullie loochenen: voorzeker, vele gemeenschappen vóór jullie loochenden. En de plicht van de Boodschapper is slechts de duidelijke verkondiging.

أَوَلَمْ يَرَوْا۟ كَيْفَ يُبْدِئُ ٱللَّهُ ٱلْخَلْقَ ثُمَّ يُعِيدُهُۥٓ ۚ إِنَّ ذَٰلِكَ عَلَى ٱللَّهِ يَسِيرٌۭ ﴿١٩﴾

Zien zij niet hoe God alle schepselen voortbrengt en die later doet herleven? Waarlijk dit is voor God gemakkelijk.

Leemhuis

Zien zij niet in, hoe Allah de schepping schiep en haar vervolgens herhaalde? Voorwaar, dat is voor Allah gemakkelijk.

Siregar

Zien zij niet in, hoe Allah de schepping schiep en haar vervolgens herhaalde? Voorwaar, dat is voor Allah gemakkelijk.

قُلْ سِيرُوا۟ فِى ٱلْأَرْضِ فَٱنظُرُوا۟ كَيْفَ بَدَأَ ٱلْخَلْقَ ۚ ثُمَّ ٱللَّهُ يُنشِئُ ٱلنَّشْأَةَ ٱلْءَاخِرَةَ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ قَدِيرٌۭ ﴿٢٠﴾

Zeg: Ga over de aarde en zie hoe hij oorspronkelijk schepselen voortbrengt, daarna zal God hen door een nieuwe schepping doen herleven; want God is almachtig.

Leemhuis

Zeg: \"Reist op de aarde en ziet dan hoe Hij de schepping schiep; vervolgens wekt Hij een laatste schepping op. Voorwaar, Allah is Almachtig over alle zaken.\"

Siregar

Zeg: \"Reist op de aarde en ziet dan hoe Hij de schepping schiep; vervolgens wekt Hij een laatste schepping op. Voorwaar, Allah is Almachtig over alle zaken.\"

يُعَذِّبُ مَن يَشَآءُ وَيَرْحَمُ مَن يَشَآءُ ۖ وَإِلَيْهِ تُقْلَبُونَ ﴿٢١﴾

Hij zal straffen naar zijn welbehagen, en hij zal genade hen voor dengeen die hem behaagt. Op den dag des oordeels zult gij voor hem worden gebracht.

Leemhuis

Hij bestraft wie Hij wil en Hij begenadigt wie Hij wil, en tot Hem zullen jullie teruggekeerd worden.

Siregar

Hij bestraft wie Hij wil en Hij begenadigt wie Hij wil, en tot Hem zullen jullie teruggekeerd worden.

وَمَآ أَنتُم بِمُعْجِزِينَ فِى ٱلْأَرْضِ وَلَا فِى ٱلسَّمَآءِ ۖ وَمَا لَكُم مِّن دُونِ ٱللَّهِ مِن وَلِىٍّۢ وَلَا نَصِيرٍۢ ﴿٢٢﴾

En gij zult zijn bereik niet ontkomen: noch op aarde, noch in den hemel. Nimmer zult gij eenigen schuts of verdediger buiten God hebben.

Leemhuis

En er is voor jullie geen ontvluchten (aan Hem) op de aarde en niet in de hemel, en er is voor jullie naast Allah geen beschermer en geen helper.

Siregar

En er is voor jullie geen ontvluchten (aan Hem) op de aarde en niet in de hemel, en er is voor jullie naast Allah geen beschermer en geen helper.

وَٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ بِـَٔايَٰتِ ٱللَّهِ وَلِقَآئِهِۦٓ أُو۟لَٰٓئِكَ يَئِسُوا۟ مِن رَّحْمَتِى وَأُو۟لَٰٓئِكَ لَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌۭ ﴿٢٣﴾

Wat hen betreft, die niet in Gods teekenen gelooven, of daaraan, dat zij hem bij de opstanding zullen ontmoeten, deze zullen aan mijne genade wanhopen, en voor hen is eene pijnlijke straf gereed gemaakt.

Leemhuis

En degenen die niet geloven in de Verzen van Allah en de ontmoeting met Hem: zij zijn degenen die wanhopen aan Mijn Barmhartigheid en zij zijn degenen voor wie er een pijnlijke bestraffing is.

Siregar

En degenen die niet geloven in de Verzen van Allah en de ontmoeting met Hem: zij zijn degenen die wanhopen aan Mijn Barmhartigheid en zij zijn degenen voor wie er een pijnlijke bestraffing is.

فَمَا كَانَ جَوَابَ قَوْمِهِۦٓ إِلَّآ أَن قَالُوا۟ ٱقْتُلُوهُ أَوْ حَرِّقُوهُ فَأَنجَىٰهُ ٱللَّهُ مِنَ ٱلنَّارِ ۚ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَءَايَٰتٍۢ لِّقَوْمٍۢ يُؤْمِنُونَ ﴿٢٤﴾

En het antwoord van zijn volk was slechts dat zij zeiden: Doodt of verbrandt hem. Maar God redde hem van het vuur. Waarlijk, hierin waren teekenen voor hen die geloofden.

Leemhuis

Maar het antwoord van zijn volk was slechts dat zij zeiden: \"Doodt hem,\" of \"Verbrandt hem.\" Maar Allah redde hem van het vuur. Voorwaar, daarin zijin zeker Tekenen voor een volk dat gelooft.

Siregar

Maar het antwoord van zijn volk was slechts dat zij zeiden: \"Doodt hem,\" of \"Verbrandt hem.\" Maar Allah redde hem van het vuur. Voorwaar, daarin zijin zeker Tekenen voor een volk dat gelooft.

وَقَالَ إِنَّمَا ٱتَّخَذْتُم مِّن دُونِ ٱللَّهِ أَوْثَٰنًۭا مَّوَدَّةَ بَيْنِكُمْ فِى ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا ۖ ثُمَّ يَوْمَ ٱلْقِيَٰمَةِ يَكْفُرُ بَعْضُكُم بِبَعْضٍۢ وَيَلْعَنُ بَعْضُكُم بَعْضًۭا وَمَأْوَىٰكُمُ ٱلنَّارُ وَمَا لَكُم مِّن نَّٰصِرِينَ ﴿٢٥﴾

En Abraham zeide: Gij hebt afgoden naast God gekozen, uit gehechtheid aan dit leven, welke bij u bestaat: maar op den dag der opstanding zal de een uwer den ander verloochenen, en de een van u zal den ander vloeken; het hellevuur zal uw verblijf wezen, en er zal niemand zijn om u te bevrijden.

