Setting
Surah The Standard [Al-Furqan] in Dutch
تَبَارَكَ ٱلَّذِى نَزَّلَ ٱلْفُرْقَانَ عَلَىٰ عَبْدِهِۦ لِيَكُونَ لِلْعَٰلَمِينَ نَذِيرًا ﴿١﴾
Gezegend zij hij die den Forkan aan zijn dienaar heeft geopenbaard, opdat deze een prediker voor alle schepselen zou zijn;
Gezegend is Degene Die de Foerqân (de Koran) heeft neergezonden naar Zijn dienaar, opdat hij een waarschuwer voor de werelden zal zijn.
Gezegend is Degene Die de Foerqân (de Koran) heeft neergezonden naar Zijn dienaar, opdat hij een waarschuwer voor de werelden zal zijn.
ٱلَّذِى لَهُۥ مُلْكُ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ وَلَمْ يَتَّخِذْ وَلَدًۭا وَلَمْ يَكُن لَّهُۥ شَرِيكٌۭ فِى ٱلْمُلْكِ وَخَلَقَ كُلَّ شَىْءٍۢ فَقَدَّرَهُۥ تَقْدِيرًۭا ﴿٢﴾
Aan wien het koninkrijk des hemels en der aarde behoort; die geene nakomelingschap heeft geteeld, en geen deelgenoot in zijn koninkrijk heeft; die alle dingen heeft geschapen en daarover naar zijn bepaalden wil beschikt.
Hij is Degene aan wie het koninkrijk van de hemelen en de aarde toebehoort. En Hij neemt Zich nooit een zoon en Hij heeft geen deelgenoot in het koninkrijk. En Hij schiep alles en Hij bepaalt alles nauwkeurig.
Hij is Degene aan wie het koninkrijk van de hemelen en de aarde toebehoort. En Hij neemt Zich nooit een zoon en Hij heeft geen deelgenoot in het koninkrijk. En Hij schiep alles en Hij bepaalt alles nauwkeurig.
وَٱتَّخَذُوا۟ مِن دُونِهِۦٓ ءَالِهَةًۭ لَّا يَخْلُقُونَ شَيْـًۭٔا وَهُمْ يُخْلَقُونَ وَلَا يَمْلِكُونَ لِأَنفُسِهِمْ ضَرًّۭا وَلَا نَفْعًۭا وَلَا يَمْلِكُونَ مَوْتًۭا وَلَا حَيَوٰةًۭ وَلَا نُشُورًۭا ﴿٣﴾
Zij hebben buiten hem andere goden gekozen, die niets hebben geschapen, maar zelven geschapen zijn. En die noch in staat zijn het kwaad van zich af te weren, noch zich het goede te verschaffen, en die noch over den dood, noch over het leven bevelen, noch de kracht bezitten, waardoor de dooden weder worden opgewekt.
Toch namen zij naast Hem goden die niets schiepen en die niet bij machte zijn zelf kwaad (af te wenden) en goed (te doen) en geen macht hebben over leven en niet over de dood en over het opwekken.
Toch namen zij naast Hem goden die niets schiepen en die niet bij machte zijn zelf kwaad (af te wenden) en goed (te doen) en geen macht hebben over leven en niet over de dood en over het opwekken.
وَقَالَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوٓا۟ إِنْ هَٰذَآ إِلَّآ إِفْكٌ ٱفْتَرَىٰهُ وَأَعَانَهُۥ عَلَيْهِ قَوْمٌ ءَاخَرُونَ ۖ فَقَدْ جَآءُو ظُلْمًۭا وَزُورًۭا ﴿٤﴾
En de ongeloovigen zeggen: Deze Koran is niets anders dan eene door hem uitgedachte leugen, en anderen hebben hem daarin bijgestaan; maar zij spraken eene onrechtvaardige zaak en eene leugen uit.
En degenen die ongelovig zijn, zeggen: \"Dit is slechts een leugen die hij verzonnen heeft en waar een ander volk hem bij geholpen heeft.\" Waarlijk, zij kwamen met onrecht en leugens.
En degenen die ongelovig zijn, zeggen: \"Dit is slechts een leugen die hij verzonnen heeft en waar een ander volk hem bij geholpen heeft.\" Waarlijk, zij kwamen met onrecht en leugens.
وَقَالُوٓا۟ أَسَٰطِيرُ ٱلْأَوَّلِينَ ٱكْتَتَبَهَا فَهِىَ تُمْلَىٰ عَلَيْهِ بُكْرَةًۭ وَأَصِيلًۭا ﴿٥﴾
Zij zeggen ook: Dit zijn fabelen der ouden, welke hij heeft doen nederschrijven, en zij worden hem des ochtends en des avonds voorgezegd.
En zij zeiden: \"(Dit zijn) fabels van de vroegeren die hij heeft laten opschrijven en zij worden hem 's morgens en 's avonds voorgelezen.
En zij zeiden: \"(Dit zijn) fabels van de vroegeren die hij heeft laten opschrijven en zij worden hem 's morgens en 's avonds voorgelezen.
قُلْ أَنزَلَهُ ٱلَّذِى يَعْلَمُ ٱلسِّرَّ فِى ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۚ إِنَّهُۥ كَانَ غَفُورًۭا رَّحِيمًۭا ﴿٦﴾
Zeg: Het is geopenbaard door hem, die de geheimen van hemel en aarde kent. Waarlijk, hij is barmhartig en genadig.
Zeg (O Moehammad): \"Hij heeft hem (de Koran) neergezonden, Degene Die het geheim in de hemelen en op de aarde kent. Voorwaar, Hij is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.\"
Zeg (O Moehammad): \"Hij heeft hem (de Koran) neergezonden, Degene Die het geheim in de hemelen en op de aarde kent. Voorwaar, Hij is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.\"
وَقَالُوا۟ مَالِ هَٰذَا ٱلرَّسُولِ يَأْكُلُ ٱلطَّعَامَ وَيَمْشِى فِى ٱلْأَسْوَاقِ ۙ لَوْلَآ أُنزِلَ إِلَيْهِ مَلَكٌۭ فَيَكُونَ مَعَهُۥ نَذِيرًا ﴿٧﴾
En zij zeggen: Welk soort gezant is deze? Hij nuttigt voedsel en wandelt in de straten. Zooals wij doen. Tot hem een engel zal worden nedergezonden om met hem te prediken;
En zij zeiden: \"Wat is dat voor Boodschapper, die voedsel eet en op de markten rondgaat, waarom is hem geen Engel gezonden, zodat hij niet hem een waarschuwer is?
En zij zeiden: \"Wat is dat voor Boodschapper, die voedsel eet en op de markten rondgaat, waarom is hem geen Engel gezonden, zodat hij niet hem een waarschuwer is?
أَوْ يُلْقَىٰٓ إِلَيْهِ كَنزٌ أَوْ تَكُونُ لَهُۥ جَنَّةٌۭ يَأْكُلُ مِنْهَا ۚ وَقَالَ ٱلظَّٰلِمُونَ إِن تَتَّبِعُونَ إِلَّا رَجُلًۭا مَّسْحُورًا ﴿٨﴾
Of tot hem een schat worde nedergezonden, of hij een tuin bezitte, van welks vruchten hij mag eten, zullen wij niet gelooven. De goddeloozen zeggen ook: Gij volgt slechts een betooverd man.