Leemhuis

En hij (Ibrâhîm) zei: \"Voorwaar, wet jullie naast Allah hebben genomen zijn slechts afgoden om de onderlinge liefde tussen jullie te versterken in dit wereldse leven. Op de Dag van de Opstanding zullen jullie elkaar verwerpen en elkaar vervloeken. Maar jullie verblijfplaats is de Hel en er zullen geen helpers voor jullie zijn.\"

Siregar

En hij (Ibrâhîm) zei: \"Voorwaar, wet jullie naast Allah hebben genomen zijn slechts afgoden om de onderlinge liefde tussen jullie te versterken in dit wereldse leven. Op de Dag van de Opstanding zullen jullie elkaar verwerpen en elkaar vervloeken. Maar jullie verblijfplaats is de Hel en er zullen geen helpers voor jullie zijn.\"

۞ فَـَٔامَنَ لَهُۥ لُوطٌۭ ۘ وَقَالَ إِنِّى مُهَاجِرٌ إِلَىٰ رَبِّىٓ ۖ إِنَّهُۥ هُوَ ٱلْعَزِيزُ ٱلْحَكِيمُ ﴿٢٦﴾

Lot geloofde in hem. En Abraham zeide: Waarlijk, ik vlucht van mijn volk naar de plaats welke mijn Heer mij heeft bevolen; want hij is de Machtige, de Wijze.

Leemhuis

Maar Lôeth geloofde hem, en (Ibrârîm) zei: \"ik ben een uitwijker naar mijn Heer: voorwaar, Hij is de Almachtige, de Alwijze.\"

Siregar

Maar Lôeth geloofde hem, en (Ibrârîm) zei: \"ik ben een uitwijker naar mijn Heer: voorwaar, Hij is de Almachtige, de Alwijze.\"

وَوَهَبْنَا لَهُۥٓ إِسْحَٰقَ وَيَعْقُوبَ وَجَعَلْنَا فِى ذُرِّيَّتِهِ ٱلنُّبُوَّةَ وَٱلْكِتَٰبَ وَءَاتَيْنَٰهُ أَجْرَهُۥ فِى ٱلدُّنْيَا ۖ وَإِنَّهُۥ فِى ٱلْءَاخِرَةِ لَمِنَ ٱلصَّٰلِحِينَ ﴿٢٧﴾

En wij gaven hem Izaäk en Jacob, en wij plaatsten onder zijne nakomelingen het geschenk der profetie en de schriften; wij gaven hem zijne belooning in deze wereld, en in de volgende zal hij een der rechtvaardigen wezen.

Leemhuis

En Wij schonken hem Ishâq en Ya'qôeb. En Wij hebben ender zijn nakomelingen het Profèctschap en dc Schrift tot stand gebracht. En Wij schonken hem zijn beloning in de wereld. En voorwaar, in het Hiernamaals behoort hij zeker tot de oprechten.

Siregar

En Wij schonken hem Ishâq en Ya'qôeb. En Wij hebben ender zijn nakomelingen het Profèctschap en dc Schrift tot stand gebracht. En Wij schonken hem zijn beloning in de wereld. En voorwaar, in het Hiernamaals behoort hij zeker tot de oprechten.

وَلُوطًا إِذْ قَالَ لِقَوْمِهِۦٓ إِنَّكُمْ لَتَأْتُونَ ٱلْفَٰحِشَةَ مَا سَبَقَكُم بِهَا مِنْ أَحَدٍۢ مِّنَ ٱلْعَٰلَمِينَ ﴿٢٨﴾

Wij zonden ook Lot, toen hij tot zijn volk zeide: Bedrijft gij eene zonde, welke nog geen volk voor u heeft bedreven?

Leemhuis

En (gedenkt) Lôcth, toen hij tegen zijn volk zei. \"Jullie begaan zeker gruweldaden, die niemand van de mensen ooit beging.

Siregar

En (gedenkt) Lôcth, toen hij tegen zijn volk zei. \"Jullie begaan zeker gruweldaden, die niemand van de mensen ooit beging.

أَئِنَّكُمْ لَتَأْتُونَ ٱلرِّجَالَ وَتَقْطَعُونَ ٱلسَّبِيلَ وَتَأْتُونَ فِى نَادِيكُمُ ٱلْمُنكَرَ ۖ فَمَا كَانَ جَوَابَ قَوْمِهِۦٓ إِلَّآ أَن قَالُوا۟ ٱئْتِنَا بِعَذَابِ ٱللَّهِ إِن كُنتَ مِنَ ٱلصَّٰدِقِينَ ﴿٢٩﴾

Nadert gij vol lusten de mannen; valt gij hen op de groote wegen aan en begaat gij zonde in uwe vergaderingen? En het antwoord van zijn volk was geen ander, dan dat zij zeiden: Doe de wraak Gods op ons nederkomen, indien gij de waarheid spreekt.

Leemhuis

Is het dan inderdaad niet zo dat jullie de mensen benaderen en op de weg struikroverij bedrijven en in jullie samenkomsten het verwerpelijke verichten?\" Het antwoord van zijn volk was slechts dat zij zeiden: \"Geef ons dan de bcstraffing van Allah, als jij tot de waarachtigen behoort!\"

Siregar

Is het dan inderdaad niet zo dat jullie de mensen benaderen en op de weg struikroverij bedrijven en in jullie samenkomsten het verwerpelijke verichten?\" Het antwoord van zijn volk was slechts dat zij zeiden: \"Geef ons dan de bcstraffing van Allah, als jij tot de waarachtigen behoort!\"

قَالَ رَبِّ ٱنصُرْنِى عَلَى ٱلْقَوْمِ ٱلْمُفْسِدِينَ ﴿٣٠﴾

Lot zeide: O Heer! verdedig mij tegen dit bedorven volk.

Leemhuis

Hij zei: \"Mijn Heer, help mij tegen het volk van de verdedzaaiers! \"

Siregar

Hij zei: \"Mijn Heer, help mij tegen het volk van de verdedzaaiers! \"

وَلَمَّا جَآءَتْ رُسُلُنَآ إِبْرَٰهِيمَ بِٱلْبُشْرَىٰ قَالُوٓا۟ إِنَّا مُهْلِكُوٓا۟ أَهْلِ هَٰذِهِ ٱلْقَرْيَةِ ۖ إِنَّ أَهْلَهَا كَانُوا۟ ظَٰلِمِينَ ﴿٣١﴾

En toen onze gezanten met goede tijdingen tot Abraham kwamen, zeiden zij: Wij zullen zekerlijk de inwoners van deze stad verdelgen; want hare bewoners zijn zondaren.

Leemhuis

En toen Onze gezanten (Engelen) tot Ibrâhîm kwamen met de verheugende tijdingen, zeiden zij.\"Voorwaar, wij zullen de bewoners van deze stad vernietigen. Voorwaar, haar bewoners waren onrechtvaardigen.\"

Siregar

En toen Onze gezanten (Engelen) tot Ibrâhîm kwamen met de verheugende tijdingen, zeiden zij.\"Voorwaar, wij zullen de bewoners van deze stad vernietigen. Voorwaar, haar bewoners waren onrechtvaardigen.\"

قَالَ إِنَّ فِيهَا لُوطًۭا ۚ قَالُوا۟ نَحْنُ أَعْلَمُ بِمَن فِيهَا ۖ لَنُنَجِّيَنَّهُۥ وَأَهْلَهُۥٓ إِلَّا ٱمْرَأَتَهُۥ كَانَتْ مِنَ ٱلْغَٰبِرِينَ ﴿٣٢﴾

Abraham antwoordde: Waarlijk, Lot woont daar. Zij hernamen: Wij weten wel wie daarin woont; wij zullen hem en zijn gezin zekerlijk bevrijden behalve zijne vrouw: zij zal eene van degenen zijn, die achterblijven.

Leemhuis

Hij zei: \"Lôeth is daar.\" Zij miden: \"Wij weten beter wie daar zijn. Voorwaar, wij zullen hem en zijn familie redden, behalve zijn vrouw. Zij zal tot de achterblijvers behoren.\"

Siregar

Hij zei: \"Lôeth is daar.\" Zij miden: \"Wij weten beter wie daar zijn. Voorwaar, wij zullen hem en zijn familie redden, behalve zijn vrouw. Zij zal tot de achterblijvers behoren.\"

وَلَمَّآ أَن جَآءَتْ رُسُلُنَا لُوطًۭا سِىٓءَ بِهِمْ وَضَاقَ بِهِمْ ذَرْعًۭا وَقَالُوا۟ لَا تَخَفْ وَلَا تَحْزَنْ ۖ إِنَّا مُنَجُّوكَ وَأَهْلَكَ إِلَّا ٱمْرَأَتَكَ كَانَتْ مِنَ ٱلْغَٰبِرِينَ ﴿٣٣﴾

En toen onze gezanten tot Lot kwamen, was hij bedroefd om hen, en zijn arm was onmachtig om hen te verdedigen. Maar zij zeiden: Vrees niet en wees niet treurig; want wij zullen u en uw gezin bevrijden, behalve uwe vrouw; want zij zal eene wezen van hen, die achterblijven.

Leemhuis

En toen Onze gezanten naar Lôeth kwamen, was hij bedroefd vanwege hen, en hij had geen macht om hen te beschermen. Maar zij zeiden: \"Wees niet bang en treur niet: voorwaar, wij redden zeker jou en jouw familie, behalve jouw vrouw. Zij zal tot de achterblijvers behoren.

Siregar

En toen Onze gezanten naar Lôeth kwamen, was hij bedroefd vanwege hen, en hij had geen macht om hen te beschermen. Maar zij zeiden: \"Wees niet bang en treur niet: voorwaar, wij redden zeker jou en jouw familie, behalve jouw vrouw. Zij zal tot de achterblijvers behoren.

إِنَّا مُنزِلُونَ عَلَىٰٓ أَهْلِ هَٰذِهِ ٱلْقَرْيَةِ رِجْزًۭا مِّنَ ٱلسَّمَآءِ بِمَا كَانُوا۟ يَفْسُقُونَ ﴿٣٤﴾

Wij zullen zekerlijk de wraak des hemels over de bewoners dezer stad brengen, omdat zij zondaren waren

Leemhuis

Voorwaar, wij zullen een zware bestraffing uit de hemel neerzenden op de bewoners van deze stad omdat zij zware zonden begingen.\"

Siregar

Voorwaar, wij zullen een zware bestraffing uit de hemel neerzenden op de bewoners van deze stad omdat zij zware zonden begingen.\"

وَلَقَد تَّرَكْنَا مِنْهَآ ءَايَةًۢ بَيِّنَةًۭ لِّقَوْمٍۢ يَعْقِلُونَ ﴿٣٥﴾

En wij hebben daarvan een duidelijk teeken gelaten voor hen die begrijpen willen.

Leemhuis

En voorzeker, Wij hebben een duidelijk Teken achtergelaten voor een volk dat begrijpt.

Siregar

En voorzeker, Wij hebben een duidelijk Teken achtergelaten voor een volk dat begrijpt.

وَإِلَىٰ مَدْيَنَ أَخَاهُمْ شُعَيْبًۭا فَقَالَ يَٰقَوْمِ ٱعْبُدُوا۟ ٱللَّهَ وَٱرْجُوا۟ ٱلْيَوْمَ ٱلْءَاخِرَ وَلَا تَعْثَوْا۟ فِى ٱلْأَرْضِ مُفْسِدِينَ ﴿٣٦﴾

En tot de bewoners van Madian zonden wij hunnen broeder Shoaib, en hij zeide tot hen: O mijn volk? dient God, verwacht den laatsten dag en zondigt niet, door snood op aarde te handelen.

Leemhuis

En naar Madyan (stuurden Wij) hun broeder Sjoe'aib. En hij zei: \"O mijn volk, aanbidt Allah en hoopt op de Laatste Dag en verricht geen kwaad op aarde als verderfzaaiers.\"

Siregar

En naar Madyan (stuurden Wij) hun broeder Sjoe'aib. En hij zei: \"O mijn volk, aanbidt Allah en hoopt op de Laatste Dag en verricht geen kwaad op aarde als verderfzaaiers.\"

فَكَذَّبُوهُ فَأَخَذَتْهُمُ ٱلرَّجْفَةُ فَأَصْبَحُوا۟ فِى دَارِهِمْ جَٰثِمِينَ ﴿٣٧﴾

Maar zij beschuldigden hem van bedrog, waardoor een storm van den hemel hen overviel; en des ochtends werden zij in hunne woningen dood en voorover liggende gevonden.

Leemhuis

Toen loochenden zij hem waarna een aardbeving hen trof en zij werden doden in hun huizen.

Siregar

Toen loochenden zij hem waarna een aardbeving hen trof en zij werden doden in hun huizen.