Of is hem geen schat geschonken of heeft hij geen tuin, waar hij van kan eten?\" En de onrechtvaardigen zeiden: \"Jullie volgen slechts een bezeten man.\"
Of is hem geen schat geschonken of heeft hij geen tuin, waar hij van kan eten?\" En de onrechtvaardigen zeiden: \"Jullie volgen slechts een bezeten man.\"
ٱنظُرْ كَيْفَ ضَرَبُوا۟ لَكَ ٱلْأَمْثَٰلَ فَضَلُّوا۟ فَلَا يَسْتَطِيعُونَ سَبِيلًۭا ﴿٩﴾
Zie wat zij nopens u denken; maar zij zijn verdwaald, en zullen nimmer, eene juiste gelegenheid hebben, om het licht te vinden,
Zie hoe zij niet jou vergelijkingen maken; zij dwalen en zijn niet in staat een weg (te vinden).
Zie hoe zij niet jou vergelijkingen maken; zij dwalen en zijn niet in staat een weg (te vinden).
تَبَارَكَ ٱلَّذِىٓ إِن شَآءَ جَعَلَ لَكَ خَيْرًۭا مِّن ذَٰلِكَ جَنَّٰتٍۢ تَجْرِى مِن تَحْتِهَا ٱلْأَنْهَٰرُ وَيَجْعَل لَّكَ قُصُورًۢا ﴿١٠﴾
Gezegend zij hij, die, wanneer het hem behaagt, eene betere belooning voor u zal bereiden, dan diegene waarvan zij spreken; namelijk tuinen, door welke rivieren stroomen, en hij zal u paleizen schenken.
Gezegend is Degene Die, als Hij dat wil, jou beter dan dat schenkt: tuinen waar onder door de rivieren stromen en Hij schenkt jou paleizen.
Gezegend is Degene Die, als Hij dat wil, jou beter dan dat schenkt: tuinen waar onder door de rivieren stromen en Hij schenkt jou paleizen.
بَلْ كَذَّبُوا۟ بِٱلسَّاعَةِ ۖ وَأَعْتَدْنَا لِمَن كَذَّبَ بِٱلسَّاعَةِ سَعِيرًا ﴿١١﴾
Maar zij verwerpen het geloof aan het uur des oordeels als eene leugen. En wij hebben voor hen, die het geloof aan dat uur verwerpen, een brandend vuur gereed gemaakt;
Maar nee, zij loochenen het Uur. En Wij hebben voor wie het Uur loochent een laaiend vuur (de Hel) gereedgemaakt.
Maar nee, zij loochenen het Uur. En Wij hebben voor wie het Uur loochent een laaiend vuur (de Hel) gereedgemaakt.
إِذَا رَأَتْهُم مِّن مَّكَانٍۭ بَعِيدٍۢ سَمِعُوا۟ لَهَا تَغَيُّظًۭا وَزَفِيرًۭا ﴿١٢﴾
Als het hen van verre zal zien, zal het vreeselijk brullen en woeden.
Wanneer dat (vuur) hen van een verre plaats ziet horen zij haar gesteun en gekrijs.
Wanneer dat (vuur) hen van een verre plaats ziet horen zij haar gesteun en gekrijs.
وَإِذَآ أُلْقُوا۟ مِنْهَا مَكَانًۭا ضَيِّقًۭا مُّقَرَّنِينَ دَعَوْا۟ هُنَالِكَ ثُبُورًۭا ﴿١٣﴾
En als zij, te zamen gebonden, in een enge plaats daarvan zullen worden geworpen, zullen zij daar om den dood roepen,
En wanneer zij er gebonden uitgeworpen werden naar een enge plaats, dan smeken zij daar om vernietiging.
En wanneer zij er gebonden uitgeworpen werden naar een enge plaats, dan smeken zij daar om vernietiging.
لَّا تَدْعُوا۟ ٱلْيَوْمَ ثُبُورًۭا وَٰحِدًۭا وَٱدْعُوا۟ ثُبُورًۭا كَثِيرًۭا ﴿١٤﴾
Maar men zal hun antwoorden: Roep heden niet om één dood, maar roep om verscheiden dooden.
Smeekt op die Dag niet om één vernietiging, smeekt om vele vernietigingen!
Smeekt op die Dag niet om één vernietiging, smeekt om vele vernietigingen!
قُلْ أَذَٰلِكَ خَيْرٌ أَمْ جَنَّةُ ٱلْخُلْدِ ٱلَّتِى وُعِدَ ٱلْمُتَّقُونَ ۚ كَانَتْ لَهُمْ جَزَآءًۭ وَمَصِيرًۭا ﴿١٥﴾
Zeg: Is dit beter, of een tuin van eeuwigen duur, die den vrome is beloofd? Deze zal hun als een belooning en een verblijf worden gegeven.
Zeg: \"Is dat beter of de eeuwige tuin (het Paradijs) die aan de Moettaqôen beloofd is? Het is voor hen een beloning en een eindbestemming.\"
Zeg: \"Is dat beter of de eeuwige tuin (het Paradijs) die aan de Moettaqôen beloofd is? Het is voor hen een beloning en een eindbestemming.\"
لَّهُمْ فِيهَا مَا يَشَآءُونَ خَٰلِدِينَ ۚ كَانَ عَلَىٰ رَبِّكَ وَعْدًۭا مَّسْـُٔولًۭا ﴿١٦﴾
Daarin zullen zij alles hebben wat hun behaagt, terwijl zij daarin eeuwig zullen verblijven. Dit is eene belofte, welke zij uit de handen van hunnen heer kunnen vorderen.
Voor hen is daarin alles wat zij wensen; eeuwig levend (daarin): het is een belofte van jouw Heer, waarnaar gevraagd mag worden.
Voor hen is daarin alles wat zij wensen; eeuwig levend (daarin): het is een belofte van jouw Heer, waarnaar gevraagd mag worden.
وَيَوْمَ يَحْشُرُهُمْ وَمَا يَعْبُدُونَ مِن دُونِ ٱللَّهِ فَيَقُولُ ءَأَنتُمْ أَضْلَلْتُمْ عِبَادِى هَٰٓؤُلَآءِ أَمْ هُمْ ضَلُّوا۟ ٱلسَّبِيلَ ﴿١٧﴾
Op een zekeren dag zal hij hen verzamelen, en alles wat zij naast God aanbidden, en hij zal tot de aangebedenen zeggen: Hebt gij deze mijne dienaren verleid, of dwaalden zij uit eigen beweging van den rechten weg af?
En op de Dag waarop Hij hen en wat zij naast Allah aanbidden zal verzamelen, zal Hij zeggen: jullie het, die Mijn dienaren deden dwalen, of zijn zij zelf van de Weg gedwaald?\"
En op de Dag waarop Hij hen en wat zij naast Allah aanbidden zal verzamelen, zal Hij zeggen: jullie het, die Mijn dienaren deden dwalen, of zijn zij zelf van de Weg gedwaald?\"
قَالُوا۟ سُبْحَٰنَكَ مَا كَانَ يَنۢبَغِى لَنَآ أَن نَّتَّخِذَ مِن دُونِكَ مِنْ أَوْلِيَآءَ وَلَٰكِن مَّتَّعْتَهُمْ وَءَابَآءَهُمْ حَتَّىٰ نَسُوا۟ ٱلذِّكْرَ وَكَانُوا۟ قَوْمًۢا بُورًۭا ﴿١٨﴾
Zij zullen antwoorden: God verhoede! Het was ons onmogelijk, andere beschermers buiten u te kiezen, maar gij veroorloofdet hun en hunnen vaderen overvloed te genieten, waardoor zij uwe vermaning vergaten, en verloren gingen.