وَعَادًۭا وَثَمُودَا۟ وَقَد تَّبَيَّنَ لَكُم مِّن مَّسَٰكِنِهِمْ ۖ وَزَيَّنَ لَهُمُ ٱلشَّيْطَٰنُ أَعْمَٰلَهُمْ فَصَدَّهُمْ عَنِ ٱلسَّبِيلِ وَكَانُوا۟ مُسْتَبْصِرِينَ ﴿٣٨﴾

En wij verdelgden ook de stammen van Ad en Thamoed; en gij weet wel wat er nog van hunne woningen is overgebleven. En Satan deed hen hunne werken goed vinden en wendde hen zijwaarts van den weg der waarheid, hoewel zij doorzicht hadden.

Leemhuis

En (Wij vernietigden) de 'Âd en de Tsamôed. Dat is jullie waarlijk bekend geworden door (de ruïnes van) hun woningen. En de Satan deed voor hen hun daden schoon sehijnen, waarna hij hen afleidde van de Weg, hoewel zij over inzicht beschikten.

Siregar

En (Wij vernietigden) de 'Âd en de Tsamôed. Dat is jullie waarlijk bekend geworden door (de ruïnes van) hun woningen. En de Satan deed voor hen hun daden schoon sehijnen, waarna hij hen afleidde van de Weg, hoewel zij over inzicht beschikten.

وَقَٰرُونَ وَفِرْعَوْنَ وَهَٰمَٰنَ ۖ وَلَقَدْ جَآءَهُم مُّوسَىٰ بِٱلْبَيِّنَٰتِ فَٱسْتَكْبَرُوا۟ فِى ٱلْأَرْضِ وَمَا كَانُوا۟ سَٰبِقِينَ ﴿٣٩﴾

Ook verdelgden wij Karoen, en Pharao en Haman. Mozes kwam tot hem met duidelijke wonderen. Zij gedroegen zich echter onbeschaamd op de aarde; maar zij konden onze wraak niet ontkomen.

Leemhuis

En (Wij vernietigden) Qârôen en Fir'aun en Hâmân. En voorzeker is Môesa tot hen met duidelijke Tekenen gekomen, maar zij waren hoogmoedig op de aarde. En zij konden (Onze bestraffing) niet ontvluchten.

Siregar

En (Wij vernietigden) Qârôen en Fir'aun en Hâmân. En voorzeker is Môesa tot hen met duidelijke Tekenen gekomen, maar zij waren hoogmoedig op de aarde. En zij konden (Onze bestraffing) niet ontvluchten.

فَكُلًّا أَخَذْنَا بِذَنۢبِهِۦ ۖ فَمِنْهُم مَّنْ أَرْسَلْنَا عَلَيْهِ حَاصِبًۭا وَمِنْهُم مَّنْ أَخَذَتْهُ ٱلصَّيْحَةُ وَمِنْهُم مَّنْ خَسَفْنَا بِهِ ٱلْأَرْضَ وَمِنْهُم مَّنْ أَغْرَقْنَا ۚ وَمَا كَانَ ٱللَّهُ لِيَظْلِمَهُمْ وَلَٰكِن كَانُوٓا۟ أَنفُسَهُمْ يَظْلِمُونَ ﴿٤٠﴾

Hen allen verdelgden wij in hunne zonden. Tegen sommigen hunner zonden wij een hevigen wind, sommigen werden door een vreeselijken orkaan van den hemel verdelgd, sommigen deden wij door de aarde verzwelgen en sommigen van hen verdronken wij. Nimmer was God geneigd hen onrechtvaardig te behandelen, maar zij handelden onrechtvaardig met hunne eigene zielen.

Leemhuis

En ieder bestraften Wij voor zijn zonde. Daarom waren er onder hen over wie Wij een storm var hagelstenen zonden en waren er onder hen die door een bliksemslag gegrepen werden. En er waren er onder hen die Wij in de aarde deden wegzinken en er waren er onder hen Wij verdronken. Allah was niet onrechtvaardig voor hen, maar zij waren onrechtvaardig voor ziclizelf

Siregar

En ieder bestraften Wij voor zijn zonde. Daarom waren er onder hen over wie Wij een storm var hagelstenen zonden en waren er onder hen die door een bliksemslag gegrepen werden. En er waren er onder hen die Wij in de aarde deden wegzinken en er waren er onder hen Wij verdronken. Allah was niet onrechtvaardig voor hen, maar zij waren onrechtvaardig voor ziclizelf

مَثَلُ ٱلَّذِينَ ٱتَّخَذُوا۟ مِن دُونِ ٱللَّهِ أَوْلِيَآءَ كَمَثَلِ ٱلْعَنكَبُوتِ ٱتَّخَذَتْ بَيْتًۭا ۖ وَإِنَّ أَوْهَنَ ٱلْبُيُوتِ لَبَيْتُ ٱلْعَنكَبُوتِ ۖ لَوْ كَانُوا۟ يَعْلَمُونَ ﴿٤١﴾

Degenen, die andere beschermers naast God nemen, gelijken op de spinnekop, die zelve zich eene woning vervaardigt: maar het zwakste van alle huizen is zekerlijk dat van een spinnekop, indien zij dit wisten.

Leemhuis

De gelijkenis met degenen die helpers naast Allah nemen, is als die met een spin die een huis maakt. En voorwaar, het zwakste van de huizen is zeker het huis van een spin (al 'Ankabôet), als zij het wisten.

Siregar

De gelijkenis met degenen die helpers naast Allah nemen, is als die met een spin die een huis maakt. En voorwaar, het zwakste van de huizen is zeker het huis van een spin (al 'Ankabôet), als zij het wisten.

إِنَّ ٱللَّهَ يَعْلَمُ مَا يَدْعُونَ مِن دُونِهِۦ مِن شَىْءٍۢ ۚ وَهُوَ ٱلْعَزِيزُ ٱلْحَكِيمُ ﴿٤٢﴾

God kent echter de dingen, welke zij buiten hem aanroepen, en hij is de Machtige, de Wijze.

Leemhuis

Voorwaar, Allah weet wat zij voor iets naast Hem aanroepen en Hij is de Almachtige, de Alwijze.

Siregar

Voorwaar, Allah weet wat zij voor iets naast Hem aanroepen en Hij is de Almachtige, de Alwijze.

وَتِلْكَ ٱلْأَمْثَٰلُ نَضْرِبُهَا لِلنَّاسِ ۖ وَمَا يَعْقِلُهَآ إِلَّا ٱلْعَٰلِمُونَ ﴿٤٣﴾

Deze vergelijking stellen wij den menschen voor; maar niemand verstaat die; behalve de denkende.