Zij zullen zeggen: \"Heilig bent U, het past ons niet dat wij buiten U beschermers genomen hebben, maar U hebt hen en hun vaderen laten genieten totdat zij de vermaning vergaten en een vernietigd volk geworden waren.\"
Zij zullen zeggen: \"Heilig bent U, het past ons niet dat wij buiten U beschermers genomen hebben, maar U hebt hen en hun vaderen laten genieten totdat zij de vermaning vergaten en een vernietigd volk geworden waren.\"
فَقَدْ كَذَّبُوكُم بِمَا تَقُولُونَ فَمَا تَسْتَطِيعُونَ صَرْفًۭا وَلَا نَصْرًۭا ۚ وَمَن يَظْلِم مِّنكُمْ نُذِقْهُ عَذَابًۭا كَبِيرًۭا ﴿١٩﴾
En God zal tot hunne aanbidders zeggen: Thans hebben deze u van leugen overtuigd in hetgeen gij zegt. Zij kunnen noch uwe straf afwenden, noch u eenige ondersteuning schenken. En dengenen van u die aan onrechtvaardigheid schuldig zal zijn zullen wij eene gestrenge pijniging doen ondergaan.
(Allah zal zeggen:) \"Zij hebben jullie van leugens beticht over wat jullie zeiden. Jullie zijn niet in staat (de bestraffing) af te wenden en (er is) geen hulp. En wie van jullie onrecht pleegt: hem doen Wij de grootste bestraffing proeven.\"
(Allah zal zeggen:) \"Zij hebben jullie van leugens beticht over wat jullie zeiden. Jullie zijn niet in staat (de bestraffing) af te wenden en (er is) geen hulp. En wie van jullie onrecht pleegt: hem doen Wij de grootste bestraffing proeven.\"
وَمَآ أَرْسَلْنَا قَبْلَكَ مِنَ ٱلْمُرْسَلِينَ إِلَّآ إِنَّهُمْ لَيَأْكُلُونَ ٱلطَّعَامَ وَيَمْشُونَ فِى ٱلْأَسْوَاقِ ۗ وَجَعَلْنَا بَعْضَكُمْ لِبَعْضٍۢ فِتْنَةً أَتَصْبِرُونَ ۗ وَكَانَ رَبُّكَ بَصِيرًۭا ﴿٢٠﴾
Wij hebben geene gezanten, vóór u gezonden dan die, als de andere menschen, voedsel nuttigden en door de straten wandelden, en wij maakten sommigen uwer tot een middel ter beproeving voor anderen. Wilt gij met geduld volharden, nu uw Heer uwe volharding gadeslaat.
En Wij zonden geen Boodschappers vóór jou, of zij aten voedsel en zij gingen op de markten rond. En Wij hebben sommigen van jullie tot een beproeving voor anderen gemaakt: zullen jullie geduld hebben? En jouw Heer is Alziende.
En Wij zonden geen Boodschappers vóór jou, of zij aten voedsel en zij gingen op de markten rond. En Wij hebben sommigen van jullie tot een beproeving voor anderen gemaakt: zullen jullie geduld hebben? En jouw Heer is Alziende.
۞ وَقَالَ ٱلَّذِينَ لَا يَرْجُونَ لِقَآءَنَا لَوْلَآ أُنزِلَ عَلَيْنَا ٱلْمَلَٰٓئِكَةُ أَوْ نَرَىٰ رَبَّنَا ۗ لَقَدِ ٱسْتَكْبَرُوا۟ فِىٓ أَنفُسِهِمْ وَعَتَوْ عُتُوًّۭا كَبِيرًۭا ﴿٢١﴾
Zij die niet hopen ons bij de opstanding te ontmoeten, zeggen: Zoolang de engelen niet tot ons worden nedergezonden, of wij zelven onzen Heer niet zien, zullen wij niet gelooven. Waarlijk, zij gedragen zich overmoedig en hebben op vreeselijke wijze gezondigd.
En degenen die niet op de ontmoeting met Ons hopen, zeiden: \"Waren de Engelen maar tot ons neergezonden of zagen wij onze Heer maar!\" Voorzeker, zij zijn arrogant over zichzelf en zij overtreden met een grote overtreding.
En degenen die niet op de ontmoeting met Ons hopen, zeiden: \"Waren de Engelen maar tot ons neergezonden of zagen wij onze Heer maar!\" Voorzeker, zij zijn arrogant over zichzelf en zij overtreden met een grote overtreding.
يَوْمَ يَرَوْنَ ٱلْمَلَٰٓئِكَةَ لَا بُشْرَىٰ يَوْمَئِذٍۢ لِّلْمُجْرِمِينَ وَيَقُولُونَ حِجْرًۭا مَّحْجُورًۭا ﴿٢٢﴾
Op den dag waarop zij de engelen zullen zien komen, zullen er geene blijde tijdingen voor de zondaren zijn, en zij zullen zeggen: Dit zij verre van ons verwijderd.
Op de Dag waarop zij de Engelen zullen zien, op die Dag zal er geen verheugende tijding voor de misdadigers zijn, en zij zullen zeggen: \"(Weest) ver verwijderd!\"
Op de Dag waarop zij de Engelen zullen zien, op die Dag zal er geen verheugende tijding voor de misdadigers zijn, en zij zullen zeggen: \"(Weest) ver verwijderd!\"
وَقَدِمْنَآ إِلَىٰ مَا عَمِلُوا۟ مِنْ عَمَلٍۢ فَجَعَلْنَٰهُ هَبَآءًۭ مَّنثُورًا ﴿٢٣﴾
Dan zullen wij komen tot de werken, welke zij gewrocht hebben, en wij zullen die tot stof maken, dat naar alle zijden wordt heenverspreid.
En Wij wenden Ons tot de daden die zij hebben verricht en Wij maken die tot verstrooid stof.
En Wij wenden Ons tot de daden die zij hebben verricht en Wij maken die tot verstrooid stof.
أَصْحَٰبُ ٱلْجَنَّةِ يَوْمَئِذٍ خَيْرٌۭ مُّسْتَقَرًّۭا وَأَحْسَنُ مَقِيلًۭا ﴿٢٤﴾
Op dien dag zullen zij, welke voor het paradijs zijn bestemd, gelukzalig in hun verblijf wezen, en des middags eene heerlijke rustplaats hebben.
De bewoners van het Paradijs zullen op die Dag, een goede verblijfplaats hebben en een betere rustplaats.
De bewoners van het Paradijs zullen op die Dag, een goede verblijfplaats hebben en een betere rustplaats.
وَيَوْمَ تَشَقَّقُ ٱلسَّمَآءُ بِٱلْغَمَٰمِ وَنُزِّلَ ٱلْمَلَٰٓئِكَةُ تَنزِيلًا ﴿٢٥﴾
Op dien dag zal de hemel door de wolken gekliefd en de engelen zullen nedergezonden worden en zichtbaar nederdalen;
En (gedenkt) de Dag waarop de hemel met de wolken uiteen zal splijten en de Engelen neerdalen.
En (gedenkt) de Dag waarop de hemel met de wolken uiteen zal splijten en de Engelen neerdalen.
ٱلْمُلْكُ يَوْمَئِذٍ ٱلْحَقُّ لِلرَّحْمَٰنِ ۚ وَكَانَ يَوْمًا عَلَى ٱلْكَٰفِرِينَ عَسِيرًۭا ﴿٢٦﴾
Op dien dag zal het ware koninkrijk geheel aan den Barmhartige toebehooren, en die dag zal moeielijk zijn voor de ongeloovige.
De ware heerschappij zal op die Dag toebehoren aan de Barmhartige en het zal een moeilijke Dag zijn voor de ongelovigen.
De ware heerschappij zal op die Dag toebehoren aan de Barmhartige en het zal een moeilijke Dag zijn voor de ongelovigen.
وَيَوْمَ يَعَضُّ ٱلظَّالِمُ عَلَىٰ يَدَيْهِ يَقُولُ يَٰلَيْتَنِى ٱتَّخَذْتُ مَعَ ٱلرَّسُولِ سَبِيلًۭا ﴿٢٧﴾
Op dien dag zal de onrechtvaardige uit angst en wanhoop, in zijne handen bijten, en zeggen: Ach! had ik slechts den weg der waarheid met den gezant gekozen.