Leemhuis

En deze vergelijkingen maken Wij voor de mensen, maar zij begrijpen ze niet, behalve degenen die over kennis beschikken.

Siregar

En deze vergelijkingen maken Wij voor de mensen, maar zij begrijpen ze niet, behalve degenen die over kennis beschikken.

خَلَقَ ٱللَّهُ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضَ بِٱلْحَقِّ ۚ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَءَايَةًۭ لِّلْمُؤْمِنِينَ ﴿٤٤﴾

God heeft de hemelen en de aarde in waarheid geschapen; waarlijk, hierin is een teeken voor de ware geloovigen.

Leemhuis

Allah schiep de hemelen en de aarde in waarheid. Voorwaar, daarin is zeker een Teken voor de gelovigen.

Siregar

Allah schiep de hemelen en de aarde in waarheid. Voorwaar, daarin is zeker een Teken voor de gelovigen.

ٱتْلُ مَآ أُوحِىَ إِلَيْكَ مِنَ ٱلْكِتَٰبِ وَأَقِمِ ٱلصَّلَوٰةَ ۖ إِنَّ ٱلصَّلَوٰةَ تَنْهَىٰ عَنِ ٱلْفَحْشَآءِ وَٱلْمُنكَرِ ۗ وَلَذِكْرُ ٱللَّهِ أَكْبَرُ ۗ وَٱللَّهُ يَعْلَمُ مَا تَصْنَعُونَ ﴿٤٥﴾

Herdenkt wat u van het boek des Korans werd geopenbaard, en weest standvastig in het gebed; want het gebed behoedt den mensch voor vele misdaden en voor hetgeen laakbaar is, en de herdenkingen van God is zeker een der belangrijkste plichten: God weet wat gij doet.

Leemhuis

Draag voor (O Moehammad) wat aan jou in het Boek geopenbaard is en onderhoud de shalât. Voorwaat, de shalât weerhoudt van de gruweldaad en het verwerpelijke. Zeker, het gedenken van Allah (de shalât) is groter en Allah weet wat jullie bedrijven.

Siregar

Draag voor (O Moehammad) wat aan jou in het Boek geopenbaard is en onderhoud de shalât. Voorwaat, de shalât weerhoudt van de gruweldaad en het verwerpelijke. Zeker, het gedenken van Allah (de shalât) is groter en Allah weet wat jullie bedrijven.

۞ وَلَا تُجَٰدِلُوٓا۟ أَهْلَ ٱلْكِتَٰبِ إِلَّا بِٱلَّتِى هِىَ أَحْسَنُ إِلَّا ٱلَّذِينَ ظَلَمُوا۟ مِنْهُمْ ۖ وَقُولُوٓا۟ ءَامَنَّا بِٱلَّذِىٓ أُنزِلَ إِلَيْنَا وَأُنزِلَ إِلَيْكُمْ وَإِلَٰهُنَا وَإِلَٰهُكُمْ وَٰحِدٌۭ وَنَحْنُ لَهُۥ مُسْلِمُونَ ﴿٤٦﴾

Twist niet met hen die de schriften hebben ontvangen dan op de zachtste wijze, behalve met diegene van hen, welke zich slecht tegenover u gedragen, en zeg: Wij gelooven in de openbaring, welke ons werd nedergezonden en ook in hetgeen u werd nedergezonden. Onze God en uw God is één, en hem zijn wij onderworpen.

Leemhuis

En redetwist niet anders dan op de beste wijze met de lieden van de Schrift, behalve met de onrechtplegers onder hen. En zegt: \"Wij geloven in wat aan ons is neergezonden en in wat aan jullie is neergezonden; en onze God en jullie God is Één, en wij hebben ons am Hem overgegeven.

Siregar

En redetwist niet anders dan op de beste wijze met de lieden van de Schrift, behalve met de onrechtplegers onder hen. En zegt: \"Wij geloven in wat aan ons is neergezonden en in wat aan jullie is neergezonden; en onze God en jullie God is Één, en wij hebben ons am Hem overgegeven.

وَكَذَٰلِكَ أَنزَلْنَآ إِلَيْكَ ٱلْكِتَٰبَ ۚ فَٱلَّذِينَ ءَاتَيْنَٰهُمُ ٱلْكِتَٰبَ يُؤْمِنُونَ بِهِۦ ۖ وَمِنْ هَٰٓؤُلَآءِ مَن يُؤْمِنُ بِهِۦ ۚ وَمَا يَجْحَدُ بِـَٔايَٰتِنَآ إِلَّا ٱلْكَٰفِرُونَ ﴿٤٧﴾

Zoo hebben wij u het boek van den Koran nedergezonden, en zij aan wie wij de vroegere schriften hebben gegeven, gelooven daarin; en onder deze Arabieren zijn er ook die daarin gelooven, en niemand verwerpt onze teekenen, behalve de hardnekkige ongeloovigen.

Leemhuis

En zo hebben Wij aan jou het Boek neergezonden. Degenen aan wie Wij de Schrift (de Taurât) hebben gegeven. zij geloven erin (in de Koran) en onder dezen (de bewoners van Mekkah) zijn er die erin geloven. En niemand verwerpt Onze Verzen dan de ongelovigen.

Siregar

En zo hebben Wij aan jou het Boek neergezonden. Degenen aan wie Wij de Schrift (de Taurât) hebben gegeven. zij geloven erin (in de Koran) en onder dezen (de bewoners van Mekkah) zijn er die erin geloven. En niemand verwerpt Onze Verzen dan de ongelovigen.

وَمَا كُنتَ تَتْلُوا۟ مِن قَبْلِهِۦ مِن كِتَٰبٍۢ وَلَا تَخُطُّهُۥ بِيَمِينِكَ ۖ إِذًۭا لَّٱرْتَابَ ٱلْمُبْطِلُونَ ﴿٤٨﴾

Gij kondt geen (goddelijk) boek voor dit lezen, noch kondt gij het met uwe rechterhand schrijven. Toen zouden de tegensprekers terecht aan den goddelijken oorsprong daarvan hebben getwijfeld.

Leemhuis

En daarvóór heb jij nooit een boek gelezen, en jij hebt nooit iets ervan met je rechterhand geschreven. Anders zouden de ontkenners zeker twijfelen.

Siregar

En daarvóór heb jij nooit een boek gelezen, en jij hebt nooit iets ervan met je rechterhand geschreven. Anders zouden de ontkenners zeker twijfelen.

بَلْ هُوَ ءَايَٰتٌۢ بَيِّنَٰتٌۭ فِى صُدُورِ ٱلَّذِينَ أُوتُوا۟ ٱلْعِلْمَ ۚ وَمَا يَجْحَدُ بِـَٔايَٰتِنَآ إِلَّا ٱلظَّٰلِمُونَ ﴿٤٩﴾

Maar het geeft duidelijke teekens in de borst dergenen die verstand hebben ontvangen; want niemand verwerpt onze teekenen; behalve de onrechtvaardigen.

Leemhuis

Het zijn zelfs duidelijke Verzen in de harten van degenen aan wie de kennis is gegeven. En niemand verwerpt Onze Verzen dan de onrechtvaardigen.

Siregar

Het zijn zelfs duidelijke Verzen in de harten van degenen aan wie de kennis is gegeven. En niemand verwerpt Onze Verzen dan de onrechtvaardigen.

وَقَالُوا۟ لَوْلَآ أُنزِلَ عَلَيْهِ ءَايَٰتٌۭ مِّن رَّبِّهِۦ ۖ قُلْ إِنَّمَا ٱلْءَايَٰتُ عِندَ ٱللَّهِ وَإِنَّمَآ أَنَا۠ نَذِيرٌۭ مُّبِينٌ ﴿٥٠﴾

Zij zeggen: Zoolang geen teeken van zijn Heer wordt nedergezonden, zullen wij niet gelooven. Antwoord: Teekenen zijn alleen in de macht van God, en ik ben slechts een openbaar prediker.

Leemhuis

En zij zeiden: \"Was er maar een Teken (wonder) van zijn Heer aan hem gezonden?\" Zeg: \"Voorwaar, de Tekenen zijn slechts bij Allah. En voorwaar, ik ben slechts een duidelijke waarschuwer.\"

Siregar

En zij zeiden: \"Was er maar een Teken (wonder) van zijn Heer aan hem gezonden?\" Zeg: \"Voorwaar, de Tekenen zijn slechts bij Allah. En voorwaar, ik ben slechts een duidelijke waarschuwer.\"

أَوَلَمْ يَكْفِهِمْ أَنَّآ أَنزَلْنَا عَلَيْكَ ٱلْكِتَٰبَ يُتْلَىٰ عَلَيْهِمْ ۚ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَرَحْمَةًۭ وَذِكْرَىٰ لِقَوْمٍۢ يُؤْمِنُونَ ﴿٥١﴾

Is het niet toereikend voor hen, dat wij u het boek van den Koran hebben nedergezonden om hun voorgelezen te worden? Waarlijk, hierin is eene genade en eene vermaning voor hen die gelooven.

Leemhuis

Is het voor hen niet voldoende dat Wij aan jou het Boek hebben neergezonden, dat aan hen wordt voorgedragen? Voomaar, daarin is zeker barmhartigheid en een vermaning voor een volk dat gelooft.

Siregar

Is het voor hen niet voldoende dat Wij aan jou het Boek hebben neergezonden, dat aan hen wordt voorgedragen? Voomaar, daarin is zeker barmhartigheid en een vermaning voor een volk dat gelooft.

قُلْ كَفَىٰ بِٱللَّهِ بَيْنِى وَبَيْنَكُمْ شَهِيدًۭا ۖ يَعْلَمُ مَا فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۗ وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ بِٱلْبَٰطِلِ وَكَفَرُوا۟ بِٱللَّهِ أُو۟لَٰٓئِكَ هُمُ ٱلْخَٰسِرُونَ ﴿٥٢﴾

Zeg: God is een toereikende getuige tusschen mij en u. Hij kent alles wat in den hemel en op aarde is, en zij die in ijdele afgoden gelooven en God loochenen, zullen gestraft worden.

Leemhuis

Zeg: \"Allah is voldoende als Getuige tussen mij en jullie.\" Hij kent wat er in de hemelen en op de aarde is. En degenen die in de valsheid geloven en aan Allah ongelovig zijn: zij zijn de verliezers.

Siregar

Zeg: \"Allah is voldoende als Getuige tussen mij en jullie.\" Hij kent wat er in de hemelen en op de aarde is. En degenen die in de valsheid geloven en aan Allah ongelovig zijn: zij zijn de verliezers.

وَيَسْتَعْجِلُونَكَ بِٱلْعَذَابِ ۚ وَلَوْلَآ أَجَلٌۭ مُّسَمًّۭى لَّجَآءَهُمُ ٱلْعَذَابُ وَلَيَأْتِيَنَّهُم بَغْتَةًۭ وَهُمْ لَا يَشْعُرُونَ ﴿٥٣﴾

Zij zullen van u eischen, dat gij de straf verhaast, welke zij u tarten op hen te doen nederkomen. Indien er echter geen bepaalde tijd voor hun uitstel ware geweest, zou de straf reeds op hen zijn nedergekomen; maar zij zal hen zekerlijk plotseling overvallen, en zij zullen het niet voorzien.

Leemhuis

En zij vragen jou om de bestraffing te laten bespoedigen. En als er geen vastgestelde termijn was, dan zou de bestraffing zeker reeds tot hen zijn gekomen. En die zal zeker plotseling tot hen komen, terwijl zij het niet beseffen.

Siregar

En zij vragen jou om de bestraffing te laten bespoedigen. En als er geen vastgestelde termijn was, dan zou de bestraffing zeker reeds tot hen zijn gekomen. En die zal zeker plotseling tot hen komen, terwijl zij het niet beseffen.

يَسْتَعْجِلُونَكَ بِٱلْعَذَابِ وَإِنَّ جَهَنَّمَ لَمُحِيطَةٌۢ بِٱلْكَٰفِرِينَ ﴿٥٤﴾

Zij eischen van u, dat gij spoedig een wraak op hen zult doen nederkomen; maar de hel zal de ongeloovigen zekerlijk omringen.

Leemhuis

Zij vragen jou om de bestraffing te laten bespoedigen. En voorwaar, de Hel omsluit zeker de ongelovigen.

Siregar

Zij vragen jou om de bestraffing te laten bespoedigen. En voorwaar, de Hel omsluit zeker de ongelovigen.

يَوْمَ يَغْشَىٰهُمُ ٱلْعَذَابُ مِن فَوْقِهِمْ وَمِن تَحْتِ أَرْجُلِهِمْ وَيَقُولُ ذُوقُوا۟ مَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٥٥﴾

Op een zekeren dag zal hunne straf hen plotseling overvallen; zoowel van boven hen als van onder hunne voeten zal God hun toeroepen: Proef de vergelding van hetgeen gij hebt bedreven.