En (gedenkt) de Dag waarop de onrechtvaardige op zijn handen bijt, terwijl hij zegt: \"Had ik maar een Weg genomen met de Boodschapper!
En (gedenkt) de Dag waarop de onrechtvaardige op zijn handen bijt, terwijl hij zegt: \"Had ik maar een Weg genomen met de Boodschapper!
يَٰوَيْلَتَىٰ لَيْتَنِى لَمْ أَتَّخِذْ فُلَانًا خَلِيلًۭا ﴿٢٨﴾
Wee over mij! Ach! had ik niet zulk een tot mijn vriend gekozen.
Wee mij! Had ik maar niet zo'n ongelovige als boezemvriend genomen.
Wee mij! Had ik maar niet zo'n ongelovige als boezemvriend genomen.
لَّقَدْ أَضَلَّنِى عَنِ ٱلذِّكْرِ بَعْدَ إِذْ جَآءَنِى ۗ وَكَانَ ٱلشَّيْطَٰنُ لِلْإِنسَٰنِ خَذُولًۭا ﴿٢٩﴾
Hij lokte mij van Gods vermaning af, nadat die tot mij was gekomen; want de duivel is de verrader van den mensch.
Voorzeker, hij heeft mij doen afdwalen van de Vermaning nadat die tot mij gekomen was: en de Satan is de mensen ontrouw!\"
Voorzeker, hij heeft mij doen afdwalen van de Vermaning nadat die tot mij gekomen was: en de Satan is de mensen ontrouw!\"
وَقَالَ ٱلرَّسُولُ يَٰرَبِّ إِنَّ قَوْمِى ٱتَّخَذُوا۟ هَٰذَا ٱلْقُرْءَانَ مَهْجُورًۭا ﴿٣٠﴾
En de gezant zal zeggen: O Heer! mijn volk acht dezen Koran als een ijdel samenstelsel.
En de Boodschapper zei: \"O mijn Heer, voorwaar, mijn volk heefl deze Koran achtergelaten.
En de Boodschapper zei: \"O mijn Heer, voorwaar, mijn volk heefl deze Koran achtergelaten.
وَكَذَٰلِكَ جَعَلْنَا لِكُلِّ نَبِىٍّ عَدُوًّۭا مِّنَ ٱلْمُجْرِمِينَ ۗ وَكَفَىٰ بِرَبِّكَ هَادِيًۭا وَنَصِيرًۭا ﴿٣١﴾
Op dezelfde wijze hebben wij iederen profeet de zondaren tot vijanden gegeven. Maar uw Heer is een voldoend leider en verdediger.
En zo hebben Wij voor iedere Profeet een vijand gemaakt onder de misdadigers. Maar jouw Heer is voldoende als Leider en Helper.
En zo hebben Wij voor iedere Profeet een vijand gemaakt onder de misdadigers. Maar jouw Heer is voldoende als Leider en Helper.
وَقَالَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ لَوْلَا نُزِّلَ عَلَيْهِ ٱلْقُرْءَانُ جُمْلَةًۭ وَٰحِدَةًۭ ۚ كَذَٰلِكَ لِنُثَبِّتَ بِهِۦ فُؤَادَكَ ۖ وَرَتَّلْنَٰهُ تَرْتِيلًۭا ﴿٣٢﴾
De ongeloovigen zeggen: Zoolang de Koran hem niet in zijn geheel en op eens worde nedergezonden, zullen wij niet gelooven. Maar wij hebben dien op deze wijze geopenbaard, opdat wij daardoor uw hart zouden mogen bevestigen, en wij hebben die allengs, bij onderscheiden gedeelten voorgezegd.
En degenen die ongelovig zijn, zeggen: \"Was de Koran maar in één keer volledig aan hem neergezonden..,\" (Maar) zo hebben Wij daarmee jouw hart versterkt (O Moehammad), en Wij hebben hem regelmatig doen voordragen.
En degenen die ongelovig zijn, zeggen: \"Was de Koran maar in één keer volledig aan hem neergezonden..,\" (Maar) zo hebben Wij daarmee jouw hart versterkt (O Moehammad), en Wij hebben hem regelmatig doen voordragen.
وَلَا يَأْتُونَكَ بِمَثَلٍ إِلَّا جِئْنَٰكَ بِٱلْحَقِّ وَأَحْسَنَ تَفْسِيرًا ﴿٣٣﴾
Zij zullen nimmer met een vreemde vraag tot u komen, of wij zullen u de waarheid tot antwoord en eene uitmuntende uitlegging brengen.
En zij komen niet met een rare vraag tot jou, of Wij brengen jou de waarheid en een mooiere uitleg.
En zij komen niet met een rare vraag tot jou, of Wij brengen jou de waarheid en een mooiere uitleg.
ٱلَّذِينَ يُحْشَرُونَ عَلَىٰ وُجُوهِهِمْ إِلَىٰ جَهَنَّمَ أُو۟لَٰٓئِكَ شَرٌّۭ مَّكَانًۭا وَأَضَلُّ سَبِيلًۭا ﴿٣٤﴾
Zij die op hunne aangezichten in de hel zullen worden geworpen, zullen in den ellendigsten toestand verkeeren en het verst van den weg des heils verwijderd zijn.
Degenen die op hun gezichten bij de Hel verzameld zullen worden zijn degenen met de slechtste plaats en zijn het verst afgedwaald van de Weg.
Degenen die op hun gezichten bij de Hel verzameld zullen worden zijn degenen met de slechtste plaats en zijn het verst afgedwaald van de Weg.
وَلَقَدْ ءَاتَيْنَا مُوسَى ٱلْكِتَٰبَ وَجَعَلْنَا مَعَهُۥٓ أَخَاهُ هَٰرُونَ وَزِيرًۭا ﴿٣٥﴾
Wij gaven vroeger aan Mozes het boek der wet, en wij wezen hem Aäron, zijn broeder, tot raadgever aan.
Voorzeker, Wij hebben aan Môesa de Schrift gegeven. En Wij hebben zijn broeder Hârôen aangewezen als rechterhand.
Voorzeker, Wij hebben aan Môesa de Schrift gegeven. En Wij hebben zijn broeder Hârôen aangewezen als rechterhand.
فَقُلْنَا ٱذْهَبَآ إِلَى ٱلْقَوْمِ ٱلَّذِينَ كَذَّبُوا۟ بِـَٔايَٰتِنَا فَدَمَّرْنَٰهُمْ تَدْمِيرًۭا ﴿٣٦﴾
En wij zeiden tot hen: Gaat tot het volk dat onze teekenen van valschheid beschuldigt. En wij verdelgen hem met eene volslagen vernietiging.
Toen zelden Wij: \"Gaat naar het volk dat Onze Tekenen loochent,\" en Wij vernietigden hen met een volledige vernietiging.
Toen zelden Wij: \"Gaat naar het volk dat Onze Tekenen loochent,\" en Wij vernietigden hen met een volledige vernietiging.
وَقَوْمَ نُوحٍۢ لَّمَّا كَذَّبُوا۟ ٱلرُّسُلَ أَغْرَقْنَٰهُمْ وَجَعَلْنَٰهُمْ لِلنَّاسِ ءَايَةًۭ ۖ وَأَعْتَدْنَا لِلظَّٰلِمِينَ عَذَابًا أَلِيمًۭا ﴿٣٧﴾
En herdenk het volk van Noach, toen zij onze gezanten van bedrog beschuldigden; wij verdronken hen en maakten hen tot een teeken onder de menschen. En wij hebben voor den onrechtvaardige een pijnlijke straf gereed gemaakt.
En Wij verdronken het volk van Nôeh toen zij de Boodschappers loochenden. En Wij maakten hen tot een teken voor de mensheid. En Wij hebben voor de onrechtplegers een pijnlijke bestraffing voorbereid.
En Wij verdronken het volk van Nôeh toen zij de Boodschappers loochenden. En Wij maakten hen tot een teken voor de mensheid. En Wij hebben voor de onrechtplegers een pijnlijke bestraffing voorbereid.
وَعَادًۭا وَثَمُودَا۟ وَأَصْحَٰبَ ٱلرَّسِّ وَقُرُونًۢا بَيْنَ ذَٰلِكَ كَثِيرًۭا ﴿٣٨﴾
Gedenk ook Ad en Thamoed, en zij die te al Rass woonden, en vele andere geslachten in dat tijdperk.
En (Wij vernietigden de volken van de) 'Âd en Tsamôed en het volk van Rass en vele generaties daartussen.
En (Wij vernietigden de volken van de) 'Âd en Tsamôed en het volk van Rass en vele generaties daartussen.
وَكُلًّۭا ضَرَبْنَا لَهُ ٱلْأَمْثَٰلَ ۖ وَكُلًّۭا تَبَّرْنَا تَتْبِيرًۭا ﴿٣٩﴾
Aan ieder hunner stelden wij voorbeelden ter zijner vermaning, en ieder hunner verdelgden wij door eene geheele vernietiging.
En voor ieder maakten Wij de gelijkenissen en eik vernietigden Wij met een volledige vernietiging.
En voor ieder maakten Wij de gelijkenissen en eik vernietigden Wij met een volledige vernietiging.
وَلَقَدْ أَتَوْا۟ عَلَى ٱلْقَرْيَةِ ٱلَّتِىٓ أُمْطِرَتْ مَطَرَ ٱلسَّوْءِ ۚ أَفَلَمْ يَكُونُوا۟ يَرَوْنَهَا ۚ بَلْ كَانُوا۟ لَا يَرْجُونَ نُشُورًۭا ﴿٤٠﴾
De Koreïshieten zijn de stad dikwijls voorbij getrokken, waarop wij een vreeselijke regen hebben doen nedervallen. Hebben zij niet gezien waar die eens stond? Maar zij hopen niet te worden opgewekt.
En voorzeker, zij (de ongelovigen) kwamen voorbij de stad, waarop een slechte regen geregend had. Hebben zij dat dan niet gezien? Maar nee, zij hoopten niet tot leven gebracht te worden.
En voorzeker, zij (de ongelovigen) kwamen voorbij de stad, waarop een slechte regen geregend had. Hebben zij dat dan niet gezien? Maar nee, zij hoopten niet tot leven gebracht te worden.
وَإِذَا رَأَوْكَ إِن يَتَّخِذُونَكَ إِلَّا هُزُوًا أَهَٰذَا ٱلَّذِى بَعَثَ ٱللَّهُ رَسُولًا ﴿٤١﴾
Als zij u zien, zullen zij u slechts met spot ontvangen, zeggende: Is hij dat, dien God als zijn gezant heeft gezonden?
En wanneer Zij jou zien (O Moehammad), nemen zij jou slechts tot onderwerp van bespotting: \"Is die het die Allah als Boodschapper heeft gestuurd?
En wanneer Zij jou zien (O Moehammad), nemen zij jou slechts tot onderwerp van bespotting: \"Is die het die Allah als Boodschapper heeft gestuurd?
إِن كَادَ لَيُضِلُّنَا عَنْ ءَالِهَتِنَا لَوْلَآ أَن صَبَرْنَا عَلَيْهَا ۚ وَسَوْفَ يَعْلَمُونَ حِينَ يَرَوْنَ ٱلْعَذَابَ مَنْ أَضَلُّ سَبِيلًا ﴿٤٢﴾
Waarlijk, hij had ons bijna van de aanbidding van onze goden afgetrokken, indien wij niet gestreng waren blijven volharden in onze onderwerping aan hen. Maar als zij de straf zullen zien, welke voor hen is gereed gemaakt, zullen zij 't hierna weten, wie meer van het rechte pad is afgedwaald.
Hij had ons bijna van onze goden doen afdwalen, als wij niet geduldig met hen gebleven waren.\" Maar zij zullen weten, wanneer zij de bestraffing zien, wie het verst van de Weg afgedwaald is.
Hij had ons bijna van onze goden doen afdwalen, als wij niet geduldig met hen gebleven waren.\" Maar zij zullen weten, wanneer zij de bestraffing zien, wie het verst van de Weg afgedwaald is.
أَرَءَيْتَ مَنِ ٱتَّخَذَ إِلَٰهَهُۥ هَوَىٰهُ أَفَأَنتَ تَكُونُ عَلَيْهِ وَكِيلًا ﴿٤٣﴾
Wat denkt gij? Zult gij de beschermer wezen van hem, die zijn hartstocht tot zijn God heeft genomen?
Heb jij degene gezien, die zijn begeerten als zijn god neemt? Zou jij een beschermer voor hem zijn?
Heb jij degene gezien, die zijn begeerten als zijn god neemt? Zou jij een beschermer voor hem zijn?
أَمْ تَحْسَبُ أَنَّ أَكْثَرَهُمْ يَسْمَعُونَ أَوْ يَعْقِلُونَ ۚ إِنْ هُمْ إِلَّا كَٱلْأَنْعَٰمِ ۖ بَلْ هُمْ أَضَلُّ سَبِيلًا ﴿٤٤﴾
Verbeeldt gij u dat het grootste gedeelte hunner hoort of begrijpt? Zij zijn slechts gelijk aan het redelooze vee, ja, zij dwalen meer van het ware pad af.
Of denk jij dat de meesten van hen horen of begrijpen? Zij zijn slechts als vee, erger nog, zij zijn het verst afgedwaald van de Weg.
Of denk jij dat de meesten van hen horen of begrijpen? Zij zijn slechts als vee, erger nog, zij zijn het verst afgedwaald van de Weg.
أَلَمْ تَرَ إِلَىٰ رَبِّكَ كَيْفَ مَدَّ ٱلظِّلَّ وَلَوْ شَآءَ لَجَعَلَهُۥ سَاكِنًۭا ثُمَّ جَعَلْنَا ٱلشَّمْسَ عَلَيْهِ دَلِيلًۭا ﴿٤٥﴾
Beschouwt gij de werken van uwen Heer niet, hoe hij de schaduw vóór het opgaan der zon uitdrijft? Indien het hem had behaagd, zou hij deze voor eeuwig onbewegelijk hebben gemaakt. Daarna doen wij de zon oprijzen en tot gids strekken.
Zie jij niet hoe jouw Heer de schaduwen verlengt? En als Hij het had gewild, had Hij die zeker kunnen doen stilstaan. Toen hebben Wij de zon tot een wijzer gemaakt.
Zie jij niet hoe jouw Heer de schaduwen verlengt? En als Hij het had gewild, had Hij die zeker kunnen doen stilstaan. Toen hebben Wij de zon tot een wijzer gemaakt.
ثُمَّ قَبَضْنَٰهُ إِلَيْنَا قَبْضًۭا يَسِيرًۭا ﴿٤٦﴾
En daarna verminderen wij die gemakkelijk.
Vervolgens trokken Wij haar (rond het middaguur) naar Ons toe, een geleidelijke terugtrekking.
Vervolgens trokken Wij haar (rond het middaguur) naar Ons toe, een geleidelijke terugtrekking.
وَهُوَ ٱلَّذِى جَعَلَ لَكُمُ ٱلَّيْلَ لِبَاسًۭا وَٱلنَّوْمَ سُبَاتًۭا وَجَعَلَ ٱلنَّهَارَ نُشُورًۭا ﴿٤٧﴾
Hij is het, die den nacht bevolen heeft, u als een kleed te dekken, en de slaap om u rust geven, en hij heeft den dag voor het waken ingesteld.