Leemhuis

Op die Dag bedekt de bestraffing hen, van boven ben en van onder hun voeten. En Hij zal zeggen: \"Proeft wat jullie plachten te doen.\"

Siregar

Op die Dag bedekt de bestraffing hen, van boven ben en van onder hun voeten. En Hij zal zeggen: \"Proeft wat jullie plachten te doen.\"

يَٰعِبَادِىَ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ إِنَّ أَرْضِى وَٰسِعَةٌۭ فَإِيَّٰىَ فَٱعْبُدُونِ ﴿٥٦﴾

O mijne dienaren, die geloofd hebt; waarlijk, mijne aarde is ruim; dient mij dus.

Leemhuis

O Mijn dienaren die geloven: voorwaar, Mijn aarde is wijd, aanbidt daarom slechts Mij.

Siregar

O Mijn dienaren die geloven: voorwaar, Mijn aarde is wijd, aanbidt daarom slechts Mij.

كُلُّ نَفْسٍۢ ذَآئِقَةُ ٱلْمَوْتِ ۖ ثُمَّ إِلَيْنَا تُرْجَعُونَ ﴿٥٧﴾

Iedere ziel zal den dood ondergaan; daarna zult gij tot ons terug keeren.

Leemhuis

Elke ziet zal de dood ervaren, Daarna zullen jullie tot Ons worden teruggekeerd.

Siregar

Elke ziet zal de dood ervaren, Daarna zullen jullie tot Ons worden teruggekeerd.

وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّٰلِحَٰتِ لَنُبَوِّئَنَّهُم مِّنَ ٱلْجَنَّةِ غُرَفًۭا تَجْرِى مِن تَحْتِهَا ٱلْأَنْهَٰرُ خَٰلِدِينَ فِيهَا ۚ نِعْمَ أَجْرُ ٱلْعَٰمِلِينَ ﴿٥٨﴾

En wat hen betreft die geloofd en rechtvaardigheid uitgeoefend zullen hebben, wij zullen hen zekerlijk in de hoogere gedeelten van het paradijs huisvesten; rivieren zullen onder hen stroomen, en eeuwig zullen zij daar verblijven. Hoe heerlijk zal de belooning zijn van hen, die rechtvaardigheid hebben uitgeoefend!

Leemhuis

En voor degenen die geloven en goede werken verrichten zullen Wij zeker in het Paradijs hoge verblijven plaatsen, waar onder door de rivieren stromen. Zij zijn daarin eeuwiglevenden. De beste beloning is voor hen die (goede) werken verrichten.

Siregar

En voor degenen die geloven en goede werken verrichten zullen Wij zeker in het Paradijs hoge verblijven plaatsen, waar onder door de rivieren stromen. Zij zijn daarin eeuwiglevenden. De beste beloning is voor hen die (goede) werken verrichten.

ٱلَّذِينَ صَبَرُوا۟ وَعَلَىٰ رَبِّهِمْ يَتَوَكَّلُونَ ﴿٥٩﴾

Die met geduld volharden en hun vertrouwen in den Heer stellen.

Leemhuis

Degenen die geduld hebben en op hun Heer vertrouwen.

Siregar

Degenen die geduld hebben en op hun Heer vertrouwen.

وَكَأَيِّن مِّن دَآبَّةٍۢ لَّا تَحْمِلُ رِزْقَهَا ٱللَّهُ يَرْزُقُهَا وَإِيَّاكُمْ ۚ وَهُوَ ٱلسَّمِيعُ ٱلْعَلِيمُ ﴿٦٠﴾

Hoe vele dieren zijn er niet die voor hun voedsel niet zorgen? God is het die hen en u voorziet, en hij hoort en kent alles.

Leemhuis

En hoeveel levende wezens zijn er niet, die niet over hun levensondeoud beschikken? Allah voorziet hen en jullie ook. En Hij is Alhorend, Alwetend.

Siregar

En hoeveel levende wezens zijn er niet, die niet over hun levensondeoud beschikken? Allah voorziet hen en jullie ook. En Hij is Alhorend, Alwetend.

وَلَئِن سَأَلْتَهُم مَّنْ خَلَقَ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضَ وَسَخَّرَ ٱلشَّمْسَ وَٱلْقَمَرَ لَيَقُولُنَّ ٱللَّهُ ۖ فَأَنَّىٰ يُؤْفَكُونَ ﴿٦١﴾

Waarlijk, indien gij de bewoners van Mekka vraagt: Wie heeft de hemelen en de aarde geschapen, en de zon en de maan gedwongen hunnen loop te volgen? zullen zij antwoorden: God. Waarom liegen zij dan in de erkenning van andere goden?

Leemhuis

En als je kun vraagt wie de hemelen en de aarde heeft geschapen en wie de zon en de maan heeft onderworpen, dan zullen zij zeker zeggen: \"Allah.\" Hoe komt het dan, dat zij zo bedrogen worden?

Siregar

En als je kun vraagt wie de hemelen en de aarde heeft geschapen en wie de zon en de maan heeft onderworpen, dan zullen zij zeker zeggen: \"Allah.\" Hoe komt het dan, dat zij zo bedrogen worden?

ٱللَّهُ يَبْسُطُ ٱلرِّزْقَ لِمَن يَشَآءُ مِنْ عِبَادِهِۦ وَيَقْدِرُ لَهُۥٓ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ بِكُلِّ شَىْءٍ عَلِيمٌۭ ﴿٦٢﴾

God voorziet diegenen zijner dienaren met overvloed welke hem behagen, en is karig omtrent hen indien het hem behaagt; want God is alwetend.

Leemhuis

Allah verruimt de voorzieningen voor wie Hij wil van Zijn dienaren, en Hij beperkt voor hen. Voorwaar, Allah is Alwetend over alle dingen.

Siregar

Allah verruimt de voorzieningen voor wie Hij wil van Zijn dienaren, en Hij beperkt voor hen. Voorwaar, Allah is Alwetend over alle dingen.

وَلَئِن سَأَلْتَهُم مَّن نَّزَّلَ مِنَ ٱلسَّمَآءِ مَآءًۭ فَأَحْيَا بِهِ ٱلْأَرْضَ مِنۢ بَعْدِ مَوْتِهَا لَيَقُولُنَّ ٱللَّهُ ۚ قُلِ ٱلْحَمْدُ لِلَّهِ ۚ بَلْ أَكْثَرُهُمْ لَا يَعْقِلُونَ ﴿٦٣﴾

Waarlijk, indien gij hun vraagt: Wie zendt den regen van den hemel en verkwikt daardoor de aarde, nadat die reeds dood was? zullen zij antwoorden: God. Zeg: God zij geloofd! Maar het grootste deel hunner begrijpen niet.