En Hij is Degene Die de nacht als een kledingstuk voor jullie heeft gemaakt en de slaap om uit te rusten. En Hij heeft de dag gemaakt om wakker te zijn (om te werken).
En Hij is Degene Die de nacht als een kledingstuk voor jullie heeft gemaakt en de slaap om uit te rusten. En Hij heeft de dag gemaakt om wakker te zijn (om te werken).
وَهُوَ ٱلَّذِىٓ أَرْسَلَ ٱلرِّيَٰحَ بُشْرًۢا بَيْنَ يَدَىْ رَحْمَتِهِۦ ۚ وَأَنزَلْنَا مِنَ ٱلسَّمَآءِ مَآءًۭ طَهُورًۭا ﴿٤٨﴾
Hij is het, die de winden zendt, door welke de waterwolken voortdrijven, als de voorboden zijner genade; en wij zenden zuiver water van den hemel neder.
En Hij is Degene Die de winden, als brengers van verheugende tijdingen voor Zijn Barmhartigheid uit heeft gestuurd. En Wij doen puur water uit hemel neerdalen.
En Hij is Degene Die de winden, als brengers van verheugende tijdingen voor Zijn Barmhartigheid uit heeft gestuurd. En Wij doen puur water uit hemel neerdalen.
لِّنُحْۦِىَ بِهِۦ بَلْدَةًۭ مَّيْتًۭا وَنُسْقِيَهُۥ مِمَّا خَلَقْنَآ أَنْعَٰمًۭا وَأَنَاسِىَّ كَثِيرًۭا ﴿٤٩﴾
Opdat wij daardoor eene doode streek zouden doen herleven, en om daarmede te drenken hetgeen wij hebben geschapen, zoowel vee als menschen, in grooten getale.
Opdat Wij hiermee droog land vruchtbaar maken en om water te geven aan wat Wij geschapen hebben: vee en veel mensen.
Opdat Wij hiermee droog land vruchtbaar maken en om water te geven aan wat Wij geschapen hebben: vee en veel mensen.
وَلَقَدْ صَرَّفْنَٰهُ بَيْنَهُمْ لِيَذَّكَّرُوا۟ فَأَبَىٰٓ أَكْثَرُ ٱلنَّاسِ إِلَّا كُفُورًۭا ﴿٥٠﴾
En wij verdeelen het onder hen op verschillende tijden, opdat zij zouden mogen overdenken; maar het grootste deel der menschen weigert, alleen uit ondankbaarheid, te overwegen.
En voorzeker, Wij hebben dit (geven van water) onder hen afgewisseld, opdat zij er een lering uit trekken. Maar de meeste mensen weigeren, behalve ondankbaarheid.
En voorzeker, Wij hebben dit (geven van water) onder hen afgewisseld, opdat zij er een lering uit trekken. Maar de meeste mensen weigeren, behalve ondankbaarheid.
وَلَوْ شِئْنَا لَبَعَثْنَا فِى كُلِّ قَرْيَةٍۢ نَّذِيرًۭا ﴿٥١﴾
Indien het ons zou hebben behaagd, hadden wij een spreker naar iedere stad gezonden.
En als Wij het gewild hadden, dan hadden Wij zeker naar iedere stad een waarschuwer gestuurd.
En als Wij het gewild hadden, dan hadden Wij zeker naar iedere stad een waarschuwer gestuurd.
فَلَا تُطِعِ ٱلْكَٰفِرِينَ وَجَٰهِدْهُم بِهِۦ جِهَادًۭا كَبِيرًۭا ﴿٥٢﴾
Gehoorzaam dus den ongeloovigen niet, maar bied hun met dit boek een hevigen weerstand.
Gehoorzaarn daarom de ongelovigen niet en vecht tegen hen met een grote strijd.
Gehoorzaarn daarom de ongelovigen niet en vecht tegen hen met een grote strijd.
۞ وَهُوَ ٱلَّذِى مَرَجَ ٱلْبَحْرَيْنِ هَٰذَا عَذْبٌۭ فُرَاتٌۭ وَهَٰذَا مِلْحٌ أُجَاجٌۭ وَجَعَلَ بَيْنَهُمَا بَرْزَخًۭا وَحِجْرًۭا مَّحْجُورًۭا ﴿٥٣﴾
Hij is het die de twee zeeën heeft vereenigd: deze zoet en verfrisschend, gene, zout en bitter, en hij heeft eene afscheiding tusschen haar geplaatst, en eene grens die niet overschreden kan worden.
Hij is Degem Die de twee zeeën naast elkaar doet stromen, de een zoet en fris van smaak, de ander zout en bitter. En Hij heeft een afscheiding tussen hen geplaatst, en (die is) als een onverbrugbare afscheiding.
Hij is Degem Die de twee zeeën naast elkaar doet stromen, de een zoet en fris van smaak, de ander zout en bitter. En Hij heeft een afscheiding tussen hen geplaatst, en (die is) als een onverbrugbare afscheiding.
وَهُوَ ٱلَّذِى خَلَقَ مِنَ ٱلْمَآءِ بَشَرًۭا فَجَعَلَهُۥ نَسَبًۭا وَصِهْرًۭا ۗ وَكَانَ رَبُّكَ قَدِيرًۭا ﴿٥٤﴾
Hij is het die den mensch van water heeft geschapen en de banden des bloeds en der verwantschap tusschen hen heeft doen ontstaan; want uw Heer is machtig.
En Hij is Degene Die de mens heeft geschapen uit water en vervolgens heeft Hij hem nageslacht en aangetrouwdheid gegeven. En jouw Heer is Almachtig.
En Hij is Degene Die de mens heeft geschapen uit water en vervolgens heeft Hij hem nageslacht en aangetrouwdheid gegeven. En jouw Heer is Almachtig.
وَيَعْبُدُونَ مِن دُونِ ٱللَّهِ مَا لَا يَنفَعُهُمْ وَلَا يَضُرُّهُمْ ۗ وَكَانَ ٱلْكَافِرُ عَلَىٰ رَبِّهِۦ ظَهِيرًۭا ﴿٥٥﴾
Zij aanbidden naast God datgene wat hen deren noch bevoordeelen kan, en de ongeloovige is een medestander van de duivel tegen zijn Heer.
En zij aanbidden dat naast Allah wat hen niet kan baten en niet kan schaden. En de ongelovige is een helper (van de Satan) tegen zijn Heer.
En zij aanbidden dat naast Allah wat hen niet kan baten en niet kan schaden. En de ongelovige is een helper (van de Satan) tegen zijn Heer.
وَمَآ أَرْسَلْنَٰكَ إِلَّا مُبَشِّرًۭا وَنَذِيرًۭا ﴿٥٦﴾
Wij hebben u slechts gezonden om een boodschapper van goede tijdingen te zijn en tot bedreiging.
En Wij hebben jou slechts gestuurd als een brenger van verbeugende tijdingen en als een waarschuwer.
En Wij hebben jou slechts gestuurd als een brenger van verbeugende tijdingen en als een waarschuwer.
قُلْ مَآ أَسْـَٔلُكُمْ عَلَيْهِ مِنْ أَجْرٍ إِلَّا مَن شَآءَ أَن يَتَّخِذَ إِلَىٰ رَبِّهِۦ سَبِيلًۭا ﴿٥٧﴾
Zeg: ik vraag van u geene belooning voor deze mijne prediking, behalve de bekeering van hem, die begeeren zal, den weg van zijn Heer te kiezen.
Zeg (O Moehammad): \"Ik vraag van jullie hiervoor geen beloning anders dan dat men de Weg tot zijn Heer wil nemen.
Zeg (O Moehammad): \"Ik vraag van jullie hiervoor geen beloning anders dan dat men de Weg tot zijn Heer wil nemen.
وَتَوَكَّلْ عَلَى ٱلْحَىِّ ٱلَّذِى لَا يَمُوتُ وَسَبِّحْ بِحَمْدِهِۦ ۚ وَكَفَىٰ بِهِۦ بِذُنُوبِ عِبَادِهِۦ خَبِيرًا ﴿٥٨﴾
En stel uw vertrouwen in hem die leeft en niet sterft, en verkondig zijn lof (hij is voldoende bekend met de zonden zijner dienaren).
En vertrouw op de Levende, Die niet sterft en prijs Zijn lof. En Hij is voldoende als Alwetende over de zonden van Zijn dieneren.
En vertrouw op de Levende, Die niet sterft en prijs Zijn lof. En Hij is voldoende als Alwetende over de zonden van Zijn dieneren.
ٱلَّذِى خَلَقَ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضَ وَمَا بَيْنَهُمَا فِى سِتَّةِ أَيَّامٍۢ ثُمَّ ٱسْتَوَىٰ عَلَى ٱلْعَرْشِ ۚ ٱلرَّحْمَٰنُ فَسْـَٔلْ بِهِۦ خَبِيرًۭا ﴿٥٩﴾
Die in zes dagen de hemelen en de aarde heeft geschapen en alles wat daartusschen is, en daarna zijn troon besteeg. De Barmhartige: vraag den wijze nopens hem.
Diegene Die de hemel en de aarde en alles wat daartussen is geschapen heeft in zes dagen. Vervolgens zetelde Hij zich op de Troon, Hij is de Erbarmer, vraag over Hem aan degene die daarover het meeste weet.
Diegene Die de hemel en de aarde en alles wat daartussen is geschapen heeft in zes dagen. Vervolgens zetelde Hij zich op de Troon, Hij is de Erbarmer, vraag over Hem aan degene die daarover het meeste weet.
وَإِذَا قِيلَ لَهُمُ ٱسْجُدُوا۟ لِلرَّحْمَٰنِ قَالُوا۟ وَمَا ٱلرَّحْمَٰنُ أَنَسْجُدُ لِمَا تَأْمُرُنَا وَزَادَهُمْ نُفُورًۭا ۩ ﴿٦٠﴾
Als den ongeloovige wordt gezegd: Aanbidt den Genadige! hernemen zij: En wie is de Genadige? Zullen wij aanbidden wat gij ons beveelt? En dit voorschrift doet hen het geloof nog meer ontvluchten.
En als er tot hun gezegd wordt: \"Kniel voor de Erbarmer,\" zeggen zij: \"Wie is de Erbarmer, zouden wij knielen voor wat jij ons beveelt?\" En het doet hun afkeer toenemen.
En als er tot hun gezegd wordt: \"Kniel voor de Erbarmer,\" zeggen zij: \"Wie is de Erbarmer, zouden wij knielen voor wat jij ons beveelt?\" En het doet hun afkeer toenemen.
تَبَارَكَ ٱلَّذِى جَعَلَ فِى ٱلسَّمَآءِ بُرُوجًۭا وَجَعَلَ فِيهَا سِرَٰجًۭا وَقَمَرًۭا مُّنِيرًۭا ﴿٦١﴾
Gezegend zij hij die de twaalf teekenen in de hemelen heeft gesteld, en daarin des daags eene lamp plaatste en de maan die des nachts schijnt.
Gezegend is Degene Die de sterrenstelsels in de hemel heeft gemaakt en daarin een lamp (de zon) en een verlichtende maan heeft geplaatst.
Gezegend is Degene Die de sterrenstelsels in de hemel heeft gemaakt en daarin een lamp (de zon) en een verlichtende maan heeft geplaatst.
وَهُوَ ٱلَّذِى جَعَلَ ٱلَّيْلَ وَٱلنَّهَارَ خِلْفَةًۭ لِّمَنْ أَرَادَ أَن يَذَّكَّرَ أَوْ أَرَادَ شُكُورًۭا ﴿٦٢﴾
Hij is het die den nacht en dag bevolen heeft elkander op volgen, voor hem die overwegen wil, of zijne dankbaarheid verlangt te betoonen.
En Hij is Degene Die de nacht en de dag doet afwisselen voor wie er een lering uit wil trekken of dankbaar wil zijn.
En Hij is Degene Die de nacht en de dag doet afwisselen voor wie er een lering uit wil trekken of dankbaar wil zijn.
وَعِبَادُ ٱلرَّحْمَٰنِ ٱلَّذِينَ يَمْشُونَ عَلَى ٱلْأَرْضِ هَوْنًۭا وَإِذَا خَاطَبَهُمُ ٱلْجَٰهِلُونَ قَالُوا۟ سَلَٰمًۭا ﴿٦٣﴾
De dienaren van den Barmhartige zijn zij, die zedig op de aarde wandelen, en die, als de onwetende tot hen spreekt, antwoorden: Vrede.
En de dienaren van de Erbarmer zijn degenen die bescheiden op aarde rondgaan. En als onwetenden hen aanspreken, zeggen zij: \"Salâm!\" (Vrede)
En de dienaren van de Erbarmer zijn degenen die bescheiden op aarde rondgaan. En als onwetenden hen aanspreken, zeggen zij: \"Salâm!\" (Vrede)
وَٱلَّذِينَ يَبِيتُونَ لِرَبِّهِمْ سُجَّدًۭا وَقِيَٰمًۭا ﴿٦٤﴾
En die de nacht doorbrengen in de aanbidding van hunnen Heer, opstaande om tot hem te bidden.
En degenen die de nacht doorbrengen, terwijl zij voor hun Heer knielen en staan (in hun shalât).
En degenen die de nacht doorbrengen, terwijl zij voor hun Heer knielen en staan (in hun shalât).
وَٱلَّذِينَ يَقُولُونَ رَبَّنَا ٱصْرِفْ عَنَّا عَذَابَ جَهَنَّمَ ۖ إِنَّ عَذَابَهَا كَانَ غَرَامًا ﴿٦٥﴾
En die zeggen: O Heer! leid ons van de pijniging der hel af; want de marteling daarvan duurt eeuwig.
En degenen die zeggen: \"Onze Heer, wend de bestraffing van de Hel van ons af. Voorwaar, haar bestraffing is een voortdurende kwelling.
En degenen die zeggen: \"Onze Heer, wend de bestraffing van de Hel van ons af. Voorwaar, haar bestraffing is een voortdurende kwelling.
إِنَّهَا سَآءَتْ مُسْتَقَرًّۭا وَمُقَامًۭا ﴿٦٦﴾
Waarlijk, het is een ellendig verblijf en eene slechte rustplaats.
Voorwaar, het is een zeer slechte vestiging en verblijfplaats.\"
Voorwaar, het is een zeer slechte vestiging en verblijfplaats.\"
وَٱلَّذِينَ إِذَآ أَنفَقُوا۟ لَمْ يُسْرِفُوا۟ وَلَمْ يَقْتُرُوا۟ وَكَانَ بَيْنَ ذَٰلِكَ قَوَامًۭا ﴿٦٧﴾
Die, wanneer zij giften doen, ruim noch karig zijn; maar den juisten middenweg daartusschen in acht nemen.
En degenen die, wanneer zij besteden, niet overdrijven en niet gierig zijn, maar het midden daartussen houden.
En degenen die, wanneer zij besteden, niet overdrijven en niet gierig zijn, maar het midden daartussen houden.