Leemhuis

En als jij hun vraagt wie uit de hemel water doet neerkomen en dan de aarde daarmee tot leven brengt na haar dood, dan zeggen zij zeker: \"Allah.\" Zeg: \"Alle lof zij Allah.\" Maar de meesten van hen begrijpen het niet.

Siregar

En als jij hun vraagt wie uit de hemel water doet neerkomen en dan de aarde daarmee tot leven brengt na haar dood, dan zeggen zij zeker: \"Allah.\" Zeg: \"Alle lof zij Allah.\" Maar de meesten van hen begrijpen het niet.

وَمَا هَٰذِهِ ٱلْحَيَوٰةُ ٱلدُّنْيَآ إِلَّا لَهْوٌۭ وَلَعِبٌۭ ۚ وَإِنَّ ٱلدَّارَ ٱلْءَاخِرَةَ لَهِىَ ٱلْحَيَوَانُ ۚ لَوْ كَانُوا۟ يَعْلَمُونَ ﴿٦٤﴾

Het tegenwoordige leven is slechts een tijdverdrijf en een spel; maar het toekomstige verblijf in het paradijs is het werkelijke leven. Indien zij dit wisten, zouden zij het eerste niet boven het laatste verkiezen.

Leemhuis

En dit wereldse leven is niets dan vermaak en spel. En voorwaar, het Huis van het Hiernamaals is zeker het echte leven, als zij het wisten!

Siregar

En dit wereldse leven is niets dan vermaak en spel. En voorwaar, het Huis van het Hiernamaals is zeker het echte leven, als zij het wisten!

فَإِذَا رَكِبُوا۟ فِى ٱلْفُلْكِ دَعَوُا۟ ٱللَّهَ مُخْلِصِينَ لَهُ ٱلدِّينَ فَلَمَّا نَجَّىٰهُمْ إِلَى ٱلْبَرِّ إِذَا هُمْ يُشْرِكُونَ ﴿٦٥﴾

Als zij in een schip zeilen, roepen zij God aan, en belijden hem oprechtelijk den waren godsdienst; maar als hij hen veilig aan land brengt, keeren zij tot hunnen afgodendienst terug;

Leemhuis

En als zij op de schepen varen, dan roepen zij Allah aan. Hem zuiver aanbiddend. Maar zodra Hij hen dan heeft gered (en) aan land heeft gebracht, dan kennen zij deelgenoten (aan Allah) toe.

Siregar

En als zij op de schepen varen, dan roepen zij Allah aan. Hem zuiver aanbiddend. Maar zodra Hij hen dan heeft gered (en) aan land heeft gebracht, dan kennen zij deelgenoten (aan Allah) toe.

لِيَكْفُرُوا۟ بِمَآ ءَاتَيْنَٰهُمْ وَلِيَتَمَتَّعُوا۟ ۖ فَسَوْفَ يَعْلَمُونَ ﴿٦٦﴾

Om zich ondankbaar te betoonen voor datgene wat wij hun hebben geschonken, en opdat zij de vermaken van dit leven zouden mogen genieten; maar hierna zullen zij de ontknooping kennen.

Leemhuis

Om hun ondankbaarheid te tonen voor wat Wij hun gegeven hebben en om te genieten. Spoedig zuilen zij het te weten.

Siregar

Om hun ondankbaarheid te tonen voor wat Wij hun gegeven hebben en om te genieten. Spoedig zuilen zij het te weten.

أَوَلَمْ يَرَوْا۟ أَنَّا جَعَلْنَا حَرَمًا ءَامِنًۭا وَيُتَخَطَّفُ ٱلنَّاسُ مِنْ حَوْلِهِمْ ۚ أَفَبِٱلْبَٰطِلِ يُؤْمِنُونَ وَبِنِعْمَةِ ٱللَّهِ يَكْفُرُونَ ﴿٦٧﴾

Zien zij niet dat wij het grondgebied van Mekka tot eene onschendbare en zekere wijkplaats hebben gemaakt, terwijl de menschen in den omtrek worden geplunderd? Gelooven zij daarom in datgene wat ijdel is, en erkennen niet Gods goedheid?

Leemhuis

En zim zij niet dat Wij, een gewijd veilig (land) hebben gemaakt, terwijl de mensen om hen heen worden verdreven? Geloven zij dan in de valsheid en ontkennen zij de gunst van Allah?

Siregar

En zim zij niet dat Wij, een gewijd veilig (land) hebben gemaakt, terwijl de mensen om hen heen worden verdreven? Geloven zij dan in de valsheid en ontkennen zij de gunst van Allah?

وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّنِ ٱفْتَرَىٰ عَلَى ٱللَّهِ كَذِبًا أَوْ كَذَّبَ بِٱلْحَقِّ لَمَّا جَآءَهُۥٓ ۚ أَلَيْسَ فِى جَهَنَّمَ مَثْوًۭى لِّلْكَٰفِرِينَ ﴿٦٨﴾

Maar wie is onrechtvaardiger dan hij die eene logen tegen God uitdenkt, of de waarheid loochent, nadat die tot hem is gekomen? Is de hel niet het verblijf voor de ongeloovigen?

Leemhuis

En wie is er onrechtvaardiger dan wie er een leugen over Allah verzint of de Waarheid loochent wanneer die tot hem is gekomen? Is de Hel niet de plaats voor de ongelovigen?

Siregar

En wie is er onrechtvaardiger dan wie er een leugen over Allah verzint of de Waarheid loochent wanneer die tot hem is gekomen? Is de Hel niet de plaats voor de ongelovigen?

وَٱلَّذِينَ جَٰهَدُوا۟ فِينَا لَنَهْدِيَنَّهُمْ سُبُلَنَا ۚ وَإِنَّ ٱللَّهَ لَمَعَ ٱلْمُحْسِنِينَ ﴿٦٩﴾

Wie zijne uiterste pogingen aanwendt om onzen waren godsdienst voort te planten, dien zullen wij op onze wegen leiden; want God is met den rechtvaardige.

Leemhuis

En degenen die omwille van Ons streven, die zullen Wij zeker Leiding schenken op Onze wegen. En voorwaar, Allah is zeker met de weldoeners.

Siregar

En degenen die omwille van Ons streven, die zullen Wij zeker Leiding schenken op Onze wegen. En voorwaar, Allah is zeker met de weldoeners.