وَٱلَّذِينَ لَا يَدْعُونَ مَعَ ٱللَّهِ إِلَٰهًا ءَاخَرَ وَلَا يَقْتُلُونَ ٱلنَّفْسَ ٱلَّتِى حَرَّمَ ٱللَّهُ إِلَّا بِٱلْحَقِّ وَلَا يَزْنُونَ ۚ وَمَن يَفْعَلْ ذَٰلِكَ يَلْقَ أَثَامًۭا ﴿٦٨﴾
En die geen anderen god naast den waren God aanroepen, noch de ziel dooden welke God verboden heeft te dooden, behalve voor eene rechtvaardige zaak, of die zich niet aan ontucht schuldig maken. Maar hij die dit doet, zal de vergelding zijner zonde ontmoeten.
En degenen die niet naast Allah een andere god aanroepen en die niemand doden, waarvan (het doden) door Allah verboden is, behalve volgens het recht. En die geen ontucht plegen, want wie dat doet zal een bestraffing ontmoeten.
En degenen die niet naast Allah een andere god aanroepen en die niemand doden, waarvan (het doden) door Allah verboden is, behalve volgens het recht. En die geen ontucht plegen, want wie dat doet zal een bestraffing ontmoeten.
يُضَٰعَفْ لَهُ ٱلْعَذَابُ يَوْمَ ٱلْقِيَٰمَةِ وَيَخْلُدْ فِيهِۦ مُهَانًا ﴿٦٩﴾
Zijne straf zal op den dag der opstanding verdubbeld worden, en hij zal, met schande bedekt, die eeuwig verduren.
Voor hem zal de bestraffing vermenigvuldigd worden op de Dag der Opstanding en vernederd zal hij daarin eeuwig leven.
Voor hem zal de bestraffing vermenigvuldigd worden op de Dag der Opstanding en vernederd zal hij daarin eeuwig leven.
إِلَّا مَن تَابَ وَءَامَنَ وَعَمِلَ عَمَلًۭا صَٰلِحًۭا فَأُو۟لَٰٓئِكَ يُبَدِّلُ ٱللَّهُ سَيِّـَٔاتِهِمْ حَسَنَٰتٍۢ ۗ وَكَانَ ٱللَّهُ غَفُورًۭا رَّحِيمًۭا ﴿٧٠﴾
Behalve zij die berouw betoonen en gelooven, en rechtvaardige werken doen zullen: voor hen zal God hunne vroegere zonden in goede werken veranderen; want God is vergevingsgezind en barmhartig.
Behalve degene die berouw toont en gelooft en goede daden verricht. Voor diegenen wisselt Allah hun zonden in voor goede daden. En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
Behalve degene die berouw toont en gelooft en goede daden verricht. Voor diegenen wisselt Allah hun zonden in voor goede daden. En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
وَمَن تَابَ وَعَمِلَ صَٰلِحًۭا فَإِنَّهُۥ يَتُوبُ إِلَى ٱللَّهِ مَتَابًۭا ﴿٧١﴾
En wie berouw betoont en doet wat rechtvaardig is, waarlijk, hij keert zich tot God met eene aannemelijke bekeering.
En wie berouw toont en goede daden verricht: voorwaar, hij wendt zich berouwvol tot Allah.
En wie berouw toont en goede daden verricht: voorwaar, hij wendt zich berouwvol tot Allah.
وَٱلَّذِينَ لَا يَشْهَدُونَ ٱلزُّورَ وَإِذَا مَرُّوا۟ بِٱللَّغْوِ مَرُّوا۟ كِرَامًۭا ﴿٧٢﴾
En zij die geene valsche getuigenis afleggen, en welke, als zij bij een ijdel gesprek tegenwoordig zijn, dit op betamelijke wijze ontduiken,
En (ook) degenen die geen valse getuigenis afleggen. En wanneer zij voorbijkomen aan onzinnig gepraat, gaan zij den waardig aan voorbij.
En (ook) degenen die geen valse getuigenis afleggen. En wanneer zij voorbijkomen aan onzinnig gepraat, gaan zij den waardig aan voorbij.
وَٱلَّذِينَ إِذَا ذُكِّرُوا۟ بِـَٔايَٰتِ رَبِّهِمْ لَمْ يَخِرُّوا۟ عَلَيْهَا صُمًّۭا وَعُمْيَانًۭا ﴿٧٣﴾
En die, als zij door de teekens van hunnen Heer worden vermaand, niet nedervallen alsof zij doof en blind waren, maar opstaan, en daaraan een aandachtig oor leenen.
En (ook) degenen die, waaneer zij met de Verzen van hun Heer vermaand worden, daarbij niet doof en blind neervallen.
En (ook) degenen die, waaneer zij met de Verzen van hun Heer vermaand worden, daarbij niet doof en blind neervallen.
وَٱلَّذِينَ يَقُولُونَ رَبَّنَا هَبْ لَنَا مِنْ أَزْوَٰجِنَا وَذُرِّيَّٰتِنَا قُرَّةَ أَعْيُنٍۢ وَٱجْعَلْنَا لِلْمُتَّقِينَ إِمَامًا ﴿٧٤﴾
En die zeggen: O Heer! verleen ons, in onze vrouwen en in onze kinderen, dezulken, die de voldoening onzer oogen zijn, en maak ons tot toonbeelden onder hen die u vreezen.
En (ook) degenen die zeggen: \"Onze Heer, voor ons onze echtgenotes en onze nakomelingen een verkoeling voor de ogen en maak ons leiders voor de Moettaqôen.
En (ook) degenen die zeggen: \"Onze Heer, voor ons onze echtgenotes en onze nakomelingen een verkoeling voor de ogen en maak ons leiders voor de Moettaqôen.
أُو۟لَٰٓئِكَ يُجْزَوْنَ ٱلْغُرْفَةَ بِمَا صَبَرُوا۟ وَيُلَقَّوْنَ فِيهَا تَحِيَّةًۭ وَسَلَٰمًا ﴿٧٥﴾
Deze zullen beloond worden met de hoogste afdeeling in het paradijs, opdat zij met standvastigheid hebben volhard, en zij zullen daar het heil en den vrede vinden.
Zij zijn degenen die beloond zullen worden met een ereplaats (in het Paradijs) en zij zullen daarin ontvangen worden met om begroeting en vrede.
Zij zijn degenen die beloond zullen worden met een ereplaats (in het Paradijs) en zij zullen daarin ontvangen worden met om begroeting en vrede.
خَٰلِدِينَ فِيهَا ۚ حَسُنَتْ مُسْتَقَرًّۭا وَمُقَامًۭا ﴿٧٦﴾
Eeuwig zullen zij daarin verblijven. Het zal een uitmuntend verblijf, en eene heerlijke rustplaats wezen.
Zij leven daarin eeuwig, een goede vestiging en verblijfplaats.
Zij leven daarin eeuwig, een goede vestiging en verblijfplaats.
قُلْ مَا يَعْبَؤُا۟ بِكُمْ رَبِّى لَوْلَا دُعَآؤُكُمْ ۖ فَقَدْ كَذَّبْتُمْ فَسَوْفَ يَكُونُ لِزَامًۢا ﴿٧٧﴾
Zeg: God bekreunt zich niet om u, of gij hem al dan niet aanroept: gij hebt zijn gezant reeds van bedrog beschuldigd; maar hierna, zal u eene voortdurende straf worden opgelegd.
Zeg: \"Mijn Heer zal zich niet om jullie bekommeren, indien jullie Hem niet aanroepen; waarlijk, jullie hebben (Hem) geloochend, dus is er spoedig de onvermijdbare (bestraffing).\"
Zeg: \"Mijn Heer zal zich niet om jullie bekommeren, indien jullie Hem niet aanroepen; waarlijk, jullie hebben (Hem) geloochend, dus is er spoedig de onvermijdbare (bestraffing).\"